uit de cursus ‘Verborgen krachten van de natuur’ – juni 1971
Variaties in de natuur.
Als je de natuur oppervlakkig beziet, is zij een samenstel van wetten en wetmatigheden. Als je verder daarin doordringt, dan blijkt er een zekere wilsvrijheid te bestaan voor heel veel dingen, die je dood of door wetten geregeld acht.
Beschouwen we de dieren, dan blijkt dat ze sterk reageren op allerlei harmonische‑ en disharmonische factoren. Indien er een uitbarsting van de een of andere vulkaan op komst is, dan zien wij dat de dieren al dagen van tevoren, voordat de eerste tekenen kenbaar zijn, wegtrekken. Zij weten het bijna nog beter dan de deskundigen die met hun seismografen alles bekijken. Als er een stormcentrum nadert, dan zien we een aantal vogels wegtrekken of zich verbergen, terwijl andere juist de lucht in gaan. Als er storm op zee komt, dan vliegt de albatros, dat is een bekend gezegde. Ik haal deze voorbeelden aan om duidelijk te maken dat er een samenhang bestaat tussen de dierenwereld en die van de elementen.
De elementen zijn ‑ tot op zekere hoogte – bezield, er leven krachten en wezens in. Het is misschien helemaal niet zo vreemd om aan te nemen dat de wezens die in de elementen leven op hun wijze contact kunnen opnemen met vele gewoon levende wezens, diersoorten en zelfs planten.
Gaan we kijken naar de plantenwereld zelf, dan zie wij ook weer allerlei vreemde verschijnselen bv. dat geneeskrachtige kruiden meestal juist daar groeien waar zij nodig zijn. Dat lijkt een beetje gek, totdat wij ons gaan realiseren dat ziekten meestal ook aan natuurlijke oorzaken te wijten zijn. Men zou dus eigenlijk kunnen zeggen dat de natuur steeds weer gif en tegengif samenbrengt in een milieu. Waar de mens denkt het milieu te beheersen ‑ dat is een illusie die hij nog steeds koestert – blijkt echter dat juist het tegengif wegvalt, omdat de veroorzaking van het gevaar (de kwaal), het gif niet natuurlijk is d.w.z. niet beantwoordt aan de harmonieën die de wereld regeren. Het is eenvoudig genoeg om op deze manier een constructie van een wereld te maken, waarin geesten, dieren en planten in een intense samenwerking leven en waarin de mens zich door zijn ontwikkeling daar enigszins buiten heeft geplaatst.
Maar wij hebben met nog meer dingen te maken. Wij hebben te maken met allerlei entiteiten die niet helemaal natuurgeesten zijn, die soms duivels, Djinns, hoeri’s of iets dergelijks worden genoemd. Wij ontmoeten verschijnselen die bijna spottend zijn, zoals bv. de vossengeesten van Japan. Wat betekenen die dingen dan weer? Ik zou zeggen heel eenvoudig:
Er is wel degelijk een harmonie. Op het ogenblik dat in de wereld een absolute regel bestaat, zien wij onmiddellijk een even absolute uitzondering optreden. Op het ogenblik dat natuurkrachten in een perfecte harmonie werken, zal er altijd een andere geestelijke kracht zijn die daar tegenin gaat. Misschien kan men dat nog het best samenvatten in een bekende spreuk: “Er is geen paradijs zonder slang.”
Het paradijs is natuurlijk een illusie. De slang op zichzelf is heel vaak een excuus dat wij maken voor een bepaalde disharmonie. Maar laat ons even van dit beeld uitgaan om onze samenhangen wat beter te begrijpen.
Als er een paradijs is, betekent dat vrede, rust, perfecte harmonie. Daar komt het op neer. Maar waar een perfecte harmonie is die alomvattend is, bevat zij in zich de disharmonische elementen. Zolang die disharmonische elementen volgens de regels en normen van het geheel bestaan (zoals ook de slang heeft gedaan in het paradijs, als wij de legende mogen geloven), dan is er niets aan de hand. Pas op het moment dat de disharmonie een op zich harmonische factor aantast, wordt die factor disharmonisch.
Nu kun je natuurlijk zeggen: De aarde zelf is bezield. Zij heeft een kracht en die kracht kunnen wij haar aura noemen. Binnen deze aura leeft alles wat er op aarde bestaat. Een groot gedeelte van de stoffelijke levenskracht die op aarde aanwezig is, is direct te danken aan de uitstraling van de aarde. Het is ook die uitstraling die het evenwicht in stand houdt.
Indien ons paradijs harmonisch is, dan lijkt het misschien alsof dit een onveranderlijke toestand is. Maar vergeet één ding niet, indien wij alleen maar 5 % méér bladgroen per plant krijgen, ontstaat er een woekering, waardoor heel snel de oceanen verdwijnen, er een dik wolkendek wordt gevormd, kortom, waardoor de gehele levensinhoud zoals die nu aanwezig is onmogelijk wordt. Vijf procent méér bladgroen, meer niet, betekent een enorme versnelling van fotosynthese, het betekent een enorme verandering in de samenstelling van de lucht. Men krijgt dus o.a. een groter zuurstofverbruik en daarnaast een afscheiding van o.m. koolstof en dergelijke. Dus ook ons paradijs balanceert voortdurend op het scherp van het zwaard. Een kleine afwijking naar links en er ontstaat een leven dat zichzelf vernietigt; een kleine afwijking naar rechts en er is geen leven meer mogelijk. Zo precies uitgebalanceerd is de aarde. Zo precies uitgebalanceerd zijn alle levende krachten daarop.
Maar in die balans zijn mede begrepen ‑ en dat vergeet men wel eens ‑ de elementen. De wateren zijn ook gebonden aan deze structuur, deze samenhang, deze samenwerking. En op het ogenblik dat er een grote verandering wordt veroorzaakt, zullen ook de watergeesten ofwel een ander tehuis moeten zoeken, dan wel zullen zij niet meer kunnen leven binnen de levenssfeer van de wereld zelf. Dat geldt voor luchtgeesten, voor vuurgeesten, voor aardgeesten, voor iedereen. Het is buitengewoon interessant, als dat totaalbeeld zich voor je opbouwt: een uiterst wankele balans bestaande uit ongetelde factoren en in die ongetelde factoren zien wij dan nog allerhande invloeden optreden.
Als wij op aarde te maken hebben met een normale toestand (dat is dus iets anders dan momenteel voor de mensen, dan is er een beperkte hoeveelheid harmonische werkingen aanwezig, er is een zeker evenwicht in dood en geboorte, er is verder een voortdurende maar geringe mutatie. Sprongmutatie komt niet voor. Op het ogenblik dat er een kosmische invloed komt, zou je die misschien kunnen vergelijken met een enkel grein van een bepaalde stof toegevoegd aan de gehele aarde. Maar dat ene greintje van die materie, van die straling of van die kracht is al voldoende om bv. klimatologisch enige veranderingen op gang te brengen, om sprongmutaties bij planten te veroorzaken, om de levenscondities voor dieren te wijzigen.
Zo’n straling kan natuurlijk ook inwerken op alle niet‑stoffelijke entiteiten, die daar leven. Nu is het dwaas om te gaan. denken aan kaboutermannetjes die ‘s avonds met hun schoffeltjes lopen te wieden in het Haagse Bos. Misschien komen er wel eens kaboutertjes, maar dat zijn dan toch geen natuurgeesten. En het is misschien nog dwazer te denken dat elfjes een reidans doen op het tennisveld van de Bataaf. Dat bestaat niet. Oberon is een macht, niet een figuur. Zijn gevolg is een aantal krachten, niet een aantal verschijningen. En als wij aan Puck denken, dan zou ik zeggen: Dat is de projectie van de menselijke gedachtenkracht die in deze evenwichten ingrijpt. Toch zijn er natuurkrachten en natuurgeesten.
