13 oktober 1967
Voor wij aan ons onderwerp beginnen, mag ik u er nog wel op wijzen, dat wij, sprekers van deze groep, niet alwetend of onfeilbaar zijn. Daar wijzelf ons reeds daarvan bewust zijn, is het ook voor u belangrijk zelf een oordeel te vormen omtrent alles, wat te berde wordt gebracht. Het onderwerp, dat ter discussie staat, is: Toeval of voorbeschikking?
Wanneer wij het leven bezien, zullen wij steeds weer mensen ontdekken, die met het onverwachte geconfronteerd worden. Ook wat onszelf betreft zijn er steeds weer situaties waarvan wij menen te mogen zeggen; hoe toevallig, ofwel; dit moet voorbeschikt zijn. Het is daarbij typerend voor de mens, dat hij hetgeen hij graag wil, als voorbeschikking pleegt te definiëren, terwijl hij met een ietwat nalatig “dat was toeval!” de gevolgen van eigen domheden tracht weg te werken. Waarmede nog niets is gezegd over de vraag, of er toeval bestaat en, zo ja, waaruit het voortkomt, dan wel of er een voorbeschikking bestaat en, zo ja, hoever deze gaat.
In mijn inleiding zal ik trachten, zij het, gezien de beschikbare tijd, summier een antwoord te geven. Gelijktijdig zal ik daarbij trachten u een visie voor te leggen op het Al, zoals wij dit langzamerhand aan de hand van onze ervaringen hebben leren kennen.
Ter vereenvoudiging stel ik aan aantal punten. Het Al kent een aantal grondwaarden of grondwetten. Alle andere wetten die wij in de natuur tegenkomen, zijn afleidingen van deze basiswaarden waardoor het Al bestaat, zoals wij het leren kennen. Een natuurwet kan dus voor variaties of aanvullingen vatbaar zijn, ja, een geheel andere formulering krijgen, omdat zij slechts een interpretatie is van een algemeen geldende wet, die binnen één enkel verschijnsel uit een reeks niet altijd geheel kenbaar zal zijn, ofschoon zij wel degelijk door dezelfde regelmaat en grondwaarde wordt beheerst als vele andere factoren, die volgens de mens misschien onder geheel andere wetmatigheden ressorteren.
Indien ik nu over voorbeschikking wil spreken, kan ik het mij nogal gemakkelijk maken. Bij grote verzekeringsmaatschappijen op aarde zien wij, dat men met betrekkelijk grote nauwkeurigheid kan bepalen, hoeveel mensen van een bepaalde leeftijd in een bepaald jaar zullen overlijden. Dit ligt dus kennelijk wel ergens vast. Zo kan men berekenen, hoe groot het gemiddelde aantal auto-ongelukken zal zijn op een bepaalde weg gedurende een bepaalde periode. En ook hier blijkt het verkregen antwoord zo dicht bij de werkelijkheid te liggen, dat men een zekere gebondenheid, een vastliggen van feiten, wel moet aannemen.
Indien men het paranormale in de bewijsvoering wil betrekken, dan kan men poneren, dat er mensen zijn die gebeurtenissen in de toekomst juist kunnen voorzien. Ik doel hiermede niet op kaartleggers en dergelijke voorspellers die meestal in vaagheid niet te overtreffen zijn, maar de mensen die vaak spontaan en onverwacht dromen of visioenen omtrent de toekomst hebben, die, wanneer zij worden vastgelegd, inderdaad geheel of bijna geheel verwezenlijkt blijken te worden. De interpretaties moet men dan natuurlijk wel buiten beschouwing laten.
Typerend is het – officieel vastgestelde – geval van een man, die een visioen had aangaande Arnhem. Hij zag de datum en stelde vast, dat er gevochten werd in de stad tussen Engelse of Amerikaanse troepen en de Duitsers. Hij wist, dat hij zelf vluchtte voor het geweld van straatgevechten. Hij koppelde aan deze droom de verklaring, dat op die dag Nederland bevrijd zou worden. Later bleek, dat zijn beschrijving klopte met de gebeurtenissen tijdens de luchtlanding bij Arnhem, die, zoals u weet, voor de geallieerden verkeerd afliep. Het belangrijkste hierbij is, dat hier een mens, lange tijd voordien, situaties heeft voorzien en, wat vreemder is, deze tot op schijnbaar onbelangrijke details werkelijkheid zag worden. De droom vond plaats in 1942, einde van het jaar. Indien details zo lange tijd tevoren kunnen worden voorzien, zo kan men redeneren, zal de toekomst moeten vast staan en dit is alleen mogelijk, wanneer alles is voorbeschikt.
Uitgaande van dit alles is het eenvoudig genoeg, om met een schijn van redelijkheid te beweren dat alle gebeuren is voorbeschikt, zodat de mensen slechts marionetten zouden zijn van Hogere Krachten en de verantwoordelijkheid voor alles wat geschiedt, bij het goddelijke of deze Hogere Machten gelegen moet zijn. De voorstanders van het toeval zullen echter nu redeneren, dat toevalligerwijze – dus als één enkele mogelijkheid uit vele mogelijkheden – een dergelijke droom wel eens uit kan komen. Zoals je kunt redeneren, dat men weliswaar op grond van ervaring het aantal sterfgevallen, ongevallen e.d. wel te schatten is, maar dat het toch maar het toeval is, dat bepaalt, welke mensen daarbij betrokken zullen zijn. Dergelijke argumenten houden elkander, wanneer men ze eerlijk beziet, altijd weer in balans. Om tot een conclusie te komen, zal men dus anders te werk moeten gaan.
Stellen wij eenvoudigheidshalve de volgende punten als werkthesen:
- De mens heeft een vrije wil, maar wordt in zijn gebruik daarvan beperkt door zijn bewustzijn en de door zijn milieu mede bepaalde mogelijkheden, die hij voor zich vindt.
- De mens kent meer omtrent zichzelf en vermoedt meer omtrent zijn eigen toekomst, dan hij zichzelf toegeeft. Wanneer hij aan die vermoedens beantwoordt, zal hij vaak spreken van toeval of voorbeschikking, ofschoon hij in wezen zelf alles veroorzaakt heeft.
- Invloeden van buitenaf kunnen voor de mens de situatie wel grotendeels bepalen, maar deze bepaaldheid zal nimmer zover gaan, dat hem geen enkele mogelijkheid tot keuzen en dus vrije reactie zal blijven.
Ik hoop dat u voorlopig deze regels als werkthesen kunt aanvaarden. Ik acht dit van belang, daar hierdoor een te uitgebreide uitleg kan worden beperkt. Ik stel dan op grond van deze werkthesen als volgt:
Het Al bestaat uit een voorstelling van plaats, die eerst reëel wordt, doordat zij door een ego als plaats in bepaling van waarde wordt beseft. Wanneer ik mij een plaats dus anders voorstel als een ander, zal ik anders reageren op mijn omgeving – de plaats – als deze anderen en zal ik dientengevolge de feitelijke werkingen, die ik in mijn omgeving veroorzaak, anders beleven, terwijl mijn invloed op de omgeving eveneens verschillend zal zijn. Dit betekent nog niet, dat een normaal mens op Plein 1813 kan gaan staan en eenvoudig zeggen: Nu sta ik in de Taj Mahal.
De doorsnee mens, die zoiets stelt, heeft niet voldoende voorstellingsvermogen en kan daardoor niet voldoende in deze verandering van plaats waarde geloven, om ze voor zich tot werkelijkheid te maken.
Maar al blijft men ook bij de algemeen aanvaarde waarde van plaats, zo zal men nog de zaak anders kunnen zien. De een ziet naar het centrale standbeeld, de ander heeft vooral de aandacht gericht op de woningen van ministers, de huizen waarin instellingen e.d. gevestigd zijn, terwijl nog weer een ander misschien deze dingen niet eens bewust waarneemt maar zich alleen bezighoudt met het verkeer. Het verschillend gericht zijn van de aandacht zal een andere reactie op gebeuren inhouden.
Degene, die naar het standbeeld kijkt, kan waarschijnlijk niet tijdig reageren op alles, wat naar hem toe komt. Hij zou het tevoren kunnen weten maar heeft geen aandacht ervoor. Wanneer hij met het feit wordt geconfronteerd, is dit voor hem een toeval of voorbestemming, zoals degene, die te veel aandacht wijdt aan de huizen wel eens tegen een auto of fiets op zou kunnen lopen, omdat hij eenvoudig niet uitkeek. Zo iemand kan beredeneren, dat het aanwezig zijn van het hem kwetsende voertuig juist op het ogenblik, dat zijn aandacht elders was gericht, een ongelukkig toeval is. Maar ook hier is hij in feite zelf oorzakelijk en mede verantwoordelijk.
