9 maart 1978
De tijd en het eeuwigdurend Nu zijn twee zaken die een schijnbare tegenstelling vormen. Ik zal u duidelijk maken waarom. In de inleiding zal ik soms nogal moeilijke formuleringen gebruiken. Trekt u zich daar niets van aan: het wordt wel duidelijker.
Het eeuwigdurend Nu is het punt van absolute gelijktijdigheid waarin geen ruimte meer bestaat, maar het totaal van alle mogelijkheden in het “ik” zelf beleefbaar zijn. Als zodanig is er geen opeenvolging meer mogelijk, geen afmeting en geen besef in menselijke zin. De tijd daarentegen is een functie of verschijnsel van ruimte. Het betekent in wezen versnelling door ruimte waardoor er een opeenvolging van momenten ontstaat die afzonderlijk registreerbaar zijn. Gaan we uit van de mens, die is in dit alles het belangrijkst: dan kan worden gezegd: De mens heeft zolang hij op aarde leeft een genormaliseerd tijdsbesef, afhankelijk van de rotatie van zijn planeet en van de verschillende indelingen van tijd die de mensen onderling zijn overeengekomen. Dit is een zuiver stoffelijk of lichamelijk ritme dat zelfs psychisch niet geheel doeltreffend is. In de gedachte kan de tijd sneller of langzamer gaan dan de genormde aardtijd verloopt.
Geestelijk gezien is er wel een tijd, maar deze is zo volkomen afhankelijk van de werking van eigen besef en de registratie van de wereld daarbuiten, dat geen enkele norm is aan te leggen. Elk tijdsgevoel in geestelijke zin is zuiver persoonlijk en kan niet door externe factoren worden bepaald. Het zal u duidelijk zijn dat een eeuwigdurend Nu zinloos is, indien we het beschouwen vanuit een menselijke werkelijkheid.
Een mens leeft, dat wil zeggen dat er voortdurend kleine veranderingen zijn. Ik stuur een impuls af. Die impuls wordt omgezet in een woordassociatie. Die woordassociatie wordt tot woord. Het woord wordt uitgesproken, u begrijpt het of u begrijpt het niet en daarna volgt het volgende woord. Terwijl ik dit zeg, hebben zich hele ketens van mogelijkheden afgespeeld waarbij een specifieke keuze mijnerzijds of uwerzijds het eindresultaat heeft bepaald. Daarom kunnen wij menselijk gezien niet uitgaan van het eeuwigdurend Nu als een belevingsfactor. Wanneer wij desondanks in contact komen met dit eeuwigdurend Nu (dat is ook in menselijke vorm mogelijk), dan is het voor ons een absolute verstilling. Wij zijn niet in staat de gelijktijdigheid van alle mogelijkheden in ons zodanig te beseffen, dat wij weten te bestaan. Wij verliezen tijdelijk ons bestaan in menselijke zin en zullen daarna met een gevoel van kracht, van vreugde, van licht, van opluchting terugkeren in de tijd. De tijd is voor ons een cyclisch verschijnsel. Dat wil zeggen: in de tijd herhalen zich allerlei factoren. Op aarde kunnen wij ons dat het best voorstellen als de jaargetijden. Het is winter geweest, lente geworden, zomer geweest, het wordt herfst en dus komt de winter. De ene winter is niet gelijk aan de andere en ook de ene zomer is niet gelijk aan de andere, maar er is wel een zeker ritme. Als we dit ritme echter uitbreiden, dan blijkt dat het tijdsbesef van een ego kan worden uitgedrukt in een spiraal. Wij herhalen steeds dezelfde mogelijkheden en indrukken, maar in een korter tijdsbestek en tevens met een andere interpretatie of belevingsmogelijkheid. De invloeden, die we echter ontmoeten, zijn altijd weer dezelfde. Daarom wordt gezegd: De mens zelf leeft in een spiraal van tijd die eerst, als ze volledig beseft is, kan leiden tot het erkennen van het eeuwigdurend Nu waarin het ego het totaal bestaande wel in zich draagt en beseft, maar daarin geen afzonderlijke acties of functies meer uitoefent. Het is enigszins vergelijkbaar met wat men met Nirwana bedoelt. Het is een zijnde en toch een niet‑zijn, een volledig bewust registreren, maar gelijktijdig niet bewust actief zijn, omdat actie op zichzelf overbodig wordt, daar men alle dingen in zich bevat.
