Toekomstdromen

image_pdf

5 april 1963

Allereerst wil ik u er aan herinneren, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Het onderwerp, dat ik heden voor u inleid, kan moeilijk volledig worden behandeld. Ik zal echter trachten u een overzicht van verwachtingen, die onder de mensen leven, te geven en  onze inzichten, en de dromen der utopisten weer te geven. Want wij spreken vandaag immers over: Toekomstdromen

Altijd weer houdt de mens zich met de toekomst bezig. Soms overheerst daarbij de angst – als de vrees voor het Laatste Oordeel – soms verwacht hij de verwerkelijking van alle idealen enz. zoals het Koninkrijk Gods op aarde. Ver in het verleden vinden wij reeds, bijvoorbeeld in  Griekenland, mensen, die een beeld ontwerpen van de ideale maatschappij van de toekomst: de utopisten. Hierbij vergeten zij eenvoudigheidshalve, evenals heden ten dage, dat de maatschappij nimmer ideaal kan worden, omdat de mensheid als geheel nimmer aan een bepaald ideaal kan beantwoorden. Een ideale maatschappij kan alleen bestaan, wanneer voor alle mensen dezelfde normen gelden en allen ook in zich aan dezelfde maatstaven beantwoorden. Wanneer hun gedrag op geheel gelijke waarden is gebaseerd, zal een ideale wereld of staat mogelijk zijn. Maar dit is nu eenmaal niet aan te nemen.

Bij het beschouwen van de nu levende toekomstverwachtingen en dromen worden wij wel allereerst geconfronteerd met het probleem van de overbevolking. Het aantal mensen op aarde vermenigvuldigt zich zo snel, dat een mens met enig cynisme, de verwachting uitspreekt, dat er over 1000 jaren op de wereld alleen nog maar staanplaatsen zullen zijn. Reeds nu vraagt men zich allerwege af, wat een aanhouden van de bevolkingsaanwas in dit tempo zal betekenen. Hierbij speelt niet alleen het begrip levensruimte een rol, maar tevens het denkbeeld, dat vele van de nu bestaande krachtbronnen binnen enkele honderden jaren uitgeput zullen zijn, terwijl de nu bestaande openbare faciliteiten en voorzieningen in steeds toenemende mate te kort zullen schieten.

Deze angst is niet zo overdreven, als u misschien zou menen: zelfs wanneer men in toenemende mate van atoomsplijting gebruik gaat maken om in de behoefte aan energie te voorzien, zijn er nog vele moeilijkheden te overwinnen. Want ook hiervoor heeft men splijtbaar materiaal nodig en de materialen, die hiervoor op het ogenblik in aanmerking komen, zijn maar in beperkte mate op aarde aanwezig. De voorraden steenkool en olie zijn over enkele honderden jaren uitgeput indien men voortgaat deze krachtreserven in gelijke mate aan te spreken als nu geschiedt. Het toenemende vervoer maakt echter haast uitsluitend gebruik van motoren, die op deze stoffen lopen. De vraag, hoe men een steeds toenemende wereldbevolking van het nodige voedsel en de nodige energie zal voorzien, is daarom moeilijk te beantwoorden.

Pessimisten ontwerpen angstdromen, waarin de mens geen voldoende voedsel heeft, opeengestapeld leeft, geen rust meer kent, zodat zelfs een plaatsje in de zon een bovenmatig kostbaar bezit kan worden. Ik meen echter, dat men hier overdrijft. Er wordt hier geen rekening gehouden met verschijnselen, die eerder een ander toekomstbeeld aannemelijk maken. Men houdt bij dergelijke angstdromen bv. geen rekening met het feit, dat een steeds  toenemende bevolking de noodzaak tot industrialisatie schept – alleen zo is een redelijk levenspeil te handhaven. Dit houdt echter een toenemende urbanisatie in. Hierdoor krijgt de massa verder een steeds toenemend aandeel in mogelijke luxe en grotere welvaart. De mogelijkheden tot vermaak worden groter, wat de aanwas van het bevolkingsaantal vanzelf reeds – tenzij van staatswege wordt ingegrepen – stabiliseert en met toenemende luxe op de duur doet afnemen.

Zolang religieuze achtergronden een rol spelen, zal een te talrijke kinderschare nog blijven voorkomen. In vele westerse landen wordt echter de voortplantingsdrift kunstmatig bevorderd, terwijl tot voor kort haast overal een tegengaan van conceptie als niet aanvaardbaar werd beschouwd. Ook nu nog geeft men voorrechten aan kinderrijke gezinnen zoals extra bijstand, kleding, onderricht, belastingfaciliteiten enz. In vele landen gaat men zelfs zover, dat in staatkundig opzicht iemand, die niet gehuwd is of geen kinderen heeft, eigenlijk maar half meetelt en voor de anderen de kosten moet dragen. Hier spelen religieuze begrippen een zeer grote rol.
Naarmate echter de praktijk grotere moeilijkheden gaat scheppen, terwijl in een druk bezet leven het kind meer en meer tot een last wordt, zal de neiging om zonder meer kinderen voort te brengen, en op hun komst op aarde geen enkele invloed uit te willen oefenen, afnemen, en wel sneller naarmate men op aarde langer vrede kent. Daarentegen, in perioden van spanning, strijd en mogelijke ondergang zal de mens, gedreven door zijn oerinstincten, zonder meer, tot procreatie overgaan, ongeacht een reeks van moeilijkheden en bezwaren of de onmogelijkheid deze kinderen een menswaardig leven te bezorgen.

Daarom droom ik niet van een overbevolkte wereld, maar van een wereld waarin de mens tot andere inzichten komt. Een wereld, waarin de godsdienst ruimere inzichten heeft en de seksualiteit niet meer door geloof, staat en publieke moraal steeds wordt herleid tot voort- planting en meer niet, doch een eigen plaats verkrijgt als een uiting van genegenheid, een uitwisseling van krachten, een genoegen desnoods. Dit klinkt zelfs nu nog onzedelijk: vanuit het huidige bestel worden hiermede onzekerheden geschapen, terwijl de moderne moraal van dergelijke opvattingen althans openlijk nog niets wil horen. Maar naarmate de tijd verder gaat, krijgen wij te maken met steeds grotere bevolkingsconglomeraties, terwijl steeds drukkere bezigheden van man  en vrouw het steeds moeilijker zullen maken zelf zijn nageslacht op verantwoorde wijze op te voeden.

De ontwikkeling van de medische wetenschap maakt een steeds snellere en effectievere bestrijding van ziekten mogelijk, maar werkt gelijktijdig een zekere oppervlakkigheid in de hand, waardoor de vatbaarheid voor nieuwere ziektekiemen steeds toeneemt. De voeding wordt minder doelmatig, doordat zij enerzijds steeds meer giftige stoffen bevat als gevolg van verkeerde bemesting en te intense bespuitingen, terwijl anderzijds vele voor het lichaam noodzakelijke bestanddelen van voedingsmiddelen door bedrijfsmatige verwerking worden verminderd of weggenomen. Vergelijk in dit verband eens de waarde voor het lichaam van witbrood in tegenstelling tot bruinbrood en realiseer u, dat industrieel verwerkte melk weliswaar vrij is van ziektekiemen, maar daardoor armer is aan vetten, kalk, bepaalde zouten, doordat deze aan het oorspronkelijke product worden onttrokken. Verzwakking is hiervan het gevolg.
Onder normale omstandigheden leeft de mens prettig verder, doch wanneer uitzonderlijke condities grotere eisen  aan het lichaam stellen dan normaal, zullen in verhouding veel meer mensen dan vroeger hieraan succomberen door gebrek aan weerstandsvermogen. De geriatrie maakt het mogelijk onder normale omstandigheden ouder te worden dan voorheen en langer te beschikken over zijn krachten en geestesvermogens. Maar zelfs wanneer deze wetenschap tot de hoogste top ontwikkeld zou worden, zal een gemiddelde leeftijd van meer dan 140 jaren voorlopig niet denkbaar zijn.

De toekomst biedt volgens mij dan ook geen bevolkingstoename meer na een periode van ongeveer 50 jaar vanaf heden. De vergaande mechanisatie van deze dagen wordt gevolgd door automatisering, waarbij machines met beperkt denkvermogen onder toezicht van enkele mensen gehele fabricatieprocessen kunnen volbrengen. Het menselijke aandeel in de productie zal hoofdzakelijk bestaan uit controlewerkzaamheden, onderzoek, planning en, niet in de laatste plaats, in het toezicht houden op landbouwmachines. De landbouw kan namelijk nimmer volledig geautomatiseerd worden en zal in de toekomst het meest arbeidsintensieve werkterrein zijn. Een toenemend aantal deskundigen, vooral biologen, naar ik meen, zal het mogelijk maken de oceanen, woestijnen en andere nu nog niet gebruikte of ondoordringbare gebieden voor menselijk gebruik te ontsluiten.

Alle bereikingen zijn echter voor een groot deel gebonden aan een samenwerking van geheel de wereld. Zolang staten of blokken als vijanden tegenover elkander blijven staan, zal het onmogelijk zijn de werkelijke grootse projecten, die ten dele reeds bestaan, te verwezenlijken.