Mijn eerste conclusie luidt dan ook: Het zogenaamde toeval vloeit voort uit de eigen reactie van de mens op de feiten van zijn omgeving, die hij niet verwacht, niet tijdig beseft. Men kan hieraan nog toevoegen, dat het onverwachte en schijnbaar onbeheersbare, veelal voortkomt uit een gebrek aan concentratie op het geheel, waardoor de waarden van het geheel niet voldoende worden overzien en beseft. Hoe groter de eenzijdigheid, waarmee men zijn bestaan waarneemt, hoe meer voorbestemming of toeval men in het leven zal menen te ontdekken. Ofschoon dit alles menselijk redelijk aanvaardbaar en begrijpelijk zal zijn voor u, kunnen er toch altijd weer mensen zijn die stellen dat dit alles een rationalisering is, daar God in feite alles voor ons geregeld heeft. Deze stelling heeft het voordeel dat zij waar zou kunnen zijn, terwijl zelfs de illusies omtrent de vrijheid van wil in de voorbeschikking mede zouden kunnen zijn opgenomen.
Maar dit is theorie. Wil men als mens een schijn van bewijs hebben, dan zal men dus moeten gaan naar de praktijk.
Ik vraag mij af, of een mens het recht heeft over een voorbeschikking te spreken, zolang hij nog handelt alsof hij zelf verantwoordelijk zou zijn voor zijn daden, en reageert, alsof hij in althans een deel van zijn beschikkingen, vrijheid geniet. Iemand die werkelijk in een voorbeschikking gelooft, heeft geen redenen om zich druk te maken in het leven. Voor zo iemand zou het voldoende moeten zijn om, volmaakt tevreden, op de mesthoop te gaan zitten als eens Job om al krabbende af te wachten wat het de Heer belieft hem te laten doen. Dergelijke mensen zijn er echter kennelijk niet. Elke mens blijkt wel degelijk te willen, te streven, zijn omstandigheden te willen wijzigen of te beïnvloeden. Wanneer een mens zich voortdurend druk maakt over zichzelf – en nog meer over hetgeen anderen volgens hem moeten doen – zonder daarbij tevreden en waarlijk gelukkig te zijn ook zonder streven, kan hij wel spreken over voorbeschikking, maar maakt hij door zijn eigen gedrag duidelijk, dat dit alles in wezen maar een uitvlucht, een afschuiven van verantwoordelijkheden of een rationalisatie van eigen gedrag is.
Wat voorbeschikking betreft, durf ik dan ook verklaren dat, zo een dergelijke stelling al juist zou zijn, er in ieder geval in de sferen of op aarde niets te vinden is wat als onomstotelijk bewijs hiervoor zou kunnen gelden. Dit, terwijl de reactie van de mens, die de voorbeschikking als stelling huldigt op aarde, bewijst, dat hij in feite wel degelijk meent zelf te kunnen beslissen en te bepalen. Voorbeschikking in de algemeen geldende zin van het woord waarin dan de mens een vastgesteld lot zal ondergaan en van daaruit in een hiernamaals zal komen, waarin hij, onafhankelijk van eigen verdiensten of falen, reeds een vaste plaats en functie heeft, is dan ook volgens mij onzin. Ik acht het verkondigen van dergelijke stellingen een ontvluchten van de werkelijkheid, een poging om de aansprakelijkheid voor eigen daden af te schuiven, of een pogen een compensatie te vinden in een illusie voor eigen besefte tekortkomingen.
Maar is het dan misschien alles toeval? Degenen die over toeval spreken, noemen, zoals ik reeds aanstipte, die dingen toeval, waarvan zij zich niet realiseren hoe zij tot stand kwamen. Dit uit zich in uitlatingen als “hoe toevallig, dat ik je hier ontmoet.” Maar aan deze toevallige ontmoeting is toch wel iets voorafgegaan. Dit is geen werkelijk toeval, maar het gevolg van twee oorzaken gevolgwerkingen, die elkander kruisen. Het is een samentreffen van impulsen. Deze mensen hebben elk een bepaalde bedoeling gehad en daardoor kruisten zij elkaars pad. Helemaal toeval is dit dus al niet.
Wanneer deze mensen daarbij nog contact met elkaar begeren – dus innerlijk zoeken of van node hebben – dan zal hierbij verder gesproken kunnen worden van een zeker rapport, een zekere wederkerige beïnvloeding.
Wanneer men elkander reeds kent, blijkt vaak na zo een “toevallige ontmoeting” dat men juist tevoren, misschien voor het eerst in lange tijd aan elkander heeft gedacht. Dit lijkt meer op een telepathische beïnvloeding dan op toeval. Ik meen dan ook dat men niet zonder meer van toeval als een geheel zonder reden ontstaan gebeuren kan spreken. Ik meen, dat de lange reeksen van toevalligheden, waarmee de mens in zijn leven maar al te vaak de dingen verklaart, in feite te herleiden zijn tot zijn bewuste en onbewuste reacties op de omgeving en zijn besef, eveneens bewust zowel als niet waakbewust, van die omgeving en haar mogelijkheden.
Zou ik het hierbij laten, dan zou men vele tegenwerpingen terecht kunnen maken, maar ik wil nog een stap verder gaan. Wanneer u een keuze doet – onverschillig welke – zo zal dit op u en anderen een zekere invloed hebben. Neem als voorbeeld, dat u bij het dessert kiest voor roomijs in plaats van pudding of fruit. Het is nu denkbaar en mogelijk, dat dit ijs u goed smaakt en daardoor uw reacties op de buitenwereld welwillender en optimistischer doet zijn. Wat dan weer kan resulteren in een “toevallige meevaller”. Het is echter ook mogelijk, dat het ijs verkeerd valt en zo uw benadering van de wereld als gevolg van buikpijn nogal misantropisch doet zijn. U hebt hier dus zelf gekozen – en vrij, want de andere mogelijkheden stonden u evenzeer open – en hebt u voor uzelf iets gepredisponeerd, ook al besefte u dat niet. U bepaalde de inhoud van volgende situaties. Zo er al van een voorbeschikking sprake is in deze, zo zult u toe moeten geven dat die in uw eigen hand ligt.
De voorbeschikking of het toeval zijn kennelijk het gevolg van een oorzaak- en gevolg werking, die mede door uw eigen keuze tot stand kwam. Nu kunt u bij die keuze wel beïnvloed worden, dat is wel duidelijk. U koos bv. ijs, omdat de portie van een ander er zo buitengewoon smakelijk uitzag of omdat u wilde protesteren tegen het altijd weer gelijkblijvende puddinkje met een klein kloddertje slagroom, dat het kenmerk van de table d’hôte is. Uw keuze kan dus wel degelijk door vroegere gebeurtenissen of situaties buiten uzelf beïnvloed zijn. Overziet u de zaak, dan kiest u natuurlijk geen ijs, wanneer u daarvan buikpijn krijgt. Overzicht maakt dus een juiste keuze mogelijk, onafhankelijk van de invloeden van buitenaf. Nu kan het zijn, dat de sfeer van de omgeving, het gemeenschappelijk bewustzijn van aanwezigen, of zelfs kosmische invloeden een zekere stemming veroorzaken; dit zal uw reactie, uw keus, kunnen beïnvloeden. Maar de keuze blijft uw eigen zaak en bij een voldoende besef van mogelijkheden en overzicht van eigen toestand kan men ondanks dit de gewenste gevolgen voor zich veroorzaken. Eenvoudig gesteld: Wanneer u ijs eet, kunt u moeilijk zeggen, dat het een toeval is, wanneer u er buikpijn van krijgt.
Want die mogelijkheid was er en u heeft deze mogelijkheid mede in uw beslissing kunnen bezien en verwerken. Indien u zich dan niet prettig gevoelt en daardoor “per ongeluk” of “toevallig” in de verkeerde trein stapt, iemand beledigt die sterker en lichamelijk slagvaardiger is dan u of zoiets, dan is dit in feite een logische sequentie, die voortkomt uit uw eigen keuze en bij begrip van de daarin liggende mogelijkheden voorkomen had kunnen worden, zodat ik met enige reden kan zeggen, dat er geen werkelijk toeval bestaat. En dit alles heb ik nog zoveel mogelijk op menselijk logische basis en menselijk aanvaardbare gronden uitgewerkt. Wanneer ik nog verder ga en spreek over bv. karma – dat in feite een door ervaring ontstaan bewustzijn is, dat voert tot een conditionering van de reacties van de mens – kan ik u ook nog aantonen, dat sommige mensen, doordat zij zijn, wat zij zijn, niet anders zullen kunnen kiezen dan in een bepaalde richting. Maar ook dan blijft er nog voldoende mogelijkheid tot keuze over, zodat van een noodlot niet gesproken kan worden, terwijl het aanwezig zijn van de neiging in een bepaalde richting te handelen en te denken, bij enig zelfonderzoek erkend kan worden en zo ook het toeval kan uitschakelen. Mag ik dan nu stellen, dat een werkelijk toeval zonder enige mogelijkheid tot keuze en beïnvloeding niet bestaat, zoals ook een werkelijke en alomvattende voorbeschikking niet bestaan kan? Er bestaat een gedeeltelijke voorbeschiktheid of conditionering, die voortvloeit uit de mens zelf, zijn ontwikkeling, denken en kunnen. Er ontstaat hierdoor een reeks van handelingen, die de verklaring vormen voor de wijze, waarop het “toeval” in het leven van de mens een rol speelt.
