29 november 1968
U weet allen reeds dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Denk daarom allen zelf na over alles wat besproken wordt.
Wanneer je dat zo hoort, lijkt het wel of het niet over tegenstellingen gaat, maar dat is niet geheel waar. Tolerantie is duldzaamheid. Het kan soms verdraagzaamheid zijn, maar onder omstandigheden kan het ook lijdzaamheid zijn. Fanatisme is een onredelijke eenzijdigheid, waarbij die eenzijdigheid ook tegenover anderen wordt doorgevoerd, meestal ten koste van alles. Zoals u ziet is hier geen sprake van een werkelijke tegenstelling, maar eerder van een tweetal waarden, die in hun uitwerking soms zelfs het gelijke effect kunnen hebben.
Dit laatste zal wel aanleiding zijn tot enige verwondering bij u, want de meeste mensen menen dat lijdzaamheid of tolerantie ten hoogste op de duur tot chaos kunnen voeren, maar zeker nooit zullen voeren tot de dictatoriale structuren die uit het fanatisme voort plegen te komen.
Daarin vergist u zich echter. Tolerantie kan op een gegeven ogenblik zeer ver gaan. Maar zodra zij geen enkel principe meer achter zich heeft dat haar vormt en beperkt, heeft zij geen reden en inhoud meer. Dan betekent tolerantie, dat eenieder die een streven heeft waaraan hij anderen op wil offeren in staat zal zijn allen te dwingen in de door hem begeerde richting. En aangezien de neiging eigen zin ten koste van veel of alles door te zetten bij de mens zeker geen onbekend verschijnsel is, zal het gemakkelijk maken van het doorzetten van eigen inzichten en zin bij anderen voeren tot het fanatisme van de enkeling. Dit fanatisme zal de gemeenschap dan al snel gaan bevangen, omdat de mensen alles tolereren, tot zij vergeten dat er iets anders kan bestaan dan de eenzijdigheid van de fanatici.
Op dit punt lijkt het mij goed allereerst iets verder uit te weiden over de tolerantie. Elk mens heeft recht op zijn eigen leven, op zijn eigen gedachten. Hij heeft recht op een eigen geloof enzovoorts. Wat die mens doet, gaat u niets aan. U zult het natuurlijk niet altijd eens zijn met hetgeen de ander doet. U moet echter leren tolereren dat hij zich als persoonlijkheid zelf een geheel eigen bestaan opbouwt en vanuit zichzelf tracht het bestaan een gestalte te geven waarin hij geloven kan, waar hij tevreden mee kan zijn, waarin hij, kortom, zichzelf geheel kan uiten.
Deze vorm van tolerantie is ten aanzien van de enkelingen voor de meeste mensen wel aanvaardbaar. Het is natuurlijk dwaasheid om te zeggen, dat wij gechoqueerd moeten zijn wanneer een jonge dame besluit dat zelfs mini-mini voor haar nog niet kort genoeg is en prompt te beweren dat wij daaraan iets moeten gaan doen. Dat is dwaasheid. Wanneer die jonge dame zo wil rondlopen met alle gevaren van kouvatten in deze dagen bovendien, dan moet zij dit zelf weten. Een mens heeft recht op eigen inzichten en volgens het ik de juiste wijze van handelen enzovoorts. Ook kleding zal daartoe behoren. Anders wordt het wanneer een aantal van dergelijke jonge dames menen dat zij de lange rokken van anderen moeten gaan afknippen ongeacht de vraag of die anderen dit nu goed vinden of niet. Dan mogen wij dit niet tolereren. Onze tolerantie moet bestaan ten aanzien van de enkeling, maar moet gelijktijdig alles blijven afwijzen wat de rechten op een eigen leven en bestaan van die enkelingen zou kunnen aantasten.
Misschien vraagt u nu: “Wij hebben een geloof. Wanneer mensen tegen de voorschriften van dit geloof ingaan in het openbaar, hoeven wij dit toch niet te tolereren?” Maar ook dit zult u moeten aanvaarden. Want uw geloof kan voor u wel een zekerheid zijn en de wet daarvan voor u onschendbaar, maar voor anderen is het misschien niet veel meer dan een ontvluchten van de werkelijkheid, een soort dagdroom. De ander heeft recht op zijn mening, zoals u recht heeft op uw geloof. Hij heeft recht op zijn eigen wijze van leven, zoals u recht hebt op het volgen van de voorschriften van uw geloof. Indien de ander bereid is u aan te horen, hebt u het recht die ander uw geloof te verkondigen, wanneer u dit wenst. Maar u hebt niet het recht tegen die ander te zeggen: “Dit is mijn geloof, hoor mij aan en volg de wetten van mijn geloof of anders.” Wanneer de mens daarbij in het leven dingen doet, die u niet aardig vindt, zoals een te vrij zijn met eigendommen, dan heeft u niets te zeggen, tenzij hij eigendommen aantast van anderen die het met hem niet eens zijn. Dan moogt u wel weer ingrijpen. Maar eerst, wanneer de aantasting een feit is en niet eerder.
Wanneer die mens zeden erop na houdt die u fataal lijken te zijn voor onze godsdienst, onze beschaving, onze cultuur en al die andere mooie leuzen, heeft u geen recht in te grijpen. U heeft dit te tolereren. Wanneer de heer Pieterse homo is, dan kunt u dat jammer vinden voor meneer, vies vinden van meneer, u kunt het voor uzelf onaanvaardbaar vinden. Maar ik meen niet, dat u het recht hebt de heer Pieterse daarom nu maar te verbieden te zijn zoals hij is.
En als de heer Klaassen toevallig mormoon wordt, zo moet de heer Klaassen dit voor zichzelf maar weten. En als meneer Citroen toevallig behoort tot een heel oud ras, dan hebt u daarmede niets te maken. Ook hij mag leven, zoals hij wil. Mits hij maar niet tracht u te dwingen voortaan zo te leven als hij dit wenst en goed acht. Of mensen dezelfde of een andere huidskleur hebben, is niet belangrijk. Belangrijk is slechts, dat wij leren anderen hun vrijheid te geven. Geestelijk is dit precies hetzelfde. Wij zijn natuurlijk gebonden aan bepaalde groot kosmische wetten. Maar die wetten moeten dan maar voor zich spreken.