Volgens mij zullen daarom alle grenzen uiteindelijk geslecht moeten worden, terwijl alle geschillen opgelost zullen moeten worden. Onder druk van de omstandigheden zal volgens mij de mensheid hiertoe inderdaad wel overgaan, waarbij urbanisatie en groeiende welvaart een grote rol zullen spelen. Het begrip welvaart is in zoverre relatief, dat de vroegere conditie, niet de elders bestaande mogelijkheden, in de eerste plaats bepalend zijn. In deze zin heerst ook in arme landen als bijvoorbeeld Pakistan of de jonge Afrikaanse staten een toenemende welvaart. Groeiende welvaart houdt dus niet in, dat er geen armoede meer is, maar alleen, dat de gemiddelde levenstandaard steeds hoger wordt, zodat men er relatief beter aan toe is. Hoe sterker de welvaart toeneemt, hoe gemakkelijker men zal komen tot een beperken van de bevolkingsaanwas, hoe eenvoudiger men het aantal specialisten, waaraan in de toekomst behoefte is, zal kunnen opleiden. Belangrijk is ook dat men juist bij een stijgende, welvaart niet zeer geneigd blijkt te zijn zich zonder meer aan dictatoriale systemen te onderwerpen, wanneer deze de rust en welvaart van de onderdanen wil opofferen aan macht of het bestrijden van anderen.

Samenvattend kunnen wij op dit punt dus zeggen: zelfs aan de hand van nu reeds kenbare verschijnselen kan worden aangenomen, dat van een werkelijke overbevolking van de wereld geen sprake zal zijn, omdat het aantal geboorten langzaam afneemt bij stijgende luxe. Dankzij de geriatrie neemt echter de gemiddelde leeftijd toe, zodat het enige tijd zal duren, voor dit in bevolkingsaantallen duidelijk kenbaar wordt. Vermoedelijk zal dit over rond 50 jaar het geval zijn.

Bij de utopisten vinden wij steeds weer dromen en systemen waarin het persoonlijk bezit wordt uitgeschakeld of beperkt. Denk bijvoorbeeld aan Bellamy, bij wie de arbeid een erezaak is en niet meer een loonkwestie wordt. Systemen van de ideale Staat vinden wij overal. Ook Confucius ontwerpt ons een dergelijk beeld. Daarbij gaan zij steeds weer uit van vaste verhoudingen en vaststaande verplichtingen, waaraan niemand zich onttrekt. Waar echter de mens geneigd is te streven naar zijn eigen voordeel en het verwerkelijken van eigen voorkeur, zullen deze systemen in de praktijk echter niet verwezenlijkt kunnen worden. In vele gevallen blijkt de mens uit gemakzucht of om andere redenen zelfs op de sociale ladder gaarne een stapje terug te doen, wanneer zijn eigen belangen daarmede gediend zijn.

Een voorbeeld hiervan vormen de favela’s in de grote steden van Argentinië. Hier woonde oorspronkelijk alleen het armste deel van de bevolking, het uitschot. In de laatste tijd vestigen zich echter steeds meer arbeiders, mensen, die hier eigenlijk niet thuis horen, zich om utiliteitsredenen, in deze wijken. Bij deze vermenging van standen blijkt, dat de beter gesitueerde arbeiders al snel een groot deel van de gewoonten én opvattingen van de oorspronkelijke bewoners overnemen. Hierdoor ontstaat bij vele arbeiders een totale verandering van mentaliteit en op de duur ook van moraliteit. Bezit, gemak, gezag, spelen een rol. Het resultaat van een dergelijke vermenging zal, vanuit maatschappelijk standpunt, altijd enigszins negatief zijn.

De utopische dromers hebben altijd gedacht, dat de mens bestemd – en geneigd – is om te stijgen. Dit echter is niet waar. De mens verlangt belangrijk te zijn, de meerdere te zijn, maar geeft er altijd de voorkeur aan om koningskikker te zijn in een kleine vijver, zelfs wanneer hij meer zou kunnen leren en bereiken in een grotere vijver, waar hij een van velen zou zijn. De doorsnee mens wil meer zijn, meer hebben dan een ander. Wanneer hij dit nu maar bereikt heeft, is de doorsneemens tevreden. Alleen de dromers strijden verder en zoeken steeds weer naar het onbereikbare ideaal. Geen utopia dus in de toekomst, wel een vergaande automatisering, een sterke wijziging in opvattingen en levensgewoonten. Want wat er ook gebeurt, de mens blijft altijd een mens.

In verband met de toekomst stelt men zich waarschijnlijk ook vragen omtrent de ruimtevaart. Het is waarschijnlijk dat – zo er geen grote oorlogen komen – de mens zijn eigen planetenstelsel zal kunnen doorkruisen vóór 2000 n. Chr. Over één, twee jaar zal er reeds een bemande vlucht rond de maan mogelijk zijn, een landen en weer starten van de maan vergt rond 17 jaar om werkelijkheid te kunnen worden. Wanneer men eenmaal zover is, zal de mens ontdekken, dat hij niet alleen leeft in de ruimte. Juist dan zal hij geconfronteerd worden met andere levende wezen en overblijfselen van vreemde beschavingen.

Het besef, dat men niet alleen leeft in de ruimte, zal voldoende kunnen zijn om de mensheid tot een eenheid te maken. De vijandigheid van de mens wordt op het ogenblik hoofdzakelijk gericht tegen medemensen. Wanneer er sprake is van de aarde in tegenstelling met mogelijk leven dat niet van de aarde is, kan men er op rekenen dat die inventiviteit, die tot op heden alleen voor onderdrukking en vernietiging van de medemensen werd gebruikt, zal worden gericht op het scheppen van een eenheid tussen de mensen, een verdediging van de mensheid en mogelijk zelfs het scheppen van aanvalswapenen. Dit streven kan dan ook de plaats innemen van de huidige oorlogsproductie, die economisch noodzakelijk en nuttig is, omdat zij arbeidsgelegenheid en winstmogelijkheden schept, die bij een zuiver bevredigen van het behoefte-element alleen niet zouden bestaan. Deze omstelling zal er toe bijdragen de economische structuur en het sociale stelsel zonder al te veel schokken aan te passen aan nieuwe behoeften en aan een nieuwe mentaliteit bij de massa.

Mijn toekomstdroom luidt dan ook: over ten hoogste vijftig jaar zal de behoefte van de mensen om zich naar de ruimte te keren, groter worden, en men zal dan ook over de middelen beschikken deze wens tot werkelijkheid te maken. Er volgen enkele honderden jaren, waarin de mens zich gelijktijdig voorbereidt op een zich verdedigen tegen mogelijke gevaren uit de ruimte, en een intensive verkenning van de ruimte. Hierdoor zullen vele onrustige elementen en avonturiers, die in de dan bestaande maatschappij geen plaats meer hebben, een nieuwe en nuttige taak vinden. M.i. zal blijken, dat vooral de ietwat asociaal georiënteerden, de niet gezeten burgers, bij dergelijke projecten hun roeping zullen vinden.

Vragen wij ons af, wat er met het geloof zal gebeuren, zo zien wij, dat de kerken in toenemende mate trachten zich aan te passen bij de werkelijke behoeften en belangen van de mensen, maar niet de moed hebben toe te geven, dat zij zelfs in het nabije verleden nog zeer grote fouten hebben gemaakt. De activiteit van de kerken werd de laatste eeuw steeds meer op het materiële vlak getrokken. Het voerde tot pogingen de mensen in de eerste plaats te binden door het scheppen van centra, waar de mensen in religieus bepaalde groepen samenkwamen voor lezingen, toneel, kransjes, wedstrijden, sportverenigingen enz. Daardoor werden de kerkdienst en de geloofswaarden op de achtergrond gedrongen, terwijl politieke praktijken, machtsdrang e.d. op de voorgrond werden gesteld.

Ik weet niet, of u deze ontwikkelingen hebt opgemerkt. Zij zijn echter ongeveer gelijklopend met de sociale veranderingen als gevolg van de organisatie van de ‘lagere’ standen. Men heeft daardoor vergeten, dat de taak van een kerk wel in de eerste plaats’ is, de mens tot God te brengen en de mens bij zijn zoeken naar God terzijde te staan, terwijl alle andere activiteiten niet passen voor een kerk, tenzij misschien werken van naastenliefde. De innerlijke weerstanden, die hierdoor worden gewekt zijn groter, dan men misschien zou vermoeden. Men beseft zeer wel, dat bij de godsdienstigheid nu ook zakelijke, politieke en andere belangen een grote rol spelen en is zeker niet altijd geneigd dit zonder meer te aanvaarden. Het is dan ook wel zeker, dat de kerken hun politieke activiteiten en te zeer materieel gerichte bemoeiingen zullen moeten staken, dat zij hun benadering van de mens zullen moeten wijzigen. Het moeilijkst zal daarbij voor de vertegenwoordigers van de kerken wel zijn, dat zij afstand zullen moeten doen van hun pogen de wereld rond hen zuiver materieel te beheersen en aan hun opvattingen aan te passen.