Waarmee ik er nog niet ben. Want dit alles mag voor een enkele mens gelden. Wat te zeggen, over een groot aantal mensen, die bij elkaar komen en “toevallig” hetzelfde ondergaan?
Allereerst moet ik hier dan constateren, dat dezelfde uiterlijke waarde, door 100 mensen ondergaan, voor 100 mensen een andere waarde en betekenis kan hebben. De uiterlijke waarde van een gebeuren of toeval is dus niet bepalend voor de feitelijke waarde en belevingsinhoud van elke entiteit, die er deel van uitmaakt. Er is hier een verschil in beleving kenbaar, dat de werkelijke betekenis in inhoud van het uiterlijk gelijke gebeuren per persoonlijkheid afzonderlijk bepaalt. Men zou kunnen stellen: Als mens reageer ik binnen de gemeenschap steeds op eigen wijze en met voor mij alleen geldende gevolgen, zelfs wanneer ik in een gemeenschappelijke beleving betrokken ben. Ik meen, dat wij zelfs nog iets verder moeten gaan door te stellen, dat er een gemeenschappelijk bewustzijn bestaat, dat door de enkeling wordt beleefd wordt en zo zijn besluiten beïnvloeden kan, maar hem toch nimmer van eigen aard en eigen reacties geheel zal ontdoen. Wanneer u hier aanwezig bent, hebt u naast uw persoonlijke reacties ook een gezamenlijke reactie op mijn woorden. Die zal niet altijd even gunstig zijn, dat besef ik wel. De sfeer, de stemming, die zo gemeenschappelijk ontstaat, bepaalt o.m. uw mogelijkheid om met elkander in contact te komen en kan het eventueel verwerpen of aanvaarden van elkander tussen mensen mede bepalen. Deze stemming of sfeer vloeit voort uit hetgeen wij gezamenlijk denken en voelen.
Wanneer een volk als bv. het Nederlandse volk, pro-Israël is, ontstaat hierdoor bij degenen die niet gewend zijn zich een eigen oordeel te vormen, een mentaliteit, waarbij men blind is voor alle andere kanten van de zaak. Hierdoor zal men in zijn reacties eenzijdig zijn en zal men elkander vooral treffen op punten, die met Israël en al wat daarmee voor u samenhangt, in betrekking staan. Later kan men dan zeggen, dat dergelijke acties en reacties toevallig zijn ontstaan en dat de mogelijke gevolgen daarvan dus ook in feite toevallig ontstonden. Waar is dit echter niet: men heeft elkander over en weer beïnvloed. Maar binnen deze eenzijdige gerichtheid bleef eenieder volgens eigen wezen reageren. Wie besefte, wat er aan de hand was, kon ook geheel bewust zijn actie bepalen en de mogelijke gevolgen daarvan overzien.
Voor de gehele mensheid kan iets dergelijk gelden. De mensheid heeft bv. bepaalde illusies omtrent de mogelijkheid eigen leven onafhankelijk van aderen te bestemmen en toch deel te blijven van de gemeenschap, zoals de mensen ook illusies koesteren omtrent eigen verheven zijn boven het dierlijke vlak, eigen bezieling e.d. Ik spreek hier van illusies, omdat de werkelijkheid daarvan niet of slechts eenzijdig wordt beseft en aanvaard. Al geloof je nu niet in deze illusies, zo zal je toch door de benadering van het menselijk bestaan, zoals deze in alles rond je tot uiting komt, worden beïnvloed. Je kunt wel in gedachten protesteren, maar waar het algemeen aanvaarde waarden en stellingen betreft, blijk je niet in staat voortdurend met eigen reacties een protest te tonen. Men meent dan, dat het toeval de uiting van de werkelijke gevoelens, het slagen van een actie van protest, zal bepalen.
Maar misschien kunnen wij dit toeval nu gaan zien als het directe gevolg van een invloed uit de sferen of dat uit het gemeenschappelijk bewustzijn ontstaat en, ongeacht het mentale antwoord daarop of de mentale reactie daarop, toch acties doet ontstaan, die men zelf niet meer beredeneren kan – of wil – zo gevolgen met zich brengende, die men volgens eigen denken niet had kunnen voorzien. Waar dergelijke frustraties van eigen streven incidenteel voor de eenling scherp kenbaar worden, noemt men ook dit toeval, ofschoon het in feite een uiting van een wetmatigheid is. Men kan aantonen, dat zowel in de geschiedenis als in het leven van elke mens, bepaalde periodiciteiten voorkomen. Wij kunnen zelfs zien, hoe bepaalde fasen van geestelijk of stoffelijk werken zich herhalen. Kortom, wij kunnen spreken over een periodiciteit van geneigdheid, die voor de mens het karakter van een wetmatigheid schijnt te dragen. Let wel, geen periodiciteit kan gebeuren zonder meer dus.
Ik gebruik het woord geneigdheid, omdat dit een tendens, niet een reeks van feiten uitdrukt. Men kan van deze ritmen, mits erkend, gebruik maken zoals men bv. bij levensverzekeringsmaatschappijen doet, wanneer men uitrekent wat de levenskansen zijn, om zo een premie te kunnen vaststellen. Etc. Het gaat hier dus om een waarschijnlijkheid, niet om een tevoren geheel vaststaande reeks van feiten. Wat weer inhoudt dat men de mogelijkheden kan leren beseffen en overzien, zonder dat men daarom onveranderlijke feiten in de toekomst kan vaststellen.
Men zou bv. kunnen redeneren: Napoleon werd dan en dan geboren. Hij maakte dit en dat mee. Er is een periodiciteit en dus zal na zoveel jaren weer een Napoleon optreden. Dit echter komt niet uit. Hier stellen wij een toekomstig feit. Wel kunnen wij zeggen: na zoveel tijd zal de gemeenschap weer rijp zijn voor het aanvaarden van een dergelijk dictatoriaal streven. Wij kunnen niet zeggen, dat revoluties zich regelmatig zullen herhalen. Wel kunnen wij echter ontdekken, dat werkelijk indringende revoluties met blijvende resultaten met bepaalde tussenruimten voor plegen te komen.
Typerend voorbeeld: Een revolutie, die Duitsland o.m. beïnvloedde, vond plaats rond 1683. Vanaf dit ogenblik ontstaat een opstandbeweging, die resulteert in een reeks van acties en reacties, welke de onafhankelijkheid van de kleine staten aantast. Uiteindelijk voert dit tot een Groot-Duits rijk. Vergelijk dit met wat er in Rusland is gebeurd. Hier begint de feitelijke opstand reeds rond 1871. Zij komt uit het zuiden en wint steeds meer vaart. In de buitengewesten ontstaat de revolte van de intelligentsia – die wij ook in Duitsland zagen. De revolutie treedt eerst op als een onderlinge verdeeldheid en strijd van de machthebbers. Rond 1909 ontstaat de revolutie als ook uiterlijk kenbare macht in Rusland en voert ook daar tot een langzaam verval van macht, dat ontaardt in een chaos, die doet denken aan de taferelen van de Franse revolutie.
In Duitsland vinden wij soortgelijke taferelen onder meer in de tijd van de Bundesschuh (1493). In Rusland, rond 1916-’17 komt de verwarring tot haar hoogtepunt en wat zien wij: Een unificatie, waardoor een Groot-Russisch rijk ontstaat, dat als feit zelfs onder de tsaren steeds slechts een illusie was. Zoals in Duitsland eerst als gevolg van revoluties de vorsten ertoe komen zich in feite aan de keizer te onderwerpen en eerst hierdoor een algemene omwenteling mogelijk wordt, die zich afspeelt rond 1927. In beide landen voert de revolutie uiteindelijk tot dictatuur en terreur.
Soortgelijke overeenkomsten kunt u overal weer ontdekken en, mits u de gehele wereld beschouwt en niet slechts een klein deel daarvan, zult u met vaste tussenpozen dergelijke veranderingen kunnen vaststellen. Ook in uw eigen leven zult u, wanneer u eerlijk bent, moeten toegeven dergelijke periodieke veranderingen en omwentelingen in eigen materieel en geestelijk leven te ondergaan.
