10 februari 1975
Vanavond hebben wij een filosoof als gastspreker, wat zijn voor- en nadelen heeft. Want u kent de definitie van Henri: “Filosofie is een toren van Babel van gedachten, gebouwd op één woord. Maar deze denker heeft in de sferen een groot aantal belevingen doorgemaakt en één van de meest interessante punten, die hij hopelijk ter sprake brengt, is zijn overschrijding van de grens kleur-licht-gouden licht.
Het geheel van alle geestelijk beleven is gebaseerd op onze eigen vermogens om de totaliteit te overzien. Wanneer wij een geheel zien, dan zijn details daarin onbetekenend geworden. Wanneer wij alleen de details zien, zullen wij vaak het geheel niet eens begrijpen. En daarop berust de gehele bewustwordingsgang, die wij allemaal doormaken.
Leef je als mens, dan word je geconfronteerd met een betrekkelijk kleine wereld: je wordt geconfronteerd met denkbeelden en toestanden, die met elkaar in strijd zijn. Daardoor krijgen details een belangrijkheid, die ze niet wezenlijk bezitten. De mens leeft in tijd en die tijd is voor u vaak erg kostbaar en belangrijk, maar in werkelijkheid bestaat de tijd eigenlijk niet. Tijd is niets dan een contour van de werkelijkheid en die werkelijkheid omvat alle tijd. Probeer je om van daaruit verder te gaan, dan kun je zeggen: Er bestaat een groot aantal gebieden, die elk voor zich bepaalde harmonische waarde kennen. Maar dan ben je eigenlijk nog niet ver gekomen. Je zou het misschien beter zo kunnen zeggen: Naarmate een trilling in zichzelf hoger is, zal zij corresponderen, harmonisch corresponderen met meer golven die trager zijn.
Dat is het hele verhaal waarover het vanavond zal gaan. Doodgewoon het feit, dat een hogere kracht harmonisch kan zijn met vele lagere krachten, terwijl een lage kracht de hoge kracht niet kan benaderen, omdat het niet mogelijk is de hoge kracht te onderscheiden. Je kunt als mens bv. wel in contact komen met het hoogste licht; de vraag is alleen maar of je iets van de betekenis ervan zult beseffen. Want het is de samenvatting van zo onnoemelijk veel andere trillingen, andere mogelijkheden, dat je eenvoudig niet in staat bent je te realiseren wat er aan je voorbij trekt, terwijl bovendien de tijdgebondenheid daarbij de zaak vaak beperkt tot een zeer kort moment.
Toen wij deze gastspreker beschikbaar vonden – wij zijn daar een beetje trots op – werden wij geconfronteerd met de grote moeilijkheid dat woorden nooit bedoelingen weergeven. Ze omschrijven de bedoeling wel, maar ze geven haar nooit wezenlijk weer. En ik voor mij had het gevoel dat wij die moeilijkheid – zeker ook voor de gastspreker – ergens wel zullen tegenkomen. Dat je zegt: “Je zegt dit nu wel in woorden, maar wat betekent het eigenlijk?” En dat houdt in, dat ik wil trachten duidelijk te maken hoe je betekenissen kunt zien.
Wanneer ik zeg: een meer, dan zeg ik: een plas water. Wanneer ik zeg: een blauw meer, dan kunnen wij ons dat al niet meer voorstellen in een sombere omgeving. Dan is er licht bij betrokken. Zeggen wij: een blauw bergmeer, dan geef ik een omschrijving van een sfeer, niet alleen meer van een plaats of een toestand. Wanneer ik zou zeggen harmonie, dan geef ik iets weer wat kan bestaan. Basta. En de meesten van u zullen wel weten wat er ongeveer met harmonie bedoeld wordt. Zeg ik nu: een harmonie van sferen, dan zeg ik niets anders dan dat er geestelijke werkingen bij betrokken zijn. Ik heb het wat nader gedefinieerd. Zeg ik: een kosmische harmonie, dan zeg ik een alomvattende harmonie, maar die is nog steeds gebonden aan een totaliteit van kenbaarheid. De kosmos als kenbare en beleefbare werkelijkheid. Zeg ik een goddelijke harmonie, dan zeg ik een harmonie, waarvan de volheid niet volledig beleefbaar is.
Het is dus vaak erg belangrijk, dat je let op de wijze waarop iets gezegd wordt. En dat kan nog veel belangrijker worden wanneer wij gaan spreken – en die mogelijkheid is zeker niet uitgesloten – over het innerlijk van een mens. Wanneer ik zeg: een mens droomt, dan omschrijf ik iets wat normaal is. Wanneer ik zeg: een mens droomt voortdurend, dan omschrijf ik een wereldvervreemding. Maar ik kan ook zeggen: deze mens droomt de eeuwigheid en dan zeg ik in feite: innerlijk kent hij een werkelijkheid, die uiterlijk nog niet manifest is.
Deze problemen zullen ons over het algemeen ontsnappen wanneer we ze de eerste keer benaderen. Het is gemakkelijk genoeg om te zeggen: ik kom in deze of gene sfeer en ik doe dit of dat werk. Maar het is veel moeilijker om duidelijk te maken wat die sfeer is en wat dat werk in wezen is. Je kunt er wel een omschrijving voor vinden. Ik kan zeggen: ik laat honden uit. Maar ik kan ook zeggen: wat ik in wezen doe, is aan een behoefte beantwoorden van een dier op basis van een erkenning van die behoefte door de baas van het dier. En dat is iets waar u vaak mee geconfronteerd zult worden wanneer u in een sfeer iets doet. U helpt bv. arme zielen. Welke arme zielen? Hoe? Wat? Probeer het eens te omschrijven! Hoe meer je het gaat omschrijven, hoe groter de vraag is of je nu helpt of dat je misschien meer harmonisch bent met of dat je tezamen met die ander in staat bent een hogere harmonie te activeren. En zo bouwt zich een raadsel op als je er goed over nadenkt.
Het is precies eender wanneer ik in een wereld van kleuren kom. Ik zie blauw, rood, lila, een heel mooie kleur paars….. Allemaal erg mooi. Maar wat heb ik in feite opgesomd? Ik heb geen kleuren opgesomd, want die bestaan geestelijk niet. Wat ik heb opgesomd zijn eigenschappen en kwaliteiten. Maar kwaliteiten kan ik alleen opsommen wanneer ze ergens ook in mij bestaan, want geestelijk kan ik alleen aan datgene beantwoorden wat ook in mij bestaat.
Wanneer ik uit mijn wereld naar de uwe toekom, dan zeg ik: ik neem een medium in beslag. Dan lijkt dat heel eenvoudig; in feite betekent het, dat er een heel net van krachtlijnen moet worden gelegd en dat mijn eigen persoonlijkheid niet alleen in het medium aanwezig is. Er bestaat een multiple tegenwoordigheid op dit moment, waarbij ik verbonden ben met andere persoonlijkheden; waarbij ik een andere wereld volledig ken en beleef en toch mijzelf vanuit het totaal van de mogelijkheden kan concentreren op één draadje, dat ik naar het medium gevlochten heb. Een wat verwarrende zaak.