Dit betekent een toenemende strijd tegen de macht van de kerken aan de ene kant, die echter beantwoord zal worden door een toenemende nadruk op de werkelijk geestelijke waarden en de daaruit voortspruitende ethiek aan de andere zijde. Ondanks het verzet van de ‘oude garde’ zal er van een werkelijke godsdienststrijd in de komende jaren wel geen sprake zijn. De geest van de kruisvaarders is uitgestorven, zowel in het christendom als elders. Men voelt er weinig voor te strijden voor het geloof. Wanneer men strijdt, dan zal dit in de eerste plaats voor eigen land en gemeenschap zijn, voor welvaart of vrijheid, zelfs voor een stoffelijk ideaal. Maar te strijden voor God alleen zal steeds minder voorkomen. Dit alles betekent, dat in de toekomst de kerk wordt teruggedrongen naar het terrein, waarop zij toch wel bij uitstek haar taak heeft: de mystiek en de zuivere esoterie. Dit betekent een grote omwenteling. Grote groepen met gemeenschappelijke belangen werden tot nu toe immers van elkander verwijderd gehouden door verschillen in godsdienst.

In de laatste jaren zult u overal een vermindering van invloed zien op dit gebied. Er is wel geen sprake van een afnemend ledental bij bv. confessionele vakbonden, maar wel van een steeds intenser samenwerking tussen confessionele en niet-confessionele bonden, waardoor in het oog van de leden de scheiding formeel niet feitelijk meer is. Ook op andere gebieden vinden wij soortgelijke vervlakking. Op grond van het voorgaande meen ik te mogen stellen, dat mijn toekomstdroom zeker plaats biedt aan een nieuw religieus beleven, dat niet gebaseerd is op kerkelijke stellingen, maar op eigen innerlijk ervaren.

In het verleden hebben velen gedacht aan een zuivere theocratie, een rijk, waarin God suprême regeert. Maar een Theios, die regeert, is ook een Theios, die zich en zijn wil moet openbaren. Misschien meent u, dat God door profeten zou kunnen spreken tot het volk. Maar in deze dagen spreekt de volksmenner even welsprekend en misschien zelfs redelijker én meer aanvaardbaar. Bovendien verwerpen de meeste kerken het begrip profeet, omdat dit een aantasting van hun systeem en dogma kan betekenen, zonder dat er voor hen een zekerheid bestaat, dat de profeet inderdaad Gods woord en wil verkondigt. Er is wel een God, maar dat is geen God, die zó duidelijk tot de hedendaagse massa kan spreken, dat deze zich vrijwillig en geheel aan Hem onderwerpt. Elke dwang vanuit religieus standpunt zal, ook wanneer dit via de politiek geschiedt, als aantasting van eigen vrijheid worden gevoeld en dan ook in steeds groeiende mate verzet opwekken. Al zal men vaak godsdienstige leuzen als vlag aanvaarden, het is steeds duidelijker, dat het doel alleen eigen belangen, eigen wens is. De kerken zijn echter bij uitstek geschikt om een behoefte te bevredigen, die in de oudheid niet zo zeer bestond, maar in deze dagen hand over hand toeneemt: de behoefte aan een rustpunt.

De jonge mens van heden is bestand tegen drukte en lawaai, die ouderen nog overstelpen en zelfs ziek maken. Zij zoeken naar een ondergaan in de massa, een uitblinken in de veelheid. Maar daarnaast blijken zij in toenemende mate behoefte te hebben aan een houvast in het leven. Nu vinden zij dit nog al te vaak in gangs of jeugdbeweging, die al snel hun waarde verliezen. In toenemende mate zoekt men naar een aanvaardbare filosofie. Dit blijkt onder meer uit de sterke invloed van het existentialisme op de jeugd, vooral nu de excessen daarvan langzaam verbleken. Het is voor hen noodzakelijk ergens zin en een doel in het bestaan te vinden. De maatschappij komt aan deze behoefte slechts zeer beperkt tegemoet. Zelf beleven, zelf beredeneren, niet alleen maar aanvaarden wat is. Dat is de leuze van vele jongeren reeds heden. De godsdienst krijgt dan ook in de toekomst een andere functie: zij is van weinig belang voor de directe vorming van de maatschappij, maar wordt tot het bezinnelijk en esoterisch centrum. Haar streven naar directe invloed en bevoegdheid zal, evenals een groot deel van de dogmata, in deze ontwikkeling zodanig verflauwen, dat zij uiteindelijk nog slechts een flauwe indruk op de achtergrond vormen.

Vele dromen houden zich bezig met de ontwikkeling van de Statenbonden. Velen baseren zich daarbij op UNO, EEG enz. In feite zijn deze statenbonden echter eerder een blok aan het been van de mensheid. Met hun schijnbare progressiviteit scheppen zij een illusie van vooruitgang, die – omdat hier schijnbaar rekening gehouden kan worden met alle stellingen en belangen – de mensheid terughoudt van een werkelijke samenwerking van de staten. Gelijktijdig blijken deze bonden internationale organen te scheppen, die zichzelf al snel niet meer beschouwen als een overkoepeling van het werk van de verschillende naties, maar eerder als een soort apart Rijk, een afzonderlijke macht, die haar doel in zichzelf, niet in de samenwerking van de Staten vindt. Of dit nu een UNO-leger of een kolen- en staalgemeenschap is, maakt verder weinig uit. De nu reeds kenbare neiging van dergelijke instanties zichzelf als een afzonderlijke macht te beschouwen, is zo sterk, dat zij politiek trachten te bedrijven en zo strijd veroorzaken binnen de staten, die eigenlijk door deze organen op doelmatige wijze met anderen zouden moeten samenwerken.

Wij mogen er dan ook niet op rekenen, dat grenzen zullen vallen als direct gevolg van het bestaan van deze statenbonden. Iéts bereikt men natuurlijk wel. Maar de verhoudingen liggen eigenaardig: de mogelijkheid van een voldoende integratie is bv. in de Benelux rond 50 maal zo groot als in de EEG, terwijl deze weer ongeveer 170 malen meer kans heeft op redelijke integratie van streven, dan een geheel Europa of de westelijke wereld omvattende gemeenschap. Idealisten stellen, dat het door deze verdragen en bonden mogelijk zal worden, te gaan waar men wil, producten af te zetten waar men wil enz.

In een steeds dichter bevolkte maatschappij met steeds meer divergerende belangen is dit echter niet praktisch mogelijk. Zolang de naties niet hebben te kiezen tussen ondergang of integratie kan hiervan dan ook niet veel worden verwacht.

Door de verschillen in beloning, klimaat enz. zullen echter steeds meer mensen deel uit gaan maken, voor kortere of langere tijd, van een andere natie door werkkring en verblijf. Hierdoor zal onder het gewone volk een steeds grotere vermenging van mentaliteit ontstaan, een steeds verdergaand begrip voor leven, omstandigheden en wensen van andere volkeren. Een verzwakking van nationalisme, een vergroting van vriendschapsbanden op persoonlijk vlak tussen verschillende volkeren kan niet teniet worden gedaan door wetgeving. De pressie van de massa, niet het verdrag van staatshoofden, doet in wezen de grenzen vallen.

Wanneer bv. de douanier door zijn functie tot vijand wordt van gehele bevolkingen – en niet alleen maar van grensbewoners – zal het onmogelijk zijn voor deze mensen nog iets uit te richten. Verzet tegen de instantie zal invloed uitoefenen op de regering en deze op de duur tot een uiterlijkheid zonder betekenis, een traditie zonder werkelijke inhoud maken. Men heeft in het gestelde geval alleen de keuze tussen een steeds scherper optreden, dat echter voert tot een gewelddadige bestrijding door de bevolking, of een steeds minder tot uitvoering brengen van controles, etc. Een wegsmelten van de grenzen zal, op basis van het gestelde, plaats vinden in Oost- en West-Europa tussen staten, die reeds enige binding met elkander hebben. Ik meen, dat op deze wijze na ongeveer 100 jaar ook de grenzen tussen Oost- en West-Europa zullen wegvallen. Vooral in het begin zullen belangengemeenschappen ontstaan die niet meer uitgaan van regionale belangen, maar van een zo juist mogelijke exploitatie van grondstoffen en mogelijkheden. Dit zal zich allereerst tonen bij grote industrieën.

Naarmate de éénwording en het onderling begrip voortschrijden, zal er ook in toenemende mate van vermenging van ras en nationaliteit voorkomen, waardoor op de duur bv. één enkel Europees ras ontstaat, waarin Slavische, Noordelijke en Frankische eigenschappen gemengd worden tot een nieuwe reeks van eigenschappen. Daarnaast zal een apart Amerikaans, Aziatisch en Afrikaans mengras ontstaan. Vanaf dat ogenblik zullen de mensen in toenemende mate redelijk met elkander om kunnen gaan. De Vrede op Aarde komt naderbij, naarmate de mensen elkander leren kennen en waarderen. Dit zal sneller geschieden, naarmate men banger wordt voor geweld.