Voorbeeld: Indien u in eigen bestaan een crisis hebt gehad, die ongeveer drie weken geleden plaats vond en u bent een evenwichtig type mens, zo zult u wel een oplossing gevonden hebben, maar toch over ongeveer drie en een halve maand een soortgelijke crisis doormaken. Dan zult u profijt trekken van uw beheersing in de voorbije crisis. Was u onbeheerst in deze crisistijd, dan zal daaruit waarschijnlijk een langduriger of zelfs blijvend conflict zijn voortgekomen. Dit conflict beheerst dan de eerstkomende drie en een halve maand en zal zich daarna op een volgens u waarschijnlijk haast niet te dragen wijze oplossen. De onbeheerstheid van het verleden zal dan de waarden van de komende crisis beheersen en zo een bewust kiezen of volgens eigen wil en inzicht oplossen daarvan onmogelijk maken. Dit was maar een voorbeeld. Ieder van u kan echter het optreden van dergelijke ritmen in eigen leven gemakkelijk nagaan. Maar mag men dit nu als een voorbestemming zien? Zover het het bestaan van dergelijke ritmen betreft volgens mij wel. Zij zijn kennelijk de uitdrukking van een kosmische wet of natuurwet, die de mens nog niet geheel kent. Maar ook blijkt hier, dat eigen reactie de waarde en betekenis van deze ritmen voor uzelf bepaalt en de gevolgen daarvan beheerst.
Vandaar ook het voorbeeld van beheerst en onbeheerst, dat ik u zo-even gaf. De conclusie is duidelijk. Er kan een zeker ritme, een wetmatigheid, zijn in ons milieu, dat mede onze eigen levensritmen in wereld of sfeer beheerst, doch niet onze beleving en de daaruit voor ons voortspruitende gevolgen zonder meer bepaalt.
Ook hier vinden wij weer vrijheid ondanks beperkingen. Want dergelijke invloeden betekenen, uit de aard der zaak, een beperking van de vrije keuzemogelijkheid door het scheppen van een bias. Misschien kan men nu beweren, dat het bestaan van dergelijke invloeden een toeval is.
Maar ik zal dan onmiddellijk hierbij aantekenen, dat het toch wel vreemd is, dat men dergelijke invloeden, die op aarde merkbaar zijn, onmiddellijk kan associëren met bepaalde verschijnselen aan de hemel.
Daarbij hoef ik nog niet eens naar de volgens de nu bestaande wetenschappelijke opvatting en vraagwaardige astrologie te verwijzen, maar kan volstaan met te wijzen op de werking, die zonnevlekken hebben op de mens en zijn wereld.
De 27-jarige zonnevlekkencyclus, waarin het 27ste jaar steeds weer een topjaar van zonneactiviteit betekent, geeft rond één en een half jaar na het begin van deze stormen op de zon een grote reeks verwarringen te zien op aarde. Deze betreffen zowel het menselijk gedrag als de weersomstandigheden, afwijkingen t.a.v. het normale klimaat, de normale lucht elektriciteit en magnetische afwijkingen. Hier mag m.i. wel degelijk gesproken worden van een steeds en regelmatig weerkerende invloed van buiten de wereld op de wereld, die de mogelijkheden van de mens richt en mede bepaalt, maar nimmer geheel vast legt. Van een toeval ken men hier moeilijk spreken, dunkt mij. Wij hebben hier te maken met een grondeigenschap van het zonnestelsel of een verschijnsel, dat voortvloeit uit de een of andere wet. Maar dit is geen wet, die bepaalt, wat de mens zal overkomen. Zij betekent echter wel een conditionering van de mens en de mensheid, zodat de mogelijkheid tot vrij reageren enigszins is gewijzigd en zelfs beperkt.
Conclusie: zo wij spreken over voorbestemming zou men ten hoogste kunnen zeggen, dat deze het keuze-assortiment van keuzemogelijkheden, dat voor de mens op een bepaald moment beschikbaar is, bepaalt, maar niet zonder meer de eigen gedragswaarden en mogelijkheden van de mens vastlegt. Zouden wij willen spreken van het toeval, dan kunnen wij zeggen, dat het niet overzien van de mogelijkheden tot keuze, die wij morgen zullen bezitten, ook het heden voor ons tot een enigszins onoverzichtelijk zaak zal maken. Wij projecteren onze onzekerheid omtrent morgen op de eerstkomende ogenblikken en komen zo niet tot een bewust waarnemen van de ontwikkelingen en mogelijkheden. Dit niet overzien van alle nu bestaande waarden brengt voor ons de onverwachte ontwikkeling, die wij redelijk niet kunnen verklaren en daarom als toeval omschrijven.
Ik zou over de ritmen, die in het menselijke leven een bepalende en beperkende rol kunnen spelen, nog meer kunnen zeggen. Ik heb echter hun bestaan nu voldoende aangestipt en naar ik meen ook aangetoond. Daar de meesten onder u er reeds iets over weten, acht ik het beter over te gaan naar een volgend punt. Hierin stel ik mij de vraag, of een beheersende beïnvloeding van de menselijke wereld door andere entiteiten als bv. de geest denkbaar en mogelijk is. Ik meen, dat niemand, die op de hoogte is van de achtergronden van dieptepsychologie, psychiatrie en psychoanalyse zal durven beweren, dat er geen invloeden bestaan, die het bewustzijn van de mens geheel kunnen gaan domineren. Men kan die invloeden dan, zoals in de wetenschap nog gebruikelijk is, beschouwen als interne werkingen en reacties, of, wat volgens mij in vele gevallen meer realistisch zou zijn, zien als een inwerking van andere persoonlijkheden op het ego. Ik laat hierbij in het midden, of dergelijke invloeden nu ook werkelijk in de menselijke zin van het woord persoonlijkheid bezitten en volsta met de stelling, dat dergelijke werkingen zich aan de beschouwer vaak als afzonderlijke persoonlijkheden voor zullen doen. Dit zou duidelijk maken, dat naast hysterische reacties ook werkelijke bezetenheid kan bestaan. Het zou de verklaring vormen voor vele z.g. schizofrene gevallen, die opeens en zonder kenbare oorzaak genezen. Nu weet ik, vanuit mijn wereld, dat entiteiten vanuit de geestelijke gebieden onder omstandigheden inderdaad het denken en gevoelsleven van een mens tot in zeer hoge mate kunnen beïnvloeden en wel zo langdurig, dat in feite van een beheersen kan worden gesproken.
De vraag is nu, of een dergelijke entiteit u in beslag kan nemen en zo – zover het u betreft – uw reacties en zelfs de gang van zaken voor u a.h.w. kan voorbestemmen. Een eerlijk antwoord op deze vraag zou gelijktijdig neen en ja moeten luiden. Ja, omdat u wel degelijk beheerst kunt worden. Neen, omdat geen enkele entiteit op deze wijze “bezit” kan nemen van u tegen uw eigen wezen in. Het ja houdt echter in, dat men, zo men een dergelijk wezen al dan niet bewust aanvaardt en zich daaraan, al is het ook maar enigszins, onderwerpt, het op den duur uw leven voor u kan gaan bepalen. Vergelijkenderwijze gesproken: Niemand kan u verplichten om bv. een spuitje te nemen met coca of hero. Niemand kan u verplichten om te snuiven, datgene, wat u daarin als mogelijkheid vermoedt kan voor u wel een grote aantrekkingskracht hebben, maar u bent volledig vrij.
Nu echter laat u zich door uw verlangen de mogelijkheden, die in coca of hero schuilen verleiden het eens te proberen. Hierbij is het onbelangrijk, of dit gebeurt om even vrij te zijn van pijn, dan wel om even te ontvluchten aan de werkelijkheid van uw eigen wereld, of zelfs maar eenvoudig te onderzoeken. U begint te gebruiken. Na de eerste keer bestaat reeds een vergrootte aantrekking, waardoor u de gevaren niet meer geheel zult willen beseffen. Indien u drie malen kort opeen gebruikt, zit u vast. Vanaf dat ogenblik wordt uw bestaan niet meer door uw eigen wil geleid, maar in steeds toenemende mate door een behoefte-element, dat in u is ontstaan.
Wanneer een vreemde entiteit – noem die duivel of demon, zelfs al bestaan dergelijke wezens niet op de wijze en in de vorm waarin men hen gemeenlijk pleegt voor te stellen – bezit van uw wezen wil nemen, dan zal dit wezen moeten beginnen met u iets te beloven, iets te geven. In feite geeft een dergelijke entiteit u vooral in het begin de mogelijkheid, door onderwerping iets te verkrijgen, dat u graag wilt hebben of ervaren. Hij spiegelt u voor, dat u beter en gelukkiger kunt leven wanneer u zijn leiding aanvaardt. Geeft u hieraan toe, dan zult u hetgeen u verkregen hebt, niet meer kunnen afgeven. U wilt het niet meer missen en wenst het in steeds sterkere mate te ondergaan, te bezitten. U vreest, deze invloed te moeten missen. Vanaf dit ogenblik kan men stellen, dat de mens zuchtig is. Men blijft gehoorzamen tot men zelfs niet meer in staat is zich tegen de impulsen van die entiteit te verzetten. Dan kan men niet meer zelf handelen, ageren, beslissen. Het is steeds de andere entiteit, die reageert, ageert door u.