Wat kan er dan meer gebeuren?
Er is op het ogenblik een redelijk vitale straling. Er zitten wat storingselementen bij en dat wordt nog wat sterker. In deze straling zijn de elementalen van de lucht en de wateren normaal in de weer. Ze zijn nu eenmaal ingeschakeld in een bepaald proces en kunnen zich daarvan niet helemaal losmaken. Het is zo dat de zuiverende wind inderdaad voortdurend landinwaarts moet blazen en dat voortdurend invloeden geldend moeten worden gemaakt, waardoor toch weer alle vuil wordt verwijderd van de aarde en zij zo schoon mogelijk wordt gehouden.
Nu komt er één grein kracht van buiten. Dit ene grein kracht is net voldoende om de natuurgeesten te zeggen: Stop, ga maar eens even rusten. Dit duurt misschien niet lang. Maar dan zien wij plotseling smog ontstaan; dan zijn er steden die in hun eigen afvalgas bijna stikken; dan zien wij dat waterlopen onverklaarbaar snel en plotseling vervuilen, alsof er ergens geen voldoende afvoer meer is. Je kunt dan natuurlijk redeneren dat dit door de mensen wordt gedaan, dat zij te grote hoeveelheden afvalstoffen hebben geloosd. Maar als je dat precies nagaat, dan blijkt heel vaak dat er eigenlijk steeds dezelfde hoeveelheid werd geloosd en dat deze gedurende tien jaar moet zijn weggewerkt. Nu in het elfde jaar blijkt echter plotseling vissterfte, overmatige algenvorming e.d. op te treden. Het water is dood, het is niet leefbaar meer als milieu. En dat is nu doodgewoon door het uitvallen van een bepaalde natuurkracht.
Maar de aarde zelf kan dat ook niet overal hebben. Dat dit op een enkele plaats gebeurt, is niet zo erg. U heeft ook weleens last van acne (vetpuistjes). U knijpt ze uit en dat is alles, weer in orde. Voor de aarde is zo’n optreden van een overmatige sterfte op een enkele plaats onaangenaam. Zij zegt: Wij moeten er iets aan doen. Wij isoleren het gebied en proberen van daaruit de zaak op te ruimen, misschien zelfs met geweld. Maar als er nu te veel storingen komen, dan zegt de aarde: Ik ben ziek. En de aarde die zelf ook die invloeden ontvangt, maar daarop veel minder scherp reageert dan al wat erop leeft, verandert haar uitstraling. En wat gebeurt er dan?
Dan blijkt dat het evenwicht van de aarde zich enigszins gaat wijzigen. Wij krijgen dan bv. een geringe as hoekvergroting. Wij krijgen te maken met een versneld wandelen van de magnetische pool. Wij krijgen te maken met allerhande eigenaardige verschijnselen, ook in de bovenste luchtlagen. De jet‑streams, de grote stormen die permanent door de stratosfeer razen, in één richting voortjagend altijd maar weer, die komen een ogenblik tot stilstand of zij veranderen hun richting. En dan zien wij aan alle kanten plotseling tyfoons en stormen opsteken, dan dondert het, dan hagelt het, dan bliksemt het en voordat je het weet, is er weer een soort evenwicht hersteld.
Als je ziek bent, dan kan ik mij voorstellen dat je zegt: Kan ik dan mijn verstoord evenwicht niet op dezelfde manier in orde krijgen? Nu zijn er heel veel methoden, waardoor de mens zijn veerkracht aanmerkelijk kan vergroten. Een van deze is bv.: Als je overmatig vermoeid bent of een tekort aan levenskracht hebt, probeer te rusten onder grote bomen. Kies daarvoor in dit klimaat voornamelijk uit de beuk of de eik, de kastanje liever niet en ook niet de berk. Ben je ergens anders, dan kies je een baobab‑boom (apenbroodboom) of zoiets. Je gaat dus gewoon genieten van het product van een bepaalde plantengroei. Je rust uit en laat de vitaliteit uit de aarde in je doordringen. Daar word je een stuk beter van. Maar je moet natuurlijk niet op een rubber bed gaan liggen; dat wil ik er nog even bij zeggen.
De aarde zelf is geneigd om harmonie te scheppen. Maar wat wij weleens vergeten is dat de harmonie van de aarde niet het evenwicht betekent dat voor ons wenselijk is. De aarde zal weleens zeggen: Er is hier bv. buitensporig veel kanker, dan moeten wij ervoor zorgen dat bepaalde plantensoorten snel naar voren treden. En dan zien wij de groei van brandnetels en het pijpkruid toenemen. Dat zijn twee planten die in deze streken daarop enorm sterk reageren.
Is er een tijd dat er veel huidaandoeningen zijn, dan komen wij tot de ontdekking dat o.a. de dovenetel, de distel, de weegbree overal bijzonder welig tieren, Je ziet ze dan ook veel meer voorkomen dan anders.
Is er sprake van vitaminegebrek, waardoor bepaalde huidziekten kunnen ontstaan, dan zien wij ook heel vaak het klitkruid overal groeien. Dan kun je geen stap meer doen in het gras of je hebt klitten aan je jas hangen. De natuur zegt niet: Wij moeten de ziekte opruimen. Neen, ze zegt doodgewoon: Ik moet zorgen dat er een levensevenwicht is.
Het gaat dus niet om het helpen van de mens met het geneesmiddel of het ingrijpen door het sturen van natuurgeesten en zo te zorgen dat alles voor de mensen leefbaar blijft. Het gaat er doodgewoon om: er moet een harmonie zijn. Hoe die harmonie tot stand komt, dat kan de aarde niets schelen.
Als de aarde geprikkeld wordt door bepaalde uitstralingen, dan kan ze daarop natuurlijk reageren. Maar haar eigen reacties zijn tamelijk beperkt: Zij kan wel iets doen aan haar innerlijk evenwicht en dan is een heel kleine aardkern‑verschuiving al voldoende om allerlei vreemde dingen te veroorzaken. De mensen denken dan dat de aarde vulkanen laat spuwen e.d. Als u bij de aardgeesten terecht komt, dan zit u dichter in de buurt. Als de aardgeesten en de salamanders samen op pad gaan, nou, dan is het gegooi in de glazen werkelijk aan de gang; dan heb je aardbevingen, aardverschuivingen, vulkanische verschijnselen en de rest. Het is dus een reactie die niet van de aarde zelf komt. De aarde zelf heeft eigenlijk maar één behoefte: te blijven tollen op haar baan rond de zon met een bewustzijn om zich heen dat een bepaalde vitaliteit bezit (en wat voor kwaliteit die vitaliteit heeft, interesseert haar minder), verder dat er voor haar voortdurend een evenwicht gevonden of hersteld kan worden.
De aarde is tamelijk onevenwichtig. Dat vergeten de mensen ook wel.
Men zegt: de mensen zijn onevenwichtig, misschien hebben ze gelijk, maar de aarde is nog veel onevenwichtiger. En omdat haar onevenwichtigheid voortdurend invloed heeft op alle krachten van de natuur, moeten wij ook begrijpen dat wij ‑ mens of geest ‑ in verband met de aarde ons moeten aanpassen aan de voortdurende correcties.