Ik vind het altijd weer vreemd, wanneer ik mensen aan de ene kant hoor verklaren, dat God almachtig is en hen aan de andere kant op zie treden als een soort politieagenten, die de mensen straffen voor hun zonden, omdat God dit op aarde blijkbaar niet doet. Ik meen dat wij zelfs daar tolerant in moeten zijn. Wij moeten niet zeggen: “Wij willen de wereld zo en zo geordend zien en daarom is niets anders meer aanvaardbaar of toelaatbaar.” Wanneer er ergens tussen de villa’s in een krot staat, is dat voor de bewoners van deze luxehuizen natuurlijk vervelend. Misschien meent men zelfs daaraan toch iets te moeten doen. Maar dat is alleen aanvaardbaar, wanneer dit geschiedt op een wijze die ook voor de krotbewoner aanvaardbaar, ja, aangenaam is. Het is noodzakelijk de medewerking van de krotbewoner te verkrijgen op basis van vrijwilligheid. Men kan niet zonder meer gaan zeggen: “Dit krot past hier nu eenmaal niet, dus weg er mee.” Iets anders wordt het wanneer bijvoorbeeld de grond volgens de algemeen geldende en aanvaardbare normen ons bezit is. Wanneer er dan iemand komt die gewoonweg op ons bezit een krot gaat bouwen of desnoods een paleis, kunnen wij zeggen: “Vriend, zolang de bezitsordening en de daaraan verbonden gebruiken nog bestaan en jij kennelijk je krot ook als eigendom als bezit wenst te beschouwen, moet je verdwijnen. Blijf van mijn spullen af.”
Met deze enkele beelden meen ik een voldoende duidelijke schets van tolerantie te hebben gegeven. Hoe veel betekenend deze schets echter is, begrijpt men pas, wanneer men de fanaticus beziet. Fanatisme kun je het beste voorstellen als een doofheid die helaas niet gepaard gaat met een gelijksoortige stomheid ofschoon het wel vaak voortkomt uit stommiteit.
De fanaticus hoort en ziet niets behalve alles wat de juistheid van zijn meningen bevestigt. Hij is in zijn gehele wezen geladen en bereid om iedereen naar de hel te sturen, mits hij daardoor maar gelijk krijgt. Wat de reden is van dit fanatisme? Het kan bijvoorbeeld geloof zijn. Denk aan het optreden van Paulus (paus Paulus VI). Het is al een oude mop geworden ondertussen.
Maar deze Paulus met zijn pil die aan de vrouwen verboden wordt, waardoor nu dan ook de kerk onvruchtbaar dreigt te worden, is ergens met zijn oude orthodoxe kardinalen, die zo een grote invloed op hem hebben, een voorbeeld van een zekere vorm van fanatisme. Deze mensen wensen al het goede voor de wereld maar alleen op hun wijze.
Denk dus niet dat een fanaticus een slecht mens moet zijn, iemand die het slecht met u bedoelt. Hij kan het zelfs heel goed met u bedoelen en in vele gevallen blijkt, dat hij voor u en eenieder al het goede op aarde tracht te bereiken, maar dit alleen kan zien op zijn eigen wijze, zonder te begrijpen dat u, hetgeen hij goed acht, misschien niet juist vindt of hetgeen hij biedt, op de wijze waarop het wordt geboden, niet zult kunnen aanvaarden. De fanaticus heeft vaak weinig begrip voor anderen. Zoals de paus kennelijk weinig begrip heeft voor degenen die de moed hebben om hem tegemoet te treden en te zeggen: “Paus, daar moet je je mond liever over houden, wat weet jij daarvan, wat matig jij je aan.” Hij kan deze reactie niet geheel begrijpen, omdat in zijn visie hij de drager van het heiligste ambt is en daarmede zeggenschap heeft over alle gelovigen en daarmede basta. De gelovigen hebben het geloof, hij vertegenwoordigt het gezag op aarde in geloof, dus hebben zij zijn gezag te aanvaarden.
Dat het geloof niet aan de persoonlijke meningen van anderen, maar slechts aan eigen beleven gebonden kan zijn, beseft hij niet. Hij tracht zijn gezag met alle middelen tot stand te brengen, te handhaven, te verwinnen.
Op soortgelijke wijze, maar met veel ruwere middelen heeft men eens gewerkt in de inquisitie. In die dagen was de mening van het Heilig Officie beslissend. Iemand die zelf nadacht, maar volgens deze heren een bijbelspreuk verkeerd uitlegde kon er, mits hij toegaf fout te zijn, nog wel met een boete afkomen. Maar degene, die de euvele moed had te beweren dat hij en niet het Heilig Officie de juiste zienswijze had, werd gekweld tot hij onder de tortuur ongelijk bekende. Deed hij dit snel genoeg, dan werd het nog zijn redding en kon hij als gebroken en vaak van alles beroofd mens verder leven. Maar wie te lang had volgehouden kon er wel op rekenen dat hij, na het toegeven van zijn ongelijk, deel mocht hebben aan een autodafe, waar men zijn gelouterde ziel genadiglijk ten hemel deed wieken. Paulus VI doet dit natuurlijk niet meer. Maar al verschilt de vorm, het fanatisme waarmede men gezag van de kerk, het recht over het leven en denken van mensen te beschikken aanhangt en verdedigt is hetzelfde.
Misschien meent u echter dat er toch wel gevallen moeten bestaan waarin fanatisme aanvaardbaar moet zijn. Er is bijvoorbeeld een verzet in Nederland geweest. Daaronder waren mensen die zich niet afvroegen hoeveel gijzelaars dood zouden worden geschoten als gevolg van hun daden, maar die eenvoudig in hebben gegrepen tegen de Duitse dictatuur. Daarbij hebben zij echter niet ingegrepen tegen de schuldige Duitsers alleen, maar hebben zij in zeer vele gevallen onschuldige Duitse jongens, die van toeten noch blazen iets afwisten, stilletjes de gracht in gewerkt. Want het waren Duitsers, nietwaar? Deze mensen waren dus op hun wijze even fanatiek als de SS-ers en sommige landwachters of Jodenvervolgers. Zeker, de mensen stonden aan de winnende kant. Zij hebben gestreden voor hetgeen u vrijheid noemt.