Kan men zeggen dat tijd eindig is? Dat is heel erg moeilijk. Aan de ene kant kan een mens zich oneindig niet voorstellen. Een oneindige tijd, wat men eeuwigheid pleegt te noemen, is in wezen niet voorstelbaar. Maar ook kan men zich het ophouden van de verschijnselen zoals ze nu bestaan evenmin voorstellen. De meest gangbare voorstelling is daarom: De tijd is een cirkel. Wie haar zo benadert, kan de cirkel overzien als een oppervlak. Wie zich echter langs de rand daarvan beweegt, denkt steeds voorwaarts te gaan, ofschoon hij in feite dezelfde weg aflegt. Voor hem is de weg eindeloos, omdat hij geen begin en geen einde heeft. Als u nu dit beeld van eeuwigheid stelt tegenover de tijdloosheid, dan krijgt u onwillekeurig een beter begrip van het eeuwigdurend Nu. Het eeuwigdurend Nu is het overzien van de gehele weg. Ook als hij geen begin of einde heeft, is dat voor ons niet belangrijk. Wij zien het geheel. Wij kennen zijn betekenis en inhoud. De voortdurende herhaling is overbodig geworden. De wenteling van het Rad, zoals de Tibetaan het uitdrukt, is aan ons voorbijgegaan. Wij bevinden ons op een punt waar we alles gelijktijdig kunnen overzien en beseffen. Dan is er ook geen behoefte meer om voorwaarts te gaan, om actie te voeren, ons te ontwikkelen en te ontplooien, want wij bevatten het allemaal. Hierin zit natuurlijk een kleine moeilijkheid.
Wanneer er geen tijd meer is, dan is er ook geen ruimte. Als er geen ruimte is, is er ook geen tijd. Ruimte is namelijk een voortdurend verschil van potentialen van werkingen. En als we de ruimte in haar geheel overzien, dan kunnen we daaruit concluderen: er zijn altijd zoveel veranderingen gaande, er zijn zoveel krachten van verschillende soort steeds werkzaam dat we ons daaraan niet kunnen onttrekken. Maar als we begrijpen dat tijd juist is: het afzonderlijk en opeenvolgend registreren van alle verschillen die er zijn, dan zullen we ook begrijpen, op het ogenblik, dat er voor ons geen tijd is, is er voor ons ook geen ruimte meer. Alles is even dichtbij en even veraf. Het is er eigenlijk alleen in onze gedachten wat natuurlijk een zuiver menselijke omschrijving is en daarom de werkelijkheid slechts zeer ten dele benadert.
Nu wil je als mens toch graag die eeuwigheid erkennen en ergens beleven. Het resultaat is, dat de mensen een groot aantal stellingen hebben ontworpen waarin ze de oneindigheid van de tijd proberen aan te tonen en gelijktijdig een besefspunt willen omschrijven dat dan toch heel dicht bij het eeuwigdurend Nu komt. Er zijn verschillende stukjes poëzie of poëtisch proza, die erop wijzen hoe mensen zich dat voorstellen. Ik zal er één van citeren:
“Ik ben door vele levens gegaan. Vele malen ben ik gestorven. Vele malen heb ik teruggezien op wat ik was en vooruit gezien naar dat wat ik wilde worden. Nu zit ik aan de kloof van de tijd en in de leegte gaat de storm van de verandering aan mij voorbij. Boven mij bloeit de boom der herinnering en nu weet ik wat ik in al die vormen en altijd ben geweest”.
