Trappen van bewustwording

image_pdf

11 mei 1959

Te spreken over “trappen van bewustwording” is in feite onjuist. Bewustwording is een zich voortdurend afspelend proces dat praktisch nooit een stilstand kent. We zouden dan ook niet moeten spreken van “trappen van bewustwording” maar van een “niveaus van bewustzijn”. Het geheel van het denken begint natuurlijk zijn ontwikkeling bij het eerste erkennen: ik ben. Op het ogenblik, dat dat punt is vastgesteld, kunnen wij zeggen: De bewustwording heeft haar aanvang genomen. Daarna worden allerhande nieuwe ontdekkingen omtrent het wezen gedaan en deze gaan gepaard met een vaststelling van de buitenwereld en later ook van de eigenschappen van die buitenwereld. Men zou kunnen zeggen dat datgene, wat wij een trap van bewustzijn noemen, in feite is een bepaalde relatie van het “ik” t.o.v. de buitenwereld en wel op een zodanige wijze, dat elke trap zijn eigen beperkingen kent.

Ja, ik, praat nu wel over bewustwording en bewustzijn. Het lijkt me toch beter, wanneer we dat eerst even omschrijven. Onder bewustzijn zullen wij in het verloop van deze rede verstaan; het erkennen van eigen bestaan en eventueel van alle fasen van dit bestaan. Onder bewustwording zullen wij verstaan: een steeds verder uitgrijpen t.o.v. de omwereld en zo een juister en definitiever voorstelling van de werkelijke betekenis van het “ik” binnen het geheel van de schepping. En nu we dit zo mooi hebben gestipuleerd, mag ik misschien eerst even schetsen wat voor bepaalde niveaus van bewustzijn er bestaan, voordat u aan het menselijke toekomt. Het eerste niveau, dat ik reeds aanstipte, is er één van het erkennen van zijn. Hierbij is absoluut geen enkele definitie t.o.v. de buitenwereld verder noodzakelijk. Een zelfbegrenzing is het enige, dat hier nog telt. Men zou kunnen zeggen: Die wereld kent geen dimensies, het “ik” is als een punt, dat zich van zijn bestaan bewust is. Deze trap neemt vaak een betrekkelijk lange tijd en wordt over het algemeen zonder directe binding aan de stof verwerkt. Men kan weliswaar met de ongevormde stof van de donkere nevels bv. in aanraking zijn, maar dit wordt niet geconstateerd en de nevel als zodanig is nooit voertuigelijk. Dan komt de volgende fase, waarbij het “ik” een ervaring t.o.v. de buitenwereld heeft. Maar hier is de sensatie alleen die van aangenaam of onaangenaam. Het treedt meestal op na enkele miljoenen jaren; een vaste maatstaf is hier niet te geven. Hierbij kan men spreken van het leven in één dimensie. Men is zich nl. van de wisselingen in de buitenwereld bewust, maar kent daarin verder geen enkele richting.