U hebt dus gelijk wanneer u zegt dat het helden waren. Maar zij waren vaak fanatiek. En door hun fanatisme hebben zij zeer velen onrecht gedaan en in vele gevallen de levens van mensen in gevaar gebracht die dit zeker niet wensten of zelfs maar zouden dulden, indien zij de mogelijkheid tot het nemen van een zelfstandige beslissing gehad zouden hebben. Iemand die anderen vermoord, omdat zij het niet met hem eens zijn, kan volgens mij nooit een goed mens zijn. Zelfs al geeft hij voor zijn daden te stellen om daardoor andere te kunnen redden.
Een mens die eigen meningen aan de wereld wil opdringen en daarbij geen andere argumenten dan macht en geld weet te gebruiken is iemand die bereid is allen, zelfs de gehele wereld, zo nodig op te offeren. Deze, om zijn standpunt te kunnen handhaven, is volgens mij niet slechts een fanaticus maar iemand die voor bewustzijn en welzijn van de mensheid gevaarlijk is. Dergelijke mensen blijven gevaarlijk, of zij nu Kosniovski heten, Rusk misschien, Takimada, Chiu nan, maakt geen verschil uit. Mensen die maar één ding als belangrijk zien en daaraan alle andere dingen willen opofferen zijn voor mij levensgevaarlijke mensen. Zij zijn fanatici die anderen zelfs het recht niet willen gunnen voor zich te beslissen.
Want wat doet de fanaticus: hij maakt bewust of onbewust zichzelf doof en blind voor alle mogelijkheden behalve de door hem reeds aanvaarde. Hij is doof voor elk argument, hoe redelijk ook, omdat het misschien zijn eigen gevoel van zekerheid aan het wankelen zou kunnen brengen. Hij hoort de stemmen van anderen niet, zelfs al zou de gehele wereld gelijktijdig het uitschreeuwen, wanneer die stemmen zeggen dat hij ongelijk heeft. Hij zal die stemmen het zwijgen opleggen, waar hij maar kan.
U wilt een meer persoonlijk voorbeeld van een fanaticus? Zeker, Adolf Hitler was er een. Maar meer dan hij nog, waren velen van degenen die in zijn gevolg waren fanatici. Ik sprak over het fanatisme in het geloof. Maar dat geldt zeker niet alleen voor deze dagen. Vergeet niet dat, zo het verhaal van het evangelie juist is, ook Annas en Caïphas fanatici waren. Dit blijkt uit de woorden, “Beter dat één mens sterve, dan dat een geheel volk ten gronde ga”. Want wat betekent een dergelijke uitspraak eigenlijk? Het betekent niets meer of minder dan dat men zegt: “Zoals het nu is, moet het blijven, al weet ik dat ik onrecht doe, iedereen en alles mag ik aan het behoud van dat, wat is, opofferen.” Denk nu niet dat men hierdoor onmiddellijk verachtelijk moet worden. Velen beschouwen fanatici als een misselijk makend soort mensen.
Vergeet echter niet dat een Annas en Caïphas wisten, dat zij een schuld op zich namen toen zij het Sanhedrin er toe brachten Jezus te veroordelen. Vergeet niet dat zij voelden hierdoor hun eigen geestelijk heil in gevaar te brengen. Zij offerden niet alleen Jezus, maar ook zichzelf op.
Vergeet niet dat mensen als een Goebbels, Hitler, Churchill, en een Roosevelt wisten wat zij deden en heus vaak slapeloze nachten hebben gehad over de offers die zij van hun mensen moesten vragen. Maar er bestond voor hen geen andere weg dan de hunne. Al zou de wereld daaraan ten gronde gaan, hun visie moest blijven bestaan. Er was geen andere weg mogelijk.
De fanaticus is iemand, die op de duur veel medestanders weet te krijgen. Want men gaat al snel als volgt argumenteren: “Als bijvoorbeeld de communisten hier komen is het met alle vrijheid gedaan. Dan kunnen wij alles wel meteen kapot maken, want er blijft toch niets van over. En degenen die daardoor sterven, moeten ons dankbaar zijn, dat wij hen zoveel ellende besparen.” Zelfs indien men het recht zou hebben op deze wijze zonder meer over goed, leven, denken van anderen te beschikken blijft de vraag nog, of de grondstelling waar is.
Zeker, de communisten leven anders dan de mensen hier. Maar aan de andere kant hebben zij dan toch maar uit een volk van analfabeten in minder dan 50 jaren een volk gemaakt dat bijna geen analfabeten meer kent. Zij hebben van mensen, die niets kenden dan hun eigen dorpen, een volk gemaakt dat in eigen land althans steeds meer en met meer vreugde en zekerheid leert reizen. Zij hebben van een volk dat bestond uit slaven en aristocraten een volk gemaakt dat vele standen kent. Officieel zal men dit laatste misschien ontkennen, maar zeker is in ieder geval dat in dit land eenieder mogelijkheden vindt om verder te komen en dit was 50 jaren geleden zeker nog niet zo. Zo slecht als de communisten worden voorgesteld zijn zij dus zeker ook niet. Maar de fanaticus zal zelfs dergelijke argumenten verbieden, wanneer hij de kans daartoe krijgt.
En zijn de kapitalisten allen nu zo goed? O, zeker, de kapitalisten zijn ook niet allen slecht. Ook zij hebben veel goed gedaan en nog meer goeds mogelijk gemaakt. Maar met hun wijze van denken en leven hebben zij toch ook heel wat dingen tot stand gebracht die minder aanvaardbaar zijn. Mag ik u herinneren aan de crisis van 1928? Hoeveel ellende is daardoor niet ontstaan. Toch was dit zeker het werk van de kapitalisten die hun denkbeelden van een waardevaste valuta enzovoort, maar vooral van het onaantastbare bezit, wilden handhaven ten koste van alles. En hoeveel kwaad is daardoor niet ontstaan. Het heeft dus geen zin fanatiek het communisme of het kapitalisme te verdedigen. Er zijn altijd twee kanten aan de medaille. Maar de fanaticus ziet dit nooit. Hij stelt eenvoudig: mijn systeem is het enig juiste en iedereen moet daar maar aan geloven.