Dit is het kernprobleem van bezetenheid. U kunt nu stellen, dat ook iets dergelijk voorbeschikt is. Maar volgens mij is dit niet juist, omdat u een mogelijkheid hebt om de invloed af te wijzen.
Het blijkt altijd weer mogelijk een dergelijke relatie te verbreken, zelfs indien het beheersen van het lichaam en het daarvoor noodzakelijke rapport voor de ander te onaangenaam wordt dank zij bv. shockkuren. Haar ook geestelijke processen kunnen een dergelijke harmonie en de daaruit voortkomende verslaafdheid onderbreken. Daar wij met zekerheid kunnen stellen, dat de aanvaarding van een dergelijke gebondenheid in het begin voortkomt uit een vrije aanvaarding, mogen wij hier niet over een voorbestemming spreken.
Is het dan misschien een toeval, dat een dergelijke entiteit u uitkiest om te beheersen en juist u zijn aanbiedingen – zeer subtiel en meestal niet onmiddellijk als invloed van buitenaf kenbaar – doet? Het blijkt echter, dat hier eerst een zekere overeenkomst, een punt van aanraking, van gelijkheid moet bestaan. Zonder dit is de benadering niet mogelijk. Zeg nu niet, dat een dergelijke geest zich alle moeite zal geven voor iemand of iets, waarin hijzelf geen vrede, nut of mogelijkheid tot bevrediging meent te kunnen vinden. De entiteit zoekt iets, wat voor deze belangrijk is. Neem mij niet kwalijk. Wie zin heeft in een stukje worst, gaat niet bij voorkeur een banketbakkerswinkel binnen. U moet dus iets hebben of zijn, wat voor die ander attractief is.
Een zekere afstemming tussen de in bezit nemende geest en de beheerste is noodzakelijk. Zonder dit contact is bezetenheid niet denkbaar en zullen zelfs de inleidende stappen tot contact niet mogelijk zijn. De duivel kan geen heilige in beslag nemen, omdat die heilige hem hindert, maar zal eerst moeten nagaan of die heilige niet ergens potentieel een zondaar is en zal alleen via een beroep op deze zonde, de fascinatie door de zonde bij de ander, deze kunnen benaderen.
Zelfs indien het alleen maar gaat over het proces, dat men zo mooi “bekoring” noemt. Waarbij ik overigens onmiddellijk wil stipuleren, dat uitdrukkingen als heilige, zondaar en duivel slechts begripswoorden zijn, die niet een werkelijk bestaande eigenschap of een werkelijkheid omschrijven, zolang zij in de gebruikelijke zin van het woord worden gehanteerd.
Ik moet ook hier dus beide waarden, zowel voorbestemming als toeval, verwerpen. Maar wat is er dan wel? Ik meen, dat het niet eerlijk zou zijn de inleiding te beëindigen, zonder deze vraag te stellen en een antwoord daarop te zoeken.
Daarom stel ik, dat elke mens in zich een bepaalde reeks van mogelijkheden heeft. Deze zijn niet onbeperkt, maar geven in alle gevallen een mogelijkheid tot keuze, zodat de ontwikkeling van het ik verschillende richtingen uit kan gaan. Er is dus voor het ik een beperkte mogelijkheid, die bij de mens o.m. voortkomt uit genetische inhoud van het lichaam, de geestelijke inhoud – i.o. de bewustzijnsinhoud van de ziel, die zich in de stof projecteert – en de maatschappij, waarin de mens bestaat.
Dit laatste heeft meer invloed dan u zou denken. U bent in Holland geboren. Daardoor bent u wat stijver, in wezen orthodoxer en in willen progressiever dan iemand, die bv. in Azië of elders geboren wordt. Uw houding tegenover het leven en de wijze, waarop u zich gedraagt – uw willen in werkelijkheid tracht om te zetten – wordt grotendeels door uw milieu bepaald. De uiterlijke zaken worden dus grotendeels geconditioneerd door buiten het ik bestaande invloeden. Ik stel dus: Op grond van bestaande harmonieën zal het ik zich steeds bevinden in een milieu, dat redelijk strookt met eigen wezen en streven, maar gelijktijdig aan de mogelijkheden tot verandering en vrije ontwikkeling van dit wezen beperkingen oplegt. Volgens mij is dit een uitvloeisel van een goddelijke wet, waarbij wetten als die van evenwicht, compensatie en gelijkblijvende velden een aantrekking van elkander opheffende waarden veroorzaken, zo een voortdurende compensatie van onevenwichtigheden in het geheel tot stand brengende en daarnaast zo zorgende voor een steeds gelijk blijven van de totale kracht en de totale mogelijkheid in het geheel.
Ik vat dit nog eens kort samen, daar het voor enkelen onder u nogal wat verwarring schijnt te geven: Krachtens zijn wezen en de daarin reeds bestaande tendensen leeft de mens in een beperktheid van mogelijkheden, die door zijn eigen wezen en het daarin reeds bestaande, dus zal worden bepaald. Hierbij zal de mens de neiging vertonen uitersten in zichzelf op te heffen of te compenseren door tegenovergestelde uitersten, dit is de uitwerking van grondwaarden in het Al, die wij als kosmische wetten plegen aan te duiden. Maar binnen de zo, uit eigen ik voortkomende op de mens inwerkende beperkingen, bestaat voor die mens een volledige vrijheid van keuze en de mogelijkheid – maar nimmer de zekerheid – het geheel van de keuze en de daaruit voortvloeiende ontwikkelingen te overzien. Bereikt men dit overzicht van eigen mogelijkheden en de gevolgen van eigen keuze, dan is een begrip als toeval niet meer denkbaar, daar in het heden steeds een juiste prognose kan worden gesteld, die in waarheid alle ontwikkelingen betreffende het ik en anderen, zover zij in contact komen met het ik omvat – mits de nu ingenomen standpunten gelijk blijven – zodat een rechtlijnige ontwikkeling bestaat.
Men zou hier de vraag kunnen stellen of God dan bij dit alles niet betrokken is. Nu houd ik er niet van te veel over God te praten. De mens doet dit vaak te veel en wanneer mensen erg veel over God en de goddelijke wil spreken, kun je er wel zeker van zijn, dat zij hierdoor hopen te voorkomen dat je precies ziet, wat zij zijn en doen. In dit geval kan ik echter God moeilijk geheel buiten beschouwing laten.
God is het onbegrepene. Hij is de algemene mogelijkheid, waarachter je als mens of geest alles kunt verbergen, vooral je eigen onvermogen tot begrijpen van eigen leven en bestaan, maar de Kracht is er dan toch. Deze Kracht wil ik dan vereenzelvigen met het totaal van de door ons niet besefte, gerealiseerde of beheersbare waarden en wetten in het Al. Deze God bepaalt volgens mij wel degelijk ons wezen. Maar hij bepaalt ons wezen niet door een reeks van belevingen enz. voor ons dwingend vast te leggen, doch slechts door ons een beperking op te leggen binnen eigen wezen en mogelijkheden aan de hand van algemene wetten, die in de gehele kosmos gelijkwaardig optreden. Men kan zeggen, dat de inhoud van ons werkelijke wezen voor onze mogelijkheden bepalend is, maar dat wij vrij zijn binnen de perken van deze – niet geheel besefte – inhoud van het ik dan ook geheel vrij zijn om te handelen, te realiseren enz. God bestemt ons wezen niet voor, maar geeft slechts de wetten, waaruit een beperking van onze mogelijkheden voortvloeit, zodat wij niet waar kunnen maken wat wij begeren of denken, maar alleen dat kunnen realiseren, wat wij in ons, zij het als vruchtbeginsel, bezitten. Wij kunnen ons niet boven onszelf verheffen en kunnen niets waar maken voor onszelf of anderen, wat wij niet reeds in wezen, in beginsel, zijn. Waarmede ik een zekere voorbestemming, maar dan alleen in een zeer algemeen vlak, meen te moeten aanvaarden.
Maar dit sluit geen vrijheid van willen en werken uit. Het beperkt slechts het terrein, waarop deze waarden voor ons bruikbaar en beheersbaar zijn. Zoals het toeval eveneens wegvalt, omdat wij, wanneer wij ons wezen en capaciteiten tot het uiterste toe ontwikkelen, in staat zijn onze mogelijkheden te kennen en de toekomt te overzien, zodat wij alle, voor de doorsnee mens onverwachte en daarom tot toeval uitgeroepen feiten en ontwikkelingen reeds van tevoren kunnen kennen. Het zo erkend toeval is een onvermijdelijk deel van eigen werkelijkheid, waarin slechts verandering kan worden gebracht, indien wij eigen inhoud en actie naar buiten toe wijzigen. Zelfs bij een predictie van de toekomst als in het door mij in het eerste deel van deze inleiding gegeven voorbeeld, blijft de mogelijkheid bestaan aan de voorspelde toestanden zelf te ontkomen. Indien men zelf anders handelt of reageert, zal de droom, het visioen, dat nu zo mooi uitkwam, niet meer tot werkelijkheid kunnen worden. Anders gezegd: Een predictie is de weergave van de gevolgen van een rechtlijnige ontwikkeling, maar nimmer een definitieve bepaling van een gebeuren in de toekomst.