Dan krijgen wij een tweedimensionaal bestaan, dat bv. optreedt bij de kleinste dieren. Het “ik” is zich bewust van een geestelijke binding en wordt dus geleid door een bewustzijn, dat geaccepteerd wordt en heeft gelijktijdig een bewegingsvrijheid, die ‑ zij het beperkt ‑ dan toch een zeer persoonlijk zich bewegen en zich voeden mogelijk maakt. Deze bewustzijnsfase wordt overigens voortgezet over verschillende klassen van meercellige dieren en kan ook worden voortgezet in het plantenrijk. De plant blijft ook in haar ervaringen – nog wat ik genoemd heb eigenlijk meer vergelijkend ‑ tweedimensionaal. Want zij kent lusten onlustgevoelens, selecteert automatisch (dus krachtens ingeschapen drijfveren) haar voedsel, doet wisselwerkingen ontstaan, maar kent buiten haar lust en onlust betrekkelijk weinig reacties op de buitenwereld. Planten die wat verder komen ‑ en dan denken wij hier b.v. aan het bekende kruidje‑roer‑me‑niet, bepaalde vleesetende planten, zonnedauw b.v., ook inheems ‑ daarbij zien we, dat die reactie op de buitenwereld soms betrekkelijk fel kan zijn. Maar ze blijft gebaseerd op lust en onlust en is niet een erkennen van ruimtelijke verhoudingen. Daarna krijgen we dan het dierlijke vlak. En hier krijgen wij voor het eerst een driedimensionaal bestaan. Want hier is niet alleen meer een erkennen van de groep ‑ dus de geestelijke binding en lust en onlust t.o.v. de wereld ‑ maar ook een afschatten van verhoudingen in die wereld. Het dier is dus in staat om selectief op te treden t.o.v. zijn omgeving. Het kan denken en ‑ zij het dat dit binnen beperkingen ligt ‑ soms heel wat meer dan een mens zich voorstelt.

Daarnaast krijgen we dan langzaam maar zeker ook de menselijke fase. En nu is het vreemde, dat die menselijke fase niet alleen ligt boven de warmbloedige dieren. Er zijn nl. vissen en vogels, die net zo goed als de vertebraten die warmbloedig op de wereld rondzwerven, precies aan dezelfde condities gehoorzamen. Voor al deze trappen is de mens dus een vervolgtrap, een volgend niveau. Bij de mens treedt op ‑ en dat is de uitbreiding dus a.h.w. met een nieuwe dimensie ‑ het zichzelf beschouwen te midden van die wereld. Hier wordt niet alleen meer van uit het “ik” gewerkt, maar ook van uit die wereld het “ik” gadegeslagen. En deze tweeledigheid is in onze trappen van bewustwording wel een van de meest belangrijke. Het is een soort criterium voor de richting, die men verder volgen zal. U heeft natuurlijk allemaal veel gehoord over de mogelijkheden van reïncarnatie, de mogelijkheden van voortbestaan. En u heeft waarschijnlijk gedacht, dat deze voor de bewustwording noodzakelijkheden zijn. Dat het a.h.w. ook trappen van bewustzijn zijn. Ik moet dit ontkennen. Het menselijk bestaan als geheel, één trap van bewustzijn. Slechts enkelen, die vrijwillig terugkeren en verder nergens meer aan gebonden zijn, kunnen boven het menselijke uitkomen en dus wederom een nieuw erkennen aan hun bewustzijn toevoegen. Hoe vaak u terugkomt op de wereld en in welke vorm zou dus absoluut geen rol spelen. U zult moeten overgaan. Overgaan niet alleen op stoffelijke basis (dus een stoffelijk voertuig achterlatend), maar door een nieuw concept van geestelijk bestaan. En dan zijn ze daar eigenlijk aan het belangrijkste deel gekomen van onze lezing, nl. aan datgene wat met de geest verband houdt. Ik ben mij ervan bewust, dat het zeer moeilijk is om u een volledige indruk te geven van al hetgeen er al zo bestaat. We kunnen natuurlijk sferen gaan beschrijven, maar daar komen we ook niet verder mee. Ik moet dus proberen ‑ daarbij mij steeds weer baserend op de de­finities, die ik van bewustwording en bewustzijn heb gegeven in het begin ‑ te omschrijven hoe men zich voelt in een trap van bewustzijn, hoe men leeft, beleeft, waarneemt; hoe men deduceert en combineert.