Denk eens aan de volgelingen van Fidel Castro. Zij zien dat er zeer veel ellende is op het gehele Zuid-Amerikaanse continent. Hun reactie: er is maar één wijze om dit alles op juiste wijze op te lossen. De weg van Fidel. Daarop beginnen zij bommen te gooien, gevechten te organiseren enzovoorts. Zij beginnen dus niet de instanties aan te vallen op hun zwakke punten, de verkeerde structuren aan te vallen. Al doet men vaak alsof. In feite maakt men van de eigen revolutionaire drang de eenvoudige bevolking het slachtoffer. Je kunt bewondering hebben voor een man als Che Guevara. Maar hij was – en niemand zal dit mogen ontkennen – een fanaticus. Een mens die zichzelf offerde voor hetgeen hij juist achtte maar die zich nooit heeft afgevaagd of hij niet nodeloos zijn kameraden en volgelingen opofferde door de geschillen die hij had met de leiding van de partij in het land waar hij revolutie wilde maken.
Zoals hij zich kennelijk nooit heeft afgevraagd of hij niet zeer veel ellende veroorzaakte door dorpen, waarin hij aarzelend misschien, maar toch gastvrij ontvangen werd tot basis voor zijn acties te maken.
Misschien begrijpt u nu, wat ik zeggen wil. Wanneer ik de fanaticus enerzijds bewonder, omdat hij zijn gehele wezen, zijn gehele persoonlijkheid inzet en offert voor een doel, maar ik hem aan de andere kant verafschuw, omdat hij zich nooit afvraagt wat het voortzetten van zijn bestrevingen anderen zal kosten. De fanaticus heeft geen respect voor de ander. Hij heeft alleen maar respect voor stellingen, theorieën, en artikelen, die heel vaak in de werkelijkheid niet eens waar kunnen worden gemaakt. Daarom is fanatisme uit den boze. Wij mogen niet eenvoudig maar een stelling aanhangen en dan doof zijn voor elk ander argument. Wij mogen niet iets als waarheid geloven en daarom dan elk bezwaar daartegen als onaanvaardbaar zonder meer en zonder overdenking afwijzen in de overtuiging dat ons geloof, onze mening heilig is. Wij moeten steeds respect hebben voor anderen en mogen dezen zelfs niet als arme heidenen beschouwen, omdat wij nu toevallig een ander geloof hebben.
En hiermede zijn de twee punten van het door u gegeven onderwerp wel enigszins omschreven, zodat ik aan mag nemen dat u nu wel weet waarover wij spreken. De titel hield echter een confrontatie tussen deze twee waarden in. U begrijpt nu wel dat dit mij in moeilijkheden brengt. Want de tolerantie die men heeft tegenover anderen, kan weer vaak de oorzaak worden van de ellende die deze anderen veroorzaken. Hoever mag je dan gaan met het dulden van het fanatisme van anderen? Er zullen mensen zijn, die na het voorgaande reageren met een: je kunt het fanatisme van anderen nooit dulden, het is verkeerd.
Telkenmale wanneer ergens fanatisme optreedt, moeten wij dus trachten de fanatici te benaderen, te bekeren. Het enige, wat zij daarbij vergeten is, dat men een fanaticus niet van zijn fanatisme bekeert. Je kunt hem laten creperen, je kunt zijn inzichten veranderen, maar van zijn fanatisme kun je hem niet bekeren. De enige doelmatige afweer tegen een fanaticus is doofheid. Deze is immers doof voor uw argumenten, enzovoorts. Weest u dan ook even doof voor zijn argumenten. Zodra blijkt dat u met fanatisme te doen hebt, is het beter niet meer te luisteren. Dat wordt dan leer om leer of doofheid om doofheid.
Wanneer iemand weigert naar uw argumenten te luisteren, is het immers uw recht ook te weigeren naar de argumenten van die anderen te luisteren. Zeg: “Je hebt het recht om te denken en te geloven wat je wilt, mens. Ga dus rustig in stilte over je waarheden mediteren.
Ik hoop dat je er gelukkig mee wordt, maar val mij daarmede niet meer lastig. Want tolerantie, zeker in haar beste vorm als verdraagzaamheid, kan alles aanvaarden zolang men het zichzelf aandoet, kan alles verdragen zolang er iemand is die daarvan het goede denkt of inziet. Mits het geheel beperkt blijft tot degenen die geloven of het goede van iets menen in te zien en niet aan de rechten van anderen wordt getornd.
Het recht van elke mens, is de gelijke te zijn van elke andere mens in zijn vrijheid van leven, denken en spreken.
In zekere zin zou je een fanatiek, tolerant iemand moeten zijn. Want tolerantie, verdraagzaamheid volgens voornoemde condities, zou men haast fanatiek na moeten streven. Maar gelukkig maakt de verdraagzaamheid zelf reeds alle fanatisme, zelfs ten aanzien van de verdraagzaamheid zelf, enigszins onmogelijk. Ik zal u duidelijk maken waarom. Wanneer ik verdraagzaam ben, dan heb ik vanzelf een open oor voor hetgeen anderen naar voren brengen, of dit nu klachten zijn, beweringen of geloofspunten. De verdraagzame is bereid aan te horen en te constateren dat de ander zo denkt. Verder hoef je niet te gaan, maar dit moet je willen constateren. Je aanvaardt dus de ander in zijn eigen wezen. Zodra je dit gaat doen kan je niet meer waarlijk fanatiek reageren. Ik kan beweren dat ik de enige waarheid bezit, maar zodra ik kan begrijpen dat dit voor een ander niet de enige waarheid is, kan ik al niet meer zonder meer die ander aanvallen en veroordelen. Ik voel in mijzelf ook niet meer zo sterk het als plicht én recht de ander tot de aanvaarding van mijn gedachten te dwingen. Want hoe kan ik zeggen dat mijn enige waarheid in de ander niet op een andere wijze tot uiting komt? Daarom worden alle werkingen van fanatisme door het ontstaan van enige tolerantie grotendeels reeds ongedaan gemaakt. Maar waar het fanatisme gelijktijdig met de tolerantie zal blijven bestaan, richt het zich niet meer in de eerste plaats op de wereld en werkt het niet in de eerste plaats meer naar buiten toe, maar richt het zich vooral op het eigen leven, het eigen ik.
