8 december 1974
We hebben vanavond de moeilijkheid, dat wij een gastspreker hebben, die op mij wat eigenaardig overkomt. De belangrijkheid van deze persoon is voornamelijk gelegen in het inzicht dat hij bereikt heeft. Het is iemand die enorm veel te maken heeft met wat wij “totaliteit” noemen. De vervloeiing van werelden.
Het onderwerp dat ik voor u moet behandelen, is daaraan aangepast en ik kan niet, zoals ik dat heel vaak doe, teruggrijpen op het onderhoud, wetende dat onze gast zich heel sterk door de omstandigheden laat leiden. Dan kan ik het ene verhaal vertellen en hij een ander en dat is, dacht ik, niet juist.
Wanneer wij het hebben over “totaliteit”, een woord dat wij nogal eens gebruiken, dan moet je niet denken aan een geheel zonder grenzen. Je moet eerder denken aan een groot gebouw met veel kamers, zalen en gangen, waarbij de bereikbaarheid afhankelijk is van de sleutel waarover je beschikt. Wanneer je te maken heb met iemand, die bijna alle verdiepen en vertrekken kan bezoeken, dan ontdek je dat zo iemand wel een band vormt tussen de verschillende werelden, maar dat hij toch voor diegenen die in die wereld zijn, incidenteel aanwezig is en dan weer verdwijnt. Hij is dus niet totaal en altijd tegenwoordig. Die alomtegenwoordigheid bestaat alleen voor de kracht die alles in stand houdt.
De situatie wordt voor ons interessant wanneer wij vergelijken. Dan kom je tot de conclusie dat er soms 3, 4 groepen entiteiten zijn, die elk voor zich proberen het goede te doen. Maar elk van hen doet dat op zijn eigen manier. Er wordt veel werk onnodig dubbel gedaan, net als bij een ambtelijke instantie, maar aan de andere kant lopen de pogingen vaak langs elkaar heen. Dan moet je proberen die werelden te laten samenwerken tot het moment dat ze elkaars werk a.h.w. kunnen overnemen, dat ze een eenheid zijn van vormen, niet in wereldbesef, maar in activiteit.
Onze gast van vandaag is iemand, die zich gespecialiseerd heeft op dit type werk. De poging om werelden samen te brengen en vooral de poging om werk en kracht van de werelden onderling verwisselbaar te maken, een gelijkwaardigheid te bereiken. Dat kan soms op een enkel terrein zijn, in andere gevallen kan dat soms volledig, zodat die werelden praktisch identiek worden.
In de ontmoeting met deze persoonlijkheid was voor mij erg belangrijk te zien hoe hij begon met naar mij te kijken. Hij ging dus niet van zichzelf uit. Het was aan de ene kant voor die ontmoeting niet zo erg vruchtbaar, want wat heb je eraan als je met een ander wil praten en je eerst een hele tijd in de spiegel kijkt; aan de andere kant maakte het duidelijk, dat zijn wereld en de mijne toch erg verwant waren. De wijze waarop juist een grote geest zich bewust en willens en wetens kan beperken tot hij het wereldbesef van elke ander kan reflecteren, heeft mij gegrepen. Het is misschien interessant erbij te vertellen, dat er een mogelijkheid is, dat wij deze gast ook bij de steravond zullen ontmoeten.
Toen wij zover waren gekomen, dat hij mij een klein beetje in zijn wereld liet kijken, was het verwarrend. Hij is volgens mij wat wispelturig, maar misschien is dat niet helemaal waar. Hij is dat vanuit mijn standpunt, omdat ik de samenhangen niet kan overzien, die voor hem waarschijnlijk vanzelfsprekend zijn. Het was een wereld, waarin je alles naast elkaar opgestapeld vindt. Een soort enorm magazijn, waarin elke sfeer voor het grijpen ligt en waarin je elk beeld van een stoffelijke wereld – zeg maar van het jaar nul tot op heden en misschien nog van de toekomst – uit een vakje kunt lichten en zeggen: Kijk, dat is de inhoud. Stel, dat de persoon zelf een soort index is. Wanneer je een steekwoord gebruikt, dan reageert hij daarop, maar zijn reactie is niet alleen te kennen geven van: dat weet ik. Neen, het is een totaalbeeld van de wereld, waartoe het genoemde behoort.
Ik heb daar proeven mee genomen en die proeven zijn uiteraard tussen mij en mijn vriend gebleven, maar één van mijn steekwoorden was: kracht. Ik heb nog nooit zo iets krankzinnigs gezien, laat staan beleefd. Ik had het gevoel dat ik opgelost was in het een of ander, een soort bijna verzadigde solutie en ik bewoog mij naar een wand, die ontoegankelijk en ondoordringbaar leek; ik sijpelde er doorheen als in een proces van osmose. Ik was ineens aan de andere kant. En daar was alles qua energie hetzelfde; alleen – en dat was het gekke – de werking veranderde. Wat licht was geweest, werd een soort arcering. Het was alsof je van een kleurenfotografie kwam in een oude kopergravure.
Ik heb daar getracht te vragen hoe dat nu kwam. Het antwoord was eerst na heel veel overdenken voor mij begrijpelijk – ik zal het voor u iets simpeler stellen of liever ingewikkelder en daardoor begrijpelijker – t.w.: wanneer je kracht ziet in haar totale verschijning, dan ontleed je haar. En hoe meer je die kracht ontleedt, hoe meer kleur je ziet. Hoe meer kleur je ziet, hoe meer werelden er zijn. Maar wanneer je nu door die grens heen komt van het onderscheid maken, dan zie je de hele kracht, eigenlijk de kracht als positief geuit, kracht latent en kracht niet geuit. En dat vormt nu die arcering die je ziet. Het plan bestaat namelijk uit een wisselwerking tussen alle krachten plus een potentiële kracht, die op elk gewenst ogenblik zou kunnen optreden om het gehele beeld te veranderen, maar het op dat moment niet doet. Ik voelde me eerlijk gezegd een beetje genomen. Ik weet niet of het u gebeurd zou zijn, maar ik had het gevoel, dat ik van iets moois in iets minder moois terecht kwam en nu bleek het precies omgekeerd te zijn.