Als je de harmonie van de aarde zou proberen te omschrijven, dan kun je het best denken aan een koorddanser die hoog in de lucht met een heel lange staaf bezig is zijn evenwicht te bewaren. De staaf zwiept nu eens naar links, dan naar rechts. Ze is steeds in beweging en hierdoor kan de loper zich handhaven op het slappe koord.
U bent deel van die staaf en van de beweging. De ontwikkelingen, die de mensen dan weleens trots evolutie noemen, zijn in feite eerder corrigerend dan ontwikkelend in een bepaalde richting; tenminste vanuit het standpunt van de wereld.
Ik wil u niet teleurstellen door nu te gaan praten over alles wat de mens niet is. Dat kan hatelijk klinken. Er is iemand geweest die zei: “Ach, de mensen zijn niets anders dan de vlooien in het vel van de aarde.” Ik voor mij zeg: “Neen, zo erg is het niet. Zo springerig zijn ze niet”.
Wij moeten conclusies gaan trekken. Welke conclusies trek je nu uit deze balanskwestie, uit dit voortdurend bijna verstoord en zich net weer herstellend evenwicht, waarin we leven?
In de eerste plaats moet je als mens zeggen: Ik ben niet in staat voortdurend met een gelijke actie een gelijke reactie te wekken. Het is niet alleen voor mij moeilijk om alles gelijk te houden, maar zelfs technisch gezien komen er ogenblikken dat de omstandigheden iets veranderen. Die kleine veranderingen kunnen het verschil uitmaken tussen een explosie en een nieuwe ontdekking. Zij kunnen het verschil uitmaken tussen een voorbij lopen aan belangrijke details en een plotseling scherp tot uiting zien komen daarvan.
U heeft zich misschien nooit afgevraagd ‑ tenminste ik ken heel veel mensen die dat nooit hebben gedaan ‑ waarom in bepaalde tijdsspannen de mensheid plotseling enorm veel dingen ontdekt; allerhande nieuwe processen. Denkt u maar eens aan de 16e eeuw: telescoop, microscoop, brandspuit, perspomp, duikersbel om er nu maar een paar te noemen; en dan zitten we nog alleen maar in Nederland. En kort daarvoor de perfectionering van de boekdrukkunst en nog vele andere dingen. Hoe komt het dat dat nu in één periode gebeurt? Misschien is het verstandig om na te gaan: hoe komen die ontdekkingen tot stand. In 9 van de 10 gevallen blijkt namelijk dat de ontdekking een plotseling observeren van iets is.
Als Drebbel bezig is met zijn slijperij, dan gaat het hem eigenlijk al maar om zoiets als een bril te maken; dat kenden zij vroeger ook al, (Nero had ook een bril. Dat was een geslepen smaragd. Daar kon hij door kijken, omdat hij niet goed van gezicht was.) Op een gegeven ogenblik ziet Drebbel een waterdruppel vallen op een fijn stukje etswerk. Hij ziet dat het wordt vergroot en komt tot de conclusie: als ik een bepaalde bolling heb, krijg ik een vergroting. Als de vergroting voldoende is en ik maak er afstand bij, dan krijg ik meer. En zo komt hij eigenlijk eerst tot de microscoop. Maar ‑ alweer een toeval ‑ hij kijkt door de verkeerde kant van de buis …en bom! de telescoop is geboren. Toeval?
Newton ontdekt de zwaartekracht. Hij ziet een appel vallen.
Archimedes ontdekt het een en ander over water en massaverplaatsing in water. Hoe? Hij zit in het bad. Misschien kon hij zijn badzeep niet vinden en ineens had hij het. Eureka! Een bekend verhaal.
Watt zit rustig te kijken naar een ketel kokend water en krijgt het idee: daar is kracht: de stoommachine! En zo kan ik doorgaan. Allemaal “toevalligheden”. Deze toevalligheden vallen samen in een bepaalde periode. Hoe zou dat kunnen? Zou dat nu werkelijk aan de mens liggen of zou het misschien ‑ en dat lijkt toch ook wel redelijk om het te zeggen ‑ een gemeenschappelijke factor zijn die bij een groot aantal mensen de opmerkzaamheid vergroot? Er zijn nog veel meer dingen uitgevonden in de 16e eeuw.
Misschien wordt het nu duidelijk, als ik zeg dat de aarde ‑ omdat zij zo’n wankel evenwicht heeft ‑ ook zichzelf voortdurend moet aanpassen, wanneer er belangrijke kosmische stromingen zijn. Een stroming van een paar weken, ach, dat is een windvlaagje dat alweer weg is voordat je het hebt gevoeld als je een aarde bent. Maar als er een invloed komt van een paar maanden of misschien zelfs van een paar jaren, dan moet de aarde wel reageren. En dat kan zij alleen doen door in haar aura veranderingen tot stand te brengen, want hier is een evenwichtsverplaatsing niet een voldoende middel. Het kan erbij komen, maar dat moet dan heel erg zijn. Voorlopig is er eerst een verandering van spanning in de aura van de aarde.
In de aura van de aarde bevindt zich het gemeenschappelijk bewustzijn van de mensen. U zou kunnen zeggen dat de uitstraling van de aarde voor een groot gedeelte van de menselijke gedachtekracht optreedt als een soort draaggolf. Het resultaat is dat dus ook het menselijk denken wordt beïnvloed, ja zelfs veranderd. Dit betekent dus ook dat de mens in zijn aandacht, in zijn herinneringsvermogen nieuwe facetten gaat zien; dat dus niet alleen zijn denken zich wijzigt, maar ook zijn referentie, zijn associatievermogen verandert. Het zijn deze veranderingen die o.m. voor grote ontdekkingen en grote vernieuwingen aansprakelijk zijn.
Als je het zo beziet, dan wordt ook duidelijk dat je als mens dus rekening moet houden niet alleen met verandering van de omgeving en van het gedrag van de mensen, als er een kosmische straling is, maar dat je zeker ‑ als een kosmische straling lange tijd in werking is ‑ ook rekening moet houden met verandering in je eigen denken en gedrag. En dan moet je je afvragen: Waarom doe ik dit?
Dat één mens wispelturig kan zijn, dat weten wij allemaal. Vandaag is het zus en morgen is het ineens zo. Maar hoe moeten wij het dan verklaren dat die mens in zijn persoonlijkheid schijnt te veranderen en dat een soortgelijke verandering bij laten we zeggen vijf, zeven, soms zelfs tien procent van een bevolking geschiedt. Dan staan wij voor iets heel anders. Van één mens kunnen we zeggen: dat is wispelturigheid. Maar als tot 10 %’van een bevolking van vele miljoenen mensen een gelijksoortige verandering op gelijk wijze vertoont in een bepaalde periode, dan moeten wij daarvoor een gemeenschappelijke oorzaak aannemen. Zeg nu maar om het eenvoudig te houden:
Als het gedrag van de mens verandert, veranderen zijn referentiewaarden. Zijn referentiewaarden hebben voor hem ook een emotioneel belang; dat wil zeggen dat ook voor de geest die in dit voertuig leeft, de omstandigheden zich wel degelijk gaan wijzigen. Hoe? In vele gevallen ontstaat er een totaal nieuw gevoelsleven. En de emotionaliteit in dit gevoelsleven toont vaak in het begin facetten die bijna aan wanhoop doen denken. Je hebt dan perioden dat mensen zich krampachtig aan alles proberen vast te houden; en dan komt er opeens een ogenblik dat het is of er een gezwel is opengebroken, dat de spanning weg is. Wat er overblijft is een andere mens. Voor de geest betekent dit andere ervaringen. Misschien mag ik dan ‑ al is het nu niet direct één van de verborgen krachten van de natuur ‑ hier wel even spreken over de relatie tussen de menselijke geest en de wereld met haar wankel evenwicht.