Iemand die voortdurend bezig is om bewuster te worden en aan dit bewustwordingsproces alles opoffert, zou je ook een fanaticus kunnen noemen. Maar omdat hij zich tot zichzelf beperkt, maakt hij gelijktijdig daarin gebruik van de vrijheid tot persoonlijk bestaan die hij heeft. Zolang hij nu maar tegenover anderen tolerant is, hebben wij daarover niets te zeggen.
Gevaar ontstaat eerst, wanneer tolerantie onjuist wordt beleefd. Wanneer wij dus niet meer zeggen: “Jongens en meisjes, dat jullie je anders wilt gedragen dan wij doen, vinden wij best. Desnoods dans je in je blootje om het Lieverdje of houd je elke dag demonstratieve optochten. “Wij kunnen dit aanvaarden, zolang je daardoor niet anderen in het vrije beleven van hetgeen zij juist achten hindert.” En let wel, het gaat hier om het feitelijk hinderen. Iemand die zich aan dergelijke dingen ergert zonder dat daarvoor enige reden is dan het optreden op een wijze die hij voor zich niet kan aanvaarden, moet gewoon maar verstandiger worden en beter leren begrijpen hoe kostbaar persoonlijke vrijheid in wezen is.
U wist misschien niet dat ergernis in vele gevallen ook een uiting is van een – mogelijk latent – fanatisme. Wanneer u zich zo ergert aan de onbenulligheden van deze dagen en daarbij geen feiten maar vooral mensen als uw doelwit kiest, bent u ergens intolerant. En wanneer u weigert te beseffen dat die anderen een andere maatstaf zouden kunnen hebben, bent u zelf enigszins fanatiek. U bent niet bereid na te gaan of voor anderen, bijvoorbeeld veel jongere mensen, de wereld er misschien anders uitziet dan in uw ogen het geval is. Zoals u weigert te onderzoeken of de betekenis van het leven voor hen misschien een enigszins andere is dan voor u. U bent, u ergerende, zo overtuigd dat u het beter weet, dat u niet eens bereid bent na te gaan in hoeverre deze anderen eerlijk reageren volgens hun eigen normen. U bent meestal zelfs geheel doof voor alle argumenten van die anderen en dat is toch fanatisme. Of niet? U moogt rustig zeggen: “Ik kan in een dergelijke denkwijze niet treden, ik kan eenvoudig niet begrijpen hoe zij denken en waarom zij die dingen doen.” Maar als tolerant mens zult u daaraan toe moeten voegen: “Het is echter hun recht anders te denken en andere wijzen van leven en werken te proberen zolang zij anderen maar niet hinderen.
Een werkelijk tolerant iemand, die wat ouder is, zou reageren: “Die jongeren van heden doen wel gekke dingen. Ik kan daar niet helemaal inkomen, maar wij hebben het altijd zo netjes gedaan volgens onze eigen denkbeelden en toch hebben wij ook zoveel blunders gemaakt dat ik alleen maar kan hopen dat die jongeren het er wat beter van af brengen. Dat zou mijns inziens de juiste houding zijn. Zodra u fanatiek wordt in uw veroordeling van onverschillig wat gaat u de vrijheid van anderen beperken. In de praktijk zou het misschien nog niet zo erg worden wanneer anderen even fanatiek als u zouden vechten om hun eigen denkbeelden, hun recht op vrijheid van denken en leven te verdedigen. Maar daar schuilt juist het angeltje. De meeste mensen zeggen al snel: “Ach, wat hindert het, laat ze nu maar begaan.” Men voelt zich wel ten onrechte in persoonlijke vrijheid, bezit en dergelijke aangetast, maar doet niets. Laat mij u een voorbeeld geven.
Negen van de twintig Nederlanders zullen desgevraagd zeggen dat de belastingdruk ondragelijk begint te worden. Over de waarheid van deze stelling heb ik overigens geen mening. De meesten zijn van mening dat daaraan eigenlijk iets gedaan zou moeten worden.
Maar nu blijkt dat men langs de gangbare wegen, die daarvoor aangewezen heten te zijn, daaraan niets kan doen. Wat begrijpelijk is. Zoekt men nu andere wegen die misschien wat minder de officiële goedkeuring wegdragen? Neen. Men meent dat men toch maar wat tolerant moet zijn. Het heeft geen zin, zo redeneert men, te beginnen met een belastingstaking of demonstraties. Dat haalt niets uit en daarvan heeft eenieder maar last. Maar juist daar blijkt men dan te tolerant te zijn. Misschien komt er binnenkort een officiële juffer of heer, die ervan overtuigd is dat eenieder tot zijn 30ste jaar elke week een nieuwe luier van node heeft en doordrijft dat u die, of u wilt of niet, van staatswege wordt uitgereikt, waarbij de lasten en koste van de algemene middelen komen. Wees ervan overtuigd dat zo iemand dit ziet als werkelijk nuttig, als een onontbeerlijk deel van de noodzakelijke sociale orde. Maar wanneer u nu meent dat je daartegen dan maar beter niets kunt doen, omdat anders de bestaande orde geschaad wordt, enzovoort, dan krijgt de fanatieke eenling altijd weer zijn zin.
Meen niet dat ik dit bewust absurd gekozen voorbeeld gebruik, omdat er geen betere voorhanden zijn. Gaat u dan eens kijken hier in Den Haag. In deze stad wordt bijvoorbeeld voor verfraaiing van de binnenstad, verbeteringen in Scheveningen, enzovoorts, een behoorlijke reeks miljoenen uitgetrokken. Deze voorzieningen zijn niet onontbeerlijk en voor eenieder nuttig. Toch zal voor dergelijke voorzieningen alleen dit jaar rond 27 miljoen worden uitgetrokken. Rekenen wij daarbij alle verdere kosten en voorzieningen, waarvan slechts enkelen onmiddellijk profijt zullen hebben, dan blijkt hieraan veel meer gespendeerd te worden dan aan de toch zo noodzakelijke verbetering van de woongelegenheid. Toch zijn er in deze zelfde stad drie wijken waarin de verkrotting heel erg is, zijn er vele hiaten in het stadsbeeld veroorzaakt door het afbreken van woningen, terwijl er sprake is van een zeer groot woninggebrek. Misschien klinkt dit u wat cynisch in de oren en vraagt u zich af wat dit nu eigenlijk met het onderwerp te maken heeft. Maar het is volgens mij een bewijs, hoe gevaarlijk het is op een verkeerde manier tolerant te zijn. Wanneer iemand een luxe congresgebouw op gaat zetten dat niet werkelijk noodzakelijk is, terwijl er nog vele mensen wonen in krotten, zou u dan moeten zeggen: “Ik begrijp wel dat je dit wilt hebben. Dat zou ook wel mooi zijn. Ik vind je er niet minder om, dat je dit tracht door te zetten. Maar eerst de mensen uit hun krotten!” Zo zou men en masse moeten reageren.