Ik heb toen geprobeerd van hem het begrip ‘schoonheid’ te krijgen. Nou, schoonheid, mijne vrienden, is onbeschrijfelijk. Schoonheid is een zo grote reeks van vormen, dat je kunt zeggen: alle vormen bij elkaar zijn niets anders dan een legpuzzel. Als ik voor mij moet definiëren wat het begrip van schoonheid was dat hij heeft, dan is het dit: schoonheid is dat, wat past in het andere. Het is kwestie van harmonie. Waar harmonie is, is schoonheid. Waar een scheiding is of een niet toebehoren, bestaat geen schoonheid. Misschien een wat vreemd concept, maar voor mij was het weer een benadering van deze persoonlijkheid.
Ik wil u nog één voorbeeld geven. Ik heb natuurlijk meer steekwoorden geprobeerd, want alles wat ik met veel woorden omschrijf, is in één flits voorbij. lk heb het woordje vrede genomen, het wonderlijke was, dat er geen vrede is. Vrede is het begrip van degene die zijn angst voor verandering heeft overwonnen. Daar kwam het antwoord op neer. Maar vrede als een toestand van rust is er niet in de kosmos volgens deze persoonlijkheid.
De conclusies, die je gaat trekken over zo’n persoonlijkheid, zijn per slot nooit volledig. Het gaat mij net als de journalist, die moet schrijven over de geschiedenis van het koninklijk huis. De fijne dingen kom je nooit te weten, er zijn bovendien nog veel dingen, waarvan ze zorgen dat je ze nooit te weten zult komen. Maar wat ik over heb gehouden, ga ik u nu voorleggen.
Er is een eenheid van kracht, die alle werelden omvat, maar naarmate je in een wereld meer op jezelf aangewezen bent, ben je eenzijdig in je besef en in je denken. Hierdoor vorm je een wereld, waarin een beperkt deel van de kracht geuit is en de rest gewoon latent aanwezig blijft. Wanneer je je afvraagt: hoe kom ik dan tot deze differentiatie, dan schijnt het antwoord te zijn: Ik kan nimmer meer begrijpen dan ik bereid ben te volbrengen. Wat ik weet is niet belangrijk voor mijn wereld. Dat is alleen een soort dagdroom. Maar datgene, wat ik weet en wat ik doe, dat bepaalt de wereld zoals ik haar beleef.
De gehele ontwikkeling, zoals je die voor jezelf tracht te schetsen, is eigenlijk alleen maar een ontwikkeling die aan jezelf is gebonden. “Maak jezelf waar”, dat is ook zo’n spreuk die wij vaak gebruiken. Maar wanneer maak ik mijzelf waar? Ik kan mijzelf alleen waarmaken, als ik allereerst de waarheid over mijzelf ken. Wat is de waarheid over mijzelf? De waarheid over mijzelf is de begrenzing en de eenzijdigheid, waarin ik leef, maar dan bewust erkend en bewust beleefde. Pas wanneer je daaraan begint, heb je een benadering voor de waarheid. En als je die waarheid dan kosmisch moet uitdrukken, dan zeg je: Voor mij is waarheid dat wat ik ben wanneer ik in alle kamers kan binnenkomen van het geheel. Wanneer ik overal toegang heb.
Het begrip ‘eenheid‘ was ook een beetje moeilijk en ook daar zit je over na te denken. Ik heb de begrippen eenheid, zoals ik die gekregen heb daar, ongeveer als volgt kunnen formuleren: eenheid is de saamhorigheid van het verschillende. Daar, waar eenheid bestaat zonder dat verschil mogelijk is, is zij niet meer bewust aanwezig en is zij ook niet meer belangrijk voor het bestaan. Alleen wanneer wij in de verschillen toch de eenheid en de samenwerking zien, dan bestaat er werkelijk iets. Dan is er een voor ons beleefbaar iets.
Dat bracht mij tot de vraag, waarom er zoveel verschillende werelden zijn, want ik heb niets te zeggen en God weet het waarschijnlijk wel het beste en al die hoge geesten weten het beter; maar waarom nu zo ontzettend veel verschillende werelden? Als je alleen kijkt wat er – ik zou haast zeggen – uit het magazijn van onze vriend naar voren komt aan mogelijkheden, is dat onoverzienbaar. Geestelijke werelden in zo grote hoeveelheden en in zo grote samenhangen, dat je zegt: Waar moet ik beginnen? Het is nog erger dan een bibliotheek met honderdduizend boeken. Op elk blad ligt er dan nog een andere wereldmogelijkheid.
Je zegt dan tegen jezelf dat ze met elkaar verbonden zijn, goed, maar waarom moeten ze verschillend zijn? En het enige antwoord dat ik daarop kon vinden, is dit: Het verschil is niet reëel aanwezig. Het verschil ontstaat uit onszelf, ons denken en onze waardering. En als je begint, dan vraag je je af: zijn er dan duistere werelden? Conclusie: duistere werelden zijn er omdat er in ons allen bepaalde dingen zijn, die we niet in het licht kunnen verdragen. Zolang wij in onszelf een verschil maken tussen aanvaardbaar en niet aanvaardbaar, maken we ook een verschil tussen licht en duister.
Hoe kun je iets niet aanvaardbaar vinden, tenzij je het kent? Maar als je het kent of er bang voor bent, dan is dat duisternis. Het onaanvaardbare schept de duistere wereld en wij dragen het allemaal in onszelf mee.
Ik ben toen eens naar mijzelf gaan kijken. Ik vroeg mij af: heb ik duister in mij? Ja, eigenlijk wel. Niet veel, ook beïnvloedt het mijn beleving niet veel, maar er is in mij een stukje terughoudendheid, angst waardoor het voor mij onmogelijk is bepaalde werelden te aanvaarden en te beleven. Ik kan het niet opbrengen, omdat ik bang ben of omdat er dingen zijn die ik verwerp en die toch deel van mijzelf zijn. Elk mens heeft dit.
We hebben allen een beetje duister en een beetje licht in ons. Maar over het algemeen etaleren wij het licht naar buiten toe heel sterk en zitten wij met de twijfels, de angst, de verwerping in onszelf besloten. We proberen te doen alsof het er niet is, maar het is er. En dat belet ons om te zien wat de werkelijkheid is. Het ‘ken uzelf’ is onvolvoerbaar zolang wij niet bereid zijn om alles in de wereld te aanvaarden. Zolang ik iets in de wereld verwerp, doe ik dat omdat er in mijzelf een terughoudendheid of een voorbehoud bestaat.