Dit geeft precies weer waar het eigenlijk om gaat. Wanneer het “ik” tot stilstand komt, maar zich ook bewust is van alle dingen ‑ al is het maar omtrent zichzelf ‑ dan is er een eeuwigdurend NU aangebroken, dan is er ook een voltooiing. Want zolang je bezig bent in een wereld die buiten je bestaat, dan heb je krachten nodig, dan wil je werken, dan wil je je ontwikkelen, wil je contacten leggen, kortom, je wilt al datgene doen wat menselijk is en wat ook de geest eigen is. Op het ogenblik echter dat dit Nu aanbreekt, is het a.h.w. een hergroeperen van al wat geweest is. Alle dingen die deel van je zijn, bestaan in je. Er is geen wereld meer buiten je die je moet beïnvloeden. Er is niets meer wat je moet veranderen. Het enige dat je nog kunt doen is beseffen. En tussen besef en verandering speelt zich ons onderwerp af.
Je zoudt natuurlijk kunnen uitgaan van allerlei eigenaardige effecten en verschijnselen. Er zijn mensen, die in dergelijke gevallen graag Einstein aanhalen, die via de sleutelformule (E = Mc2) allerlei speculaties mogelijk maakt t.a.v. het wezen van ruimte en tijd, de verschuiving van tijd en zelfs de verschuiving van ruimtelijkheid. Men kan namelijk uitgaande van Einsteins berekeningen zeggen: Wanneer ik op een gegeven ogenblik de snelheid van het licht heb bereikt, staat de tijd voor mij stil. De ruimte betekent voor mij een gelijktijdigheid en eerst wanneer mijn snelheid terugvalt tot beneden die van het licht, zal ik mij weer van ruimte bewust zijn en op een bepaalde plaats in het geheel in verschijning kunnen treden. Dat is wel heel mooi, maar wie kan het waarmaken? Degenen die er zo over denken, zou ik erop willen wijzen dat er ook mensen zijn geweest die zeiden: Wanneer je de snelheid van het geluid eenmaal benadert, dan kom je in zo’n enorme pressie terecht, dat je eraan te gronde gaat. Je moet langzamer vliegen dan het geluid.
Nu vliegen er allerlei prulwapens rond die snelheden halen tot zelfs Mag 5 toe, d.i. vijfmaal de geluidssnelheid. Er zijn ook raketten ontworpen die die snelheid zelfs vertienvoudigd kunnen halen zonder dat er iets gebeurd. Zeker, je overwint bepaalde grenzen, dat is waar. De eigen situatie van zo iemand verandert daardoor, ook dat is waar. Maar de mogelijkheid bestaat. En als ze bestaat t.a.v. geluid, waarom zou ze niet bestaan t.a.v. licht. Waarmee ik maar wil zeggen, dat die stellingen allemaal heel beperkt en relatief zijn en dat al deze mathematische uitwerkingen op een gegeven ogenblik berusten op een niet volledig kennen van de praktische mogelijkheden. Maar dat zal u minder interesseren, want een mens denkt al heel gauw, als hij met een titel als deze te maken krijgt: wat moet ik met mijn tijd beginnen? Hoe kan ik die tijd gebruiken om het eeuwigdurend Nu waar te maken? Daarvoor zijn geen regels te geven.
Het eeuwigdurend Nu is eigenlijk een verstilling van het besef, onverschillig hoe deze wordt bereikt en onder welke omstandigheden deze tot stand komt. Het is dus even goed mogelijk dat je het vindt bij een praatprogramma op de televisie als in een kerk. Het is even goed mogelijk als gevolg van vermoeidheid zowel als van diepgaande contemplatie. Er zijn geen normen te geven. Je kunt je tijd niet gebruiken om het eeuwigdurend Nu te betreden. Het eeuwigdurend Nu is er namelijk altijd. Wat wij doen, is ons bewegen in het geheel van het voor ons mogelijke, wat het eeuwigdurend Nu in feite is. Het zal misschien meer zijn, maar voor ons is liet alleen datgene wat we in onze laatste en volledige ontwikkeling zullen beseffen. Dus geen richtlijnen helaas voor geestelijke ontwikkeling in deze richting. Aan de andere kant enkele conclusies, die toch wel samenhangen met de ontwikkelingen in de tijd en al wat daaruit voortkomt.
Ieder van u heeft over reïncarnatie wel voldoende gehoord. Het zal u bekend zijn dat wij dus formuleren, dat karma in dit verband, bestaat uit het opgedane bewustzijn plus de consequenties die men bij incarnatie daaruit trekt. Geen noodlot dat is opgelegd, geen onvermijdelijk iets, maar eenvoudig een keuze die men heeft gemaakt en die men zelfs nog kan aanpassen tijdens een bepaald leven.