Ik geloof in een wereld, die eenheid en vrede zal kennen. Ik geloof ook in een wereld, die steeds meer afstand zal gaan doen van politiek, en van haar leiders steeds meer zakelijke bekwaamheid, ja, genialiteit zal eisen. De invloed van het volk op bestuurszaken zal groter zijn dan vroeger, ofschoon het minder vertegenwoordigd zal zijn in de regering van de toekomst. Een utopist met humor gaf, denkende in dezelfde richting, een aardige oplossing voor mogelijk machtsmisbruik. Elke regeerder, elke ambtenaar met beslissingsbevoegdheid, werd in zijn verhaal bij aanstelling gekenmerkt met een soort plaque, die onverbrekelijk met zijn lichaam verbonden werd. Daarin bevond zich een explosieve stof, die van op afstand tot ontsteking kon worden gebracht. Ieder, die zijn afkeuring wilde uiten, had de mogelijkheid op een knop te drukken, die met bedoelde afstandsontsteking in verbinding stond. Wanneer er op deze wijze duizend keer iemand zijn intense afkeuring had kenbaar gemaakt, werd via een elektronisch brein de springstof-plaque van de betreffende persoon tot ontploffing gebracht en kreeg hij een staatsbegrafenis. Wanneer iemand dus niet handelt volgens de inzichten van de meerderheid, heeft hij de keuze, zijn baantje op te geven of in de lucht te vliegen.

Dit is een fantasie, die vooral de voorstanders van een sterke leiding niet zeer aan zal staan. Maar toch brengt deze utopist iets tot uiting, dat ontegensprekelijk ergens waar zal moeten worden, wanneer de mensheid enige persoonlijke vrijheid wil blijven behouden: vanaf het ogenblik, dat de macht feitelijk in handen van een betrekkelijk kleine groep is en niemand een mogelijkheid tot verweer heeft, zal de massa haar vrijheden verliezen en deze alleen ten koste van haast onvoorstelbare offers terug kunnen winnen. Volledige en persoonlijke aansprakelijkheid van de regeerders tegenover het volk is dan ook een noodzaak, zeker in de komende tijd. Is dit niet het geval, dan zal een ieder zich op de duur steeds grotere en minder verdiende vrijheden gaan nemen.

Deze tendens is nu reeds kenbaar en blijkt ook in uw eigen land reeds aanmerkelijk groter te zijn dan rond vijftig jaar geleden. Ik meen dan ook, dat het ‘regeren’, het geven van wetten en bepalen van instelling in de toekomst, steeds meer plaats zal moeten maken voor een vakkundig regelen van de samenleving, zonder daarbij dwang uit te oefenen. De eerste 20 jaar zal men echter nog wel steeds meer macht aan zich willen trekken en de vrijheid van de burgers zo steeds meer beperken.

De maatschappij van de toekomst, die ik zo schilder, zal u misschien nog niet zo aantrekkelijk toeschijnen, er zullen immers nog steeds armen en rijken zijn, er zullen dieven en moordenaars bestaan en er zullen vele moeilijkheden optreden. Geen egalisatie dus. Er is echter nog een invloed, die zijn stempel wel in zeer sterke mate op de mens van de toekomst zal drukken en daardoor het ideaal toch tot werkelijkheid zal maken, zij het op een andere basis dan men heden daarvoor noodzakelijk of nuttig acht.
Er is sprake van nieuwe krachten en nieuwe leraren. Hun werk zal in het begin niet zo indrukwekkend, en allesomvattend lijken. Maar vergeet niet, hoe – eerst via Byzantium, later via Rome – het christendom geheel Europa heeft veranderd, de gehele samenleving, zelfs de ontwikkeling van de beschaving op grote delen van de wereld heeft kunnen beïnvloeden. De mentaliteit van de mensen is door het christendom meer gewijzigd dan men zich nu – achteraf – wel voor kan stellen. Wanneer er enerzijds steeds meer behoefte is aan een houvast, aan zin in het leven, aan een doel, terwijl aan de andere zijde krachten, wezens, meesters, leraren optreden, die aan deze behoefte tegemoet komen en het leven een nieuwe betekenis en inhoud weten te geven, zo kan worden aangenomen dat zij de mens helpen zich te redden uit de verwarringen van een wereld, waarin hij geen weg meer weet. Het is dan ook bijna zeker, dat zich door deze inwerkingen in de mens geestelijke waarden zullen ontwikkelen. De mens zal zich bewust worden van vermogens en krachten, die hij geheel vergeten scheen te hebben.

In de beginperiode van het christendom gebeurden er voortdurend wonderen. De meest voorkomende waren het genezen van zieken en het uitdrijven van duivelen. Nu gebruikt men deze krachten niet meer en zien wij alleen op enkele plaatsen nog “wonderen” gebeuren, zoals bv. in Lourdes. Elke keer echter, dat er een nieuwe, grotere godsdienst ontstaat, zien wij aan het begin daarvan wonderen gebeuren. Men kan wel zeggen, dat het “wonder”, het bewijs van praktische waarde a.h.w., deel uitmaakt van elke grote boodschap, die op deze wereld is verkondigd, van elke geestelijke invloed. Nu blijkt, dat deze wonderen, maar ook de werkelijke invloed altijd weer optreed in de eerste 200 tot 300 jaar. Daarom kunnen wij ook aannemen, dat vooral de komende tijd de tekenen en wonderen van een geestelijke vernieuwing op de voorgrond zal brengen.

Nu geloof ik niet zo helemaal aan profeten, die alleen maar Gods woord spreken en hun eigen mening daarbij buiten beschouwing laten. De gedachten aan een openbaring zonder menselijke beïnvloedingen acht ik dan ook een waan. Maar er zijn dingen, die niemand kan loochenen. U weet zelf wel, dat er tijden zijn, dat het opeens lijkt alsof je helderder kunt denken, een beter inzicht hebt, meer schijnt te kunnen volbrengen en minder dingen als onmogelijk ervaart. Degenen, die de nieuwe kracht erkennen, die daarmee leren leven, zullen dergelijke ervaringen ongetwijfeld in veel sterkere mate verkrijgen. Zij zullen m.i. dan ook leren om veel, wat op het ogenblik alleen op experimentele basis wordt bezien, of zelfs bijgeloof wordt genoemd, omdat men het nu eenmaal onmogelijk acht praktisch te gebruiken.

Hierbij denk ik bv. aan de ook nu reeds bestaande paranormaal gevoeligen. Utopisten hebben beelden ontworpen van een wereld, waarin alleen telepaten zijn, waarin men telepateert in plaats van de trein te nemen. Dit is natuurlijk erg overdreven. Ook in de toekomst zal werkelijke telepathie slechts beperkt voorkomen en wel alleen aan de bijzonder gevoeligen voorbehouden zijn. Van een doordringen in de gedachten van een ander, zonder dat deze dit wenst, zal voor nog minder begaafden nooit sprake kunnen zijn. De verdere problemen, die hierbij op kunnen treden, laat ik buiten beschouwing.
Ik durf echter te stellen, dat de gemiddelde gevoeligheid van de mens voor dergelijke inwerkingen en invloeden toe zal nemen. Ik meen, dat dit in de eerste plaats een kwestie wordt van waarheidserkennen: men reageert zuiverder, ziet beter het verschil tussen waar en onwaar, echt en onecht. Daarnaast geloof ik aan een toenemend gebruik van z.g. paranormale krachten.

Paranormale genezing neemt in deze dagen, ondanks een vaak zeer heftige bestrijding, steeds meer toe. De gevolgen hiervan zijn soms voor de patiënten fataal. Maar aan de andere kant zijn er meer dan voldoende goede resultaten om duidelijk te maken, dat paranormale genezing niet zonder meer als bedrog en bijgeloof terzijde kan worden geschoven. Ik meen, dat de beleving van de nieuwe invloeden de mens er toe zal brengen, dergelijke krachten meer en meer te gaan gebruiken voor paranormale genezing, om te selecteren enz.

Ik meen verder, dat het toenemend vermogen om onderscheid te maken tussen waar en onwaar in de komende tijd van steeds groter belang zal worden. Onder meer wijzigingen in geloof, aanpassingen van het bestaande aan de nieuwe tijd, zullen hierdoor ongetwijfeld bevorderd worden. Overigens lijkt het mij voor degenen, die verkiezingsredevoeringen uitspreken, een gelukkige omstandigheid dat de Nederlanders deze gave nog niet of slechts matig bezitten en er weinig of geen gebruik van maken. Zeker is in ieder geval, dat in de toekomst juist door deze gave juist van onjuist te onderscheiden, eerlijk en oneerlijk van elkander te scheiden, zeer veel zal gaan veranderen. Gelijktijdig zal hierdoor de nadruk sterker vallen op het waarlijk geestelijk levende, het ware, dat zo in de materie sterker en zuiverder tot uiting kan komen.

Zonder het eens te zijn met de utopisten, die verwachten, dat telepaten geheel de wereld zouden kunnen beheersen enz., kunnen wij stellen, dat de geestelijke invloed, die in deze dagen reeds kenbaar werd, aan alle vooromschreven ontwikkelingen eerst de juiste nadruk zal geven, terwijl ook in de mens zelf grote veranderingen plaats kunnen vinden, die op de duur, via de weg van erfelijkheid en gaande over vele generaties, zelfs lichamelijke veranderingen tot stand kunnen brengen. De veranderingen liggen dus voor een groot deel in de mensen zelf, terwijl de uiterlijke omstandigheden, deze verandering slechts bevorderen en scherper kenbaar maken.