Dit zou de juiste vorm van tolerantie zijn volgens mij. U vreest misschien dat men daarbij te ver zou kunnen gaan? Zeker. Men kan ook langs deze weg veel te ver gaan. Wanneer je bijvoorbeeld ziet hoe de studentenwereld – die in veel van hetgeen zij beweert zeker geen ongelijk heeft – eenzijdig wordt in haar wijze van denken met leuzen als: “Wij hebben recht op onderwijshervorming, studietoelagen, recht op dit en op dat”, vergeten zij immers dat er ook andere problemen bestaan. Het juiste antwoord zou hier moeten luiden: “Natuurlijk, jongelui.
Zodra het er is. Maar vergeet niet, dat anderen dit alles op moeten brengen. Wanneer jullie nu toelagen, studentenflats, enzovoort, krijgen en arbeidersgezinnen creperen van de reumatiek in door vocht geteisterde, van slecht sanitair voorziene woningen, waaraan velen ten onder dreigen te gaan, is het dan redelijk te zeggen dat zij dit maar een tijd langer moeten dragen?
En vooral meer moeten gaan betalen aan de overheid, omdat jullie dit alles voor jullie studie willen hebben, is dit dan juist? De opstandige student die demonstreert en de wanhopige arbeider die misschien zichzelf of de burgervader doodschiet, zal men moeten begrijpen. Dat eist de verdraagzaamheid. Maar gelijktijdig zal men zeggen: “Wat je zelf van je wensen waar weet te maken is je eigen zaak. Zodra het de gemeenschap betreft, zijn er echter andere dingen die even belangrijk zijn als jullie en jullie problemen.” Op het ogenblik dat u iets gaat eisen waardoor anderen tekort zouden worden gedaan moeten wij neen zeggen. En de man, die de burgemeester dood tracht te schieten, zouden wij voor moeten houden: “Vriend, wij begrijpen je wel. Maar je handelt onjuist. Want jouw ellende is niet alleen de schuld van de burgemeester of de beambten, maar van de gehele goegemeente, die het zelf zo slecht niet had en het daarom maar liever geloofde. Die het te veel moeite vond om ook voor jouw rechten op te komen.”
Uit dit alles vormt zich een steeds duidelijker wordend beeld. U meent misschien dat dit alles uitzonderingen of kleinigheden zijn. Vergeet echter niet dat u de fanaticus de kans geeft steeds meer zijn wil door te zetten, omdat het zo onbelangrijk schijnt. Dan zit morgen de fanaticus als enige machthebber achter die rode knop die zoveel polarisraketten met atoomkoppen lanceert.
Dan zit ergens een enkele fanaticus op een plaats in het rode leger, waardoor hij het bevel kan geven dat de wereld kan vernietigen. Dan zullen dergelijke fanatici de macht grijpen en eenieder die hen niet luid juichend als bevrijders binnenhaalt, doen afmaken en verkrachten.
Meen niet dat dit overdreven is, dat ik in mijn voorbeelden te willekeurig neem. Want dergelijke dingen zijn gebeurd. Het uitmoorden van eenieder, die niet aanbiddend neervalt voor macht, heeft plaats gevonden op deze wereld door Duitsers, Russen en Amerikanen.
Dus niet door één volk, maar door leden van bijna alle volkeren der aarde, omdat er steeds weer ogenblikken zijn dat mensen, vooral fanatiek denkende mensen, alles vergeten buiten dit ene: hun ik en hun gedachte, ideaal, geloof. Wreedheid, moord, uitbuiting, slavernij zijn steeds weer door fanatici op de wereld geïntroduceerd onder kreten als: ‘Voor ons geloof, voor ons vaderland, onze democratie, onze vrijheid, onze volksdemocratie. Ons ideaal moet zegevieren, al crepeert de wereld daaraan.’
En dan bent u tolerant. Dan zegt u: “Dan zal ik wel creperen, als je dat wilt. Neen. Dat is belachelijk. De verhouding tussen tolerantie en fanatisme kan nooit worden gezien als een tegenstelling. Wij moeten begrijpen dat de tolerantie op zichzelf een noodzaak wordt, dat verdraagzaamheid onvermijdelijk is. Wij moeten beseffen dat men in staat moet zijn om een ander, geestelijk zowel als anderszins, zijn vrijheid te gunnen en te geven. Wij moeten begrijpen dat je zelfs de duivel niet naar de hel terug moet zenden, omdat hij de duivel is.
Maar ten hoogste, omdat hij de vrijheid van levende mensen tracht aan te tasten. Net zoals wij moeten begrijpen dat je God niet moet verheerlijken omdat hij God is, maar omdat Hij de mens heeft geschapen en hem toch de kans geeft te leven zoals hij dit zelf goed acht.
U begrijpt mijn bedoeling: wij kunnen tolerant zijn, zolang dit niet betekent dat onze tolerantie voor het ene een intolerantie voor het andere inhoudt. Daarom juist is de fanaticus de meest gevaarlijke mens die er is. U denkt aan de fanaticus altijd als de oproermaker, als iemand die een politieke moord ineenzet als bijvoorbeeld te Sarajevo om zo een wereldoorlog te veroorzaken. Zeker, dergelijke fanatici zijn er ook. Maar zij vormen op het geheel toch een minderheid. De meerderheid van de fanatici vindt men niet onder de revolutionairen – zo vreemd u dan ook moge lijken -, of bij degenen die de straat optrekken. Die vindt u wel onder degenen die de plannen maken voor dergelijke demonstraties. Onder die mensen die steeds weer precies weten te vertellen hoe de wegen, de kerken moeten worden gebouwd en hoe het volk zal leven waarmede het zich zal voeden en desnoods zelfs hoe het God daarvoor zal moeten danken.