Zodra men nu boven de menselijke trap uitkomt, is het eerste typische verschijnsel, dat ruimte geen verhouding meer is, die het “ik” beïnvloedt, de mens is gebonden aan ruimte. Hij neemt daarin een bepaalde plaats in. Hij kan niet op twee plaatsen gelijktijdig aanwezig zijn en kan zich niet met zijn bewustzijn naar elk willekeurig punt plaatsen zonder daartussen een afstand af te leggen. Maar de bewustzijn, die in de geest vaak voorkomt, is er één waarbij het “ik” erkent – als bewustzijn dus ‑ in alle punten gelijktijdig te bestaan. Er is niet meer sprake van “een zich bewegen” maar van “een constateren” op de verschillende plaatsen, waarop het “ik” zijn verbindingen heeft. Om een voorbeeld te nemen: Stel u voor dat u heel erg lang bent. Uw hoofd staat tot in de wolken. Dan kunt u boven de wolken uit kijken naar de zon, wanneer het beneden nog donker is. Maar, als u het zoudt willen, zoudt u misschien ook via uw voeten kunnen waarnemen wat er precies beneden op de wereld gebeurt. Dat is gelijktijdig, dat is alleen een kwestie van: hoe stel je je in. De geest leeft op deze wijze. Zij is ook in haar waarneming niet meer beperkt. Alleen haar begrip van het waargenomen (dus de interpretatie) maakt het voor haar vaak nog moeilijk om alle dingen te begrijpen. Maar theoretisch kan zij alles bevatten. U zult begrijpen, dat een dergelijke toestand een ontwaken vergt, dat langer duurt. In deze trap van bewustzijn zien we dan ook niet alleen ‑ zoals u misschien denkt ‑ één enkele geestelijke sfeer samengebracht, maar we zien er vele. In de praktijk kunnen wij zeggen, dat ‑ tenzij men onvolledig rijp moet terugkeren tot de wereld ‑ alle vormkennende en vormdragende sferen behoren tot dit niveau. Daarna echter gaan we ons nog iets realiseren. We ontdekken dat tijd geen werkelijke functie heeft. Tijd is een afmeting. En men kan tijd net zo goed beheersen als ruimte. Er is tussen deze beide in het nieuwe niveau van bewustzijn dus geen enkel verschil meer. Dit houdt in, dat alle fasen van eigen bestaan, onverschillig hoe en waar, vanaf het eerste ontwaken tot bewustzijn tot het laatste toe, van uit dit niveau reeds geconcipieerd kunnen worden. Het is op dit niveau, dat sprake kan zijn van een voorbestemming; niet eerder.

Hebben wij deze fase doorlopen, dan komen we nog tot een andere conclusie. We hebben ons tot nu toe altijd nog beziggehouden met de buitenkant van de dingen. Nu komt in plaats van een herkennen van uit het “ik”, een aanvoelen vanuit de ander. Een voorbeeld zal u dit misschien iets duidelijker maken. Wanneer wij hier bij elkaar zitten, dan bekijkt u mij, u luistert naar mij en ik kijk ‑ op mijn manier dan ‑ naar u en ik luister zo’n klein beetje naar uw gedachten en reacties. Wanneer wij nu echter op die trap terecht zouden komen, die ik omschrijf, zouden wij niet meer behoeven te spreken of te kijken. Wij zouden elkaar kunnen beleven in de volledig zin. Ik zou elke gedachte, elke vezel van uw wezen volledig kunnen kennen, zoals u uit mij alles wat in mij leeft (en niet alleen maar het weinige, dat ik via een medium weergeef) zoudt kunnen erkennen, verwerken en tot uw eigen maken. Er blijft nog een persoonlijkheidsbewustzijn bestaan. Maar dit persoonlijkheidsbewustzijn is zo teruggebracht tot kern van ervaring alleen, dat geen enkele begrenzing meer bestaat.