Nogmaals dus: Toeval is slechts een onvoldoende overzicht van bestaande invloeden en mogelijkheden, een onvoldoende begrip ook voor de resultaten van eigen daad, standpunt enz. Wat na dit alles blijft, is een verbondenheid met het Al, waarbij op de een of andere voor ons vreemd schijnende wijze de grondbegrippen van ons wezen en de eigenschappen van ons wezen ons binden aan een bepaalde methode van leven en kiezen. Algemeen zijn wij gebonden aan de Godheid, maken wij deel uit van de werkingen van de Godheid. Denk aan de definitie, die ik gaf hiervan, en zijn wij daarnaast vrij van beperkingen, doch meestal de gevangenen van onze eigen illusies.
Er is geen toeval of voorbestemming. Er is een ego, dat uit de totaliteit van mogelijkheden, die het zelf bevat, een volmaakt en juist antwoord op het bestaan kan vormen, maar misleid door eigen zienswijze en stellingen, misleid ook door het onvermogen de draagwijdte van eigen actie en denken te overzien, vaak verkeerdelijk kan reageren en de voor het ik volmaakte vorm harmonisch kan beleven, voorbijgaande aan de werkelijke waarden van het bestaan.
Dit is geen absoluut bevredigend antwoord. Ik weet, dat mensen graag definitief horen: zo is het en niet anders. Helaas is een dergelijk eenvoudig antwoord niet mogelijk. Je zou kunnen zeggen, dat de mens een beperkte vrijheid heeft. Maar die vrijheid is dan weer groot genoeg om te kunnen stellen, dat er geen algehele voorbeschikking is. Wij kunnen zeggen, dat de mens een besef heeft, dat niet voldoende is ontwikkeld of wordt gebruikt, om voor hem het onverwachte, dat hij toeval noemt, te kunnen vermijden of te voorzien. Wij kunnen ten laatste constateren, dat voorbeschikking en toeval, zover dezen bestaan, in ieder geval voortkomen uit de mens zelf en voortvloeien uit zijn bestaan te midden van een Al, dat wetmatigheden kent. Verder dan dit kun je niet gaan.
Hiermede is mijn inleiding afgelopen.
U kunt bv. opmerken: Toeval als een niet voldoende besef kan ik aanvaarden, wanneer het gaat over twee mensen, maar wanneer het nu gaat om een wereldoorlog of een atoombom, is er dan geen sprake van predestinatie? Moet ik dan zelfs de mogelijkheid van een toevallig geboren worden in een dergelijke tijd ontkennen?
Het antwoord is: Wanneer u de uiterlijke vormen alleen als bepalend beschouwt, kan een predestinatie nog aanvaardbaar worden gemaakt in dergelijke omstandigheden en kan men ook van toeval wel spreken. Maar het zijn niet slechts de uiterlijkheden, die voor de mens bepalend zijn. Het is ook hetgeen in hem leeft. Zelfs indien wij aannemen, dat deze waarden met het menselijke lichaam worden uitgeblust, zo het voortbestaan buiten het geding latende, zullen wij nog toe moeten geven, dat wat voor de één ondergang is voor de ander beleefbaar is als sublimatie; dat wat voor de een pijn en wreedheid is, voor een ander vreugde kan betekenen, zodat van een absolute voorbestemming, zover het eigen beleven betreft , ook hier volgens mij niet gesproken kan worden, terwijl dergelijke reacties, voortvloeiende uit het ik, zeker ook geen toeval kunnen worden genoemd.
Misschien vraagt u ook: U kunt nu wel lekker spreken over onze wereld, maar hoe ligt de zaak dan in andere werelden?
Ik heb getracht duidelijk te maken, dat de grondwetten, die ik stelde, de grondregels beter gezegd, overal zullen tellen waar een bewustzijn is en wel in overeenstemming met de waarde van dat bewustzijn. Dit betekent dus, dat bv. een dier, dat een kleiner bewustzijn heeft dan u, in zijn leven meer toevalligheden zal ontmoeten en in feite zal leven op een door gewoonte meer geconditioneerde wijze, zodat het verloop van dit leven ook meer “voorbestemd” lijkt. Wij zien echter, dat ook hier door omstandigheden het bewustzijn en de reactie van het dier kunnen veranderen. De oorzaak kan een bosbrand zijn, of het binnendringen van bv. mensen in het normale jachtgebied. Dan zien wij, dat de reacties van het dier veranderen en daarmee ook de mogelijkheden en het verdere verloop van het leven van dit wezen.
Voor een engel geldt precies hetzelfde. Al is het bewustzijn van een met deze titel omschreven wezen veel groter dan dat van een mens, dit wezen zal veel meer overzien dan u, zal veel meer beseffen en zal daardoor eigen bestaan in grotere vrijheid dan u kunnen bepalen. Maar er zijn ook hier grenzen aan het bewustzijn en zo ook aan het vermogen eigen lot bewust te bepalen.
Veel kan worden beseft, maar een engel is geen God en kan niet alles overzien. Er zijn dus ogenblikken, waarop zelfs bij een engel overzicht en bewustzijn te kort zouden kunnen schieten en dat zelfs de engel zich daarvoor zou kunnen verontschuldigen door te spreken over toeval.
En wat u zelf betreft, indien u meent voorbestemd te zijn voor iets, iets wilt zien als voorbestemming, vraag u dan eerst eens af, of u dit misschien zelf veroorzaakt hebt, of u daarin misschien een verontschuldiging zoekt voor iets, wat u anders onaanvaardbaar zou moeten noemen. En indien u zich over deze voorbestemming meent te moeten beklagen, besteed dan de tijd van beklag liever om na te gaan, of en hoe u iets daaraan zou kunnen veranderen. U zult tot uw verbazing ontdekken, dat dit mogelijk is. En als u meent, dat het toeval u steeds helpt of tegenwerkt, kunt u er ook iets aan doen. In het eerste geval zou ik mij er als ik u was niet al te druk om maken. Aanvaard deze gaven maar. In het tweede geval moet u toch eens proberen om verder vooruit te zien en iets meer uw acties en hun gevolgen te beredeneren. U zult dan aan den lijve ervaren, dat zelfs een onderwerp als dit, dat toch hoofdzakelijk theoretisch schijnt te zijn, werkelijk ook praktische waarde en betekenis kan hebben.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Vragen.
Ontkent u alle toeval, ook in geval twee mensen die elkaar ontmoeten en elkander geheel niet of nauwelijks kennen?
Ook dan ontken ik het toeval als een geheel onzienbare en dus niet tevoren kenbare of te verwachten situatie. Reden: Mensen, die elkander op straat ontmoeten maken deel uit van een en hetzelfde levenspatroon; om elkander op te merken, of in elkanders leven in te grijpen, zal tussen deze beiden een zekere harmonie moeten bestaan.
Kort samengevat: Elk mens denkt. Zijn denken en persoonlijkheid vormt een emissie, die tot buiten het lichaam merkbaar is en voor degenen, die daarop afgestemd zijn, een ontvangst mogelijkheid bieden kan. Dit contact wordt vaak niet bewust ervaren, maar de mens reageert op een dergelijke emissie vaak als een vaartuig, dat automatisch naar een peilzender toe streeft.
Er is dus een aantrekking via de uitstraling. Dit geldt niet alleen voor mensen die elkander aardig zouden vinden, maar ook voor het tegenovergestelde. Liefde en haat zijn alleen de keerzijde van een en dezelfde medaille, evenals de meeste andere z.g. tegengestelde waarden. Ofschoon dus het resultaat van de ontmoeting geheel anders kan zijn, zal het signaal, dat de attractie en daarmede aandacht en ontmoeting bevordert, in beide gevallen hetzelfde zijn.
Is het milieu, waarin men geboren wordt, toeval of voorbeschikking – dit i.v.m. reïncarnatie.
Ik antwoord met een tegenvraag. Indien u naar een bepaalde bioscoop gaat met het doel de daar lopende film te zien, kan de film zowel u als het publiek, mee of tegenvallen. U heeft echter zelf het theater gekozen, is het nu voorbeschikking of toeval, dat u dit theater bezocht? Kennelijk heeft u een reden gehad om dit theater te kiezen U bent dus zelf de bepalende factor. Alles wat u binnen beleeft, is mede te wijten aan de door u gedane keuze. Men kan niet zeggen, dat dit voorbestemd was of toeval is zonder meer.