Misschien dat de filosoof hier nuttig kan zijn, omdat de filosoof de neiging heeft die dingen uit spinnen. Hij blijft niet bij de praktische definitie alleen, hij wordt ook niet helemaal mystiek. Mystiek is een stellen zonder begrijpelijkheid, maar hij gaat uit van een opbouw. Vanuit het bekende het onbekende kenbaar maken. Dat is het wezen van de filosofie.
In het leven van alledag wordt u regelmatig geconfronteerd met geestelijke invloeden. U kunt ze misschien niet eens verklaren, maar ze zijn er. Die invloeden – en dat is het belangrijke – zullen voor sommige mensen meer gestalte krijgen dan voor anderen. Maar indien ik ze herleid en ik kom tot de conclusie dat de basis dezelfde is, dan moet ik ook stellen, dat die beïnvloeding alleen anders beleefd wordt doordat andere inhouden in de persoonlijkheid worden beroerd.
En ga ik zover, dan moet ik ook stellen dat elke meest simpele invloed, die geestelijk kenbaar voor mij bestaat, in een veelvoud van verschijningsvormen zich openbaart, waarbij de openbaring afhankelijk is van het tot absorptie, tot begrip en tot harmonie bij de ontvanger en niet bij de zender. Misschien is het vervelend als we dat zo zeggen: dat leidende principe dat we zo graag huldigen: “er is een kracht die zich speciaal op mij inspeelt”, dat komt zelden voor. Aan de andere kant is het misschien prettig om te begrijpen, dat wij allemaal bepaalde invloeden ondergaan en dat wij met die invloeden eenvoudigweg moeten werken en dat hoe meer wij met die invloeden leren werken ook ons eigen wezen meer ervaring en daarmee meer begripsmogelijkheid krijgt. Dan blijven de uitdrukkingsmoeilijkheden waarschijnlijk nog wel bestaan, maar wat geeft dat? Het belangrijke is, dat wij het begrip in onszelf krijgen en dat wij door deze vervlechting van een deel van ons wezen met het hogere voortdurend beter in staat zijn om de werkelijke betekenis van de wereld en wat er op die wereld gebeurt, te zien.
Aangezien deze avond speciaal voor u belegd wordt, is het volgens mij noodzakelijk dat men ook uitgaat van uw wereld en uw mogelijkheden. Als je die omschrijven wilt, is het heel erg moeilijk. Maar ik ga een paar pogingen wagen.
Je zoekt in jezelf en je vindt licht. Dat komt heel vaak voor. Maar is dit vinden van het licht nu een eenvoudig in de zon wandelen of is het eerder een kleine hoeveelheid licht te midden van een grote hoeveelheid duister? Dat kan erg belangrijk zijn. Wanneer ik licht vind en veel duister er omheen, dat a.h.w. een tunneleffect is, dan is duidelijk, dat ik een deel van het licht nog niet verwerken kan. Ik zie er wel een kern van, misschien wel de oerkern, zodat ik zeg: dat is het verblindende witte licht, maar dan is al het andere a.h.w. afgedekt. Ik respondeer niet. Zou ik het wel doen, dan zou ik niet alleen het verblindende witte licht zien, maar alle brekingsmogelijkheden die ervan bestaan en daarmee ook alle wereldopbouw, die denkbaar is in de kosmos.
Nu komen wij zelden zover dat wij dat helemaal zien. Wanneer ik als geest dit probeer, dan moet ik zeggen: er zijn hier en daar toch nog wel flarden nevel. Ik kan niet alles overzien vanuit en in mijzelf. Onze filosoof zal waarschijnlijk weer een groter stuk zien en misschien moet hij ons toegeven: ik kan nog niet alles vrijelijk zien. Het is alsof er nog een lijstje omheen staat en daaraan ben ik gebonden.
Wanneer ik tracht om in die beleving bewuster te worden, dan zal ik, wanneer ik alleen dat witte licht zie, niet slechts moeten proberen om alleen in dat witte licht onder te gaan. Dat helpt mij geen snars. Als ik het licht kan ontvangen, is dat een bewijs dat het licht ergens in mij bestaat. Basta. En misschien kunnen wij dan ook nog zeggen, dat mijn poging dat licht te erkennen, een grote rol heeft gespeeld in de realisatie van het bestaan van dit licht in en voor mij.
Wanneer ik dan licht zie, moet ik het richten op het andere. Ik moet proberen met het licht het duister te doen verdwijnen. Dan verdwijnt duister niet ineens voor dat licht. Wat je ziet is een soort bijna absorpdistisch dooiproces; er ontstaan schakeringen. Die schakeringen onthullen soms persoonlijkheden, ze onthullen hele wereldbeelden. Ze vormen een veelkleurigheid. Soms is het net alsof je alleen maar kijkt naar een straalbrekingseffect. Al die dingen groeperen zich om het licht en wanneer je gaat beseffen: er is in al die dingen een harmonie, dan kom ik tot een begrijpelijke harmonie.
Ik zou het als volgt kunnen stellen:( een vergelijkend voorbeeld) Wanneer ik in het duister leef en ik zoek het licht, dan zie ik het licht wel, maar wat probeer ik dan te doen? Dat is een ervaring, die bijna een ieder die in de nevelwereld geweest is of gewerkt heeft, kan beamen. Wat ga ik doen? Ik ga naar het licht toe. En dat is nu juist het enige wat ik niet moet doen. Ik moet niet naar het licht toegaan, ik moet het licht zo beseffen, dat het het duister verdrijft. Dan kan ik ten minste zien waar ik ben.
Maar als dat in een schaduwwereld of schemerwereld zo is, zou dat dan in jezelf anders zijn? Wanneer u het goddelijk licht ontvangt, dan is dat schitterend. Maar wat wordt u er beter van? Dat moet u mij eens vertellen. U hebt het gehad. Goed. En dan hoopt u maar dat dadelijk het licht weer aangaat. Maar u hebt niets gezien, u hebt u niet verder georiënteerd. Maar als dat licht komt en je zegt tegen dat licht: verdrijf nu een stuk van dat duister hier en een stuk van het duister daar. Laat mij zien waar ik in leef, waar ik aan toe ben, dan probeer ik niet meer dat licht naar mij toe te halen of naar dat licht toe te gaan. Dan probeer ik te begrijpen wat het licht openbaart.