Komt men verder dan dat, dan neem ik aan ‑ ik kan het dus niet zelf nagaan ‑ dat men komt in een toestand, waarin alle dimensies wederom tot één terugvloeien, waar nl. ontdekt wordt, dat de band, die de verhoudingen ‑ tot nog toe beleefd ‑ dood ontstaan, een vaste en meetbare waarde is. Wat er boven ligt, kan ik u niet zeggen. Aan deze kleine opsomming alleen heeft u weinig. Maar zoals ik reeds opmerkte. bewustwording is een continu proces. Het is niet een sprongsgewijs je bewegen, het is een voortdurend en langzaam verder groei­en. En deze groei is ‑ en dat is erg belangrijk ‑ individueel. Dat be­tekent dus dat een mens, die aan de ene kant nog een zuiver dierlijk peil van bewustzijn en van levensbeschouwing heeft, anderzijds toch kan komen tot een trap zelfs van het beleven en het erkennen van anderen, selectief of onwillekeurig. Het houdt in dat iemand, die niet in staat is in zijn eigen wereld rationeel te handelen in staat zal zijn om via andere werelden, waar hij zich volledig van bewust is, toch in die wereld het gewenste te bereiken. Begrijpt u wat hierin gelegen is? Het feit, dat wij allen verschillend kunnen en mogen zijn, het feit, dat wij elk in onze eigen wereld en sfeer met een bepaald deel van het bewustzijn buiten die sfeer of wereld kunnen bestaan; maar dat wij een bepaalde trap van bewustzijn alleen dan kunnen betreden, wanneer wij in staat zijn deze met anderen te delen. Hoeveel verschillende niveaus er ook zijn, wij kunnen zo’n niveau alleen beleven en constateren, wanneer voldoende anderen aanwezig zijn om een gemeenschapsbestaan op dit niveau mogelijk te maken. Dat is heel belangrijk. Vanuit jezelf opgroeien is op zichzelf al heel mooi. Maar je moet het bewijs a.h.w. hebben in een wisselwerking tussen jou en andere bewustzijnsvormen ‑ niet noodzakelijk menselijk,‑ die een gelijk ervaren hebben.

En dan is er nog een beperking, die u ongetwijfeld zult begrijpen. Wij kunnen in ons bewustzijn alleen zo interpreteren, als onze bewustwording tot op dat ogenblik het ons mogelijk maakt. Wanneer wij dus samen één bepaalde wereld van bewustzijn delen, kunnen wij toch nog een volkomen andere conclusie trekken. Wij kunnen van mening verschillen, wij kunnen andere idealen en andere richtingen hebben. Maar één ding is zeker: wij zullen desondanks elkaar kunnen begrijpen. En we behoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar we kunnen een gemiddelde vinden, dat voor ons allen evenredig is, even prettig, even gezellig. Hoe dat bewustzijn geestelijk verder bestaat, is moeilijk te omschrijven. Maar we kunnen wel proberen om het menselijk bewustzijn als basis te nemen en van daaruit dus de verschillende trappen van bewustzijn althans enigszins te benaderen. Dan stel ik in de eerste plaats dit: Hoe groter de mate van egoïsme, hoe groter de mate van dierlijkheid. Egoïsme is over het algemeen een directe aanwijzing van een onvolledig ontwikkeld zijn op menselijk terrein. Dus egoïsme is niet typisch menselijk. Egocentrisch denken daarentegen ‑ heel anders clan egoïstisch ‑ behoort tot het menselijk bestaan. De mens heeft nog steeds al zijn ervaringen, al zijn mogelijkheden tot uitbreiding van bewustzijn gecentreerd in het eigen wezen en kan die wereld alleen beleven als betrekking hebbende op het “ik”. Alle andere redeneringen ten spijt komt men nooit verder, zolang men werkelijk nog mens is. Dan heeft de mens de eigenaardige, halfontwikkelde capaciteit tot geestelijk beleven. Maar ook dat is begrijpelijk. In de mens bestaat een astraal voertuig. Een fijn-stoffelijk voertuig dus, dat zeer sensitief is voor de straling of trilling ‑ hoe moet ik het zeggen ‑ die de geest uitzendt. Het gevolg is, dat in de mens een reeks van emoties en gevoelens bestaan, die niet de zijne behoeven te zijn. Hij wordt beïnvloed van buitenaf, ook langs onzichtbare en voor hem onkenbare weg. Naarmate hij nu meer beheersing vertoont, zal hij binnen zijn eigen trap van bewustzijn hoger stijgen. Beheersing is een noodzaak tot verdere bewustwording. Beheersing, niet ‑ uitdrukkelijk! ‑ onthouding. Ik mag misschien in dit verband een uitspraak aanhalen van een aardige, filosoof, die eens zei; ” Niet zondigen en zo deugdzaam blijven heeft geen verdienste. Maar zondigen en de zonde kennende je deugd herwinnen, is een prestatie.” Ik zou willen zeggen. Bewust worden kun je alleen door ervaring. Je kunt het niet door mooie redeneringen en zeker niet door je bewust of onbewust voor bepaalde fasen van het leven af te sluiten. Je moet juist door het beleven en het erkennen van de consequenties een eigen maatstaf weten te vormen, die voor jou en voor jou alleen bepalend is. Die maatstaf is niet alleen maar een poging om de rest van de wereld te waarderen op een zekere manier. Hij is vooral de aanduiding van de wijze, waarop jezelf ‑ dus krachtens je ontwikkeling en je bewustwording ‑ komt te staan tegenover die wereld.