Zolang die terughoudendheid en dat voorbehoud er is, is er in mij een plek duister. Want het heeft iets met mijzelf te maken. Met wat ik in mijzelf vrees, wat ik in mijzelf ben of wat ik in mijzelf geweest ben. Op het ogenblik dat je jezelf aanvaardt, is het niet meer belangrijk jezelf te kennen. Op het ogenblik dat je denkt dat je jezelf kent, ken je jezelf niet volledig, omdat er in jezelf dingen schuilen, die je nog steeds niet kunt aanvaarden. Dit zijn de conclusies, waartoe de gastspreker mij gebracht heeft.
We zitten eigenlijk in een auto op een weg. Er zijn meer mensen in die auto, maar dat zijn schimmen, wij zien niet precies wie het zijn. De auto gaat steeds sneller rijden. Dat snelle rijden is gelijktijdig het oplossen van de auto. De beweging blijft, maar de vorm gaat verloren. Nu zien wij dat verwazen langzaam maar zeker aank0men. En wat doen wij dan? Zeggen wij : Ja graag! O neen, we zeggen: Jongens, niet zo hard. Ik ben bang dat er ongelukken van komen. En dat is het nu net. We zijn bang iets te verliezen wat wij niet zijn, de vorm, en we zijn bang te aanvaarden wat we wel zijn, een energie zonder meer. Een kracht, een werking.
In zo’n bibliotheek van allerlei werelden is veel te vinden. Je kijkt dan eens naar jezelf en je zegt: Ik ben toch niet vroom geweest vroeger en toch zit ik in een wereld waar die vroomheid een rol speelt. Hoe kan dat? Het antwoord is: De vroomheid die ik verwierp, was datgene wat ik als niet echt erkende bij anderen, maar in mijzelf is een honger naar een relatie met het hogere en die wil ik nu eenmaal zien als iets verhevens en niet als een natuurlijk deel van mijn eigen bestaan. Daardoor kom ik tot een vertekening van wat ik ben en ben ik in zekere zin vroom – ik houd mij bezig met licht, met kracht, met God, en alles wat ik doe probeer ik daaruit af te leiden – en dat doe ik alleen omdat ik ergens een relatie wil stellen met het hogere die niet in mijzelf berust, maar die ergens van buitenaf beleefd moet worden.
Identificatie?
Identificatie is doen alsof je één bent met het andere. Op het ogenblik dat de identificatie plaatsvindt, is ze het niet meer, want op dat ogenblik ben je het andere. Want met het overdenken van deze problemen denk je: er moeten toch kamers zijn boven in het gebouw van de kosmos of de schepping, waar Het Licht is.
Daar ik inmiddels onze gastspreker was kwijtgeraakt, zocht ik mijn troost op eigen niveau bij Theodotus. “Als we zeggen, dat de kosmos een gebouw is en God de baas is van de kosmos, waar is dan zijn kantoor?” Weet u wat hij zei? “Heb je wel goed op de conciërge gelet?” We praten wel veel over de alomvattendheid, maar kunt u het zich voorstellen? Je beseft het elk moment, maar kunt u het zich voorstellen? Weet u precies wat het betekent? Wat het is? Neen, natuurlijk niet, omdat het voor een mens eenvoudig niet natuurlijk is om zich een overal tegenwoordig zijn voor te stellen. Je kunt je voorstellen dat iemand voortdurend bij jou tegenwoordig is, maar dat hij alomtegenwoordig is?
Maar je kunt dat toch in energie denken?
Ja, dat kunt u doen, aan die energie ontbreekt dan ergens de persoonlijkheid.
En dat is het nu juist. Dat is het probleem waarmee ik zit.
U vraagt: Waarom persoonlijkheid? Ik zal trachten het u duidelijk te maken. Alles wat ik gezien heb en niet alleen bij de gastspreker in levens, in werelden, gehoorzaamt allemaal aan bepaalde wetten. Maar het gekke is, dat die wetten niet overal evenveel gelden. Ze zijn wel overal, maar zijn niet overal even sterk. Ze betekenen dus niet overal hetzelfde. En wat meer is: naast die wetten zijn er bepaalde dingen, die ik niet als wet kan omschrijven – ik wil niet zeggen toeval – maar er zijn relaties, die persoonlijk zijn t.a.v. verschijnselen die normaal wetmatig zijn en die daardoor voor mij of voor mijn besef gewijzigd worden. Dan zeg ik: dan moet er toch iets meer zijn dan alleen energie.
Ik heb u al gezegd: Ik ben ergens een beetje vroom. En wanneer ik nu zeg: persoonlijkheid, dan bedoel ik daarmee geen menselijke gestalte, dus niet iets dat op een geest of een mens lijkt, maar gewoon een wezen dat denkt. Een wezen dat reageert en dat in dat denken en in die reactie niet alleen beheerst wordt door de wetten die wij kennen, maar daarnaast nog door iets anders, wat ik dan “de persoonlijkheid” wil noemen. Het is juist het feit, dat ik weet in mijn eigen bestaan voortdurend weer te ontmoeten gebeurtenissen, belevingen, mogelijkheden zelfs, waarvan ik zeg: dat is niet volgens de wet. Het is niet tegen de wet in, maar het valt er ineens buiten. Hoe kan dat nu ineens voor mij ontstaan? Dan zeg ik: Dat kan alleen maar wanneer er ergens een relatie bestaat die niet omschrijfbaar is. Maar als ik dan naar die relatie zoek, dan kan ik schreeuwen wat ik wil, maar ik krijg geen antwoord.
Ik kan ook stil zijn en dan zie ik een beeld ontstaan, waardoor die uitzondering noodzakelijk is, niet alleen voor mij, maar voor mij in relatie met dingen die ik wel ken en daarachter nog vaak met dingen die ik niet ken. En dan zeg ik: hier moet een persoonlijkheid zijn. Natuurlijk geen mannetje met een baard en geen wapperend heen en weer snellend wezen, maar een bewustzijn, waarmee ik contact kan krijgen en dat anders reageert dan een wet. Het is geen computerlogica; het is iets met emotie en intuïtie, net vallend buiten die logica. Het gaat er niet tegenin, maar het is iets meer. En dat méér, dat ik steeds aantref, brengt mij nu tot die voorstelling van persoonlijkheid.
Ik kan mij voorstellen dat u inderdaad met een persoonlijkheid contact hebt gehad. U leeft in de levenssfeer van deze planeet. Mogelijk heeft u een contact gehad met een planeetgeest of een geest van de zon of iets dergelijks.