Als u zo kijkt naar deze hele gang van zaken, dan wordt u duidelijk dat voor een mens tijd eigenlijk voornamelijk bestaat uit een opeenvolging van ervaringen. Dit is niet uit te drukken in stoffelijke tijd, aardtijd. Het moet in mentale of liever nog in geestelijke tijd worden uitgedrukt in een aantal ervaringen. Die ervaringen brengen een besef mee van een aantal mogelijkheden. Wanneer die mogelijkheden in zichzelf evenwichtig en volledig zijn geworden, dan zal het “ik” niet de behoefte hebben om verder te gaan. De noodzaak tot incarnatie valt weg. Dit betekent tevens dat de basis is gelegd voor elke geestelijke uitwisseling die verder zal plaatsvinden. Ook als u tot het hoogste bewustzijn zult stijgen, dan is in de beproevingen en ervaringen die u op aarde heeft doorgemaakt, vastgelegd wat u bent in het kosmisch geheel. Er komt dan een ogenblik, dat u ook niet meer de behoefte heeft u uit te drukken of meningen uit te wisselen. Misschien zou je het kunnen uitdrukken als: ik heb nu het gevoel dat ik alles wat voor mij bereikbaar is weet en ook innerlijk een vrede en harmonie ken met dit weten. Op dat ogenblik houd je op te bestaan als een geuit individu. Je bent niet meer ruimtelijk of geestelijk uitdrukbaar. Je bent niet meer een werkzame factor t.a.v. anderen. Je bent alleen nog maar een besef van al wat je bent geweest, van al wat je zult zijn.
Voor u geldt dus wel degelijk dat alles wat u doet of niet doet, alles wat u bent of niet bent deel uitmaakt van die ervaringscyclus. Alles wat u ooit bent geweest in de tijd zal deel uitmaken van datgene wat aan het eind uw wereld zal zijn: het eeuwigdurend Nu. Deze innerlijke wereld waarin het uiterlijke niet meer bestaat en waarin de enige relatie, die men nog kent als van buiten zichzelf komend, God is. God, die men echter alleen nog kan vertalen in het eigen besef en in de erkenning van het totaal van mogelijkheden en tegenstellingen die men in zich erkent.
Daar sta je dan. Wat moeten we dan doen met al die ruimtelijke zaken en verhoudingen? Ik denk hier bv. aan de normen van de astrologie in haar vele verschillende vormen. Ik denk aan alle magische benaderingen. Ik denk aan alle mogelijkheden om via symbolen het eigen besef in andere werelden of in andere toestanden te verplaatsen. Het antwoord is heel eenvoudig: Op het ogenblik, dat wij te maken hebben met de astrologie, hebben wij een concrete reeks mogelijkheden. Al datgene wat astrologisch voor ons mogelijk is geweest en door ons werd beseft, maakt deel uit van ons eeuwigdurend Nu. Al datgene wat wij bereiken via magie is in wezen een waarmaken van een deel van onszelf. Het is voornamelijk een confrontatie met het eigen “ik”. Als je de krachten uit het diepst van de hel oproept, dan confronteer je nog jezelf met wat je bent. De relaties, die dan ontstaan zijn eigenschappen van je persoonlijkheid, je eigen kwaliteiten. En als je de hoogste hemelen kunt aanroepen en de meest lichtende kracht op aarde kunt uitstorten, dan betekent dat nog steeds dat het deel is van je wezen, dat is deel van wat je bent.