Wat ik gedaan heb met het omschrijven, is niets anders geweest dan een poging om een reëel bestaande werkelijkheid uit te drukken in woorden. Ik zou voor precies hetzelfde verschijnsel misschien duizend andere vergelijkingen kunnen vinden. Bijvoorbeeld, wanneer wij alleen naar het goddelijk licht kijken, dan kijken wij naar een zoeklicht dat alleen op ons gericht is. Wanneer wij echter in dat licht het andere proberen te beseffen, dan bevinden wij ons in een zonsopgang, waarin met vele kleuren alles meer en meer gestalte krijgt totdat het een kenbare en bereikbare realiteit is geworden. Dat zou je ook kunnen zeggen. En u zou ook kunnen zeggen (en dan hebben we het altijd nog over precies hetzelfde): wanneer ik een beginpunt heb, dan is dat erg belangrijk. Maar het is belangrijk omdat het mede een punt van uitgang is geworden. Wanneer ik mij blijf concentreren op het begin kom ik niet verder. Maar wanneer ik vanuit het beginpunt kom tot een nadere definitie van alle mogelijkheden er omheen, dan krijg ik een visioen, dan krijg ik visie en dan kan ik bij wijze spreken op één stukje papier de hele Notre Dame tekenen, niet alleen als een uiterlijkheid, maar als een structurele werkelijkheid. Dat is allemaal precies hetzelfde.
Ik ken meer werelden, maar in al die werelden zit ergens wel iets waarvan ik zeg: dat begrijp ik niet helemaal en bovenal: wanneer ik naar boven ga, moet ik steeds maar kijken. Ik moet leren. Pas wanneer ik in die hogere wereld iets heb geleerd, kan ik iets in die andere wereld een beetje nauwkeuriger beseffen. Deze problemen bestaan voor mij dus ook nog. Het zijn de processen waarmee wij leven.
Leven is niet alleen leren. Leven is leren datgene wat je reeds weet te herontdekken, maar nu in een nieuwe betekenis. Wanneer je meer kennis hebt, heeft het alleen zin wanneer ze een groter inzicht geeft t.a.v. hetgeen je verder kent en weet. Wanneer je komt tot een nieuwe ontdekking, dan is dat erg mooi. Maar wanneer die ontdekking je eenzijdig in beslag blijft nemen, zal je nooit begrijpen wat alle consequenties zijn. Laten we zeggen: ik kan mij voorstellen dat iemand een veiligheidsspeld uitwerkt – het is een heel grote uitvinding geweest – maar wanneer je alleen maar veiligheidsspelden blijft maken, dan blijf je een heel simpel mens met één idee. Maar als je gaat begrijpen dat de vorm van verzekering, die je hier hebt gevonden, overal elders toepasbaar is, dan ga je zien dat onzekerheden, die elders bestaan, nu door zekerheid vervangen kunnen worden. (Broches e.d.)
Dat is nu precies wat ik doe met een ontdekking die ik heb in de geest. Die is vaak erg simpel, maar als ik zo’n idee heb, dan ga ik proberen of dat een sleutel is, die ook op andere dingen past. U moet kijken waar het nog meer bij kan horen. En als je dat weer herleidt tot een eenvoudige omschrijving, dan zeg ik: elke ontdekking die ik maak, betekent voor mij een herziening van alle harmonieën die ik reeds ken. Daarmede heb ik mijn eigen levensprocessen, mijn eigen wereld voor een deel uitgebeeld. Maar waarom zou ik dat ook niet op een andere manier kunnen doen?
Ik kan bv. zeggen: voor mij is het leren een onderdompelen in azuur, waarin ik langzaam maar zeker doorgloeid word door een wat groter wit licht, totdat ik begin te verkleuren als een stuk ijzer dat gesmeed wordt. Ik krijg een gloed die eerst tot rood wordt en dan langzaam overgaat in geel, vitaliteit, in kracht. Wanneer ik die kracht bezit, kan ik een nieuwe vorm aannemen. Ik kan mijn eigen betekenis in het geheel herzien. Ik kan mij aanpassen. Is die aanpassing voorbij, dan verkleur ik weer langzaam en dan keer ik terug via dat rood – die emotionaliteit waarin je zoiets ondergaat – weer naar dat azuur. Ik herken en onderzoek opnieuw het bestaande. Van daaruit keer ik terug naar de vorm die ik gekregen heb en vanuit die vorm ga ik dan weer rustig aan het werk. Een vreemd proces, maar het is een proces waarmede wij allemaal moeten leven.
U denkt vaak: ja, maar mijn leven is zus of zo. Het had anders moeten zijn. Dat dacht u misschien. Maar elke keer dat er iets verkeerd gaat, zit er ook ergens een fout in de harmonie. Dan heb je je wereld kennelijk niet goed genoeg bekeken. Je bent teveel bezig geweest met dingen die voor jou allemaal duister zijn bijvoorbeeld. Of je hebt je teveel geconcentreerd op enkele zaken en je bent daardoor voorbij gelopen aan al het andere.
Er was een man die zei: “Daar liggen stenen en over stenen kun je vallen.” Hij keek goed naar alle stenen. Er lag ook een takje, waar hij niet naar keek omdat het geen steen was en daarover brak hij toen zijn nek. Bij ons aan de andere kant heeft hij dat betreurd! Het is een gek verhaal, maar het geeft aan hoe wij vaak zijn. Wij zoeken naar één bepaald ding en wij begrijpen niet, dat wij moeten kijken naar een mogelijkheid die niet bepaald wordt door één gebeuren, in één persoon, in één wereld of wat dan ook.
Samenvattend kunnen we ons dan afvragen: Wat betekent dat voor mij? De een zegt: “Nu begrijp ik waarom dit zo is gelopen.” De ander zegt: “Zo erg heb ik het nu niet gemaakt, dat dit mij moest overkomen.” En weer een ander zegt: “Ik heb het al een tijd gered, ik zal het verder ook wel redden, maar voor mij hoeft het eigenlijk niet meer.” Wanneer we het zo eens bekijken, dan reageert u op mij niet volgens hetgeen ik probeer uit te drukken. Neen, u gaat uit van uw eigen denkbeelden, uw eigen vorm a.h.w. en u probeert daar het denkbeeld in te passen.
Maar mijn denkbeeld omvat meer zaken en andere samenhangen dan die in die drie genoemde voorbeelden aanwezig waren. Het was een persoonlijke reactie op hetgeen ik heb gezegd. Maar wat ik heb gezegd is niet wezenlijk persoonlijk, het is eigenlijk een beperkte weergave van iets wat kosmisch is. En iets wat kosmisch is, kan niet alleen maar slaan op hetgeen u denkt. Het slaat op alles wat er bestaat. Het slaat op dit huis, de sfeer in dit huis. Het slaat op een verandering, die in dit huis gaande is. Dat slaat op de straat en dat slaat op de dingen die morgen op die straat gebeuren. Het slaat op iets dat aan de andere kant van de wereld op dit moment gaande is. Het slaat op alle dingen. Het heeft overal verband mee. Want het is geen uitdrukking van iets dat alleen maar voor u geldt. Het is een uitdrukking voor iets dat een beleving is ergens van een kosmische wet. Het is de weergave van iets dat veel verdergaat dan ik in woorden kan uitdrukken. Nu heb ik naar ik hoop duidelijk genoeg gezegd waarom het gaat. Ik behoef er niet verder over uit te wijden. Er is hier een broeder – erg sympathiek overigens – als je aan hem vraagt: “Wat denk je van het weer voor morgen?”, dan begint hij: Toen de zon begon af te koelen was er een exploderend effect, waardoor verschillende wervelingen, die rond die zon bestonden, zich daarvan losmaakten. Dit waren de planeten en één daarvan is de aarde.” En dan gaat het over het weer van morgen. Je kunt wel begrijpen, dat het weer van morgen voorbij is voordat hij erbij is!