Wanneer u dit allemaal zegt, vergeet u één ding. Ik ken planeetgeesten en sterregeesten en ik weet dat zij het niet zijn. Een dergelijke persoonlijkheid heeft namelijk een toch nog te definiëren aard. De kosmische persoonlijkheid zou je kunnen uitdrukken als een enorme compassie, die soms daadwerkelijk wordt. Heb je te maken met geesten, die in de stof groot scheppend werk doen, sterregeesten, misschien zelfs de geest van een nevel, dan heb je toch altijd te maken met iemand die planmatig denkt. Er zit plan in en dat kun je in het contact dat ik bedoel niet vinden.
Nu kunnen wij natuurlijk gaan zeggen dat er nog grotere geesten zijn en dat daarboven God staat. Dat kan zijn. Maar wie ben ik, dat ik dat kan zeggen? Het enige wat ik voor mij kan zeggen is: Is er een persoonlijkheid die alles te boven gaat wat ik ken, die zich niet uitdrukt als een persoonlijkheid in de vorm van een wezen, die zich uitdrukt in een bewustzijn, een welwillende eenheid, die soms beseft wordt en dan zet het zich om in feiten. De feiten beantwoorden dan niet aan de regels van de wereld waarin ik vertoef; ze beantwoorden zelfs niet aan de regels van sterregeesten.
Nu kunt u zeggen: Mijn theorie is juist, want dan kan je altijd verder. Dan zeg ik: Daarin hebt u groot gelijk. Maar ik zeg: Waarom zou ik zoveel verdergaan? Ik ontmoet hier iets, dat ik bij veel hogere geesten ook erken. Ik zie dat zij dat op hun manier ook beleven en kennen. Waarom zou ik dan zeggen: Het is er niet? Waarom zou ik de persoonlijkheid van de kracht, waaruit alles voortk0mt, ontkennen, alleen maar omdat er een mogelijkheid bestaat dat er achter die persoonlijkheid nog een onpersoonlijke kracht schuilgaat?
Maar ik begrijp uw moeilijkheid nog niet goed, want als u aan de totaliteit denkt waaruit die energie voortkomt, dan is het toch tegelijkertijd bewustzijn? Er is toch niemand zonder bewustzijn?
Ik ben hier op doorgegaan, omdat dit u kennelijk aanspreekt, maar dit was voor mij één van de vele dingen die geactiveerd werden door het contact met onze gast van vanavond. En je kunt soms terecht komen in een enorme veelheid, die dan toch kennelijk ergens is, zodat je je afvraagt: zit ik nu ergens in een doolhof of niet? Omdat je niet weet hoe je draaien moet. Als je het plan van een doolhof kent, vind je gemakkelijk je weg. Ik denk, dat dat de situatie is. Zo’n grote entiteit, die de versmelting van werelden tot stand probeert te brengen, is iemand die tenminste voor een groot gedeelte van het geheel een soort kaart heeft. Die weet waar die waarden liggen en waarom. Dat dacht ik ook, maar dat is de moeilijkheid niet. Dat is de moeilijkheid die wij krijgen met de vorige vragenstelster die zegt: “Dan kan je een andere geest ontmoet hebben. De geest van dc aarde bv. of de geest van de zon.” Maar de moeilijkheid waarvoor wij staan is: we kunnen bepaalde redeneringen hanteren, die in theorie altijd juist zijn, omdat ze altijd verder kunnen gaan dan de uiterst beleefbare grens. En daar stel ik tegenover: op een gegeven ogenblik kom ik zo ver buiten de grenzen van mijn eigen persoonlijkheid, dat ik moet zeggen: wanneer daar nog bewustzijn is, dan is dat voor mij God. Basta.
Als alle werelden er zijn en we weten waaruit ze voortkomen, dan moet er ook een reden zijn waarom ze bestaan. In ons of in iets anders. En de meesten van ons zijn niet tevreden met de wereld
waarin ze leven. Ik vind de wereld waarin ik leef prettig, maar ik zou toch graag vooruit gaan. En dan zeg ik: al die stadia moeten dan ergens samenvallen. Ze moeten iets uitbeelden en ik heb getracht daarachter te komen. Onze gast heeft mij daar geen antwoord op gegeven. Waarom zijn die verschillen er?
Ik meen, dat je dat zo uitdrukken: alles is noodzakelijk omdat – zodra er een mogelijkheid bestaat die niet gerealiseerd is – het geheel niet kan bestaan. Het is net als met een vlechtwerk of een bouwwerk: er zijn een aantal dingen die je niet kunt missen. Zonder dat kan het geheel niet bestaan.
In mijn denken is dat geheel van die schepping met al zijn werelden de boog, die gemetseld is met sluitsteen; en alle steentjes zijn nodig, anders blijft de sluitsteen niet zitten. De sluitsteen is nodig, omdat anders de boog niet in zijn vorm blijft staan. Ze zijn wederkerig afhankelijk. En waarom? Omdat iemand het zo gedacht heeft. Dan zit ik natuurlijk weer met het probleem: wie is de denker? En dan zeg ik: God. Maar dat denkbeeld kan nooit worden uitgedrukt in eenzijdigheid. Er moet altijd een balans, een evenwicht zijn. Daarom zijn al die werelden nodig, omdat ze tezamen het bouwsel van de schepping mogelijk maken. En hiermede bedoel ik zowel de geestelijke als de stoffelijke wereld. Alle ontwikkelingen zijn ergens onvermijdelijk, omdat ze mogelijk zijn. Ik zal trachten dit te verduidelijken.
Wanneer er een wereld van licht is, dan is dat een positief besef. Maar dit positieve besef kan nooit op zichzelf bestaan zonder een negatief besef. Waar dus een lichtende wereld mogelijk is, moet ook de mogelijkheid zijn voor een duistere wereld met dezelfde intensiteit etc., alleen voor ons tegengesteld gericht. Wanneer er een tijd is, dat er geen mensen zijn, moet er een tijd tegenover staan dat er alleen maar mensen zijn, al is dat alleen op aarde bijvoorbeeld. Om de doodeenvoudige reden, dat het één altijd nodig is om het andere mogelijk te maken, maar dat het andere ook noodzakelijk is om dit begin te verklaren. Ze zijn gelijktijdig, ook al zijn ze gescheiden in tijd. De gelijktijdigheid ligt namelijk in het feit, dat ze de uiting zijn van dezelfde kracht in verschillende vormen en wanneer de kracht in één vorm is geuit, dan is die andere vorm noodzakelijk, daar de kracht zonder dat niet kan bestaan.
Dan kom je bij antimaterie terecht.