Mijn toekomstdroom is dan ook een wereld, waarin de mensen waarlijk zichzelf kunnen zijn, waarlijk met elkander in vrede zullen leren leven, omdat alle misleiding, alle schijnmoraal plaats zal moeten maken voor als waar en juist erkende wetten. Naar ik meen zal de persoonlijke vrijheid van het individu, na de eerste jaren van overgang, steeds toenemen omdat de mogelijkheid op kosten van anderen te leven of zo iets te bereiken, steeds minder wordt en beperking van de vrijheid van anderen dus steeds minder aantrekkelijk zal worden. Juist door het begrip voor waarheid, het erkennen van elke onwaarheid, zullen de mensen op de duur alleen kunnen leven in een eerlijke en oprechte samenwerking met anderen.
Mijn toekomstbeeld is dus niet de menselijke mierenstaat, een staat à la Orwell, of een ternauwernood besefte binding aan een ‘big brother’. Ik zie een mensheid, die, zich daarvan misschien niet eens geheel bewust, een ideaalbeeld van menselijkheid schept, een beeld dat zo sterk in de gedachten van allen leeft, dat het de handelingen van allen zal beïnvloeden, zonder het ooit daardoor de persoonlijke vrijheid van handelen te ontnemen.

Wanorde, onordelijkheden moeten wij in de toekomst ook verwachten. De huidige noodzaken, de nu werkende invloeden zullen steeds meer mensen uit hun zekerheid, hun gewende bestaantje sleuren, en daarop reageert men zelden vriendelijk. Een voorbeeld vindt u reeds nu in de reacties op de toch werkelijk noodzakelijke hervormingen, die men bij de Engelse spoorwegen wil gaan invoeren. Wij weten allen, dat bepaalde veranderingen niet meer tegen te houden zijn. Toch wordt bv. de automatisering heftig tegengewerkt. Overal probeert men het oude ten koste van alles te handhaven, opdat de rechten, die men meent te bezitten of verworven te hebben, vooral blijven bestaan.

Waar echter de noodzakelijke vernieuwingen op deze wijze worden tegengehouden of geremd, zal op de duur een andere weg worden gezocht en zullen de vechters voor het oude met lege handen blijven staan. Het is duidelijk, dat dergelijke ontwikkelingen de moderne mens, die zozeer op zijn zekerheid gesteld is, zullen verwarren. Hij weet niet goed meer, waar hij aan toe is. Vandaag is er nog behoefte aan 1000 bankwerkers voor een bepaald product. Morgen wordt de massaproductie geheel automatisch volbracht en is er nog slechts behoefte aan 5 werkelijke vaklieden om de modellen te vervaardigen, aan de hand waarvan de automatische installatie werken zal. De anderen zijn opeens overbodig. De anderen moeten opeens een andere functie, een andere plaats hebben, wanneer zij voor de maatschappij van nut willen zijn. Dat is niet mogelijk door zoethouderij.

Dit wil zeggen dat deze 995 mensen zeker moeten zijn van hun  levensonderhoud en andere zinrijke taken moeten kunnen vinden. Gezien de huidige instelling van de oudere mensen, zal zoiets moeilijk zijn. De jongeren zullen echter meer en meer moeten overschakelen in de richting van onderzoek, studie en kunstzinnig handwerk. Bij deze laatste ontwikkeling, kunnen geestelijke krachten, een zuiverder aanvoelen van waarden enz., een zeer grote rol spelen.

De wereld zal in de toekomst de mens niet – zoals sommigen denken en zelfs verlangen – de  meerderheid van de mensen hun dagen in ledigheid laten slijten, maar hen de mogelijkheid geven zelf scheppend te werken, bevrijd van geestdodende routinetaken en toch in overvloed alles bezitten, wat zij begeren.

Ik zou verder kunnen gaan. Het belangrijkste hebt u echter niet opgemerkt. Ik heb namelijk niet gesproken over wereldondergang, alles verwoestende atoombommen enz. Het is namelijk niet aannemelijk, dat er een dergelijke strijd op aarde ontbrandt, zij het door vergissing – wat niet waarschijnlijk is. Er heerst op aarde sinds langere tijd een zogenaamde koude oorlog, waarbij wapens en krijgstechniek even snel verder ontwikkeld werden als anders in een werkelijke oorlog het geval was. Hierdoor zijn de wapens – vooral de wapens, die niet gepubliceerd werden – zo verschrikkelijk geworden, dat geen enkele staat de nood zal hebben een wereldomvattende oorlog te provoceren. Men durft dit niet meer riskeren – ondanks alle grote woorden – omdat dit een absolute vernietiging zou betekenen en zelfs de mogelijkheid, met een kleine groep die oorlog te overleven, zeer gering is geworden. Dit wordt door de leiders van alle staten zeer wel beseft – ofschoon sommigen anders spreken. Daarom hoeft een wereldomvattende oorlog niet gevreesd te worden, ofschoon er op kleinere schaal wel gevochten kan worden en zelfs enige tijd de mogelijkheid bestaat, dat krijgsvoerende partijen als bij afspraak bepaalde wapens niet gebruiken, terwijl zij hun actie beperken tot een bepaald front en elders misschien zelfs normaal verkeer met elkaar plegen.

Dit zal dan de doodstrijd zijn van de politiek en daarmede tevens van het leger. Het leger is een staat in de staat, die zijn bestaan alleen kan rechtvaardigen door strijd of het gevaar van strijd. Dit betekent, dat deze groepen soms pressie uitoefenen om oorlog te voeren, aan geschillen deel te nemen enz. De eerste 40 à 50 jaar zal men zich aan de problemen, die deze pressie, de behoefte een krijgsmacht in stand te houden e.d. niet altijd weerstand kunnen bieden. Maar: geen wereldoorlog. Want iedereen wil gaarne nog wat leven, ook een staatsman, een generaal. Wanneer men beseft, dat een wereldomvattende oorlog het einde betekent van je macht en waarschijnlijk van je leven, zul je alles doen om deze ramp te voorkomen. Oorlog wordt ondanks alle leuzen, steeds gevoerd, omdat men daarbij iets meent te kunnen winnen. Daarom is dit de tijd van het compromis.

Alle punten, die ik nog zou kunnen bespreken, zijn verder eigenlijk bijkomstig. De toekomst wordt bepaald door de mens van heden met zijn behoefte om iets te zijn, iets te betekenen, ergens bij te horen. De toekomst zal dan ook naar mijn mening in toenemende mate op geestelijke waarden gebaseerd zijn, omdat alleen zo de mogelijkheid voor allen bestaat, het gewenste  te bereiken in vrijheid, door vrije samenwerking en ware vrede.

Mijn droom spreekt u niet van het Koninkrijk Gods op aarde, van een wonder, dat aan geheel de wereld geschiedt of een Armageddon, waarin de wereld ondergaat. Het is een droom, die gebaseerd is op de feiten en dichterbij ligt, dan menigeen beseft. De bij deze ontwikkelingen behorende omwentelingen zijn reeds aan de gang vanaf 1961. Ik meen, dat wij het verloop van zaken in Nederland reeds in 1949 voor deze jaren hebben voorzegd. Wij hebben u er op gewezen, dat de mogelijkheid van een derde wereldoorlog verminderde, ofschoon er nog een dreiging in dit jaar – en ernstig gevaar – in 1965 verwacht kan worden. Wij wezen er op, dat in deze tijd echter eerder het aantal stakingen, omwentelingen, revoluties, toe zou nemen. Dit betekent, dat u zich in een periode van verandering bevindt, waarvan wij de feiten te voren inderdaad redelijk hebben kunnen overzien. Afgaande op deze feiten kan worden gezegd, dat in 1980 de omstandigheden op aarde ingrijpend gewijzigd zullen zijn en vóór drie generaties op aarde geleefd zullen hebben, de instelling van de doorsnee mens, zijn begrip van moraal en het gebruik van zijn vermogens, geheel anders zal zijn dan tot nu toe.

Zeven generaties verder zullen de mogelijkheden, die in de doorsneemens nu nog onontwikkeld zijn, deel uitmaken van het normale leven. Mede hierdoor zal de mensheid uit kunnen stijgen boven belangengebondenheid en een zich verliezen in het ogenblik, komende tot een juister en een reëler concept van zichzelf en later ook van alles, wat er leeft in de kosmos. Dit is het einde van mijn inleiding. Ik dank u voor uw aandacht.

Vragen.

  • Hoe kan de wereld op hoger niveau komen, wanneer de hoger ontwikkelden weggaan en steeds maar weer mensen vanuit het dierenrijk incarneren?