Ergens heeft hij gelijk. Wanneer je het hebt over het weer van morgen, dan heb je het over het ontstaan van de aarde en alles wat er sindsdien gebeurd is. Want daaruit wordt het mede bepaald. Maar aan de andere kant is het ook duidelijk, dat als je dat allemaal eerst wil gaan uitdrukken, je niet veel verder komt. Je kunt het beperken tot een simpele relatie, bv. “Het weer van morgen zal aanmerkelijk warmer zijn dan vandaag en gelijktijdig zal de wind verder naar het zuiden omlopen. Ik geloof, dat het lente-effect dat nu schijnbaar verdwenen is, over enkele dagen zich opnieuw zal vertonen en ik denk, dat u aan het einde van de maand een paar heerlijke zomerse dagen krijgt.” Dan zeggen de mensen: dat is belangrijk. Zomerse dagen.
Maar eigenlijk zou je moeten zeggen: er is iets over de hele wereld aan de gang. Er is kennelijk een cyclus afgesloten in die weersbeweging en er is een nieuwe begonnen. De oude cyclus was ongeveer 3 x streng, 4 x zacht voor de winter. En nu zien wij dat het wel heel erg zacht wordt en dan zeggen we: kijk, nu zal het misschien een kwestie worden van 4 x erg zacht en dan ineens heel streng, veel erger dan anders. Dan krijgen we het weer 4 x erg zacht. Het is een ander ritme. Ik denk niet dat dat een echte voorspelling is, het is een aanduiding hoe je dit in verhouding kunt zien.
Wanneer ik dit zeg, dan heb ik het hiermede over processen die te maken hebben met de activiteit van de aardkorst, de toestand van de atmosfeer, die te maken hebben met de lichte verandering die er in de straling van de zon gaande is. Het loopt bij wijze van spreken van spuitbus tot een sterkere opname van de exogene massa door de zon, waardoor een tijdelijke afname van haar activiteit gevolgd zal worden door felle uitbarstingen en waarbij dit betrekkelijk ritmisch zal gaan gebeuren voor de eerste duizend à tweeduizend jaar.
Zo ziet u hoe het allemaal samenhangt. Ik meen, dat we allemaal mensen zijn die over het weer van morgen praten en wij nemen alles wat er aan vooraf gaat en wat erop kan volgen maar als vanzelfsprekend aan. Daar ligt onze fout namelijk: dat wij niet bereid zijn te erkennen, dat alles wat we zien niet alleen maar een verschijnsel is of een proces, maar dat het de weergave is van een totaal.
Alles wat wij zien is deel van een totaliteit. Als we ons daarin op de juiste manier weten te plaatsen, dan zijn er geen raadsels meer. Ik heb mij wel eens afgevraagd wat het betekent dat ik vanuit de geest op aarde ga praten. Dan zeg ik tegen mijzelf: Ja, dan doe je veel goed voor de mensen. Maar dan zeg ik weer: Is dat nu wel waar? Zouden andere methoden misschien niet veel beter zijn? Dan zeg ik: Mogelijk, maar ik ken geen andere methoden, dus doe ik het op deze manier. Ik moet dus zeggen: Ik doe het voor mijzelf. Ik werk zoals ik werk, omdat ik geen andere mogelijkheid zie om datgene te helpen bereiken wat voor mij, volgens mijn denken althans, belangrijk is. Hoe vaak doet u het in uw leven op precies dezelfde manier?
Dan is de volgende vraag, die ik mijzelf natuurlijk in zo’n geval stel: maar waarom kan ik dan niet anders dan ik nu doe? En dan moet ik zeggen: Ik zit ergens in een ontwikkeling vast. Ik zit in de trein en ik kan niet uitstappen, want die trein rijdt nog. Ik ben eenvoudig gelimiteerd door de situatie waarin ik mij bevind. Is die situatie deel van een kosmisch geheel? Ik neem het aan. Maar het is zeker, dat het iets is wat mij beperkt. Alleen ontdek ik wel één ding. Hoe meer ik ga beseffen, dat niet de wereld buiten beweegt, maar dat ik beweeg, hoe gemakkelijker het mij zal vallen om mij te oriënteren op de wereld die buiten mij bestaat. En dan kan ik zeggen, dat ik gebonden ben.
U zou zeggen, dat u een zeker karma te doorlopen hebt, wat in de geest ook een rol kan spelen. Maar aan de andere kant kan ik dan ook zeggen, dat ik – dankzij dat karma – een groot gedeelte van de wereld heb gezien, waarin ik zo dadelijk mij vrij kan bewegen. Misschien kom ik dan tot de conclusie, dat ik op een planeet zit en die planeet ook gevangen is in een baan en dat ik zo vast zit aan jaargetijden of weersomstandigheden of iets dergelijks. Maar mijn wereld zal groter zijn. En als ik dat allemaal begrepen heb, misschien kan ik dan een heel zonnestelsel overzien. God weet het. Vergelijkend allemaal.
Maar ik geloof, dat ik altijd ergens beperkt ben door mijzelf. Wanneer je daarvan uitgaat, dat je beperkt bent door jezelf, denk ik dat je aan het begin staat van een filosofische benadering van de kosmos.
Wat is filosofie? Dat is een poging om te zeggen wat er is. En een poging om duidelijk te maken welke samenhangen er kunnen bestaan. Een poging om kaart te lezen in een wereld, waarin ik voorlopig nog gebonden ben aan een bepaalde weg, maar waarbij ik nu al probeer te overzien welke wegen ik zo dadelijk misschien als mogelijkheid voor mij vind. Of beter nog: ik probeer nu in die kaart een inzicht te krijgen in een landschap, opdat wanneer ik er overheen vlieg, ik toch precies weet waar ik ben.
Filosofie is niet alleen maar een speculatief denken. Het is een soort verkenning van de werkelijkheid en die moet niet alleen helpen te bepalen wat ik nu ben en wat ik nu doe en kan, maar ze moet mij ook helpen mijn wereld zo te begrijpen, dat wanneer er in mijn wezen iets verandert en ik nieuwe mogelijkheden krijg, ik die wereld toch nog kan overzien.