De geest heeft niet de bedoeling om bepaalde belevingen mogelijk te maken. Zij wil het u niet mogelijk maken om bv. mode‑expert te worden, huisjesmelker, kwartjesvinder of zakjesplakker. Daar heeft de geest helemaal geen belang bij. Zij heeft wel belang bij een evenwicht tussen frustraties en erkenning. Voor de geest is de verandering van omstandigheden absoluut onbelangrijk. Maar zij moet toch wel even corrigeren, indien daardoor plotseling veel emoties binnenkomen die te eenzijdig worden. De menselijke geest zal via het gevoelsleven corrigerend ingrijpen indien de ervaringsverandering van de stofmens te groot wordt. En nu blijkt ineens dat het eigenlijk allemaal samenspeelt.
Wij kunnen natuurlijk spreken over natuurgeesten en over bijzondere kruiden (inderdaad, het geneesmiddel groeit vaak naast de deur), wij kunnen het hebben over de duivel en zijn gezellen (er zijn verschijnselen, die daaraan doen denken), maar eigenlijk is het allemaal deel van één geheel; het is een machinerie.
In deze machinerie komen onnoemelijk veel verschillende factoren voor die elk afzonderlijk bezien wonderlijk zijn. Maar als wij beseffen hoe nauwkeurig zij in elkaar grijpen, hoe er een voortdurende beweging is waardoor het geheel zichzelf in stand houdt, dan zien wij pas het grote wonder, dan komen wij eerst werkelijk in de Arcane‑wetenschap terecht, waarin juist de bijna symfonisch‑harmonisch aandoende eenheid van alle dingen in onze belangstelling voor het detail nog eens extra tot uiting komt. Daarom hebben wij het vandaag niet over één bepaald onderwerp. Je kunt een dergelijke eenheid alleen belichten door een aantal details op te noemen. Ik zal dat nu doen en hoop dat deze voorbereidende beschouwing het u mogelijk maakt om deze met elkaar in verband te brengen. Niet beschouwd als een afzonderlijke inwerking, een afzonderlijke factor, maar als iets wat samenhangt met alles, wat overal invloed heeft en wat overal door wordt beïnvloed dat voor u persoonlijk geldt, maar vanuit uw persoonlijkheid toch ook weer in de hele wereld aanwezig is en daar ook tegenkrachten wekt, totdat er weer balans is die zelfs voor u kenbaar wordt.
In de eerste plaats. De sterren zelf zijn een krachtveld. De aarde spreekt op haar manier met de sterren, de zon, de planeten. De uitwisseling van de krachten is eigenlijk niet belangrijk voor de mens, omdat hij er toch geen deel aan kan hebben; maar de uitwisseling kan een verandering in de aura van de aarde tot stand brengen. Die verandering in de aura betekent weer een wijziging van leven en levensimpuls, een opvoeren of een langzaam wegvloeien van levenskracht. Het totaal van leven wordt door de pulserende ritmen van een zich uitende wereld gedomineerd.
In de tweede plaats: Al wat leven is, is bezield. Elke levensvorm heeft ergens wel een verband met een geestelijke wereld. Wij noemen dat de rassengeesten. Daarnaast hebben wij ook de groepsgeesten, nationale of volkerengeesten zou je zelfs kunnen zeggen, ofschoon het nog steeds een wonder is dat er zoveel maagden daaronder zijn (maagden, beren en adelaars). Het is heel eigenaardig hoe ze aan die symbolen komen.
Elke groepering heeft een geestelijk bestuur. Dit bestuur echter staat ‑ alleen wat zijn uiting op aarde en zijn wisselwerking daarmee betreft ‑ onder invloed van wat er in die aarde gebeurt. Een kosmische invloed kan een bepaalde sfeer nog beroeren, een uiting van de aarde niet. Dit betekent, dat er voor een dergelijke grote geestelijke kracht nooit de noodzaak bestaat om de omstandigheden aan zich aan te passen, ofschoon de mens dat graag doet. Integendeel, de ervaringsmogelijkheden zijn anders. Wij zoeken dan eenvoudig andere ervaringen. Wij veranderen het gedragspatroon van de groep die onder ons staat. Zo redeneren zij. Dit betekent dus dat rassen‑ en groepsgeesten geen rekening houden met het instandhouden van het individu, maar dat zij echter wel door de wisselingen van evenwicht in de aura van de aarde heel vaak plotseling nieuwe uitingsmogelijkheden gaan zoeken en dat wij daarbij zeer snelle veranderingen zien in de uiting van een bepaalde groep of ras.
Dan is de volgende belangrijke groep die van de kosmos: de kosmische invloeden.
Kosmische invloeden treden op elk niveau op. Wij kunnen ze zien van het laagste niveau af: stralingen die leven kunnen wekken of vernietigen, tot het hoogste niveau toe: vreemde vibraties die het denken beïnvloeden en die soms ook in de natuur de omstandigheden veranderen. Voortekens e.d., zoals men die in de oudheid kende en die deel uitmaakten van toen wel zeer goed beoefende auguren‑praktijken zijn eigenlijk niets anders dan weergaven van dergelijke kosmische invloeden. Deze kosmische beïnvloedingen moeten wij als volgt beschouwen:
Zij dwingen ons niet, maar zij veranderen vaak onze emotionaliteit, soms ook onze herinnering, onze associatie. Deze tijdelijke veranderingen betekenen een afwijking van gedrag. Wij kunnen dit nooit compenseren door ons krampachtig vast te houden aan ons oude gedrag. Als wij dat namelijk doen, dan krijgen wij met een nog grotere overspanning te maken; dan kunnen wij het helemaal niet meer aan. Neen, wij kunnen alleen compenseren, indien wij ‑ een bepaalde invloed erkennende ‑ het tegengestelde daarvan in praktijk brengen. Neutraal blijven is er niet bij.
Weten wij dat er een periode is waarin zeer grote prikkelbaarheid optreedt, dan moeten wij ons niet alleen niet laten prikkelen, maar wij moeten komen tot een meer dan normaal begrip voor de prikkelbaarheid van anderen en daardoor in staat zijn die te compenseren.
Dan hebben wij ook nog te maken met sterren en planeten. Veel mensen lezen aan de hemel de gebeurtenissen af die gaan komen. Het is natuurlijk onjuist te zeggen dat je daarmee de waarheid hebt geconstateerd. Het is ongeveer als het lezen van richtingaanwijzers langs de grote weg; je weet waar de weg heen gaat, maar je weet nooit of je er helemaal zult komen en ook niet of er geen betere, mooiere of kortere weg is. Je weet alleen: deze aanwijzingen zijn er.