Dat kun je zeggen. Wanneer er materie is, moet er antimaterie zijn. En wanneer er energie-positief is, dan moet er energie-negatief zijn. Al die dingen zijn samen nodig, omdat het geheel van het denkbeeld al het zijnde omvat en dat wil zeggen: elke vorm. Maar dat betekent, dat elke vorm onderling afhankelijk is van het bestaan van alle andere vormen.
En dat is de conclusie, die ik kennelijk nog niet duidelijk genoeg voor mijzelf heb kunnen formuleren, anders had ik het u duidelijker kunnen zeggen. Een conclusie die ik getrokken heb uit het contact met de gastspreker. De onvermijdelijkheid, niet van ons leven of van ons gebeuren – want wij zijn maar deeltjes van een bepaalde wereld – maar van de werelden waarin we bestaan en de ontwikkelingen die in die werelden eveneens onvermijdelijk zijn. We zijn deel van een totaalschema, waarin ons bewustzijn zich betrekkelijk vrij kan bewegen, maar waarin niets van de mogelijkheden, die ook wij misschien zullen zien, begrijpen of beleven, terzijde kan worden geschoven om de doodeenvoudige reden dat, wanneer ook maar één mogelijkheid zou ontbreken, het geheel instabiel zou zijn en in elkaar storten.
Ik heb vanavond zoveel vragen, commentaren en wijze leringen van alle kanten gehoord, dat ik daarop moest reageren. Wat ik probeerde in deze inleiding te doen, was niet alleen maar u een inzicht te geven in mijn voelen en mijn denken, maar ik wilde ook duidelijk maken, wat het contact met onze gast van vandaag voor mij betekende. U zult ontdekt hebben, dat het voor mij een beetje verwarrend was. Misschien is dat wel de reden dat ik zeg: houd er rekening mee, dat het een beetje een vreemde figuur is, omdat ik bang ben dat u met het onbegrijpelijke geconfronteerd gaat worden. Maar aan de andere kant: hij past zich altijd aan aan elke wereld waarin hij komt. Misschien dat hij voor u heel duidelijk en begrijpelijk overkomt. Ik kan er wel één ding bij zeggen: wanneer hij iets kan zeggen over zijn werkelijkheid in uw wereld op een voor u begrijpelijke wijze, zonder daarbij gelijktijdig de waarheid tekort te doen, dan bewijst hij daarmee alleen al hoe hoog hij gestegen is.
Vrienden, ik heb geprobeerd om een inleiding te houden over iets wat mijzelf met vragen heeft overstelpt en met antwoorden die ik nog niet helemaal verwerkt heb. Ik hoop, dat ik u met dit alles niet alleen maar verveeld heb, want u hebt heel fijn gereageerd. Nu heb ik wel gemerkt, dat in vele gevallen de theorie boven de praktijk schijnt te gaan en daar wil ik tegenoverstellen: ergens moeten we beginnen een beleefbare realiteit te aanvaarden. En in die beleefbare realiteit al datgene te ontdekken wat verdergaat dan de wetten, waardoor onze werkelijkheid, zoals wij die voelen, geregeerd wordt. Dat lijkt mij de life-line, waardoor wij uit de veelheid van kamers ooit kunnen komen tot een erkenning van eenheid van architectuur, die dat gebouw omvat, dat wij schepping en werelden noemen.
Vervloeiing van werelden.
Daar zitten we dan met de bekende verwarringen. Het is eigenlijk vermakelijk, want elke mens en elke geest denkt aan zichzelf als een enkelvoudige persoonlijkheid. En elke mens en elke geest is in wezen een meervoudige persoonlijkheid. Zo sta je al heel vlug te kijken van een heleboel dingen, die je zelf bent.
Maar daar wilde ik nu niet bij voorkeur met u over praten. Ik ben zo vrij geweest – dankzij deze veelvoudige persoonlijkheid die ik ietwat meer bewust bezit – om een klein oogje te houden zowel op uw inleider als op de reacties van het zeer geëerde publiek. Ik moet zeggen: het was bijna een kosmische grap. Vergeef mij de opmerking.
Daar debatteert u in volle ernst over de vraag of God een persoonlijkheid heeft of niet. Het valt mij op, dat de mensen het liefst praten over de dingen waarvan zij het minst afweten. Een probleem dat je in elke wereld weer tegenkomt. Ik herinner mij, dat men nog niet zo lang geleden in een sfeer, die ik voor uw denkbeeld “leerschool in de bergen” zal noemen, druk bezig was met het ontleden van de kosmische kracht. En er was een andere wereld, waar men zich bezighield met het opbouwen van de kosmische kracht. Het was een landelijk schouwspel. In die ene sfeer leek het net of ze druk bezig waren een grote balk aan luciferhoutjes te snijden en in die andere sfeer vonden ze die kennelijk en daar probeerden ze er een kerk van te lijmen. Het heeft een tijdje geduurd voor ik ze bij elkaar kon brengen, zoals dat meestal gaat. Ik heb hen duidelijk gemaakt, dat komische kracht niet iets is waar je iets mee bouwt, het is ook niet iets wat je ontleedt. Degenen die ermee wilden bouwen, moesten leren de kosmische kracht als een geheel te zien en daarmee iets te bouwen in de wereld die zij konden beseffen. Geen luciferskerkje, maar misschien betere toiletten voor een lagere sfeer. En de anderen heb ik duidelijk gemaakt, dat als je die kosmische kracht zit te versnipperen, er weinig voor je over blijft. Dat je eenvoudig die balk moet nemen en deze op een plaats moet zetten waar deze op dat moment het meeste nut heeft.
Het heeft even geduurd voordat ze het met elkaar eens waren en ik ben natuurlijk door beide zijden eerst op de meest denigrerende wijze toegesproken als arme, onbewuste geest. Nu weet ik, dat ik dat ben, dus dat irriteerde me niet zozeer. Maar het deed mij toch een beetje denken aan de twistgesprekken van zo-even.
Heeft God nu een persoonlijkheid of heeft hij er geen? Is dat van belang? Het enige wat van belang is, is dat er een totale kracht is, waarvan je deel bent. Dat deel zijn ervan ervaar je op verschillende manieren. En op een gegeven ogenblik kun je zeggen: ik ervaar die kracht niet meer alleen als iets waarin ik tijdelijk oplos, maar als iets, waaruit ik met een besef van hetgeen ik daar geweest ben terugkeer. Als je dat kunt zeggen, dan zul je waarschijnlijk ook zeggen: God heeft een persoonlijkheid. Want dat is de enige manier, waarop je kunt uitdrukken wat de werkelijkheid is. Als je zegt: die God heeft geen persoonlijkheid, dan zeg je doodgewoon: ik beleef hem niet. Dat zal waarschijnlijk wel weer de nodige kritiek doen losbarsten (uit beleefdheid natuurlijk nadat de gast is vertrokken… dat was in mijn stoffelijke tijd ook al erg beleefd). In mijn tijd was het zo, dat je als gast werd ontvangen en als je dan wegging, wist de dominese en haar vrouwen alles te vertellen over wat je niet had en wat verkeerd was. Zeer interessant.