De magie is in feite dus ook een erkenning van eigen mogelijkheden waarbij men moet beseffen, dat eigen harmonische mogelijkheden alle werkingen in ruimte en tijd bepalen en dat deze mogelijkheden tevens de bestanddelen zijn van een eeuwigdurend Nu waarin men ten slotte de bereiking en de vrede ervaart. Dan kunt u zeggen: Maar als ik nu mijn bewustzijn kan verplaatsen naar een andere wereld? Dan heeft u alleen maar iets gerealiseerd wat – hoe dan ook en in welke toestand dan ook ‑ ooit voor u beleefbaar zou zijn. Wanneer u uittreedt naar bv. een Zomerlandsfeer, dan treedt u uit naar een wereld die uw werkelijkheid is geweest of zal zijn. U doet dus niets anders dan een beetje terugkijken of vooruitkijken. De harmonische relaties die daarin tot uiting komen zullen voor u altijd bestaan. Ze zijn dus niet afhankelijk van een tijdsaspect. Op deze manier wordt duidelijk dat al wat wij in de tijd beleven zijn eigen en grote betekenis heeft, maar dat deze betekenis tevens gelimiteerd is tot en gericht is op het ware wezen van het “ik”. Dat brengt ons in deze inleiding tot een laatste punt dat van meer filosofische aard is.
Als ik geloof in een God (ik doe dit, maar ik kan het van u niet eisen) en ik neem aan, dat ik deel ben van die God, dan is het mogelijk dat ik in harmonie kom met die totale Godheid en mij van deze harmonie bewust word. In die totale Godheid zal de kracht waaruit ik ben opgebouwd een eigen functie hebben. Zoals er cellen in het lichaam zijn die een eigen functie hebben. Je kunt van een spiercel niet verwachten dat ze de functie overneemt van een hersencel of omgekeerd. Je kunt niet verwachten dat een bloedlichaampje de taak gaat overnemen van een zenuwcel of omgekeerd. Er schijnt dus sprake te zijn van een specialisatie. Onze harmonie is een eenheid met een geheel waarbij de eenheid als zodanig ervaarbaar is en alle werkingen in het geheel mogelijk zelfs beseft kunnen worden, maar wij toch onszelf blijven. Wij zijn een functie. Wij zijn in het besef van het Goddelijke een specialisatie van de vele functies die in het Goddelijke bestaan zodat op ons niveau aan één deel van die totaliteit zo volledig mogelijk uiting wordt gegeven. Dit is uit de aard der zaak filosofie, speculatief, maar het benadert voor zover ik het kan nagaan de waarheid toch wel aardig. Zeker voor zover men die in menselijke woorden kan uitdrukken.
Dan stel ik: Wat je bent en wat je doet, doet eigenlijk niet ter zake, want wat je bent is vastgelegd. En wat je doet is alleen maar het realiseren van mogelijkheden die behoren tot dat wat je al bent. Die mogelijkheden bepalen je besef, maar niet je wezen. Je wezen is vast. Je beleven, je mogelijkheden daar heb je keuze in, daar kun je wat aan veranderen, wat aan toevoegen of wat weglaten. Aangezien je je nooit kunt onttrekken aan het wezen van je “ik” binnen de totaliteit, zal niets van hetgeen je doet of laat op deze werkelijkheid invloed hebben. Alleen je beleving en de weg die voor jou voert tot de totale harmonie, tot het bereiken van het eeuwigdurend Nu zal een andere zijn. Dan blijkt dat onze keuze in het leven niet kan en mag worden bepaald door datgene wat wij zien als het enig goede, maar dat het moet worden bepaald door datgene wat voor ons harmonisch is. Het goede kan in ons bestaan. Al datgene wat ons wezen vollediger bevestigt en in ons geen tegenstellingen oproept is goed voor ons, niet voor een ander. Zo komen we als vanzelf dus weer aan de harmonische weg.
De harmonische weg van de mens is in feite synthese. Het is niet de afzonderlijke ontwikkeling zonder meer. Neen, de harmonische weg is de samenvoeging van alle ervaringen en alle ontwikkelingsmogelijkheden, zodat uit het totale “ik”, voortdurend een wil, een besef en een kracht kunnen optreden. Deze synthese is het enige dat in onze belevingswereld van overwegend belang zal zijn. Zodra wij de synthese bereiken, is harmonie mogelijk, dan verdwijnt onze onvrede. Dan zijn onze hunkeringen niet meer bepaald gericht, maar zijn ze gedefinieerd als belevingswaarde. Ze kunnen niet meer worden gericht op staat, op persoonlijkheden, voorwerpen of toestand. Ze zijn een erkenning van besefswaarden. Daarom is het voor een mens, die iets wil begrijpen van het wezen van de tijd en van het eeuwigdurend Nu, belangrijk dat hij deze synthese voor zichzelf probeert te vinden. Niets verwerpend van hetgeen je bent geweest en hebt gedaan. Niets verwerpend. van hetgeen je weet en erkent. Niets verwerpend van hetgeen je hebt bereikt aan nieuw weten en nieuw erkennen, maar voortdurend zoeken naar die ene “al” bepalende factor waardoor dit alles tezamen voor jou zinvol en harmonisch is.