Nu heeft ook de normale mens een hele reeks van z.g. paranormale capaciteiten. Dit is niet alleen helderziendheid, eventueel helderhorendheid, geneeskracht, psychoscopie, enz. Er liggen nog heel wat andere terreinen braak, waarvan een van de aardigste misschien wel is het herkennen van gedachten en het aflezen ervan. Telepathie; maar selectief,­ beheerst en richtbaar. Capaciteiten, die in elke mens sluimeren. Wanneer je echter al die capaciteiten ontwikkelt, kom je op een gegeven ogenblik zo ver, dat ‑ al zou je nog stoffelijk blijven bestaan ‑ je bewustzijn niet meer van deze wereld is. Je krijgt dan figuren, die in de wereld leven en gelijktijdig buiten de wereld staan. En dat zijn niet alleen een Socrates of een Diogenes of wat dat betreft een Boeddha of een Jezus, maar het zijn dikwijls heel onopvallende figuren, die een geheel ander begrip krijgen van bestaan en van leven. Vanaf dat ogenblik gelden voor hen geen stoffelijke maatstaven meer en hebben zij dus een volgende trap van bewustzijn bereikt. Zij treden in volledig redelijk contact met wat u noemt “spoken”. De contacten, die op deze manier ontstaan, maken het mogelijk om de geest, zodra zij vrij is van het lichaam, dezelfde opdrachten te geven, die ze ook in de geest volvoeren kan. De tijdruimtelijke verhouding verandert. Uittreding en willekeurige verplaatsing in ruimte ‑ en misschien zelfs, ten dele in tijd ‑ kan voor elke mens gedurende het menselijk bestaan mogelijk zijn. Uit hetgeen ik nu reeds gezegd heb blijkt wel, dat men daarmee niet meer zuiver mens is. Men komt dus tot een soort Ubermensch zijn, een boven het menselijke uitstijgen. Dit uitstijgen wordt niet geconstateerd door de leek. Voor de leek wordt de mens die zo leeft onlogisch, omdat er verschillende soorten van logica bestaan. Elke logica wordt gebaseerd op erkende feiten, wordt op erkende wetten gebaseerd en vooral wel op de zichtbare wereld. Elke filosofie, zelfs de filosofie die gaat tot het pogen God te omschrijven of te erkennen, is nog gebaseerd op de wereld, die gekend wordt. Het zal dus duidelijk zijn, dat iemand, die een ander soort logica begint te gebruiken, is als iemand die een ander soort mathematica gebruikt. Wat hij doet is in de ogen van anderen onzin. Zij kunnen het niet volgen en zij staan alleen maar verbaasd, wanneer er uitkomsten te voorschijn komen, die volkomen zuiver blijken, ofschoon onlogisch. Misschien kan ik u het beste een voorbeeld geven van een dergelijke onlogica door twee voorbeelden tegenover elkaar te stellen. En nu wil ik er twee nemen, die tegenover elkaar staan. In de eerste plaats een logische conclusie. Een van onze sprekers ‑ gisteren tijdens een bijeenkomst ‑ merkte op, dat het zonnig weer was en dat men ervan moest genieten, maar dat er onweer zou komen. Deze vaststelling was volkomen logisch, want in de omgeving, in de lucht, was dit reeds vast te stellen. De tijd was niet te fixeren, maar het was wel zeker, dat voor 24 uur verlopen zouden zijn, een behoorlijke onweersbui zou losbarsten. Dit was dan ook voor de aanwezigen als logisch aanvaardbaar. En zij reageerden daar ook op. Daar staat tegenover dat wij enkele jaren geleden de watersnoodramp aankondigden in Zeeland. En wij deden dit met de volgende woorden: Overstromingen door dijkval en sterke getijden te verwachten in het mondingsgebied van de grote rivieren en wel in het begin van het jaar, vermoedelijk februari. Dat was onlogisch. Op dat ogenblik was er geen enkele reden om aan te nemen volgens menselijke normen, dat dijkval zou plaatsvinden.