Maar ik wilde u wat leren over mijn werelden. Leren kunt u het eigenlijk alleen zelf. Ik zet misschien een paar richtingaanwijzers bij paden, die u mogelijk te enigerlei tijd zult gaan. De hele kosmos is een eenheid. Maar wanneer wij die kosmos niet begrijpen, dan blijven we dat bij stukje waarbij we thuishoren. De dieren in het woud, zelfs de vogels hebben een eigen jachtgebied. En mogelijk hebben ze nog een eigen huisvesting waar ze niet jagen en een vaste toegangsweg. Dat is hun wereld.
Zo is de mens ook. Hij heeft zijn huisvesting, zijn innerlijke wereld; hij heeft bepaalde vaste, geestelijke procedures en hij heeft zijn werkterrein. Daarin jaagt hij op de waarheid en vernietigt hij zo nu en dan zijn eigen illusies. Maar dat doet een geest ook en wanneer nu toevallig een aantal geesten dezelfde woon- en jachtgebieden hebben gekozen, dan zeggen ze: dit is een wereld. Als ze iets verder zouden gaan, dan zouden ze zien dat daar een andere wereld is, die eigenlijk dezelfde wereld is, maar ze kijken gewoon niet.
Dan zijn er die zeggen: Ik kruip. Alles wat daarboven is, is hoog. Er zijn anderen die springen, lopen beneden. Ze zeggen: Kijk, wat beneden is, is laag. Gevaarlijk. Daarvoor moet je uitkijken; wat boven is, dat is hoog. En dan komt er een vogel; die vliegt er boven en zegt: Alles wat beneden is, nou ja, je kunt er je voer vinden, je kunt er rusten, maar het is laag. De zon daarboven, die is hoog.
En zo ontstaat dan een rangorde van sfeer, waarbij de vogel niet beseft, dat hij niet zou kunnen vliegen als het bos er niet was en de grond. Misschien k0mt hij er ook een keer achter, dat een deel van zijn voedsel door die lagere sferen wordt voortgebracht, want zonder dat zou hij alleen kunnen vliegen en dat houd je niet lang vol, gelooft u mij.
Die sferen zijn eigenlijk één geheel en ze zijn van elkaar afhankelijk. Neem nu een wereld, waar ik graag even contact mee heb. Die wereld, waarin men voor het eerst in de zuivere gedachten leeft. De vormen zijn wat weg, die hebben ze niet meer zo hard nodig, de gevoelens zijn gedachtesymfonieën geworden en ze zijn er heel erg gelukkig. Wanneer ze daar dan naar beneden kijken zeggen ze: Wat heb ik het goed. Maar ze kunnen alleen in die wereld zijn door wat ze hebben doorgemaakt in een Zomerland, maar ook op aarde. En wie weet zijn er een paar bij, die er niet te goed voor zijn om vroeger nog in lagere regionen werkzaam te zijn geweest. Het is gewoon een nieuw besef. Die wereld is mij zo lief, omdat de behoefte aan benoemen daar voorbij is.
Op aarde is de ellende met Adam begonnen. Ik kan dat begrijpen. Hij liep daar in zijn blootje door dat park, niets te doen, niets leuks, met allemaal beestjes en toen begon hij het allemaal maar een naam te geven. Dat is niet erg zolang het persoonlijk blijft. Maar zodra we namen gaan geven als soortnaam, wat gaan we dan doen? Dan gaan we iets begrenzen. Dan gaan we zeggen: het is dit, dus kan het niet dat zijn. Maar het is dit en het kan wel degelijk dat zijn. Neem nu op aarde de katten. Katten herinneren mij vaak aan mensen. Het zijn wrede jagers wanneer het nodig is, ze zijn indolent wanneer het mogelijk is en ze zijn zich van meer in de wereld bewust dan ze kunnen gebruiken of uitdrukken. Ook de paranormale wereld. Als er hier een geest komt binnen wandelen, dan merkt u niets. De kat kijkt en die besluit: het is aardig of niet en gaat verder met zijn activiteit als slapen, wassen of krult zijn staart en wandelt weg. Uw hond kijkt ook en die beklaagt zich bij u dat u zoiets binnen laat of hij kwispelstaart eens, omdat hij het toch wel leuk gezelschap vindt.
Dan kunnen we wel zeggen: de dieren zijn lager dan de mensen, maar waarom eigenlijk? Ze zijn anders dan de mensen, dat is zeker. Maar wanneer wij zeggen: hond of kat, dan zeggen we lager dier. Daarom geven mensen die van dieren houden ze een naam. Met die naam maken ze hun dieren een beetje los uit die kaste. Dan kun je er wat meer aan toeschrijven. En dan maken ze er natuurlijk een mens van, want waar is de mens, die niet in de mens de ideale vorm ziet? Maar dan ga je erkennen, dat het dier meer heeft dan je aan de soort toekent. En dat doe je niet alleen als mens. Er zijn sferen die prima zijn, lichtend, mooie vormen, duinen, velden, heeft men bijeengescharreld, het lijkt een kruising tussen Rembrandt en Van Gogh met de hik. In die werelden zijn ze bezig iets te doen voor de lagere sfeer.
Ik heb ze vaak gec0ördineerd. Maar het vervelende is, dat men denkt dat ze die lagere sferen moeten bevrijden. En dat kan niet. Je moet die lagere sferen begrijpen en dat is iets heel anders. Want in die lagere sferen leven erkenningen, die ze in dat wonderlijke, kleurige landje van hen (eigen fabricaat zonder patentrecht) gewoon willen vergeten. Als je zegt: er is vreugde, dan zeg je ook: er is leed. Maar wat zeggen ze in die sfeer? Er is vreugde. Die is misschien uit leed voortgekomen. Neen, er is vreugde, dus is er leed. Als er een hoge wereld is, waarin alleen nog maar het explosief totaal besef spreekt, dan kan dat alleen bestaan omdat er ergens anders een wereld is, zo eng en nauw en alles precies in hokjes en vormen gegoten, dat het wel lijkt alsof het departementaal ontworpen is. Die werelden zijn wederkerig nodig.