Waar u die harmonie in uzelf kunt vinden, daar bereikt u een bewustwording, die u voert ‑ zij het misschien nog door vele cirkels van tijd heen ‑ tot een eeuwigdurend Nu. Het is de zelfverwerkelijking, die onttrokken zijn, dat kan niet anders, aan alle beperkingen en bepalingen die door mensen zijn gesteld en die nooit door omschreven wetten kan worden geregeerd. Het enige dat regeert is het geheel van uw mogelijkheden, die zijn vastgelegd in het “ik” buiten de tijd. Wanneer u leeft, moet u uw keuze maken in de richting van synthese, van harmonie. U moet proberen om het conflict te vermijden waar dat mogelijk is. U moet proberen een aanvaarding te vinden voor de wereld en voor uzelf waar dat maar enigszins bereikbaar is. Daardoor bevordert u inderdaad uw bewustwording, uw kracht en ten slotte uw ontwikkeling. Zolang u in die richting streeft, blijft het andere onbelangrijk, want zelfs piramiden vergaan tot stof. Zelfs reizen door de ruimte verbleken tot sprookjes, die langzaam maar zeker in een stamelend ras verstommen.
Het leven blijft. Het leven bent u in de tijd en buiten de tijd. Wat u nu bent is het eeuwigdurend Nu, maar dat wordt niet beseft. Wordt het beseft, dan is deze tijd en alles daarin behouden. Niet meer als iets wat u beheerst, maar als een functie van uw wezen die u zelf erkent en niet meer behoeft te beheersen, omdat ze slechts een onderstreping van de afgeronde harmonie is waarin u de perfecte evenwichtigheid van het bestaan in God heeft gevonden.
De hoop, dat dit onderwerp u heeft geholpen enig inzicht te krijgen in de wezenlijkheid van al datgene wat u bent, beleeft, vreest en verlangt.
Conclusie:
Ik heb ontdekt, dat het onderwerp de meeste van u nogal zwaar is gevallen. Ik kan dat begrijpen, want de problematiek waarmee we hier te maken hebben is ongetwijfeld omvattender dan op korte termijn en voor iedereen volledig duidelijk is te formuleren. Toch hebben al deze dingen een directe weerslag op uw persoonlijk leven en op de wijze waarop u dat leven zelf kunt beseffen. U zult mij hopelijk vergeven, dat ik juist op deze punten nog even terugkom voordat ik afscheid neem.
Ik heb in de eerste plaats geprobeerd u duidelijk te maken dat er voor uzelf juistheid bestaat, ook als deze niet is af te leiden uit datgene wat de wereld als zodanig omschrijft. Juistheid is datgene waarmee u harmonisch bent. Het betekent ook, dat alles wat uw harmonie verstoort ‑ of dit nu angst is, begeerte of misschien zelfs betrokkenheid bij anderen ‑ op zichzelf voor u schadelijk is. U kunt in de kosmos slechts reageren op datgene waarmee u harmonisch bent en gelijktijdig persoonlijk uw besef behouden en uw innerlijke werkelijkheid beter benaderen. Laat u dus niet door anderen vertellen wat juist of goed is. Ga van uzelf uit.