Ten eerste: De condities, die hiertoe aanleiding hebben gegeven, zijn pas opgetreden rond 14 ‑ 15 januari. Ten tweede: Het vaststellen van een stormvloed en als gevolg een overstroming, was evenmin logisch. Verder was het niet logisch te accepteren, dat juist in deze tijd een door de wind opgejaagd water een bijzondere invloed zou uitoefenen rond het mondingsgebied van de grote rivieren in Nederland. Dat wil dus zeggen, dat we hier te maken hebben ziet een andere soort logica. En in die andere soort logica wordt dan ook iets verwerkt, wat u als kolder in de oren zal klinken. Daarin wordt verwerkt de totale instelling van een volk of een deel van een volk. Daarin wordt verder verwerkt,‑ naast deze mentaliteit ‑ het geestelijk bewustzijn, dat met deze mensen hoofdzakelijk verbonden is. Hierbij wordt verder rekening gehouden met bepaalde op de wereld levende krachten van geestelijke geaardheid en met deze tezamen, plus kennis van de mogelijk optredende aspecten in de komende maanden, was het redelijk om een dergelijke voorspelling wél te doen.

Maar nu het typische verschijnsel: Deze voorspelling is nooit erkend voor wat zij was dan na het plaatsvinden van de feiten. Toch staat het nu nog geschreven in de verslagen daarover. Hier was sprake van iets, wat zo onlogisch was, dat de mens de redenering niet kon volgen. En het lag niet in ons belang om daar te ver op door te gaan. Het was een practisch onafwendbaar iets. Kijk op deze manier krijg je dus een andere manier van denken en van redeneren. Gebruik je die manier van denken en redeneren, dan pas je niet meer in de normale gemeenschap. Want de conclusies, die je trekt, zijn voor die gemeenschap absoluut irreëel. Zij kan erom lachen, zij kan ze verwerpen. Later geven de feiten je waarschijnlijk gelijk. Maar dat “later” kan in de tijd zowel enkele maanden als honderden jaren verder liggen. En het is juist dit, vrienden, wat het zeer moeilijk maakt om dus met het bereiken van een iets hoger niveau, een hogere trap a.h.w., toch nog op aarde redelijk te handelen. Hieruit volgt, dat elke hogere trap van bewustzijn, die zich richt tot een lagere trap, door zelfbeperking zichzelf aanvaardbaar zal moeten maken. Nu is het contact opnemen met een lagere trap moeilijk, het bevatten daarvan echter niet. Want alles wat op elke trap van bewustzijn bestaat, zal in elke hogere trap volledig bevat zijn. Wanneer u dus hier op aarde leeft, moet u een zeker begrip hebben van het dierlijke, want anders kunt u niet als mens op deze wereld leven. En als u dier bent, moet u enig begrip hebben van de meer primitieve toestand van één-celligen of misschien de plantaardigen, anders kunt u geen dier zijn. En op die manier kun je verdergaan. De moeilijkheid bij contact ligt dan ook niet in de eerste plaats in het niet kennen van die lagere wereld. het ligt in de noodzaak je te beperken. Als u zich tot een dier richt en u wilt door dat dier volledig begrepen en verstaan worden, dan zult u zich moeten houden aan de mentaliteit van het dier, niet aan uw eigen mentaliteit om deze reden kan het hoogste bewustzijn, zelfs het Goddelijk bewustzijn, zich nooit volledig openbaren aan de mens. Het kan zich slechts in zoverre