Daarom vond ik het erg prettig, dat wij deze entiteit bereid hebben gevonden hier na de pauze voor u te spreken. Het is naar menselijke opvattingen misschien een heel hoge geest. Hij is filosoof, denker en dichter geweest. Hij heeft geleefd in de jaren 500—600 in de buurt van Samarkand. Het is nu niet direct een lieve jongen geweest, maar wel een heel verstandige jongen. Hij is een bewonderaar van het leven geweest en van alles wat het leven kan brengen. Je zou kunnen zeggen: hij was nergens vies van, tenzij hij constateerde dat het niet smaakte. Maar het belangrijkste voor hem was altijd weer het begrijpen van een geheel. Het overzien van iets.
Hij heeft ergens parallellen in zijn leven met bv. de bekend geworden Omar Khan. En wanneer wij verder kijken, dan zien wij in zijn geestelijke ontwikkeling ook een heel frappant verschijnsel. De man is nl. in het laatste deel van zijn leven – en dat was in zijn tijd naar ik meen toch wel iets bijzonders – één van de uittredende helpers geweest. Het betekent, dat iemand tijdelijk zijn lichaam kan verlaten, om anderen, die overleden zijn of die uitgetreden zijn en in moeilijkheden verkeren, te helpen. Hij heeft die ervaringen overigens nooit beschouwd als een grootse zending. Het was voor hem vanzelfsprekend. Zijn leven ging door.
Toen hij zelf overging heeft hij een Zomerland-tijd doorgemaakt, die in verhouding lang genoemd kan worden. Hij besteedde die tijd voornamelijk aan een zoeken naar schoonheid en eerst toen hij tot de conclusie kwam dat het kristal in zijn structuureenheid de schoonheid beter representeert dan de vormen, die eruit zijn opgebouwd, kwam hij in de meer abstracte sferen terecht. Het opvallende is, dat hij daarbij de sfeer van lagere, maar niet meer vorm gedefinieerde trillingen praktisch heeft overgeslagen. Hij heeft de veelkleurigheid doorleefd – en ik geloof ook zeer intens – en bevindt zich nu in iets, wat wij “het gouden licht” noemen. In dit gouden licht houdt hij zich bezig met, laten we zeggen, het herkennen en volledig in samenhang beseffen van alles wat hij doorlopen heeft. Het is net alsof hij een soort archief heeft aangelegd in zichzelf, waarin alles versmolten wordt wat vroeger als detail in zijn bestaan is voorgekomen en waarschijnlijk ook in zijn vele vorige incarnaties.
Zijn denken munt voor mij persoonlijk uit door een sterk beeldende werking en daarnaast vaak een bijna kinderlijke eenvoud. Opvallend is zijn antipathie – als je daar bij zo iemand nog van kan spreken – zijn verwerping van de poging de dingen meer technisch te benaderen.
Zijn standpunt, heel kort en erg vereenvoudigd weergegeven, is dit: De totaliteit is schoonheid. Wanneer je haar mechanisch beziet, breek je de schoonheid af door haar in functionele onderdelen onder te brengen. Schoonheid is voor hem een godsdienst of misschien zelfs het voornaamste godsaspect. Zijn benadering van alles wat beneden hem is, is ook een beetje eigenaardig, zeker voor iemand die zo ver is; hij heeft iets dienends in zijn wezen. “Ik hoor en gehoorzaam.” En dat is natuurlijk krankzinnig wanneer je beseft, dat iemand die de hele kosmos al zo’n beetje heeft leren kennen, heel rustig kan reageren op de roep van één enkel wezen of van één enkele mens en dan niet met het idee: nu zal ik je eens even vertellen hoe het is, maar in de geest van: zeg maar wat je wilt en als ik het in mijn besef van het geheel kan vinden, dan zal ik je het laten zien. Dan zal ik het je waarmaken.
Op zijn minst genomen een eigenaardige persoonlijkheid. Lichtend is hij heel sterk; hij heeft een grote bewondering voor het leven, wat gepaard gaat met een grote liefde voor al het levende. Alles wat bestaat heeft blijkbaar een harmonie in hem gewekt. Wat hij zegt is niet alleen maar iets wat in één bepaald geval opgaat. Wanneer hij iets zegt, kan het op één geval ingespeeld zijn of op één toestand ingespeeld zijn, maar het is altijd uitdrukking van een veelomvattend iets, wat allerlei werelden ook precies zo kennen. Hij drukt in termen van elke wereld afzonderlijk zijn hele besef van de kosmos uit, geloof ik.
Als hij dat vanavond hier ook brengt, dan weet ik, dat ik er persoonlijk heel veel in zal kunnen vinden, maar dat ik hier en daar bepaalde dingen toch nog over het hoofd zal zien. Voor u zal dat zeker ook het geval zijn. Maak u er niet te druk over. U zit per slot nog op aarde. U werkt zo nu en dan misschien bewust of onbewust wat in de geest. U hebt de tijd of, zoals onze vriend het uitdrukte: De mens heeft alle tijd, omdat er geen tijd bestaat.
De kosmos is wat wij denken.
Laat ik beginnen met te zeggen, dat het u volledig vrij staat te zeggen wanneer u verandering van onderwerp wenst. Want een mens leert het meest wanneer hij zich bezighoudt met de zaken die hemzelf interesseren. En de mens misleidt zichzelf het meest wanneer hij bezig is met denkbeelden, die volgens hem waar zouden moeten zijn. Maar zolang u het zwijgen ertoe doet en gedoogt dat ik mijn gedachten ontwikkel, zou ik u graag iets willen voorleggen van mijn persoonlijke beeld van de kosmos.
Er was eens een bacterie, u weet wel zo’n klein beestje, dat ook nog wel eens een ziekteverwekker is als neven beroep. Die bacterie landde op een sinaasappel en zei: “Wat is het hier toch een bergachtige en woeste streek.” En toen er een tweede bacterie kwam, want ja, zo’n geval splitst zich dan om gezelschap te hebben, zei deze onmiddellijk tegen zijn afstammeling die dezelfde inhoud had: “Deze woestenij is het beeld van de kosmos” Terwijl ze het zei, begon er een aardbeving, want iemand was bezig om deze citrusvrucht te pellen en hij wierp hem met de schil tezamen op het vuur, omdat de geur zo heerlijk was. En stervende zei de ene tegen de andere: “Zie je wel, het leven is altijd voor niets.”
Ik ben bang dat ons wereldbeeld hier vaak een beetje op lijkt. We kijken naar het leven en naar de wereld; we houden ons bezig met alle zaken die ons belangrijk lijken – en dat zijn er meestal veel meer en geheel andere, dan die voor ons belangrijk zijn – en dan zeggen we: Het leven is zwaar. Het is een moeilijke worsteling om omhoog te komen. Tegen de tijd dat we eindelijk zeggen: Dit is de kosmos, begint men ergens de sinaasappel te schillen en dan zeggen we tegen onszelf: Dat wordt de ondergang. Maar eigenlijk is er geen ondergang. De ondergang is er alleen wanneer je hem aanvaardt.