Wie incarneert in een stoffelijk lichaam doet dit op grond van attractie of gelijke uitstraling van dit lichaam en de omgeving. Vergissingen zijn mogelijk, bv. wanneer men zich bij zijn keuze laat leiden door een emotie, die in dat milieu exceptioneel was en nimmer meer voor zal komen. Het lichaam en het leven zal dan niet geheel aan uw verwachtingen beantwoorden. Maar zoals men vaak een vervelende film blijft uitzitten, omdat men nu eenmaal binnen is, zal men als geest ook vaak niet er toe komen een wordend lichaam te verlaten na gedane keuze, wanneer dit niet geheel aan de verwachtingen beantwoordt. Daarom stel ik, dat het wezen voor zich aan de hand van attractie en erkenning een voor zich aanvaardbaar punt van incarnatie kiest, ofschoon de gehele gevolgenreeks van die keuze waarschijnlijk niet tevoren zal worden over zien. Het is echter mogelijk alle gevolgen en feiten van een incarnatie als geest wel tevoren te voorzien, zodat wij ook hier mogen stellen, dat het onverwachte wel het gevolg kan zijn van besef of gebrek daaraan, maar dat wij ook, wanneer onverwachte gebeurtenissen of ontwikkelingen plaats vinden, wij toch niet van een toeval of voorbeschikking buiten eigen wezen om kunnen spreken.
Dit geldt voor incarnatie. Maar zal men ook bij reïncarnatie een bewuste keuze kunnen maken?
Tussen deze beiden is in dit opzicht geen verschil. Het enige verschil is, dat u, bij reïncarnatie, voor een tweede of verdere maal in een gelijkaardig soort vorm in een gelijkwaardige of gelijke wereld tot stoffelijk leven komt. Tijdens vorige incarnaties zal men ervaringen in die wereld hebben opgedaan, waardoor men bij zijn keuze van lichaam en zijn benadering aan het nieuwe stoffelijk bestaan zal worden beïnvloed. Hier is echter geen voorbeschikking, maar de werking van eigen neiging en bewustzijn beslissend.
Bestaat er aantrekkingskracht?
Ongetwijfeld. Maar ook hier geldt, zoals overal in het leven, dat degene, die zonder verder besef of nadenken alleen op de attractie afgaat, meestal verkeerd te land komt.
Trekken gelijke waarden elkander aan?
Neen. Tegengestelden. Men zou kunnen zeggen, dat de wetten van polariteit, die wij in het magnetisme kennen, ook hier gelden, met dien verstande, dat het aantal mogelijke polen en stralen meer denkbaar is dan bij het op aarde gekende magnetisme.
Kan men na de incarnatie bewust zichzelf veranderen?
Dit is een kwestie van besef en kan dus niet als voorbeschikt of toevallig worden beschouwd. De mens zal in zijn leven een verstandelijke ontwikkeling doormaken, die zijn houding t.a.v. de wereld mede bepaalt. Daarnaast maakt hij een emotionele ontwikkeling mee, die meestal niet bewust beseft wordt, maar onder meer tot uiting komt in de preferentie voor bepaalde herinneringen, die gezien het gehele leven, vanuit verstandelijk standpunt vaak zeer onbelangrijk zijn. Het is mogelijk, dat hierdoor een mens op een gegeven ogenblik zijn eigen houding tegenover het leven geheel verandert. Men zal dan een deel van het geleerde terzijde stellen of geheel opnieuw gaan interpreteren. Hierdoor ontstaat een verandering van het leven, dit komt meer voor, dan u denkt. Maar daar de mens, vooral wanneer hij 30 jaren of ouder is, reeds in een soort van maatschappelijke sleur is opgenomen, en wordt dit naar buiten toe niet zozeer meer kenbaar. De ommekeer zal zich dan beperken tot kleine dingen in uiting en grote verschillen in beleving.
Is het ogenblik van sterven vastgelegd?
Neen. Het is te voorzien, indien de ontwikkeling van de mens zich rechtlijnig voortzet. Bij veranderingen, als in de vorige beantwoording omschreven, zal echter het oorspronkelijk vastgestelde uur van sterven geen rol meer spelen en een nieuw einde van het leven kunnen worden berekend aan de hand van de nieuwe levens- en bewustzijnswaarden. Er is dus geen onvermijdelijk en onveranderlijk vastgelegd uur van sterven. Wel kan een dergelijke bepaling als waarschijnlijk gelden, maar de mens oefent door eigen ontwikkeling en leefwijze voldoende invloed uit, om ook hier voorbestemming of toeval uit te schakelen.
Heeft de horoscoop waarde?
Ja. Zeker een geboortehoroscoop mits men haar juist weet te interpreteren en op de juiste waarde weet te schatten. Horoscopie – deel van de astrologie – zou men ervaringswetenschap kunnen noemen of een pseudowetenschap, gebaseerd op waarnemingen en ervaringen gedurende langere tijd. Dit impliceert, dat in de horoscoop, mede via niet geheel reële waarden en via berekeningen, die niet geheel op de realiteit stoelen, een erkenning van levensritmen mogelijk is geworden, die wel in de realiteit bestaan. Zodat een geboortehoroscoop, zij het beperkt, een waardering van karakter, eigenschappen e.d. mogelijk maakt.
Men kan door een juist lezen van de horoscoop verder de ritmen, die in een menselijk leven op zullen treden, en hun meest voorkomende uitwerking voor een bepaald type weergeven. Nimmer zal men een toekomstig gebeuren als zekerheid kunnen stellen, maar wel zal men dus kunnen aanduiden, welke tijden in een menselijk leven waarschijnlijk kritiek zullen zijn. Men kan zelfs wel enigszins aangeven, in welke richting die gevaren of mogelijkheden dan zullen liggen, maar zal zich hier wel heel erg voorzichtig moeten uiten, om een te sterke suggestieve werking te voorkomen.
De horoscoop, vooral de geboortehoroscoop, heeft dan ook volgens mij waarde, daar zij u helpen kan uw eigen levensritmen te kennen. Horoscopen kunnen u echter niet helpen om de toekomst te kennen of iets te bereiken. Dat ligt aan uzelf. Wel kunt u dus ongeveer berekenen, wanneer u de beste mogelijkheden zult hebben om iets te bereiken. Ik wil hierbij opmerken dat, vooral bij z.g. progressieve horoscopen, een positieve interpretatie daarvan veel kan bijdragen tot een positief reageren van de gelovigen. Hierdoor kan een dergelijke horoscoop toch vaak nog veel goeds tot stand brengen.
Komt u met het stellen van een relatieve beperktheid niet weer tot een scala van absolute voorbestemming bij de laagste en een zeer geringe voorbestemming bij de hoogste geest? Als, zoals in uw betoog, voorbeschikking niet door God ingesteld is, moet er sprake zijn van een basiswet, zonder welke geen evolutie nodig zou zijn.
Voorbeschikking of voorbestemming zal, volgens de meest gangbare interpretatie, inhouden, dat het wezen op zich en zoals het is, door een goddelijke wil in alle ontwikkelingen en belevingen tevoren is bepaald, zodat het zelf geen mogelijkheid tot ingrijpen meer heeft en geheel gebonden is aan hetgeen door die wil voor het wezen is bepaald. In deze zin is er geen voorbeschikking. Men kan natuurlijk stellen, dat het feit, dat wij krachtens een goddelijke wil bestaan, in zich reeds betekent, dat wij voorbeschikt zijn. Zelfs indien wij deze interpretatie van het begrip voorbestemming zouden willen aanvaarden, zal nog blijken, dat bewustzijn – en ervaring die wij zelf opdoen – onze vrijheid tot bewust kiezen steeds groter zal maken en zo onze afhankelijkheid van bv. milieu steeds meer zal beperken. Dit betekent, dat uw evolutie niet slechts een vormevolutie is, maar vanuit menselijk standpunt ook kan worden omschreven als een proces waarbij het Ik steeds meer vrij wordt en krachtens dit bewustzijn de omstandigheden steeds beter zal kunnen overzien, zodat steeds minder van een voorbeschiktheid of toeval sprake zal zijn.
Maar alles is aan het goddelijke onderworpen in dezen, alles begint op de laagste trap en dus is het voorbeschikt in zijn ontwikkeling.
Zo redenerende kunt u van mij gelijk krijgen. U kunt dan stellen: de totaliteit van alle bestaan en leven, als geheel zowel als in de bestanddelen, komt voort uit het onbekende, dat wij God noemen en is gevormd door datgene, dat wij als goddelijke wil of gedachte plegen aan te duiden.