openbaren, als volgens het niveau van bewustzijn, dat in de mens bestaat, verwerkt kan worden. Nu is er nog een punt, dat ik in het verloop van deze inleiding even wil aanstippen. Er zijn op aarde een aantal z.g. inwijdingsscholen. Sommige daarvan zijn gebaseerd op mystiek, andere meer op wetenschap of op bepaalde openbaringen. In al deze scholen wordt gestreefd naar een verhoging van bewustzijn. Maar al deze scholen maken ‑ op een enkele na ‑ dezelfde fout: Zij beginnen met dictatoriaal het terrein, waarop de bewustwording zal plaatsvinden, te beperken. Gedurende een scholingsperiode is dit aanvaardbaar, gedurende een verdere periode van ontwikkeling echter niet. Het gevolg is dan ook, dat wij heel vaak “vervolggroepen” zien van hen, die ‑ volgens de school ‑ een hoger bewustzijn bereikt hebben. Men is bv. geneigd om aan te nemen, dat degenen, die via de school van de Rozenkruisers het lidmaatschap van een bepaalde priestergroep bereikt hebben, dus hoger staan dan een normaal mens. Gezien de eenzijdigheid van de ontwikkeling behoeft dat niet waar te zijn. Eerst wanneer bij het vrijkomen, uit de beperking het bewustzijn alle andere mogelijkheden, die herkenbaar zijn, tevens assimileert en zo komt tot een herwaardering van zichzelf en zijn wereld kan een feitelijke verhoging van bewustzijn het resultaat zijn. Wanneer u nu bewust wilt worden en u zoekt dus naar een andere trap van bewustzijn, dan kan ik u misschien ook nog wel even helpen door te vertellen wat in geen geval tot een verdere bewustwording kan leiden. In de eerste plaats. Eenzijdig streven of een poging tot eenzijdige ontwikkeling van het wezen. Deze eenzijdigheid zelve betekent een frustratie van de werkelijke bewustwording, waar zij het onmogelijk maakt een totaal beeld te concipiëren van de wereld en juist dit totale wereldbeeld steeds noodzakelijk is ‑ en zelfs op evenwichtige wijze – om met een hogere bewustzijnsgroep in contact te komen. In de tweede plaats; Een verhoging van bewustzijn, een versnelling van bewustzijn kan niet alleen bereikt worden door studie. Menselijke kennis en zelfs uit de geest gegeven kennis kan nooit voldoende zijn om daaruit alleen een verdere realisatie van hoge waarden mogelijk te maken. Eerst wanneer men komt tot “het zelve beleven” en dus op waarde toetsen van alle stellingen, kan men verder gaan. Niet voordien. Praktijk is noodzakelijker dan theorie. Dan nog een derde punt. En dat is misschien wel het vreemdste punt, dat erbij is, het vreemdste punt dus van mijn laatste betoogje. U kunt nooit meer bewust worden door te luisteren naar ons of naar anderen. U kunt niet meer bewust worden door willekeurig te handelen. U kunt slechts dan bewust worden, wanneer, u voortdurend zelfstandig denkt, u een eigen mening vormt en toch geneigd bent die steeds te herzien, wanneer volgens eigen weten en denken u blijkt, dat er een andere, of betere oplossing, bestaat; wanneer u elke daad doet leiden werkelijke behoefte, die gepaard gaat met een erkennen van de werkingen en consequenties van deze daad. Het totaal overzien van alle consequenties is niet mogelijk maar wel het overzien van de meest nabij liggende consequenties. Men moet deze kunnen accepteren.