Het is gelukkig voor een mens, dat hij niet waarlijk gelooft in zijn eigen dood, want anders zou hij sterven. Nu verdwijnt hij van het ene vlak van bestaan en wordt wakker op het andere vlak en hij begint opnieuw en beperkt zich weer evenzeer. Je zou kunnen zeggen: hij is overgestapt van de sinaasappel naar de appel. Het ziet er wat gladder uit en ook hier begint hij weer een wereldbeschouwing te bouwen, totdat de appel door iemand wordt geschild.
Wij zien niet waarin wij feitelijk leven. Wat wij zien is een heel klein stukje van de werkelijkheid en het ergste is dat we zeggen: Dit is alles. Dit is onze kosmos. Onze kosmos is altijd weer de plaats waar wij ons toevallig bevinden. Gods wil in onze kosmos is datgene, waarvan wijzelf denken, dat het goed voor ons zal zijn en onze uiteindelijke bestemming in de kosmos is altijd de beste die wij ons kunnen voorstellen. En hebben we toch schuldbewustzijn, dan hopen wij dat er een gratie Gods zal komen, die ons alsnog verlost van de hellepijnen, die wij verdiend menen te hebben. U denkt misschien, dat ik het over u heb. Dat denken de meeste mensen altijd. Je zegt: Wat een idioot. Dan denken ze nooit dat je het tegen jezelf zegt. Dan worden ze eerst boos en dan kost het heel veel moeite om duidelijk te maken wat je bedoeld hebt. Daarom vertel ik u dit alvast. Want het is eigenlijk mijn bestaan waarover ik spreek. De bacterie op de sinaasappelschil ben ik.
Ik heb werelden gezien en werelden opgebouwd. Ik ben in Zomerland geweest. Oh, dat zal u best bevallen. Een soort combinatie was mijn wereldje toen van de schoonheid van de Griekse oudheid en de mondainiteit van Biarritz. En voor die tijd heb ik karavanen getrokken. Gereden met de horden, kortom …. gedaan alsof ik op aarde leefde. Toen, op een gegeven ogenblik was het net alsof alles dun en doorzichtig werd. Wij denken altijd dat de wereld ondoorzichtig is. Je kunt het niet begrijpen; we kunnen er niet doorheen kijken. Maar dat komt alleen omdat we nog niet geleerd hebben hoe wij moeten kijken.
Zo ging dat met mij. De wereld werd dun en toen zag ik eigenlijk iets wat voor mij een mengsel was van een fluit die speelde, een snaarinstrument op de achtergrond en een tegenmelodie bracht het geluid van wat doedelzakken en eigenlijk met wat trommels en een bekken erachter. Ik dacht: neen, daarvoor ben ik niet geboren. De muziek verwarde me en ik wilde rust en stilte hebben en ineens stond ik in een grot. Veelkleurig. In geen enkel sprookje is er een grot beschreven met zoveel verschillende edelstenen en zo’n ontzettende flonkering en weerkaatsing. Maar toen ik daar in die stilte zat met die flonkering, toen begon ik weer eens na te denken.
Ik heb vaak nagedacht. Dat is zo’n fout, die je aangeboren is in de mensenwereld, die je als geest later kunt gebruiken. Toen vroeg ik mij af wat die muziek nu eigenlijk was. En toen ontdekte ik iets vreemds. Toen ik dacht aan de muziek, zag ik in die flonkeringen rond mij plotseling de tonen van de fluit als flonkeringen voorbij trekken. Ik zag de tegenmelodie van het snaarinstrument en ik hoorde de verschillende ritmen en zelfs de slag van de cimbaal was als een soort flits, die even spelend wegliep ergens in een reeks tinten groen.
Dat is voor mij persoonlijk het begin van mijn kennismaking met de kosmos. Ik heb begrepen dat alle dingen die bestaan eigenlijk op duizend manieren tegelijk bestaan. Wat hier een vorm is, kan daar een toon zijn en daar een flonkering van kleur en een eindje verder – dat is de wereld waarin ik mij zo nu en dan mag verheugen in deze tijd – is het eigenlijk niets anders dan een klein, gouden flintertje, dat ronddrijft in een lucht van stofgoud. Alle dingen zijn dus eigenlijk hetzelfde. Mijn kosmos – sinaasappel, appel, stad, woestijn, tentenkamp – mijn kosmos, wonderlijke wereld van genietingen en klassieke vormen in de geest, is eigenlijk allemaal de herhaling van hetzelfde motief. Maar steeds in een andere toonaard. Het was steeds dezelfde voorstelling, in een andere context geplaatst.
Dan ga je vanzelf denken over leven en over bestaan. En dan ga je je afvragen: Wat is dan eigenlijk die kosmos? Waar komen al die dingen vandaan? Als u nu denkt: ik houd niet van diepzinnigheden, dan kunt u mij nu vragen om aan een ander onderwerp te beginnen. Het zou helemaal niet brutaal zijn en bovendien: iedereen is nieuwsgierig. Ik zou het ook zijn…. dus laten we kijken wat er dan achter zit.
Ik kwam tot deze conclusie – maar het is een vergelijking. De werkelijkheid is als een schitterende tempel, die nooit bestaan heeft en nooit bestaan zal en die toch iedereen obsedeert. Al wat wij terugvinden is voor ons de weerkaatsing van die tempel die er niet is. We bouwen uit onze feitelijke gedachten een vorm op, die in de plaats moet staan van de abstractie van het werkelijke leven. En omdat wij die tempel overal te pas brengen, hanteren wij hem vaak als een soort momento souvenir.
We hebben het over God, omdat we weten dat die tempel zelf God niet is. Maar we weten niets beters dan die tempel. En daarom gaan we er naar binnen en in het begin kijken we naar alle mooie snijwerk en alle mooie motieven die er aan de wand zijn. Elk tegeltje apart zuigt ons a.h.w. op. We zeggen: Dit is het leven. Dit is de kosmos. En zouden we nu verstandig zijn en ons helemaal omdraaien, dan zouden we de tempel zien. Maar meestal zijn wij bezig met de versieringen en zien wij de tempel niet. Maar er komt een ogenblik dat je je om de een of andere reden wel moet omdraaien en dan zie je de tempel en zeg je: Dit is de kosmos. Dit is de waarheid. Dan wil je die hele waarheid opslorpen. Je wilt ze a.h.w. omarmen.