Ik heb het wel gehoord: ik werd aangekondigd als een versmelter van sferen. Het kind moet een naam hebben. Maar ik versmelt niet. Ik zal wel uitkijken. Ik scheid ook niet, maar ik probeer besef te wekken voor elkaar. Het is hetzelfde als in uw wereld wanneer iemand in uw land bezig is besef te wekken voor de toestand in de derde wereld. En in de derde wereld is iemand bezig te proberen besef te wekken voor wat ze hier allemaal hebben. Wanneer je die twee bij elkaar brengt, zodat de ene partij begrijpt dat wat je hebt niet maar vanzelf komt en dat het niet zo maar eenvoudig uit te delen is, en dat de ander begrijpt dat er tekorten zijn, waaraan je iets kunt doen. Niet door ze te geven wat je hebt, maar door ze zelf te laten maken wat jij gemaakt hebt.
Wanneer je dat nu zo tegen de mensen zegt, vinden ze dat logisch. En in de sferen is het al net eender. In de hele kosmos is het precies hetzelfde. De dingen hangen gewoon samen. Het Westen kan niet rijk worden zonder dat er eerst de derde wereld was, waardoor ze rijk konden worden. Zoals een bekend edelman, later plantagehouder in Louisville zei: Ik ben vrij geworden dankzij de slaven. Zijn dankbaarheid werd soms met de zweep uitgedrukt. Maar het was waar.
Wanneer u in een licht bewustzijn komt, dan hebt u dat te danken aan de duistere dingen die u doormaakt. De mens die zoals dat heet ingewijd wordt – een mooi woord; ik moet altijd denken aan iemand die met een kwast staat te zwaaien – wat ervaart hij dan? Hij beleeft de ellende van een beperking met de mogelijkheid van de vreugde om beperktheid te kennen, Althans: de minder grote beperking. Zoals de man zei, die in een cel had gezeten, toen hij voor het eerst even in de gevangenistuin kwam: “Wat een ruimte!” Dat is er aan de hand. Wanneer je werkt met al die sferen, die werelden en die mogelijkheden en ook nog met de tijd – het is gek, je hebt pas de tijd wanneer je weet dat er geen tijd is – dan kun je niet iets veranderen. Maar wat je wel kunt doen is zorgen dat de relatie beseft wordt.
U zit nu hier bij elkaar. Sommigen met een hele reeks van incarnaties op hun naam en een paar die zo voor de derde en de vierde keer bezig zijn. Waarom zit u hier? U denkt misschien dat uw wereld voldoende is, maar u hebt het gevoel dat u er uit wilt breken. Daarom zit u hier. En nu wordt er gesproken en dan zegt iemand iets waarmee u het niet eens bent of wat u niet begrijpt. Dan gaat u er tegen in. Dat is goed. Maar dan moet u wel begrijpen, dat die ander niet maar zonder meer een arme, verwarde persoonlijkheid is. Die kan wel eens heel veel reden hebben om het te zeggen zoals hij het zegt. Dan m0et je naar elkaar toegaan.
Wanneer u hier zit leert u wat van de geest en wat over de geest; er wordt wat uitgestraald en er wordt wat sfeer gemaakt. Dan kun je zeggen: goed. De één houdt van een ijsje en een ander van een geestelijke douche. Maar je kunt het ook anders zien. Ik zit opgesloten in mijn wereldje, moet je dan zeggen: ik wil uit dat wereldje naar iets anders. Niet alleen maar ogenblik mijzelf verliezen in het geheel zonder meer. Neen, ik wil bewust iets meer. En ik wil dat meer zijn uitdrukken door minder mijzelf alleen te zijn. Ik wil betekenis hebben (dat zeggen de mensen altijd) voor anderen. Ik wil anderen laten delen in wat ik heb. En dat is nou goed. Dat is worstelen tegen de grenzen. Dat is het doorbreken van het muurtje tussen de ene sfeer en de andere.
Zo zijn er ook mensen die een vergissing maken. Die zeggen: “Nu ben ik geestelijk bewust. Nu gaat die aarde mij niets meer aan. Mijn geest-bewustzijn dicteert de rest wel.” Maar, lieve vrienden, je bent wel een geest, maar zolang je in de stof leeft, kun je niet als een geest leven. En als de geest in de stof moet zeggen wat er moet gebeuren, in termen van een geestelijke wereld, tel dan je winst op aarde maar uit. Dan loopt er iets verkeerd.
Werelden, die wij met een ander delen, blijven van elkaar gescheiden, omdat wij met die anderen alleen kunnen bestaan binnen dat vakje in die gemeenschappelijke wereld, in dat gemeenschappelijke stukje van de tijd. Maar hebben wij de mogelijkheid ook in een andere wereld te k0men, dan moeten wij deze wereld met zijn wetten, zijn regels achterlaten, om daarin later terug te keren met aanvaarding van al die waarden, om naar die volgende wereld te gaan en daar in die nieuwe wereld met zijn nieuwe wetten, zijn regels, kortom met datgene wat je met anderen verenigt tot dit wereldbesef, te beleven wat daar te beleven is.
Ik heb niet zonder enige verwondering overigens geluisterd naar de 0mschrijving van de kosmos als gebouw met vele kamers. Voor mij zijn de meeste mensen bewoners van een eenkamerflat, die misschien de mogelijkheid krijgen om er een twee- of een driekamerflatje van te maken. Sommigen worden geestelijk zindelijk en die krijgen er dan ook een badkamer bij. Je moet niet overschatten wat je op aarde kunt doen, want wanneer je te ver van die aarde weggaat, dan heb je de mogelijkheid niet meer 0m die wereld met een ander te delen. En dat is nu juist het haakje.
Onze wereld die wij beleven, dat stukje jachtgebied dat wij hebben, is noodzakelijk omdat wij ons daar kunnen en moeten voeden. Ieder die in een bepaalde sfeer leeft en daar een taak heeft, moet niet denken dat hij die zonder meer voor wat anders verruilen kan. Hij moet daarin namelijk de vaardigheid en de kracht verwerven, waardoor hij zich later in een andere wereld kan bewegen. Pas wanneer hij dat verkregen heeft, kan hij met goed gevolg van de ene wereld naar de andere overgaan en dan kan hij ook eventueel de grenzen van hun jachtgebied overschrijden, zonder daarbij elke terugkeer daarheen uit te sluiten.