De astrologische invloeden zijn dan ook niet zozeer van belang voor de toekomst en het gebeuren als wel voor de fixatie van bepaalde eigenschappen in de mens. Die astrologische bepaling van de eigenschappen van de mens echter kan worden overgedragen aan elk ander geheel. Je kunt astrologisch dus ook uitgaan van de grondeigenschappen van een natie of van een economisch geheel. Je kunt astrologisch waarden en mogelijkheden van planten bepalen en ook deze fluctueren mee met de verandering van de stand der sterren. Je kunt zelfs uitrekenen waar spanningen in de aardkorst zullen optreden en waar niet. Ik geef toe, het is een heel gereken, maar het is mogelijk.
De aarde als geheel reageert. De mens kan de mogelijkheden van deze reactie bepalen en daardoor ‑ vooral als het over grotere eenheden gaat ‑ over het algemeen een redelijk juiste benadering vinden van de toekomstige ontwikkeling.
Invloeden die gelden voor de mens, gelden voor alle krachten, ook voor natuurgeesten. Dat wil zeggen dat natuurgeesten evenzeer als mensen verbonden schijnen te zijn met bv. een bepaalde planeet; dat zij behoren tot de kracht van een bepaald sterrenbeeld. Het kan heel goed zijn dat iemand als natuurgeest (het is dan misschien wel een beetje een spotgeest) thuishoort onder Neptunus en kennelijk leeft vanuit Waterman. Als wij die invloeden samenvoegen, dan krijgen wij een vreemd, wat onregelmatig gedrag en als daar dan nog een Pluto‑invloed bijkomt, dan weten we helemaal dat er krankzinnige dingen kunnen gebeuren.
Nu kunnen we niet aan een natuurgeest zeggen: Waarde vriend, kom even hier, mag ik uw geboortedatum? En bovendien, voor de geboortedatum die hij zou opgeven heeft u toch geen efemeriden. Maar wat u wel kunt doen is dit: Indien een natuurverschijnsel zich regelmatig herhaalt onder de invloed van een bepaalde planeet, terwijl deze zich in een bepaald sterrenteken bevindt, dan mogen wij aannemen dat de veroorzakende krachten altijd onder deze invloed zullen reageren. Wij kunnen dan uitgaan van een geboorte op het hoogtepunt van de ster in dat teken; dat hoogtepunt is precies in het midden van het teken. Dit is een benaderingsmethode. Op deze manier kunnen wij echter heel veel natuurverschijnselen goed berekenen en wat meer is, wij krijgen ook meer inzicht in het evenwicht daarvan.
Natuurgeesten zijn ook nog leuke wezens. Het zou zo prettig zijn, als je een bedrijf hebt en je kunt tegen de regengeesten zeggen: Ik heb vandaag mijn terrasje geheel bezet, blijven jullie even weg. Dat kan trouwens niet. Wel kun je voor een bepaald gebied een ban uitspreken, maar nooit voor een bepaald belang.
De mens die met een natuurgeest harmonisch is, moet zich realiseren dat in deze harmonie zijn bevel nooit strijdig kan zijn met de natuurgeest. Ik kan het vuur zeggen op te vlammen of te doven, maar ik kan het niet zeggen zich naar links of naar rechts uit te breiden. De uitbreiding kan ik niet beheersen, alleen het proces van versnelde oxidatie of het terugvallen van de versnelling daarvan. Zo kan ik nooit zeggen: Hier moet een zacht buitje vallen en ginds moet het hard regenen. Ik kan zeggen: Hier moet het droog zijn, daar moet het regenen. Want mijn harmonie met de natuurkracht moet gebaseerd zijn op datgene wat voor die kracht bepalend is; en dat zijn altijd uitersten.
Natuurgeesten praten niet in finesses. Zij hebben geen kleurenscala. Zij denken zwart‑wit. Voor hen is ja, ja en neen, neen. Voor hen is wit dus altijd wit. Als je drie keer een bevel “wit” hebt gegeven en je geeft dan onder gelijke omstandigheden het bevel “zwart”, krijg je als resultaat wit. Als natuurgeesten worden beïnvloed door een bepaalde kosmische spanning en soms ook door een bepaalde pulsatie in de aura van de aarde (haar spreken), dan weten wij dus dat zij een voorkeur krijgen voor een bepaalde uiting. Wij moeten ons dan wel realiseren, dat we nooit de mate van uiting kunnen vaststellen. Wij kunnen niet tegen de watergeesten zeggen: Kom, zorg nu eens voor een behoorlijke regen, voor mooie volle en schone rivieren en stop dan. Wij kunnen zeggen: Er is veel water nodig of er is geen water nodig. Als de neiging er al is om excessief tot uitbarsting te komen, is het zeer gevaarlijk natuurkrachten aan te roepen. Ik kan begrijpen dat u zegt: Ik wil graag een mooie dag hebben. Maar als u in de huidige condities een aantal natuurgeesten daartoe zou kunnen brengen (en dat zijn dan hoofdzakelijk de luchtgeesten) om hier de hemel schoon te vegen, dan heeft u grote kans dat er een zodanige warmte komt dat u op een gegeven ogenblik zit te smeken om water. En als het water komt, dan valt er weer veel te veel en heeft u daar ook weer schade van.
Dus houdt u er rekening mee: Harmonieën met natuurgeesten zijn mogelijk, maar je kunt de harmonieën alleen gebruiken om a.h.w. uitersten tot stand te brengen, nooit om te moduleren.
Dan zijn er nog een paar punten die erbij horen.
Als een mens gevoelig is, kan hij zich afstemmen op bepaalde uitstralingen van de aarde. De mensen spreken dan wel eens over aardstralen. Dat zijn van die dingen die wetenschappelijk niet bestaan. Aardstralen zijn niet altijd gelijk. Ze zijn wisselend en soms zelfs zich verplaatsende velden. Als u aardstralen op punt A heeft vastgesteld, betekent dat niet dat zij ten eeuwigen dage op punt A blijven. Reeds morgen kan de intensiteit hier afnemen en een eind verderop ‑ waar u er geen last van had ‑ toenemen. Waarom? Heel eenvoudig, ik kan een dergelijke straling neutraliseren, maar ik kan haar niet opheffen. Misschien kan ik het zo zeggen:
In de aarde is een voortdurende werking. Er is een, onder zeer zware druk staande nikkelijzer kern, waarin vreemd genoeg bepaalde stoffen voorkomen waaronder zelfs vast helium. Hierin zijn allerlei processen aan de gang die een heel klein beetje doen denken aan de zonneactie. Daarbij komt straling vrij. Die straling wordt normalerwijze geabsorbeerd door een amorfe zone die daaromheen ligt. Die zone echter is niet altijd even dik. Waar zij minder dik is, komt er meer van de straling naar buiten. Aardstraling zal per gebied dikwijls kunnen optreden en is niet een verschijnsel dat alleen maar nu eens hier en dan vele kilometers verder weer voorkomt. Er is altijd sprake van een zekere verzadiging.
Als er in de aardkorst zelf (die is niet zo dik als de meeste mensen denken, maar toch wel een paar kilometers) ook nog breuklijnen zijn (verschillende stollingsproducten), dan kan ook hierdoor straling worden gereflecteerd. De onderlaag kan in sommige gevallen als lens werken, in andere gevallen diffuserend;
Aardstraling is overal. Doorgaans is zij diffuus. Als ze in brandpunt wordt gebracht op onderliggende lagen, dan is dat helemaal niet gevaarlijk. Je kunt dan rustig zeggen: Ik ga alleen een stapje verder. Maar indien daarbij ook nog een verschuiving in de amorfe aardmassa rond die zeer vaste kern plaatsvindt, is het mogelijk dat wij te maken krijgen met de levenskracht sterk stimulerende of sterk afremmende krachten. Ik mag hier een vergelijking maken.