Maar het gekke is: hoe langer je kijkt, hoe minder tempel er is. Er is niets meer. Ja, ergens is licht. Natuurlijk. Maar het is geen licht waarin je iets ziet. Het is licht, substantie, niet-substantie. Dan voel je je erg ongelukkig. Want al die flonkeringen, al die flitsen heb je teruggevonden in die ene kathedraal, in die ene tempel, in die ene moskee, hoe je het noemen wilt. Een paleis. Daar heb je gevonden wat er gebeurd is in een lang geleden leven en je hebt het teruggevonden als een herhaald motief op een ander tegeltje en daar was het een sterven en een geestelijke wereld.
Bij elk van die dingen zeg je: Ja, dat ben ik. Dan kijk je en er is niets meer. Het beeld lost op. Het bestaat niet meer. Terwijl je zegt, dat je niet bestaat, word je dorstig. Je zou wijn willen drinken en dat vreemde onbestemde licht, waarin je geen lijn ziet, wordt tot een roemer en je drinkt. En al wat je zou willen, dat is er. Elke keer als je er goed naar kijkt en je er niet exclusief mee bezighoudt, dan ebt het weg. Het is er niet meer.
Een vreemde wereld. Maar is dat nu het hele geheim van het leven en van de kosmos? De details, die wij samenvoegen zijn alleen maar onze herinneringen over wat is geweest en wat vanuit ons huidig standpunt misschien moet komen. We voegen gewoon alles bij elkaar. We beleven het afzonderlijk en we zeggen: Dit is schoonheid en dit is zinrijkheid. Maar als we ophouden met denken en alleen nog maar zien, is er niets. Geen God. Geen tempel, alleen een vaagheid. Een vaagheid, die zo fel licht is soms, dat het je verblindt en het andere ogenblik wordt als een zachte parelgrijze sluier, waarachter je een schoonheid vermoedt, die je niet helemaal kunt zien. Dan zeg je: Wat is de kosmos? De kosmos is een reeks denkbeelden. De kosmos is niets anders dan één splinter van één gedachte, waarin wij allemaal bestaan.
Als je zover bent en het vergaat u zoals het mij is gegaan, dan vraag je je af of het wel zin heeft en dan ga je terug. Want een kleurige wereld is altijd veel leuker. Dan zie je weer al die flonkeringen, al die werelden weer samenvloeien. Alle gebeurtenissen samen één patroon, in een schijn van wisseling toch zijn zelfde lijnen voortdurend handhaaft en dan kijk je nog eens en dan zeg je: Ik ben er op uitgekeken.
Ik herinner mij dat er een zeer beroemde danseres was – u zou het geen dansen noemen – maar wat ze met heupen en buik wist te verrichten was inderdaad wonderbaarlijk. Maar als je zo’n buik honderd keer hebt zien schudden, wil je wel eens een andere buik zien. Zo gaat het in het leven bij mensen en zo voelde ik me nu ook. Het was mooi en goed, maar neen. Oh, neem niet kwalijk, ik hoop niet, dat de buik u in het verkeerde keelgat geschoten is. Ik wilde alleen maar duidelijk maken dat de grootste schoonheid, die je beschouwt bij herhaling, haar schoonheid verliest. Mijn hele leven op aarde was al een zoeken naar schoonheid en mijn geestelijk leven was ook ergens een zoeken naar schoonheid. Dus toen ik zag, dat in die kleuren schoonheid tot verveling dreigde te worden, ging ik toch weer terug naar die gouden wereld.
Toen zag ik plotseling dat alle schoonheid het goud was. Ik ging denken over dat goud. Dat is ook niets bijzonders. Ik heb tijden gehad dat ik niets had en dan dacht ik ook aan goud, maar dat was op aarde. Maar nu werd het een obsessie. Wat betekent het goud? Waarom is het ergens levender dan een vorm van schoonheid? En toen ontdekte ik, dat het levender was dan schoonheid omdat het het leven was, waardoor schoonheid kan bestaan. Het was de ijle substantie van gedachten, waarin voortdurend elke vorm en elke beleving wordt aangeduid met één flonkering en meer niet. Als je dan gaat kijken, dan zie je dat die flonkeringen een patroon krijgen. Je zit er zo midden in en je kijkt, zoals je dat wel eens doet als het buiten nacht is en je de sterren boven je ziet. Eigenlijk is alles leeg en je kijkt ernaar en zegt: Dat is de kosmos. Terwijl je het denkt, vraag je je af: is het wel waar?
Dat is de grote vraag, die wij ons altijd weer moeten stellen. Is het wel waar? Ik heb een denkbeeld, ik heb een beleving, maar is het wel waar? Dan ontdek ik, dat die hele kosmos alleen waar is op het ogenblik dat ik er in geloof, dat ik er schoonheid in vind. Dat ik het beleef. Dan zeg ik wel eens tegen mijzelf: Waarom doe je het eigenlijk? Mijn antwoord was: Omdat ik besta zoals ik ben. Ik ben iets. Maar wat ben ik dan eigenlijk? En dan ontdek je dat al die flonkeringen gegroepeerd worden door jezelf. Die flonkeringen zijn er, maar de samenhang schijn je zelf te bepalen.
Misschien hebt u wel eens gelopen met de maan voor u in de nacht, met de schaduw van een palm hier en daar. Dat licht is altijd zo wonderlijk, dan voel je je gedrongen om liefdesliederen te zingen als een kater, die op de schutting wil miauwen, zoals het in uw tijd gaat. Maar die maan blijft altijd even ver weg. Die gaat voor je uit. Het patroon van de schepping, het patroon dat ik dacht te hebben gevonden, gaat voor mij uit als een maan. Een beeld dat ik dichtbij denk en dat er niet is.
Altijd weer zoek je naar de kosmos en de werkelijkheid en je vraagt je af: Is dit waar? En elke keer dat je die vraag stelt zeg je: Neen, het is niet helemaal waar. Totdat je gaat beseffen: ik ben het die waarmaakt. Toen ik dat zei, was het leven voor mij anders geworden. Mijn denken ook. Ik heb teruggekeken….. u leeft op aarde. U kunt het zich waarschijnlijk voorstellen. Ik dacht toen: was het een toeval, dat mijn grote nood de bron deed vinden? Maar nu kwam ik tot de conclusie, dat die bron en ik samen samen moesten komen omdat ze door mijn gedachten een deel van mijzelf was geworden.
Ik ging verder denken en vroeg mij af waarom de ene keer mijn liederen met vreugde en gejubel werden begroet en een andere aanleiding werden tot een zeer ontijdige verwijdering van mijn persoonlijkheid van de plaats waar ik mijn genietingen had verwacht. En toen kwam ik tot de conclusie: soms geloofde ik in wat ik zong en wat ik zei, als iets wat in de ander leefde, in de ander aanwezig was en dan was het goed. Soms vroeg ik mij af of de ander het zou willen horen en dan was het fout, want het was geen deel van hem en mij. Het was een scheiding. Ik had mijn hele leven zelf opgebouwd, met alle ziekten, waar ik niets aan kon doen en alle meevallers waaraan ik niets kon doen en alle tegenslagen waaraan ik niets kon doen. Ik had het zelf opgebouwd. Ik had het door mijn persoonlijkheid a.h.w. voor mijzelf onvermijdelijk gemaakt door te vrezen en te begeren. Door te geloven en te hopen en te aarzelen had ik mijn eigen kronkelweg bepaald voor al die dingen, die mogelijk zijn geweest.