Wanneer u op school bent, zal de derde klas altijd de derde klas blijven, ofschoon het peil in het eerste kwartaal veel lager kan liggen dan in het laatste kwartaal, het blijft echter steeds de derde klas, omdat zij die evolueren, naar een hogere klas overgaan. Misschien meent u, dat de aarde vele mogelijkheden tot bewustwording en ervaringen biedt. Er is echter buiten die wereld een wijze van bestaan, die veel grotere mogelijkheden biedt, zodra men deze kan gebruiken. Voor de mens is het dan ook belangrijk over te gaan naar een ‘hogere klas’. Het is voor hem van minder belang, of deze is gelegen in een andere materiële wereld dan wel in een sfeer. Dit laatste zal grotendeels van hemzelf en zijn ontwikkeling tot dan toe afhankelijk zijn.

  • Dus niet iedereen op aarde heeft eenzelfde ontwikkeling?

Gezien het gebruikte voorbeeld kan ik misschien beter stellen, dat het een dorpsschool is, waarbij meerdere klassen in een lokaal zitten. Maar alleen degene, die een voldoende heeft gekregen voor zijn leven als mens, gaat verder, anderen keren dus in hetzelfde lokaal terug. Wie heengaat, kiest een hem passende richting van verder onderwijs, zodat vergelijkend kan worden gezegd, dat de een naar de ‘mulo’, de tweede naar de ‘hbs’ en een derde naar het gymnasium, of een vakschool overgaat. Er zijn dus vele mogelijkheden. Maar men zal eerst die éne weg moeten gaan, namelijk, men zal eerst moeten beantwoorden aan de eisen van een waarlijk menselijk bestaan.

  • Doen wij dieren niet te kort, wanneer wij veronderstellen, dat zij bij incarnatie in menselijke vorm altijd in de eerste klas zitten?

Ik meen, dat men de mens tekort doet door te veronderstellen, dat een dier in de derde klas geboren kan worden, terwijl iemand, die reeds mens was, nog in de tweede zit. Het dier is bij incarnatie altijd de mindere van hen, die reeds mens waren. Dit vloeit voort uit het dierlijke leven, waarbij de leidende rassengeest een zeer grote rol spelt én de ervaringen die het dier daardoor op heeft kunnen doen. Wel wil ik er op wijzen, dat men in één enkel menselijk leven een vooruitgang kan boeken, die vergeleken kan worden met meerdere klassen. Dit geldt ook voor een als mens geïncarneerd dier, zodat dit in een enkel leven misschien tot de derde of vierde klasse kan komen, terwijl iemand, die reeds eerder mens was, drie malen in de derde klas blijft zitten.

  • Wanneer men zoveel producten aan de aarde onttrekt, heeft dit dan ook invloed op de aarde als zodanig?

U beziet hier de aarde klaarblijkelijk als persoonlijkheid. Dan geldt de volgende vergelijking: Wat de mens aan de aarde aan grondstoffen onttrekt, kan vergeleken worden met de hoeveelheid, die een kind aan zijn lichaam onttrekt wanneer het in de neus peutert. Een wat cru, maar m.i. treffend beeld. De kwestie, waarop ik doelde, is het feit dat de mens maar over beperkte middelen beschikt om iets aan de aarde te onttrekken, zodat een groot deel van de bestanddelen van de aarde niet beschikbaar, bereikbaar of op rendabele wijze winbaar zal zijn. De voor energiewinning gebruikte stoffen als olie en steenkool zijn ontstaan uit organische residuen, steenkool als koolstof uit versteende planten, en olie als product van ingesloten infusoriën. Zij zijn dus geen deel van de werkelijke aarde zelf, maar resten van iets wat op die aarde geleefd heeft. Hiervan is dus geen onbeperkte voorraad, terwijl een groot deel van deze voorraad niet exploitabel is. Wat ertsen e.d. betreft, deze zijn in voldoende mate aanwezig, maar bevinden zich vaak op een diepte of zijn zo licht gespreid in gesteente enz., dat de mens deze niet of slechts onder zeer grote moeilijkheden winnen kan.

  • Zijn er andere mogelijkheden tot energiewinning dan nu bekend zijn?

Ik noem er enkele van de eenvoudigste. Gebruik maken van eb en vloed voor het winnen van elektriciteit. Het gebruik maken van zonnekracht. Bundeling van kosmische en harde zonnestralingen in de hoogste lagen van de atmosfeer, die op aarde worden getransformeerd tot energie, of aan stoffen voor energiewinning belangrijke eigenschappen verlenen. Dit is afhankelijk van de mogelijkheid voldoende wendbare reflectievlakken in omloop te brengen.

  • In de plaats van machtsuitoefening stelt u redelijke regeling. Hoe is dit mogelijk, wanneer de neiging bestaat steeds meer vrijheden toe te staan, ook waar deze vrijheden misplaatst zijn?

Ik geef u een eenvoudige gelijkenis. Er was een stad, waarin de mensen elkander steeds beledigden, aanvielen enz. Zij liepen dan steeds naar de politie om zich te beklagen. De hoofdcommissaris besloot toen alle burgers toe te staan een geladen pistool bij zich te dragen. Sindsdien wordt er haast nooit meer gevochten en waren de mensen heel beleefd tegen elkaar.

Men staat inderdaad steeds meer rechten toe – of neemt zich deze – ook waar deze misplaatst zijn. Inderdaad. Maar de fout is niet het geven van de rechten, maar het niet daaraan verbinden van de logische consequenties. Juist door aan elk recht, dat wordt toegekend of verworven werd, onmiddellijk de consequenties te verbinden en het nimmer tot een voorrecht te maken, dat geen verantwoordelijkheid – ook persoonlijke – met zich brengt, zal misbruik worden voorkomen.

Dus stel niet, dat iets niet mag, maar maak duidelijk, dat er gevolgen aan verbonden zijn. Geen wraakzucht, geen straf, alleen maar de gevolgen. Dief, je hebt gestolen. Niet alleen moet je het gestolene teruggeven, wanneer je gesnapt wordt, maar je blijkt niet in onze maatschappij te passen. Wij isoleren je dus. Want je zult nu eerst moeten tonen, dat je die plaats waardig bent in de maatschappij. Je hebt een mens gedood. Per ongeluk, opzettelijk, dat hindert niet. Je hebt een mens gedood en zult dus nu alles moeten doen, wat anders de taak van die mens geweest zou zijn: zijn schulden betalen, zijn gezin verzorgen, enz.

Zolang men blijft spreken van ” recht” en “schuld” kan iemand zich onttrekken aan de werkelijke gevolgen, wanneer men bv. met een auto iemand doodrijdt. Dan neemt men risico, omdat men immers in zijn “recht” staat. Voorgaande stelling zou de onverantwoordelijkheid aanmerkelijk verminderen. Bovendien kan men stellen: degenen, die menen dat je geen werkelijke schuld had, hebben het recht je verantwoordelijkheid met je te delen. Wanneer dit door een macht van boven opgelegd wordt, zal men zich hieraan nog vaak kunnen onttrekken. Wanneer de gemeenschap echter uitgaat van dit standpunt, zal het ‘rechtdoen’ misschien vanuit het standpunt van velen grof zijn. Maar het is doelmatig. Dit hebben de eerste gemeenschappen in het Wilde Westen wel bewezen: zij kenden hun eigen recht en waren hun eigen rechters, maar waren in staat juist daardoor te overwinnen. Hun recht was gebaseerd op gemeenschapszin.

  • Is, wat u vertelt over Argentinië, niet strijdig met de gedachte van evolutie?

Het is als volgt: Er zijn arbeiderswijken, die van de nieuwbouwwijken vele kilometers verwijderd zijn, terwijl de verbindingen slecht zijn. Huren in meer nabij gelegen wijken zijn voor de arbeiders niet te betalen. In de nabijheid ligt echter wel een favela, waar men voor minder dan de huidige huur kan wonen, terwijl men zich de moeite, kosten en tijdverlies van het heen en weer reizen bespaart. De arbeider ontdekt, dat hij een huisje in de favela kan krijgen. Hij zal misschien wat aarzelend daarheen trekken, maar ontdekt dan dat hij, al bestaat deze gemeenschap uit de onderlaag van de maatschappij, daarin meer vrijheid vindt dan in de misschien wat luxueuzere woongelegenheid die hij eerst had. Bovendien is hij in deze gemeenschap een van de rijkeren en zal, wanneer hij eens door de gemeenschap aanvaard is, daar vaak veel beter bij varen dan in de arbeidersbuurten, waarin de binding van de buurtgenoten, niet zo sterk is.

Dit is een tijdsverschijnsel, door mij niet geciteerd als een voorbeeld van verval, maar als voorbeeld van de aanpassing van de mens aan nieuwe condities, waardoor veranderingen van maatschappelijke waarden voor hem aanvaardbaar worden. Daarbij stelde ik: de mens is vaak liever de meerdere in een minder milieu dan de mindere in een beter milieu.

  • Verpaupert men dan zo niet?

Volgens uw opvattingen zeer zeker. Vergeet echter niet, dat de betekenis hiervan niet voor iedereen dezelfde is. De clochard is volgens u waarschijnlijk een mens, die geheel verpauperd is. Maar hij zelf zal u waarschijnlijk zeggen, dat hij zich vrij heeft gemaakt van vele conventies, die het hem onmogelijk maakten vrij en naar eigen inzicht te leven.