En hiermee zijn we dan bijna aan het einde van mijn betoog gekomen. Zoals ik reeds zei, de discussie zal hier het belangrijkste deel moeten zijn. Ik kan echter geen afscheid van u nemen, zonder u nogmaals te wijzen op het feit, dat waar bewustwording een continu proces is geen enkele wereld, waarin u leeft, door u volledig identiek beleefd kan worden met anderen. U heeft een zuiver persoonlijke interpretatie, een zuiver persoonlijk kennen. Men zegt ons ‑ van mijzelf weet ik dat dus niet zeker ‑ dat wij in God allen volledig identiek zullen zijn. Een volledige congruentie van bewustzijn. Voor mij persoonlijk is dit moeilijk te accepteren; anderen accepteren dat misschien weer liever wel. Zou dit het geval zijn, dan ligt het Goddelijke zover weg boven de laatste en hoogste trappen van bewustwording, die ik ken, dat ik mij daarvan geen voorstelling kan maken. Mijn ervaring echter zegt mij, dat wij steeds een bepaald deel van ons denken en onze wereld met anderen delen. En verder heeft de ervaring mij ook geleerd, dat het onmogelijk is onze hele wereldvisie uit te drukken, omdat wij elkaar nooit voldoende verstaan. Onze uitdrukkingsmiddelen ‑ of dit nu gedachten of woorden zijn zijn beperkt t.o.v. ons eigen beleven. En zo kunnen wij slechts ongeveer eenderde tot tweederde ‑ afhankelijk van ons eigen ontwikkeld zijn‑ van ons werkelijke wezen openbaren en uiten. Door ons bewustzijn hiervan kunnen wij juist hierdoor in de beperking van onze uiting de verrijking van ons bewustzijn vinden. Beperking van de uiting mag geen ontkenning zijn van het “ik” of van de wereld maar wel een begrijpen, dat bepaalde dingen niet bestemd zijn om met anderen beleefd te worden, met anderen gedeeld te worden. Dat ieder zijn eigen lasten moet dragen. Persoonlijk geloof ik, dat het gehele proces van bewustwording een zeker automatisme inhoudt. Een automatisme, dat kenbaarder wordt, wanneer we de tijdsfactor uitschakelen. De tijdsfactor zelf is een belevingsfactor en geen reële factor. Hieruit zou kunnen volgen, dat van dit punt van, bewustzijn tot de hoogste trap van bewustwording één enkele schrede is voor ons, indien wij in staat zijn ons innerlijk concept voor onszelf duidelijk uit te drukken. Niet slechts: ken uzelf; maar vooral: ken de God, Die in u woont. Waar dit laatste voor ons moeilijk of niet bereikbaar is, zou ik u de raad willen geven althans zoveel mogelijk de problemen, de opvattingen en de geloofspunten, zoals ze in u leven, te omschrijven en te definiëren. Te definiëren voor uzelf, niet voor anderen. Op deze wijze zult ge komen tot een nader constateren van uw tekorten en een groter begrip van het teveel, dat ook vaak kan bestaan. Door eenzijdigheid te vermijden, zult u daardoor de hoogste bewustwording op de snelste wijze kunnen bereiken.

image_pdf