Men heeft in de landbouw een proef genomen. Men heeft een radioactief element aan een staak van ongeveer 22 meter hoogte vastgemaakt. Daaromheen heeft men koren gezaaid. Wat bleek toen? Beneden rondom de staak en tot op een bepaalde afstand (de spreiding was niet erg groot) kwam er geen koren op. Daaromheen iets wat praktisch geen vrucht droeg (onderontwikkelde aren) en iets verder plotseling bijzonder rijk dragende, hoog groeiende en volle aren torsende korenplanten; daar achter weer ‑ vreemd genoeg ‑ een strook van onderontwikkeld koren en pas daarna normale groei. Dat was radioactiviteit.
Maar radioactiviteit is ook een vorm van straling. En ofschoon aardstralen daarmee misschien niet te vergelijken zijn, natuurkundig moeten we toch wel aannemen dat er een zeker analogie mogelijk is. Dan zeggen wij: Als er een brandpunt ontstaat, terwijl er gelijktijdig een bijzonder sterke uitzending plaatsvindt, dan hebben wij niet alleen te maken met een dood punt (een punt waar levenskracht wordt afgetapt), maar waar weer een spreiding begint, daar krijgen wij ook weer een enorm grote levenskracht.
Nu is het mogelijk (dit is een theoretisch punt) dat je in een kamer op grondniveau, op de vloer, werkelijk alle leven a.h.w. teloor ziet gaan. Bij wijze van spreken: de kat zit er wel naast, maar gaat nooit op die plek zitten. Zet u daar een plant neer, dan gaat ze onvermijdelijk dood. Maar plaatst u nu op een halve meter afstand daarvan een plant op 30 cm hoogte, dan blijkt ze bijzonder mooi en welig te groeien. Het lijkt wel alsof ze alle kunstmest krijgt en alles wat een plant maar wil hebben. Ze leeft gewoon in een plantenhemel. Dat alles komt dan door die straal, de levenskracht. En als dat voor een plant geldt, geldt dat ook voor u. Als u op 30 cm hoogte daar zou slapen, dan worden vele processen in uw lichaam gestimuleerd, daar onder ook het afbraakproces, wat heel erg belangrijk is om veroudering tegen te houden.
Als je het goed nagaat, zijn er op aarde een paar gebieden waar de mensen bijzonder oud worden. Ga je daar kijken, dan vind je dat ze allemaal niet te hoog boven de grond slapen, zelden op de grond. Verder ontdek je dat zij een heel natuurlijk leven leiden, maar dat zij de neiging hebben op bepaalde vaste plaatsen te rusten en dat niet iedereen even oud wordt. Als een oude heer in het huis een bepaalde slaapplaats heeft, dan blijkt soms dat zijn zoon maar net de zestig haalt. De oude heer is reeds 124 en heeft pas weer een nieuw bruidje gezien. Dat is inderdaad mogelijk. Als u het niet gelooft, moet u maar eens informeren hoe het in Georgië is. Daar komt het voor.
Ik hoop hiermee duidelijk te hebben gemaakt dat wij in de aarde met enorm veel dingen hebben te maken. Maar als er een buitengewoon welige plantengroei is en wij hebben niet het beschermde en enigszins gereguleerde niveau van de mens, waar alle evenwicht toch altijd een beetje zoek is en snelle fluctuaties niet meer dan normaal zijn, dan moet er in de natuur wel iets optreden wat die groei weer afremt, anders zou er iets mislopen. En dan zien wij in bv. een bepaald bos plotseling een golf van de zijdespinnenrups. In Nederland is het gebeurd dat zo’n bos alle bladeren verliest, a.h.w. zijn leven verliest. En dan komt er een ogenblik dat je denkt: nu gaat het gehele bos eraan. Maar dat gebeurt nooit. Want dan zien we, of opeens een bosbrandje ontstaan of er is een excessieve regenval. Het blijkt dat de zijdespinners daar niet tegen kunnen. Dat soort dingen gebeurt regelmatig. De natuur reguleert zichzelf.
Als wij dus iets doen om dat evenwicht in de natuur te verstoren, dan hebben wij niet alleen te maken met de een of andere natuurgeest (een elementair), met stralingen die veranderen, maar dan hebben wij te maken met alle invloeden die denkbaar zijn en die komen altijd weer samen, totdat de correctie bereikt is. Zij gaan niet terug naar het oude. Als het bos met zijdespinners afbrandt, dan duurt het een hele tijd, voordat er een nieuw bos staat. En dat zal waarschijnlijk een beetje anders zijn samengesteld. Maar daar gaat het niet om. Het is er doodgewoon om te doen: de groei is te excessief in dit gebied, zij moet op de een of andere manier worden gereguleerd.
Als de mensheid haar groei te excessief opvoert, ontstaan er uit natuurlijke oorzaken allerhande invloeden, waardoor haar aantal en haar mogelijkheden worden geregeld. Als mens ben je stoffelijk deel van een perfect lopend uurwerk dat zich voortdurend aanpast aan elke omstandigheid. De mens kan dit uurwerk nooit beheersen. Hij is er echter ook niet volledig aan onderworpen, omdat hij de werkingen kan erkennen en daarbij voor zichzelf, mede door geestelijke krachten te gebruiken en te putten uit geestelijke wijsheid, een versnelde aanpassingsmogelijkheid heeft, zodat hij door de aarde voortdurend als een positieve en niet als een storende factor wordt erkend.
Dit was dan een kleine varia. Eert samenraapseltje van allerhande invloeden. Het zijn zeker niet alle invloeden, die er op aarde bestaan. Maar er zijn levende krachten in de natuur die u mede hebben betrokken in één werkend geheel. Zolang er levensmogelijkheid is, wordt die in stand gehouden. Of u daarbij leeft of niet, is voor de aarde niet van belang. Maar indien u de evenwichten, de harmonieën erkent en van daaruit kunt leven en werken, dan zult u zien dat u in de natuur en in alle levende krachten die daarin bestaan, de beste beschermers of beschermsters heeft die u zich ooit hebt kunnen wensen.
Voortekens (Omnia).
Als wij voortekens beschouwen, dan is het vreemde daarbij, dat een groot gedeelte eigenlijk te verklaren is uit zuiver natuurlijke oorzaken. De Germanen bv. hadden het geloof dat als zwarte raven je pad kruisen, dan moet je teruggaan. Nu lijkt dat misschien heel vreemd, maar zo gek was dat niet. Want over het algemeen waren die beesten opgejaagd door iets of iemand in de bossen. En er was heel weinig kans dat dat een goede vriend was. Op deze manier zijn er heel wat voortekens, waarvoor je de verklaring onmiddellijk weet. Andere dingen zijn weer bijgeloof.
Er zijn mensen, die zeggen dat je op vrijdag de 13e niets moet beginnen. Nu zijn het waarschijnlijk mensen, die liefst helemaal niets beginnen; maar op vrijdag de 13e zijn ze bijzonder voorzichtig. Want vrijdag is eigenlijk ‑ zegt men ‑ zeer satanisch. Dertien is een ongeluksnummer, dus dat wordt een satanisch ongeluk! Toch is het eigenlijk de dag van Freyr (god van wasdom en vruchtbaarheid), dus de dag van vruchtbaarheid. Het getal 13 is ook het getal van de elementen in een hogere orde, en als zodanig zou vrijdag de 13e dus voor heel veel mensen een dag vol bewustwording en geluk moeten worden.