In de tweede plaats heeft het onderwerp reeds duidelijk gemaakt dat formuleringen over het algemeen verwarrend kunnen werken. En goed beschouwd is de formulering eigenlijk ook niet belangrijk, tenzij ze bij u aanslaat, dus beroering betekent of erkenning. U zult dus nooit moeten afgaan op de formulering van waarheden zodra het gaat om uw geestelijk bestaan. In uw geestelijk bestaan zal alleen die formulering van betekenis zijn waarop u innerlijk kunt antwoorden. Een geloof misschien, of beter gezegd een innerlijke erkenning. Zoek die dingen in het leven te vinden waarop u innerlijk positief en zonder voorbehoud reageert. Dit zijn de punten waaruit u de waarheid voor uzelf kunt opbouwen op een menselijk nog beleefbare manier en gelijktijdig uw innerlijke werkelijkheid nog een beetje dichterbij brengt.
Dan zal het u ook duidelijk zijn dat tijd eigenlijk een soort illusie is. Ze bestaat wel, maar alleen zolang uw besef daaraan onderworpen is. Omdat de tijd voor ons illusoir is, kunnen wij deze illusie ook wel wijzigen. Het is ons mogelijk ons eigen tijdstempo t.a.v. de omgeving te veranderen. Wij kunnen dit gewoon doen door onze visie op de tijd te veranderen. In het begin zal dit moeilijk vallen, maar na enige training zal u blijken, dat u vijf minuten gemakkelijk tot tien minuten kunt maken. U kunt dan tweemaal zoveel doen in dezelfde tijd. U zult ook ontdekken dat u het niet tot honderdmaal vijf minuten kunt maken, omdat u lichamelijk niet in staat bent in dit tempo goed te blijven functioneren. Leer op deze manier uw eigen beperkingen kennend in de tijd steeds het optimale tempo te kiezen, dan zit u nooit te lang in een wachtkamer en komt u nooit tijd tekort om iets te doen.
Wat ruimte betreft, is het natuurlijk aardig te stellen dat ook ruimte een illusie is. Maar laten we één ding niet vergeten: Zelfs indien het gehele bestaan een illusie zou zijn, is het voor ons werkelijk, omdat wij het beleven. Ruimte is en blijft voor ons werkelijk zolang wij ons bewegen in een milieu waarin die ruimte een bepalende factor van het bestaan is. Wij kunnen op den duur leren de tussenliggende ruimte uit te schakelen en daardoor komen tot een schijnbaar tijdloze verplaatsing. Onze vriend zou zeggen: het overtreft de snelheid van het licht. In de praktijk gaat dat ongeveer met de helft van de snelheid van het licht. Dan kunt u zelfs leren om u te verplaatsen. De mensen noemen dat transport, omdat de tussenliggende ruimte niet op een kenbare manier wordt doorlopen. U zult het waarschijnlijk zover niet brengen. Een ieder, die zijn brood verdient aan het openbare vervoer, zal u ook dankbaar zijn voor deze beperktheid.
U moet begrijpen dat u zowel t.a.v. tijd als van ruimte zelf uw limieten stelt aan de hand van uw besef. Als u dat heeft begrepen, zult u steeds meer bemerken dat ergens van diep in u schijnbaar voortdurend signalen komen waardoor uw houding, in ruimte en tijd en t.a.v. ruimte en tijd licht gewijzigd wordt. Deze kleine veranderingen, soms resulterend in iets wat frustrerend lijkt (een voortdurend mislukken van iets, steeds andere dingen krijgen dan je zoekt bv.) geven aan dat het wezenlijke “ik” dat in een eeuwigdurend Nu bestaat corrigerend werkt op zijn ervaring om zo de evenwichtigheid van het eigen besef te vergroten. Daarom heeft alles betekenis en is alles positief, zelfs de mislukking.
Met deze wat meer praktische punten meen ik mijn bijdrage te mogen beëindigen. Ik hoop, dat dit onderwerp u heeft geholpen om enig inzicht te krijgen in de wezenlijkheid van al datgene wat u bent, beleeft, vreest en verlangt. Wie droomt van de ruimte, zich voortspoedt door de tijd en sprekend over eeuwigheid slechts tijd ziet zonder grens, vergeet de werkelijkheid van het “ik”, is ziel en niet slechts mens. De werkelijkheid van het zijn is kracht en licht, niet slechts stof. Aanvaard dan wat uw wezen is en ga uw weg door alle zijn erkennend. Hier wordt gevormd de werkelijke rust, de werkelijke vrede. En hier ligt voor mij de reden van het bestaan.