Dat zijn de ware, de meest gevaarlijke fanatici. Omdat je die fanatici niet te zien krijgt, zijn zij zo gevaarlijk. Want een tolerantie tegenover bepaalde ontwikkelingen krijg je alzo wel. Het gaat immers meestal geleidelijk en langzaam. Maar toen Alva in de Nederlanden kwam sprak hij over een tiende penning die hoofdzakelijk met transacties te maken had. Daar kwam een revolutie over. Hoeveel betaalt u op het ogenblik, 20%, 30%? U raakte eraan gewend. En als het 50% wordt dan zult u juist, zoals nu, klagen over de hoge lasten en rustig verder betalen. Zou men het ineens vergen, dan zoudt u weigeren. Nu aanvaardt u het, omdat het geleidelijk, omdat het langzaamaan gaat.
Zeker, een deel hiervan is luiheid, een deel verdraagzaamheid. Maar deze dingen worden gevaarlijk wanneer men te maken heeft met deze doelmatig werkende fanatici. Deze mensen achter de schermen die niet in een laaiend protest kenbaar maken wat zij nastreven om dan desnoods zichzelf en anderen daaraan op te offeren, maar jaar na jaar en in sommige groepen zelfs eeuw na eeuw bezig zijn hun macht verder te vestigen en de mensen steeds eenzijdiger te doen denken en leven om haast ongemerkt alles in hun eigen richting te dwingen. De mens is het meest tolerant wanneer het om kleine dingen gaat. Dan haalt hij de schouders op en zegt: “Nu ja, wat is het eigenlijk, nietwaar, 0,2% hier, 0,6% daar”. De mens telt die dingen niet bewust op. Hij realiseert zich niet wat er in werkelijkheid gebeurt.
Zeker, er zijn landen en rijken waarin men ondanks de geleidelijkheid niet alles door zal kunnen zetten. In Nederland bijvoorbeeld is het katholicisme erg liberaal en zelfs progressief.
U denkt dan al snel: ‘Ach, alles wat de katholieken zeggen en doen is niet zo erg. Men houdt zich daaraan toch niet geheel. Hier in Nederland toch niet.’ Maar beseft u wel dat deze kerk van Rome in bepaalde landen in feite nog een dictatuur uitoefent? Zelfs in dichtbijgelegen landen als bijvoorbeeld Spanje is vrijheid van godsdienstuitoefening voor andersdenkenden iets wat daar eerst zeer korte tijd bestaat en in vele gevallen nog alleen een wassen neus is.
Realiseert u zich dat er nog heel veel dorpen zijn waarin een padré meer te zeggen heeft dan een podesta? Beseft u wel dat er landen zijn waarin een bisschop gemakkelijker iemand kan laten veroordelen of vrijspreken dan een officier van justitie? U realiseert zich dit niet. Toch is het zo. Maar daarom moet u zich niet gaan verzetten tegen het katholicisme of tegen Rome of tegen een reformatie. U moet zich gaan terzetten tegen de mentaliteit van waaruit men het gerechtvaardigd acht dat men anderen de vrijheid ontneemt te leven en te geloven zoals zijzelf dit juist achten. Natuurlijk: het is heel erg dat in Biafra wordt gevochten over de lijken van een stervend volk tussen twee mensen die beiden menen gelijk te hebben en die beiden even fanatiek zijn. Het is heel erg dat zij hun mening, hun wil aan de anderen zonder meer op weten te leggen. Nu kunnen wij stellen dat ofwel de een dan wel de ander gelijk heeft. Maar laten wij voor alles erkennen dat beide even fanatiek zijn. Dat zij in hun eenzijdigheid anderen tegen hun wil in opofferen daaraan. En besef vooral dat men, welke kant men ook kiest, dit fanatisme aanmoedigt.
Besef dat dezelfde fanaticus, die desnoods een geheel volk wil opofferen aan een strijd om gezag of vrijheid, morgen misschien de gehele wereld zal willen opofferen in een soortgelijke strijd om vrijheid of macht. Want voor de fanaticus bestaat geen grens. Er is een doel waarvoor alle middelen aanvaardbaar zijn. Er zijn dorpen in Nederland, zo goed als elders, waar een dominee en een paar ouderlingen samen uitmaken wie wel en wie niet met elkander om mogen gaan, welke winkelier wel en welke winkelier door de gelovigen niet bezocht mogen worden. Het lijkt u misschien ongelofelijk, krankzinnig, dat dergelijke dingen nog zouden bestaan in het vrije beschaafde Nederland, maar dergelijke dorpen bestaan nog wel degelijk. U treft ze aan in Zeeland zo goed als op het platteland in Groningen, Friesland en Drente. Zelfs nog in de kop van Noord-Holland. Men kan dergelijke gemeenschappen, geregeerd door de onverdraagzame fanatieke enkeling nog aantreffen op de Veluwe, omringd door het toeristenverkeer en schijnbaar geheel opgenomen in de moderne wereld. Realiseer u eens wat dit betekent: dat één man of enkele mensen met een vaak zeer bekrompen en eenzijdig denken uit gaan maken of u wel of niet een tv moogt hebben en wanneer u een tv durft nemen, terwijl zij dit zondig achten, dan moet u maar zien dat u voortaan uw brood koopt en verdient buiten het dorp. Denk hier eens over na en realiseer u dat dit vandaag nog een feit is in Nederland. Moet u dan tolerant opmerken: ‘nu ja, dat zijn nu eenmaal van de folkloristische gebruiken.’
Hier schuilt veelal het grootste gevaar: die dingen schijnen zo onbetekenend, zo onbelangrijk te zijn. Het lijkt onbelangrijk wanneer iemand beweert dat een waar gelovige in geval van ziekte wel om genezing mag bidden, maar niet naar de dokter mag gaan. En natuurlijk, wanneer daardoor een kind sterft dan is dat opeens verschrikkelijk en maakt men over die dwaasheid veel drukte. Daarna stelt men een reeks van nieuwe regels op, vergeet het op zich onbelangrijke feit en de zaken gaan verder, zoals het reeds was. Nee, zodra het recht van een medemens of van een kind wordt aangetast, zelfs al lijkt het onbelangrijk, dan mogen wij niet zo verdraagzaam meer zijn. Wanneer u liever wilt sterven dan een ander te doden, dan handelt u mijns inziens juist. Maar wanneer u liever iemand anderen ziet doden zonder ook maar een vinger uit te steken om het te beletten onder het mom dat u zo tolerant bent – in feite vaak bang bent – dan handelt u toch wel verkeerd.