Neen, voortekens zijn moeilijk te lezen; tenminste als je uitgaat van een vaste betekenis. Een zwarte kat over uw pad betekent dit en een spin in de avond is verfrissend en lavend. Onzin! Maar er zijn heel veel dingen, die we toch wel kunnen thuisbrengen onder de voortekens en die betekenis hebben, omdat zij ‑ zoals de raven waarover ik sprak ‑ bepaalde ontwikkelingen aanduiden.
Zo zijn er bv. van die avonden dat iemand een paar keer over je graf loopt. U kent die uitdrukking wel. Deze huiveringen duiden aan dat er een voor u minder prettige spanning is. Het is geen voorteken dat zuiver ongeluk, een gepredestineerd zijn zelf tot ongelukkig‑zijn inhoudt.
Neen, het is eenvoudig een teken dat zegt: er zijn op dit moment invloeden die je zenuwstelsel aangrijpen en die daardoor een grotere beheersing noodzakelijk maken. Iemand die dit gevoel heeft gehad moet heel voorzichtig zijn. Hij moet ook goed uitkijken wat hij of zij doet.
Een ander voorteken dat van grote betekenis kan zijn, is het zogenaamde blok. U heeft het misschien weleens gehad dat u ergens heen ging en een deur wilde binnengaan of een straat wilde inslaan en dat u ineens het gevoel had alsof u door een brij of door een muur heen moest lopen. Alweer sensitiviteit. Kies als het even kan een andere weg. Kunt u niet anders, doe het dan heel voorzichtig, want dit betekent over het algemeen dat u iets heeft aangevoeld dat niet in orde was.
In de oude tijd was het uitleggen van allerlei voortekens een bijzonder vak. Er waren mensen, die voorspelden door het een of ander onschuldig dier te doden en vervolgens te kijken wat er bij de darmen, de lever en de milt te zien was. Men redeneerde daar ongeveer als volgt:
De dieren zijn gewijd aan de god, want anders mag je het dier niet gebruiken voor de voorspelling, je moet het eerst aan de god wijden. De god zal dus zijn wezen daarin uiten. Alle factoren die dreigend of gevaarlijk zijn, zullen dus in het dier aanwezig zijn; het is een soort microkosmos geworden. Als ik het openmaak en kijk wat er allemaal in zit, dan weet ik wat er in de kosmos gebeurt. De wet van overdrachtelijkheid. Deze overdrachtelijkheden waren natuurlijk wel eens onvolledig en soms zelfs bedrieglijk, maar toch zijn er dingen waaraan je ze kunt zien. Nu mag ik misschien een heel eenvoudig voorbeeld geven:
Als er regen komt, zie je koeien zich al van tevoren groeperen met de staart tegen de wind. Ik weet niet waarom, maar ze doen het. Als er bepaalde stromingen in de lucht zijn, dan zien wij dat de ganzen en de eenden bijzonder fel vliegen en dat zij over het algemeen zoeken naar de polder, naar het wijde. Zij zoeken geen bescherming in bossen of in kleine vijvers met hoge begroeiing. En dan weten wij: er komt iets van onweer of storm, waardoor zij zich ginds beter kunnen voelen.
Op dezelfde manier groeperen zich vaak feiten in de lucht. Als je ziet dat er een zonsondergang is waarbij een scherpe kring rond de zon staat, dan zeg je: Dat betekent dat er een verandering in de luchtvochtigheid is. Maar het is een voorteken. Dat betekent dus dat wij moeten rekenen op de mogelijkheid van weersomslag. “Avondrood ‑ water in de sloot” zegt de boer dan ook.
Als wij willen kijken naar voortekens die ons in het bijzonder treffen, dan komen wij terecht bij andere dingen zoals het doodskloppertje. Ik weet niet of u er wel van heeft gehoord. Het doodskloppertje is een soort houtworm. Het is dus een voortdurend getik dat je hoort. En dat betekent heel vaak ‑ zegt men ‑ dat er iemand gaat sterven. Dat is natuurlijk kolder. Het betekent niet dat er iemand gaat sterven, maar wel ‑ als houtworm als oorzaak is uit te schakelen ‑ dat er bepaalde krachten of entiteiten aanwezig zijn. Er is dus een afwijkend krachtveld. En dit betekent weer dat degene die binnen dit krachtveld leeft, bijzondere ervaringen zal hebben. En heel vaak zijn die inderdaad lichamelijk wat minder prettig. Maar het kan net zo goed een nachtmerrie zijn als een sterfgeval.
Een voorteken dat ook wel meetelt, is het zogenaamde “bezoek”. Dat is dan meestal een droomtoestand of een hallucinatie ‑ in enkele gevallen is het ook een meer reële waarneming ‑ waarin iemand bij je op bezoek komt. Heel vaak is dat zo reëel dat je denkt als je je ogen opslaat: hé, staat die nu naast mijn bed! Zover kan dat gaan. Dit is ook een voorteken. Het betekent helemaal niet dat wat op dat ogenblik wordt gezegd en gedaan goed is en dat het allemaal klopt, want een groot gedeelte van de conversatie maak je meestal zelf. Het betekent wel dat er op dat moment een rapport is. En dat rapport betekent dan dat er tussen u en de personen of persoon die op bezoek is geweest, zich het een en ander gaat afspelen. Er zijn veranderingen op komst.
Voortekens waarvoor men heel erg bang is, zijn natuurlijke voortekens. Als je langs een kerkhof loopt en je ziet je eigen naam op een grafzerk staan (meestal gezichtsbedrog), zo zegt men; Lees de datum en het jaartal daaronder maar niet, want op die datum zal je sterven. Dat is niet waar. Wat is wel waar? Als ik naar een grafzerk kijk en ik lees mijn eigen naam daarop, dan heb ik het gevoel dat mijn leven (en dat betekent niet noodzakelijkerwijs ‘t stoffelijk leven, maar wel mijn wijze van leven gaat veranderen. Innerlijk ken ik dit einde. Ik projecteer het naar buiten en zo is een dergelijke waarneming altijd het voorteken van een grote verandering in mijn leven, mogelijk sterven, mogelijk verhuizing of een verandering van persoonlijke relaties.
Dan zijn dromen ook weleens voortekens. Waarom eigenlijk? Wel, omdat de mens in de droom ‑ naast uittredingsdromen die ook nog kunnen voorkomen ‑ zijn gehele onderbewustzijn motiveert. Alles wat hij weet en kent, komt naar buiten. Maar datzelfde onderbewustzijn bepaalt ook de reactie bij dagbewustzijn. De droom en de gebeurtenissen in de droom zijn dus een aanwijzing voor de spanningen die er in je bestaan en daarmede voor de reacties die je onbeheerst en onbewust misschien zo dadelijk zult tonen tegenover de gebeurtenissen.
Een droom die echter allerhande sombere aspecten heeft, zal zelden een sombere reactie betekenen, want u heeft innerlijk uw somberheid afgereageerd. Doordat deze in de droom vorm kreeg, zal zij in het stoffelijk bestaan niet zo sterk naar voren komen, tenzij u hecht aan het oude, dat moet ik erbij zeggen.
Uittredingsdromen.