Ben je ook als mens niet bouwheer van je eigen leven, denk dat niet, of van je eigen kosmos? Want je maakt voor jezelf de mogelijkheden, zoals die bacterie met weinig moeite had kunnen wegvluchten naar een andere vrucht en misschien zelfs de kans had gehad via een of andere neusholte tot een heerlijke ontsteking te worden. Die mogelijkheid zat erin. Dus ze kwam op de sinaasappel, ze keek niet verder en zei: “Dit is de kosmos.” Zo stom zijn wij.
Er zijn werelden en levens te over. Wat ben je vandaag? Vandaag ben ik een zwerver die zingt. Wat ben je morgen? Morgen ben ik een vorst die droomt dat hij een zwerver is, die zingt. Wat ben je de dag daarna? Ik ben een droom, die droomt dat hij echt is. Dat is de werkelijkheid waarin we leven.
U denkt: Dit leven is echt en u kunt er niet onderuit, want u gelooft in uw leven en daarom zult u het leven. U hebt een beeld van de kosmos en u zegt: Zo is de kosmos en voor u is het zo.
Maar morgen, wanneer je te lang naar dat leven hebt gekeken, te lang hebt gekeken naar dat beeld van die kosmos, dan versmelt het. Dan neemt het nieuwe vormen aan en ben je een ander mens, in een ander leven, in een andere wereld. Of je bent een geest op zoek langs de steile wanden der bewustwording naar de top van het volledig erkennen. Maar je droomt. Want je bent. Je bestaat en al die levens rijg je zelf aaneen. Veel mislukkingen heb ik gekend. Heb je ze niet ergens zelf gezocht? Ziek en zwak, zeker; je verzet je er tegen. Maar ergens heb je het zelf waargemaakt. Beschaamd door mensen? Ongetwijfeld. Beschaamd door jezelf. Omdat je niet anders kon dan je eigen eisen opleggen aan anderen. Want zo is het leven.
Ik zeg u: U kunt er niets aan doen. U zult het leven uitleven. U zult in een andere wereld komen en u zult daar, net als ik, gebouwen optrekken en stranden en zeeën, en u zult net als ik erop uitgekeken raken. Misschien dat u dan zegt: Dit was een droom, mijn kosmos ligt daar en dan komt u op de wereld en u incarneert. Maar misschien ook dat u zult zeggen: Wat is er meer? En dan zult u de wereld vinden van geluid, van muziek, van trillingen van allerlei aard en misschien zult u er blijven en er gelukkig zijn.
Misschien zult u, zoals ik, verder gaan. Maar denk niet, dat die dingen echt zijn. Ze zijn er wel, maar ze zijn er omdat wij ze denken. Ze zijn voor ons iets wat beleefd wordt, omdat in ons de noodzaak tot het beleven bestaat, zoals wij dingen verwerpen en afwijzen, al begeren we ze omdat wij niet anders kunnen. Omdat wij ergens het begeerde zelf vrezen, en zo onmogelijk maken.
U moet dit goed begrijpen. Wat ik u allemaal zeg, zult u zelf beleven en als u het zult beleven, dan berust het in u. Dan is het een werkelijkheid die al bestaat, want anders kan het niet zijn. Daarom zeg ik u: De kosmos is wat wij denken; maar ik zeg u er één ding bij: Datgene, waardoor wij denken, ligt achter de sluier, achter het licht. Is het een God? Wie zal het zeggen? Is het een tijdloze werveling? Niemand kan het u vertellen, want eerst daar waar ons eigen denken niet meer bepaalt wat is, kunnen wij ontwaken tot een werkelijke kosmos. En waar wij ontwaken tot werkelijke kosmos, maken we voor het eerst kennis met het onveranderlijke, dat niet door onszelf bepaald werd.
Maar u bent geduldig, om niet te zeggen een liefelijk gezelschap van toehoorders en toehoorsters. Niemand zei: “Praat nu maar over iets anders.” En ik heb alleen over mijzelf gesproken, want ik kan niet over u spreken. Zoals ik u zie, bent u iets van mij . Ik ben het, die deze kosmos voor mij groepeer en u groepeert de bijeenkomst en wat ze inhoudt voor uzelf. We zijn zulke drukke, bezige bijen. Voortdurend zoemend en steeds dezelfde raat bouwend, steeds vullend met een honing, die ze dan later niet eens zelf kunnen verteren. Zo zijn zij. Maar het is niet erg, want achter al die dingen ligt een werkelijkheid.
De kosmos is onze droom. De werkelijkheid is, geloof ik, zonder tijd, zonder ruimte, zonder iets wat wij ons kunnen voorstellen. Maar ze is echt. En daarin zullen wij weten wat alle dingen betekenen, omdat wij één zijn met alle dingen en niet meer ruimtelijk of in tijd gespreid ons bewegen.
Aangezien wij heel wat van ons denkbeeld “tijd” moeten afwerken voor wij zover zijn, heb ik nog een kleine raad voor u: Schoon is de nacht, drink en heb lief. En droom niet van de dag die komt, maar weet dat je leeft. Heet is de dag, droog is de wind, mul is het zand. Ga je weg naar een onbestemd doel, maar ga verder. Verdergaan, nu, is je leven. Droom de nacht bij het kampvuur van wat is geweest. Bouw beelden van wat komen gaat, maar besef: belangrijk is dat het vuur brandt. Het geritsel van de dieren van de karavaan, het feit dat je bestaat.
Mijn raad aan u: wees niet bang voor het leven. Neem wat het brengt: goed en kwaad en probeer in jezelf de samenhangen ervan een beetje te begrijpen. Probeer te beseffen, dat je zelf ook een rol speelt. Het is nooit de ander alleen die jou slaat. Jij bent ook zelf aanwezig om geslagen te worden. Vergeet dat nooit!
Alles valt samen in ons beeld van de kosmos. Het beeld dat voortdurend verandert. Daarom kunnen wij vandaag leven en verdragen wat vandaag brengt, want wij weten niet, dat het beeld dat we bouwen meer is dan de droom die wij vandaag een leven noemen. Maar het feit dat wij leven en denken is belangrijk.
Zo lang je kunt leven, denken en voelen, diep in jezelf, besta je. En zolang je bestaat ben je deel van het geheim achter de sluier. Zolang je weet: ik ben, kan het verblindende licht je niet verbranden en zal zelfs de parelgrijze sluier de schoonheid die werkelijk is, niet eeuwig verbergen.
Vrienden, veel plezier op uw sinaasappel