Fanatisme, vrienden, is iets waarvan elke mens wel iets in zich draagt. Wij hebben allen uiteindelijk een denkbeeld, wat voor ons het meest belangrijke is, een zaak die wij boven alles schatten, waarin wij bovenal geloven. Of dat nu iets is over de sociale structuur van de maatschappij, de vrijwording van de arbeider, de genezing van zieken of wat anders, je hebt iets wat je boven alles waardeert, wat je alle offers waard lijkt. Maar laat ons dan die offers alleen zelf brengen en dezen niet van anderen vergen die daarin niet geloven. Laat ons in alle opzichten tolerant zijn tegenover anderen, maar laat ons gelijktijdig fanatiek de vrijheid van leven, die deze tolerante toch als basis moet hebben, verdedigen. Laat ons eenieder de vrijheid geven geestelijk te leven, te denken, zoals hij of zij wil. Maar laat ons voor onszelf de als juist erkende geestelijke weg met alle krachten en ongeacht de prijs voor onszelf na blijven streven. Laat ons trachten, zelfs fanatiek trachten, waardig te worden aan dat wat wij in onszelf als het hoogste erkennen en juist daardoor aan begrip gewinnen voor de werelden rond ons. Zowel erkende als vermoede, de geestelijke werelden en krachten, als de stoffelijke. En laat ons eenieder het recht toekennen op eigen wijze te zoeken naar de erkenningen en waarheden die wij reeds gevonden menen te hebben.
Vragen.
U bent dus niet voor fanatisme in tolerantie?
Ik meen dat fanatisme in alle opzichten verkeerd is zodra het zich op de buitenwereld betreft. Ook voor het ik is het zelden gezond. Een fanatiek eter sterft vaak aan indigestie. En iemand die ten aanzien van de wereld buiten hem te fanatiek tolerant is, zal ten ondergaan aan het fanatisme van anderen. Degene die te fanatiek gelooft aan de waarheid die hij verkondigt, zal heel vaak naar middelen grijpen om die waarheid anderen op te leggen.
Hierdoor toont hij maar al te vaak zijn hoogste waarheid aan anderen als iets wat gevaarlijk, belachelijk en leugenachtig is. Vergeet dat niet. Ik geloof niet, zelfs waar het de tolerantie betreft, aan het nut van een fanatiek tolerant zijn ten koste van alles. Wel geloof ik aan een fanatiek beleven van die tolerantie gepaard gaande met een groot respect voor de ander en het andere en de rechten daarvan. Ik meen dat onze tolerantie dan ook in moet houden – zelfs al lijkt dat op fanatisme – het gevoel dat wij die ander moeten verdedigen, desnoods ten koste van onszelf zodra hij aangevallen wordt en zichzelf kennelijk niet verdedigen kan.
Men zou dus gezien het gebrek aan vrijheid in een zeker land en uit verdriet van de mensen daarover, die vrijheid moeten verdedigen?
Zolang men daarmede anderen niet dwingt tot medestrijden, inderdaad. Maar een doelmatig verzet tegen deze onvrijheid zal niet snel plaats vinden, daar het zou moeten komen van diegenen op de wereld die alles doen om ook de vrijheid in hun eigen landen steeds meer aan banden te leggen.
Van twee kwade zaken kieze men het minst kwade?
Wanneer ik kiezen moet tussen twee kwade zaken, zal ik toch eerst eens nagaan of er dan niets bestaat dat goed is. Is dat er niet, dan zal ik nagaan wat ik uit de twee kwade zaken aan goeds kan gewinnen en de rest eenvoudig verwaarlozen in mijn streven.
Hoeveel tolerantie en vrijheid van handelen blijft erover voor de dienstplichtige militair?
Zoals de zaken op het ogenblik staan: praktisch geen. Dus al hoeven wij niet te strijden tegen degenen die beweren dat militaire plicht enzovoort onvermijdelijk, ja, noodzakelijk is, dan zullen wij toch wel degelijk moeten strijden tegen een zelfs in deze maatschappij te vergaande limitering van de vrijheid van handelen en denken, leven en geloven die niet alleen aan de dienstplichtigen, maar uiteindelijk ook aan andere militairen wordt opgelegd.
Tenslotte nog dit: fanatisme betekent gebrek aan begrip, eenzijdigheid, waardoor zelfs geen waardering kan worden opgebracht voor tolerantie. Tussen deze beide waarden kan dus geen gulden middenweg gevonden worden. Maar in de bewustwording zal op den duur de eenzijdigheid van de fanaticus zelfs deze te eentonig worden, zodat hij weer openstaat voor andere denkbeelden en groeien zal naar de tolerante rijkheid van de bewuste geest die alle dingen kan overzien en op zich ook leert aanvaarden als delen van het bestaan. Ik wil mijn standpunt in deze werkelijk niet fanatiek blijven verdedigen, dit is mijn mening. U moogt het wat mij betreft rustig daarmede niet eens zijn. Ik meen echter dat wij in de loop van dit door u gestelde onderwerp u toch één ding duidelijk hebben kunnen maken: Tolerantie betekent begrip voor de ander en het toekennen van het recht aan de ander zichzelf te zijn zolang hij anderen daarvan niet het slachtoffer doet worden. Terwijl fanatisme betekent dat je een denkbeeld of desnoods jezelf zo hoog inschat dat geen offer je te groot is om dit te bevorderen of te bevoordeligen. Dit is mijns inziens de grootste dwaasheid. Verder trachtte ik duidelijk te maken dat men niet alleen moet ingaan tegen het fanatisme, dat zo luidruchtig naar voren treedt, maar dat men vooral op tolerante en begrijpende wijze dient in te gaan tegen de stille vormen van fanatisme die het recht op vrijheid voor anderen ontkent, daar het zijn eigen ordeningen zo uitermate belangrijk acht dat alles daaraan ten offer gebracht moet worden.