Misschien ontdekt u tot uw verbazing, dat deze pauper eens dokter of advocaat was, voor hij zich deze status koos. En het zal u misschien wel heel erg tegenvallen, dat hij zichzelf niet ongelukkig acht en de mensen die zich over status druk maken, dwazen acht. Het is dus wel degelijk een kwestie van standpunt. De werkelijke betekenis van een in de favela’s gaan wonen zal dus van geval tot geval moeten worden bezien. Vergeet niet, dat voor menigeen deze stap ‘naar beneden’ in wezen een stap naar boven wordt, omdat juist hierdoor het leven meer inhoud, meer zin krijgt. De zwakken zullen inderdaad vaak aan zo een avontuur ten onder gaan. De sterkeren geven echter aan een dergelijke gemeenschap vaak juist langzaam een ander karakter, zodat er dankzij hen voor geheel de gemeenschap van een – zij het langzame – evolutie sprake kan zijn.

En tussen haakjes: herinnert u zich, dat Jezus ook niet zijn werk bij en voor de beste families is begonnen, terwijl ook Boeddha zijn vorstelijke vader vele boden liet sturen, omdat hij toevallig met eenvoudige mensen bezig was die hij belangrijker achtte? Met andere woorden, maatschappelijke stand is in de meest gevallen een fictie. Wat niet gezegd mag worden, omdat men uiteindelijk toch méér weet, heeft of is dan een ander, nietwaar. Toch wordt de waarde van het leven voor de mens niet bepaald door wat hij weet, is, of bezit, maar alleen door hetgeen hij betekent, voor de gemeenschap waartoe hij behoort. Dit geldt geestelijk zowel als rationeel.

Volgens u zal geen enkele grote staat een oorlog riskeren. China denkt daar anders over en wil er 300.000.000 opofferen, opdat er eenzelfde aantal overblijft, dat de wereld dan kan regeren.

U hebt volkomen gelijk. Alleen vergeet u dat China op het ogenblik niet in staat is alleen en zonder hulp van anderen een wereldoorlog te ontketenen, of zelfs maar te riskeren. Verder verkeert China in grote economische moeilijkheden, waardoor men o.a. een overbevolking heeft, die niet gevoed kan worden, terwijl de faciliteiten ontbreken om de kinderen juist op te voeden en door gebrek aan geschoolde krachten en middelen zelfs een voldoende industrialisatie niet doorgevoerd kon worden.

Door het systeem van coöperaties in landbouw enz. is er in de belangrijke productie van voedingsmiddelen een sterke teruggang ontstaan, er zijn steeds kleinere, zelfs grotere revoluties en opstanden gaande in dit land. Mao Tse-toeng heeft dus behoefte aan een oorlog of tenminste aan een oorlogspsychose. Want zoals u weet kan een staatsman zijn volk blind maken voor zijn eigen fouten door het iets te haten te geven binnen of buiten eigen grenzen.

Dit is dan ook de politiek, die hier wordt gevoerd. Een politiek, die u ook elders – mag ik nog Indonesië zeggen, sedert men vriendelijk is geworden – wel heeft herkend. Eenvoudig gezegd: wanneer de grote staten niet ingaan op de oorlogsbehoeften van China – en zelfs Rusland voelt hiervoor weinig – is het voldoende om de enkele grote industriecentra plat te gooien en geen goederen meer in te voeren, om Mao machteloos te maken. Wanneer dit gebeurt – en het kost maar een paar raketten – is er revolutie, maar geen Mao meer. Daarom kan men de eerste jaren China als bron, van een wereldoorlog wel uitschakelen, terwijl nadien de situatie zodanig veranderd is, dat een oorlogszuchtig China de gehele verdere wereld tegenover zich zou vinden.

  • Kunnen de landen in de toekomst nog hun producten kwijt, wanneer ieder land zelf produceren wil?

De eerste jaren niet. Daarna verandert alles.

Het is dwaas in het Westland in dure gestookte kassen tomaten te verbouwen, wanneer deze elders goedkoper en evengoed of beter verbouwd kunnen worden. Op het ogenblik zijn gevestigde bedrijven en belangen, vestigingsmoeilijkheden enz. nog van groot belang. Maar wanneer de kleinkinderen van de jonge telers van vandaag in het vak willen blijven, zullen zij, naar ik meen, toch gedwongen zijn naar andere grond om te zien en dan tevens de gunstigste plaats kiezen.

Wanneer nationale trots, beschermende rechten, grensmoeilijkheden, tot het verleden behoren, zal ook niemand er meer aan denken, bv. een staalfabriek te bouwen op plaatsen, waar de aanvoer moeilijk, de aanvoerweg lang is. Vele van de huidige bedrijven kunnen dan eenvoudig niet meer concurreren en zullen niet meer, zoals nu nog, hun tekorten kunnen dekken door subsidies, beschermende rechten enz., die in feite door het volk worden betaald. Arbeiders zullen naar de plaatsen trekken, waar men aan hun specialisme de meeste behoefte heeft en er de beste beloning voor biedt. Door een werkwijze, die een zo goedkoop mogelijke productie met zo goed mogelijke arbeiders mogelijk maakt, zullen degenen, die hiertoe overgaan, als eersten het beste product tegen de redelijkste prijs op de markt kunnen brengen. De eigenaardigheden, die op het ogenblik ‘afzet’ worden genoemd – als het in verschillende landen opslaan van roomboter in koelhuizen tot zij bijna bedorven is en dus voor eigen bevolking goed genoeg wordt geacht – tot het verleden behoren, zal men zeker niet bij een overschot aan eigen goede boter overgaan tot het invoeren van vreemde producten, om daaruit nog eens kunstboter te maken.

Het standpunt, dat overproductie noodzakelijk is om tot export te kunnen komen en zo de nodige internationale ruilmiddelen te verwerven, mag nu redelijk schijnen, zodat zelfs het regelen van de afzet, zoals nu overal geschiedt, nog aanvaardbaar lijkt, is achterhaald op het ogenblik dat Europa openligt voor alle handel. Wanneer Nederland betere en goedkopere boter kan produceren dan België of Frankrijk, zal men daar eenvoudig Nederlandse boter eten. Omgekeerd zal Nederland van elders producten afnemen, die daar beter en goedkoper worden vervaardigd dan in eigen land. Het gevolg zal zijn, dat het verdienen aan bv. vee van mindere kwaliteit – al is het maar door subsidie, zoals in sommige landen – niet meer mogelijk is en elders de productie dus zal worden beperkt, omdat zij niet lonend is. Degene die nu met veel steun, akkerbouw bedrijft op berghellingen met een hellingshoek tot soms 45 graden, zal moeten ontdekken, dat zijn bedrijf niet meer lonend is, dat hij niet meer mee kan. Hij zal dus ofwel een speciaal gewas moeten gaan verbouwen, dat juist onder deze condities goed en lonend geproduceerd kan worden, of een andere bezigheid moeten zoeken.

Dit lijkt wreed. Men is door vele sentimenten aan zijn bedrijf gebonden enz. enz. Maar dit mag nooit een argument zijn om de gemeenschap nu maar met de kosten van die sentimenten te belasten. Ook hier zal een niet te vermijden slechting van grenzen en vrijheid van markt vele huidige pressiegroepen machteloos maken. Want het is uiteindelijk het publiek, niet de staat, die beslist over aankoop en prijzen. Alleen monopolies vormen hierop een uitzondering, die echter slechts zolang geduld wordt, tot men een beter begrip voor andere volkeren en een beter besef van de kosten daarvan verkrijgt. Reeds nu gaan grotere bedrijven voor op deze weg en scheppen een mogelijkheid om beter te leven bij minder kosten. Volgens mij zal het niet lang meer duren voor men beseft, dat de keuze ligt tussen een absolute en daardoor onaanvaardbare dictatuur, of een steeds vrijere markt, een steeds vrijere loon en prijsvorming, die geheel gebaseerd is op behoeften en mogelijkheden.

  • In hoeverre kan een kind reeds nu op de overgangstijd worden voorbereid, welke opvoeding etc.?

U hebt gelijk: wanneer men een vierdaagse wilt lopen, begin je lang van tevoren reeds te oefenen. Wanneer een kind in een tijd van verwarring goed moet leren leven en de krachten van de nieuwe tijd goed zal moeten leren ontvangen, is het noodzakelijk, dat het reeds nu wordt gewend aan het dragen van een eigen verantwoordelijkheid. Het moet leren, wat oorzaak en gevolg is. Dus mag het nimmer denken: ik ben een kind en heb dus rechten, maar dient het te beseffen: ik ben een jonge mens, ik heb daardoor bepaalde rechten, wanneer ik ook bepaalde plichten aanvaard. Het is daarom niet goed, dat de ouders het kind, dat enig besef heeft, voortdurend beschermen tegen de gevolgen van zijn eigen daden op een wijze, waarvan het zich bewust kan worden. Het kind zal rustig aan gestelde eisen moeten beantwoorden en moeten beseffen, dat aan een weigeren of zelfs een niet kunnen, consequenties verbonden zijn. Het zal daarnaast echter vrij moeten zijn, zijn eigen weg te kiezen. De ouders zullen dus de regels vast moeten stellen, maar dan ook verder het kind alleen als welwillende raadgevers terzijde mogen staan zonder ooit – als zovelen – zich te gedragen als tirannen, die eigen stemmingen enz. mee laten tellen of willekeurig, nu wel dan niet, een overtreden van eenmaal gestelde regels dulden.