Nu is de grote moeilijkheid natuurlijk dat, wanneer een dier een ander jachtgebied neemt, hij zegt: dat is van mij. Maar dat is niet waar, want dat heeft een ander n0dig. Hij kan daar alleen bestaan door dulding. Dat is bij de mens ook. Een mens komt in een andere sfeer. Dat is mijn wereld. Nou ja, de arme ziel weet niet beter, maar iemand die naar bewustzijn streeft, zoals u, moet dat begrijpen. Het is niet jouw wereld. Misschien later, d.w.z. wanneer je hier klaar bent met je training, met je programma.
Voorlopig besta je in die andere wereld door dulding. En misschien kun je heel wat werelden bezoeken, maar je blijft er gast. Het enige wat je moet doen als mens is, wanneer je iets van die werelden begrijpt, kijken: wat kan ik hier doen, waar zij mij bij kunnen helpen? En wat kunnen zij daar doen, waardoor zij mij hier helpen? Je maakt er a.h.w. een c0öperatie op afstand van. En dan, door de uitwisseling krijg je hier meer voedsel a.h.w., je wordt sterker, vaardiger en zij krijgen daar ook meer mogelijkheden om aan de begrenzing van hun wereld te ontsnappen. Zo worden wij wijzer, rijker, meer omvattend, terwijl wij gelijktijdig onze eigen wereld kunnen blijven gebruiken als centrum daarvan.
Nu hebben jullie veel gehoord van mijn denkbeelden en is het tijd 0m te zeggen of de inleider nu gelijk heeft of niet. Ben ik nou een eigenaardige persoonlijkheid? Laten we zeggen, dat de stemmen staken op dit ogenblik.
Iets aparts.
Apart zou ik zeker niet willen zijn, want dat wat apart is, isoleert zich. En wat zich isoleert kan geen contact krijgen met het andere. Maar goed, ik begrijp de welwillende wijze waarop u met een zekere extra charme “apart” zegt in plaats van “eigenaardig”. Ik kom ook nog vaak in uw wereld. Niet dat ik daar zo erg veel te doen heb, maar zo nu en dan kom ik daar een paar eindjes aan elkaar knopen tussen deze wereld en een andere. Maar ik kan toch deel zijn van uw wereld wanneer ik hier ben en van mijn wereld wanneer ik daar ben. En dan ben ik naar besef deel van twee werelden.
Nu kom ik even terug op wat ik in het begin heb gezegd, want nu kunt u gaan begrijpen wat ik ermee bedoeld heb. Hier ben ik een bepaald soort persoonlijkheid. Want in uw wereld – dat is een beperking – heb ik maar een bepaalde mogelijkheid. Ik moet mijn inzichten aan mijn mogelijkheden aanpassen. Daar heb ik andere mogelijkheden, andere uitdrukkingsmogelijkheden. Daar ben ik een andere persoonlijkheid. De kern is gelijk, de rest is anders. De essentie is dezelfde, één lijn door alle werelden en door alle tijden. De essentie, maar de persoonlijkheden passen zich aan aan alle werelden, waar dan ook. En zo is het ook bij u.
Je hoger zelf.
Als je praat over je hoger zelf, dan praat je over iets wat je zelf niet bent. Dat kun je beter niet doen als je het hoger noemt. Probeer liever zelf hoger te zijn. U moet mij niet kwalijk nemen, maar het is zo gemakkelijk om te zeggen: dat is hoog. Er is niets hoger, het is alleen een beter besef van de mogelijkheden die in je eigen liggen.
Meeromvattend?
Dat kun je wel zeggen, maar het meer omvattende van de mens op aarde omvat nog zo weinig. Het zou meer moeten omvatten.
Ik ga het kort maken, want het wordt tijd dat ik mij weer eens aan iets anders ga wijden, omdat uw tijd verdergaat en ik in een andere tijd iets te doen heb.
Alle dingen zijn één kracht. De ene kracht kan beseft worden, maar alleen door het alomvattend besef. De werkelijkheid bestaat uit de vele, kleine werelden en mogelijkheden, die tezamen het heelal van de werkelijkheid vormen. De tijd is de illusie van verandering, die alleen bestaat voor hen, die hun onveranderlijkheid in zich nog niet gevonden hebben. Leven is niet bestaan zonder meer. Het is omvatten in besef en kracht. En dat moeten jullie leren. Dan begin je in een kleine wereld. Vraag je in die kleine wereld af: Wat kan ik doen voor mijn wereld? En mogelijk voor een andere wereld. En als je die wereld kent, vraag je dan in die wereld af: Wat is nodig in de wereld waar ik vandaan kom?
Vorm banden tussen de dingen. Zet geen grenzen. Benoem de dingen niet om ze te omschrijven, ten hoogste om ze aan te duiden. Probeer – en dat is de beste raad die ik u kan geven – niet de ideeën van anderen over te nemen, maar probeer te zien hoe ze samenhangen of nadruk geven aan je eigen ideeën.
Werk niet met de krachten zoals een ander zegt dat je ermee moet werken. Werk met je eigen kracht en besef waarom een ander het op die manier doet. Beleef in jezelf licht, wereld en waarheid. Niet als iets wat vaststaat, maar beleef ze als datgene, wat voor jou de beste belichting is van je beperkte wereldje in het heden.
Wanneer je je beperking kent en je krachten kent, dan kun je je gebied uitbreiden. Het zal je elke keer moeite kosten. De moeite van het breken van een verwachting, vaak van een wereldbesef, van een idee, van belangrijkheid, kortom van een gewoonte. Elke keer wanneer je op de proef gesteld bent totdat je eindelijk met die gewoonte gebroken hebt, zul je zien: er is een andere wereld naast de mijne en ik kan met die wereld werken. En in dat werken van wereld tot wereld zult u meer vinden van dat wat je bent.
Nu wil ik helemaal niet zeggen, dat ik zo ontzettend veel weet van mijzelf, maar ik heb iets geleerd. Meer dan ik hier in uw wereld, door de beperking van uw wereld en regels, kan zeggen. Maar het is niet iets wat voor u onmogelijk is. Daarom zeg ik: Leer iets van je ware ik vinden. Niet een hoger ik. Gewoon van wat je werkelijk bent achter de façade van deze met anderen gedeelde wereld.
Genoeg gefilosofeerd. Om met Vondel te spreken: “Vaarwel mijn schone stad. U wacht een andere heer.“ Voor de dames is dat althans te hopen.