Hierin zijn alle dingen als deel van het goddelijke elkander gelijk en bezitten een begin bewustzijn, dat als nul kan worden gesteld. Vanaf het ogenblik, dat een ervaren ontstaat, dat beperkt blijft tot het deel, dat zich later persoonlijkheid zal noemen en een relatie met of tot andere delen van de totaliteit omvat, groeit een z.g. persoonlijk bewustzijn. Naarmate dit bewustzijn een juister definitie en omschrijving van omstandigheden mogelijk zal maken, zal eigen besef een grotere rol spelen en meer gebeuren en verdere ontwikkeling bepalen. De voorbeschikking is gelegen in het feit, dat het begin niet zelf is gewild, terwijl alle ontwikkeling en bereiking, ook de z.g. vrije wil, bepaald wordt door wetten, waarop het ego zelf geen invloed heeft. Ofwel, vrije wil is deel van de voorbeschikking, waarbij een grotere bewustwording grotere vrijheid van handelen, beleven en beseffen met zich brengt, maar binnen het kader van het door God bepaalde bestaan.
Indien ik in een dwangsituatie verkeer, die door anderen wordt veroorzaakt, ben ik een tijdlang daaraan gebonden….
Een dwangsituatie, veroorzaakt door anderen, betekent voor de mens eenvoudig, dat hij staat voor een keuze, waarbij een of meer van de alternatieven door het ik worden verworpen als onaanvaardbaar. De aanvaarding van de dwangsituatie kan dus als een uitoefening van vrije wil of, zo u wilt – gezond verstand – worden omschreven. Er is echter altijd nog een andere mogelijkheid en deze zal wel beseft, maar veelal zonder meer verworpen worden. Indien de mens zou kunnen leren om daar, waar hij stoffelijk niet meer tot een beslissing kan komen, zijn geestelijke waarden ter beslissing te gebruiken, zou geen werkelijke dwangsituatie meer bestaan. Daartoe zou men allereerst zijn onderbewuste waarde, dat is de niet bewuste reacties op de situatie, moeten beseffen, om vervolgens na te gaan, wat volgens het ik theoretisch en gevoelsmatig juist zou zijn. De resultaten geeft de voor het ik beste uitweg en brengt de z.g. dwang terug tot een zelf gewilde en bewuste reactie op omstandigheden.
Moet ik mijn reacties veranderen om datgene wat reeds tot stand kwam te toen slagen, of waren dezen goed. Was het toeval, dat ik deze man opnieuw ontmoette?
Deze vraag is persoonlijk en kan daarom door mij niet worden beantwoord. Algemeen kan ik echter wel stellen: uw reacties zijn altijd juist, wanneer u zelf daarmee geheel vrede hebben kunt en dus daaraan, of aan de gevolgen daarvan, niets zou willen veranderen, wanneer u dus waarlijk uzelf bent. Uw acties zijn altijd goed, wanneer u, ongeacht de gevolgen, steeds en eerlijk kunt zeggen dat u naar beste geweten en inzicht hebt gehandeld.
En wat betreft ontmoetingen met anderen, of dit nu eens, dan wel vele malen gebeurt, kan ik slechts zeggen: Een erkende harmonie is in zichzelf, ongeacht op welk niveau zij zich bevindt – desnoods zelfs biochemisch – een attractie, waarbij wij uit moeten gaan van het standpunt, dat wij zonder voorbehoud moeten aanvaarden, maar dan ook daarbij alle niet beseft en erkende waarden zonder kritiek of voorbehoud mede dienen te accepteren. Zodra wij daartoe niet bereid zijn, is het contact met de ander van geen belang. Waar wij wel en werkelijk hiertoe bereid, zijn dan zal de ander, in welke vorm dan ook, in ons bestaan van belang zijn en voor onze bewustwording betekenis bezitten. Aarzelt men te aanvaarden en zoekt men geruststelling, zo is in wezen de angst voor het onbekende groter dan de neiging tot aanvaarden en zal men, zelfs indien verder alles aan de verwachtingen zou beantwoorden, door deze angst voor onszelf, dit als een mislukking ervaren. Dit is een algemene beantwoording. Wil men dit op de gestelde vraag toepassen, zo kan men dit doen, daar dit altijd geldt. Nadere en meer persoonlijke gegevens kan en mag ik niet verstrekken, daar dit zou voeren tot suggestie en dwangwaarden, die m.i. niet verantwoord zijn.
Kunnen wij aannemen, dat onze eindbestemming een bepaalde plaats of functie in de kosmos is? Zo ja, kan men dan een bepaalde neiging beschouwen als een soort voorbeschikking?
Wij kunnen aannemen, dat wij een bepaalde plaats in de kosmos hebben en dit zelfs filosofisch beredeneren, esoterisch aanvoelen en exoterisch waar trachten te maken, maar een zekerheid daaromtrent bezitten wij niet. Nemen wij aan, dat deze plaats een voorbeschikking is, dan moeten wij tevens aannemen, dat de zin en het doel van de schepping en het leven een bereiken van volkomen differentiatie is.
Ik voor mij ben eerder geneigd dit doel te vermoeden als een unificatie, waarbij de kenmerken van afzonderlijke persoonlijkheid en functie juist weg zullen vallen. Waarmede het tweede deel van de vraag zinloos is geworden. Maar dit is een veronderstelling. Want ook ik, en velen met mij, die geestelijk toch meer mogelijkheden hebben dan de meesten onder u, zijn nog zeer ver verwijderd van een oplossen van deze vraag. Wel hebben wij echter een ding geleerd. Het is belangrijk, dat wij de problemen van nu zo goed en harmonisch mogelijk oplossen. Eerst wanneer wij geen problemen in het heden meer op te lossen zijn, kunnen wij ons met de grote raadselen bezig gaan houden, die voorlopig voor ons nog wel onoplosbaar zullen blijven. Indien wij echter steeds de problemen oplossen, die onmiddellijk voor ons liggen, groeien wij naar het Hogere toe en zullen wij de oplossing beseffen, ook zonder ons met de ontraadseling daarvan voortdurend bezig te houden, want grote waarheden worden, naarmate wij meer aan het heden leren beantwoorden, meer en meer deel van ons eigen leven en besef.
Toeval is volgens u het onvermogen tot juist reageren. Door geestelijke groei kunnen wij dan aan toeval ontkomen. Maar is geestelijke groei ook niet toeval? Er zijn immers vele zaden, die op de rots vallen of door vogels worden opgegeten. Zelfs indien wij de wil vinden om verder te gaan, is dit dan de wil van de Vader of onze wil?
Jezus gelijkenis wordt hier in geheel verkeerd verband geciteerd. Het zaad is het woord, dat bij sommigen in goede aarde zal vallen, bij anderen als op een steenrots. De aard van de mens en niet de kwaliteit van het woord is dus verantwoordelijk voor het al dan niet vrucht dragen van het woord. Maar degene, die goede aarde is voor het ene woord, kan als een steenrots zijn voor het andere en omgekeerd. In uw vraag komt weer voorbestemming om de hoek kijken. Ik kan daarop alleen zeggen: Tijd is gelijktijdig oneindig en niet bestaand, daar zij voor ons een kwestie van besef is en geen vaste waarde. Daar wij oneindige tijd ter beschikking hebben en uiteindelijk deze tijd en andere waarden zullen leren overzien, bestaat er in de wil geen voorbestemming, doch ten hoogste in het einddoel. Wij kunnen echter alles, wat nu binnen ons vermogen is, realiseren.
Men kan stellen, dat deze mogelijkheid voortkomt uit de oorsprong en bestemming van ons wezen, die wij God noemen, maar juister lijkt mij te zeggen: datgene waaruit ik voortkom en waartoe ik terugkeer, is het totaal van mijn wezen of omvat dit. Begin en einde zijn dezelfde werkelijkheid. Het enige verschil is het bewustzijn, dat bij de bestemming bereikt is en in het begin niet als deel van het ik, het eigen wezen, bestond. Daarom kan men m.i. zeggen: In de ontwikkeling bestaat geen voorbestemming, zij het, dat het bestaan in tijd alleen kan eindigen door het bereiken van het einddoel. Mijn willen is geheel mijn eigen en geen vreemde invloed in mij. Mijn bewustwording als gevolg van een woord, dat mij bereikt, is altijd weer een proces, dat strookt met mijn eigen geaardheid en bestaand bewustzijn. Langs deze weg bereik ik besef van het geheel van het bestaan en zo een eenheid met het goddelijke, waaruit ik eens ben voortgekomen. Mijn geaardheid bepaalt de wijze waarop ik bewust vanuit mijzelf dit einddoel zal kunnen bereiken. De vorming, die ik heb ondergaan en mijn steeds vrijere keuzen, die ik deed, bepalen voor mij de weg, volgens dewelke ik het einddoel bereik. Maar een veranderen van of zelfs ontbreken van een of meer factoren in die waarden houdt niet in, dat ik mijn eindbestemming niet zal bereiken.
Kortom: Het einddoel is bepaald door God, maar de weg wordt bepaald door mijn eigen bewustzijn en wil.