Ik kan mij voorstellen, dat dit voor vele ouders zeer moeilijk zal zijn. Het betekent immers, dat zij hun kinderen in situaties zullen laten geraken, waarvoor zij zelf bang zijn, waarmee zijzelf eigenlijk geen vrede hebben, deze ouders. Het kind echter zal, na enkele malen de neus gestoten te hebben, bereid zijn om na te denken vóór het handelt  en leert af te gaan op alles, wat het zelf kent, op eigen ervaringen, eigen gevoel, eigen begrip voor en kennis van de wereld.

Dankzij de houding van de ouders zal het niet geneigd zijn de raad van anderen terzijde te leggen, maar te beschouwen als iets, wat het zelf moet overwegen en waaruit het naar eigen inzicht en ervaring de consequenties zal trekken, zonder zich daardoor ooit te laten overvleugelen.

Een kind, dat op deze wijze werd opgevoed, zal, ondanks alle verwarringen van deze tijd de krachten kunnen aanvaarden, die optreden en zal uit eigen besef gebruik maken van dit alles ten bate van zich en anderen. Het zal niet verlamd zijn door een wereld die verandert, en weet, dat het tegenover anderen verplichtingen zal hebben. Misschien dat een dergelijk kind het de ouders wel eens lastig zal maken met de opmerkingen, dat anderen dit wel kunnen en dat niet hoeven te doen. Het antwoord zal dan moeten zijn: “Jij houdt je aan de regels. Dit betekent, dat je altijd weet, wat je mag, het betekent, dat ik altijd achter je sta maar de gevolgen moet je altijd zelf dragen.”

  • Neemt het drinken en roken verder toe?

Zeer waarschijnlijk voorlopig wel. Ik weet niet, of dit wordt gevraagd  omdat men een belang heeft bij deze industrieën, of een vijand van deze gewoonten is, maar ik kan u wel het volgende vertellen. Roken en drinken – evenals vele andere methoden van roesverwekking en opwekking (pillen) – beantwoorden aan de vaak sterke behoefte zich voor een ogenblik te isoleren van de wereld, waarin men werkelijk leeft. Zolang een wereld dus zeer grote spanningen heeft, zal de mens geneigd zijn hiervoor op velerlei wijze een uitlaat te zoeken.

Het roken beantwoordt hierbij aan verschillende verlangens. De sigaar en de sigaret zijn – zuiver psychologisch bezien – eigenlijk ergens een teruggrijpen naar de moederborst. Hierin wordt geborgenheid en zekerheid gezocht. Het gebaar alleen al geeft dus een zekere mogelijkheid tot ontspanning, een ontlasting van het zenuwstelsel. Men zal zich dan ook, mede nog licht gestimuleerd door nicotine, beter tegen het leven bestand gevoelen.

Drinken, het oraal tot zich nemen van drank, geeft ergens een gemeenschapsbinding. Het verdrijft het gevoel van verlatenheid, schept een band. De optredende euforie, de roes, bewerkstelligt, dat de mens zich vrijer kan uiten, dat zijn problemen opgelost schijnen in een wegvallen van remmen. Dit is natuurlijk slechts beperkt waar, maar vormt toch de hoofdaanleiding tot het drinken. Het gevoel van bevrijding, vergetelheid, gemeenschap, houdt vaak in dat, ondanks kater en schade bij blijvende spanningen, steeds intenser deze vlucht uit de werkelijkheid plaats vindt.

De mens grijpt naar deze en dergelijke middelen kennelijk steeds weer om een ontsnapping uit zijn wereld te vinden, dan wel een pose te vinden in die wereld, die aanvaardbaar lijkt. Zolang de wereld de mensen de mogelijkheid niet biedt zichzelf te zijn en naar eigen wezen te leven, zonder daardoor het contact met de maatschappij te verliezen, zal dan ook het gebruik van deze middelen blijven aanhouden. Een toenemen van spanningen in de wereld zal zeker tot een intenser verbruik voeren.

Ofschoon bij alcoholici vaak sprake is van een zekere erfelijke aanleg, zal bij werkelijke verslaving toch het milieu en de levensmoeilijkheden een niet te onderschatten invloed moeten worden toegekend. Ten laatste blijkt drinken en roken voor een groot gedeelte ook tot gewoonte te worden, waarbij gewenningsverschijnselen vaak een rol spelen. Maar het afreageren van spanningen blijft m.i. toch de hoofdoorzaak en dit houdt in, dat de mensen toenemend hulp zullen zoeken in dergelijke middelen. Kort geleden vernam ik, dat in rood China het opiumverbruik weer toeneemt, ondanks het feit, dat de doodstraf staat op verbruik en handel.

Het blijkt namelijk dat uw belangstelling voornamelijk ging in de richting van de morele ontwikkelingen in de toekomst, terwijl daarnaast aandacht bestond voor enkele details. Het valt mij op, dat niemand mij de vraag stelde – waartoe mijn inleiding toch zeker aanleiding had kunnen zijn – of de mens in de toekomst misschien geestelijke vermogens zou kunnen verwerven, die men nu nog niet kent, vermogens waarmee hij meer tot stand kan brengen dan nu en meer kan beheersen, dan nu denkbaar lijkt. Het is kentekenend voor deze tijd, dat dergelijke vragen niet worden gesteld: zij rijzen wel, maar worden klaarblijkelijk niet zo gemakkelijk onder woorden gebracht. Laat mij daarom als slot deze niet gestelde vraag beantwoorden.

Reeds nu worden bij degenen, die een zekere gevoeligheid hebben, gaven en impulsen wakker, waarmede zij zelf nog geen weg weten. Degenen, die z.g. paranormale gaven bezitten, blijken juist in deze dagen ofwel zeer onbetrouwbaar te werken, dan wel ongewoon grote resultaten te bereiken. Er is een inwerking van Licht, een verandering. Deze verandering heeft zelfs op het direct lichamelijke of het stoffelijke invloed. De hoofdinwerking ligt echter op het gebied van het mentale en het geestelijke. Het is vooral het innerlijk Ik, het verborgen deel van eigen wezen, dat door deze Lichtende kracht een verband met anderen en een mogelijkheid tot uitdrukking kan vinden.

Om de droom die wij opbouwden, volledig te maken, zullen wij daarom vooral de nadruk moeten leggen op het feit, dat de mensen steeds gevoeliger worden voor waar en onwaar, dat zij steeds meer inzicht krijgen in de werkelijke waarden van eigen wezen en de wereld.

Dit vormt geen geloof en kan eerder worden gezien als een in toenemende mate gebruiken van capaciteiten, die in deze dagen sterker dan voorheen groeien. Dit alles is een symptoom van een innerlijke groei, die vele grenzen zal doen wegvallen, welke op dit moment nog overal bestaan. De grens tussen onze wereld en de uwe komt voor een groot deel voort uit uw bewustzijn, waar immers velen ons bestaan in deze vorm geheel niet wensen te erkennen, terwijl anderen bang zijn onze wereld en haar verschijnselen te aanvaarden, omdat men meent, dat zij tekenen zijn van abnormaliteit en vreest zijn rede er bij in te schieten. Zoals men vaak vol angst is en vreest een kracht, die men toch wel in zich gevoelt, te proberen.

De mens van heden leeft onder een inwerking van Lichtende krachten, die steeds groter zal gaan worden. Wij hebben de eerste periode van inwerking nu ongeveer achter de rug, een volgende periode komt over enige tijd. Dit zal zich vele malen herhalen en elke keer zullen de mensen iets meer bewust, iets sterker zijn.

Degenen, die deze kracht gebruiken zijn degenen die aan het gemeenschappelijk bewustzijn van de mensheid een nieuwe vorm, een nieuwe inhoud geven. Een nieuwe moraal kan en mag niet geboren worden uit alleen materiële belangen. Het materiële belang stabiliseert en zal ten koste van alles aan het oude vast blijven houden. Maar het geestelijk belang is in feite de evoluerende kracht, de mens nieuwe waarden en inzichten schenkend, nieuwe mogelijkheden scheppend. Het is de geestelijke kracht die op het ogenblik op de wereld werkzaam is en de eerste vernieuwing – moreel zowel als anderszins – binnen de mens tot stand zal brengen.

Alle toekomstdromen zijn zonder dit onbelangrijk. Geen droom heeft betekenis, tenzij zij in de mens werkelijk leeft en hem brengt tot een scheppende bezigheid, waardoor hij de droom tot werkelijkheid leert maken vanuit zichzelf.

Een mens is niet alleen maar de slaaf van het noodlot, maar ook een scheppend wezen, dat zijn denken in werkelijkheid om kan zetten, zoekend tot hij een weg heeft gevonden tot bereiking. Hierdoor alleen zal de mens inderdaad nieuwe mogelijkheden en gaven kunnen verwerven, die men zich nu nog niet voor kan stellen.

Het zijn deze dingen, die in de komende vernieuwing een zeer grote rol zullen spelen.

image_pdf