Als ik ben uitgetreden naar een bepaalde sfeer ‑ zo zegt een zeker bijgeloof ‑ dan kan ik in die sfeer alle gebeurtenissen op aarde vaststellen en ik kom terug met een voorkennis omtrent de toekomst. Alleen moet je dan wel vertalen wat je hebt gezien. In heel veel gevallen zijn dat krankzinnige dingen. Iemand droomt bv. dat hij daar een bezemsteel ziet die met een driehoek op de schouder rondhuppelt in de richting van een vuilnisvat. Wat betekent dat?
U kunt dan Freudiaans doen en zeggen: Hier is een seksuele relatie‑noodzaak uitgedrukt, waarbij echter een derde factor optreedt‑ dus een driehoeksverhouding. Dan hebben wij een mooie uitleg. Maar gaan wij van voortekens uit, dan zeggen wij: Ik heb hier in de eerste plaats opruiming. Oude dingen die eigenlijk geen waarde meer hebben, zal ik plotseling als zodanig zien. Die worden opgeruimd. Dan kijk ik verder en zeg: Een driehoek erbij, dat wil zeggen: een aantal nieuwe evenwichten. Ik zal waarschijnlijk mijn gerichtheid in het leven veranderen of daarin een totaal nieuwe beleving vinden. Op die manier zijn voortekens wel degelijk bruikbaar.
Er zijn natuurlijk ook wel dingen waarvan je je afvraagt: hoe zit dat eigenlijk in elkaar. “Nomen est omen”, zegt men dan, de naam is een voorteken. Dat is op zichzelf kolder. Want als een enthousiaste ouder je genoemd heeft naar de een of andere heilige, zodat je bv. Sinte Luceberthe heet, dan betekent dat helemaal nog niet dat je lucide zult zijn. Maar als wij nu de naam gaan berekenen, dan blijkt er wel iets anders.
Namen zijn te herleiden tot getallen; dat is kabbala. Getallen zijn te gebruiken om een aantal typen op een zekere scala aan te duiden. Het totaal aantal typen is 144; namelijk 12 hoofdtypen met elk 12 subtypen. Als wij daarmee rekening houden, dan hebben wij dus 12 hoofdtypen en 12 subtypen. Elk van de 12 hoofdtypen toont dus 12 varianten. Het getal dat ik bereken uit een naam, geeft weer aan tot welk type de naam behoort. Maar ‑ zo zegt men ‑ de naam (althans het naamgetal zal onbewust worden gekozen in overeenstemming met de drager. Daarom mag je hiervoor nooit een volledige naam nemen. Je neemt altijd de roepnaam. Iemand kan wel Johanna, Maria, Francesca enz. heten, maar zij wordt gewoon Pop genoemd. Dan bereken je Pop, want Pop is de naam; dat is de uitdrukking van het wezen.
Het blijkt inderdaad dat op deze manier de naam veel doet vermoeden omtrent de achtergrond van de persoonlijkheid. Het is niet zo dat de naam een voorteken is aan de hand waarvan de geschiedenis van de persoon is vast te stellen. Maar wel dat de naam de weergave is van de karakteristiek van de persoon en dat zij dus volgens de oude typenberekening is onder te brengen in een bepaald kader: Wij kunnen dus zeggen: De naam beperkt in zekere zin de drager of draagster, maar aan de andere kant draagt hij bij tot de ontwikkeling van bepaalde aspecten.
U zult zeggen: Hoe kan dat? Heel eenvoudig; Als je een naam noemt, dan breng je een klank voort. Klanken hebben een zekere invloed; zij kunnen harmonie‑bestemmend zijn. Een voortdurend herhaalde roepnaam betekent een voortdurend onderworpen zijn aan een bepaalde klank, aan een bepaalde harmonie. Deze harmonie zal dus in het bewustzijn, maar ook in de contacten van dit bewustzijn met het menselijk bovenbewustzijn en met het onderbewustzijn een grote rol spelen. Op die manier is het dus werkelijk waar dat “nomen omen” kan zijn.
De voortekenen die wij verder zien, zijn zo moeilijk te duiden. Wij zien dat een gulden plotseling zweeft …en dan kunnen we zeggen: Dat is een voorteken van de noodzaak om de koers te veranderen. Dat had u gedacht! Het is alleen maar een voorteken van een niet‑meer‑in‑staat‑zijn om welke reden dan ook een gevolgde politiek zonder onderbreking voort te zetten. Het betekent dus een verandering in politiek en verder niets.
Maar als ik nu buiten loop en ik zie daar opeens iemand zweven ‑ dat kan gebeuren ‑ dan denk ik niet aan mist en aan koeien zonder poten, maar ik heb werkelijk het gevoel: ik zie iemand zweven (vaak is het gezichtsbedrog), dan is dat een voorteken.
Wat zei men in de oudheid daarvan? “Degenen die ik zwevende zie komen, is iemand die mij domineert of beheerst.” Is dat waar? Neen. Behalve als ik het geloof en dan maak ik het zelf waar. Maar het betekent wel dat ik de persoon die mij op deze manier nadert, op de een of andere wijze hoger stel. Ik geef die persoon dus onbewust invloed op mijn persoonlijkheid. Niet dat ik gehoorzaam zal zijn of dat deze mens of dit wezen mij werkelijk kan domineren, maar wel: ik zal daardoor sterk worden beïnvloed. Zie ik zoiets, dan moet ik rekening houden met, wat heb ik precies gezien. Want dat zijn de invloeden die ik binnenkort zal ontmoeten.
Voortekens zijn zelden dingen die concrete gebeurtenissen voorzeggen. En als concrete gebeurtenissen daardoor kenbaar worden, hebben wij eigenlijk niet meer te maken met een voorteken, maar heel vaak met uittreding van anderen of met de zgn. “dodenbezoeken”.
Als iemand mij komt bezoeken in de nacht ‑ ik zie hem plotseling voor mij staan bv. in een druipende oliejas ‑ dan is de kans groot dat ik met iemand te maken heb die op zee is verongelukt, althans bewusteloos is op dat moment. Het heeft dan niets meer te maken met een voorteken. Het is gewoon een feit dat wordt overgebracht.
Bijgeloof is natuurlijk erg wonderlijk. Als ik een aantal bikkels of staafjes (bv. runenstaafjes), muntstukken, dobbelstenen neem en ik gooi daarmee, dan bepaal ik een toevalspatroon. Ik kan dat dus niet meer zonder meer herhalen. Wat er is, is toevallig. Toch zeg ik dan heel vaak; Dit bepaalt mijn toekomst. Is zo’n worp nu werkelijk een voorteken of een voorspelling? Neen. Maar wat gebeurt er wel? Door mijn concentratie daarop en mijn associatie daarmee maakt het in mij gekende gedeelten van de toekomst wakker. Zo is het werpen van allerlei dingen om daarmee een orakel te krijgen helemaal niet een direct bepalen van de toekomst.
Dit is beseffen van wat ikzelf zie in die toekomst; en over het algemeen wordt daarvan één groot gedeelte waar.
Dan hebben wij nog de eenvoudige voortekenen. U weet misschien dat meisjes in de Kerstnacht of de Oudejaarsnacht of Driekoningenavond bepaalde praktijken plegen te doen: om 12 uur ‘s nachts in een donkere kamer met een kaars voor de spiegel staan. Als je goed kijkt, zie je degene met wie je zult trouwen. Dat was een bijgeloof, dat niet helemaal zonder reden was, want de jongeman die verkikkerd was op de jongedame probeerde haar meestal alleen te treffen en volgde haar dus. Zo zag zij vaak in de spiegel iets wat werkelijkheid was.
Het gieten van lood in water ‑ ook een spelletje. Gesmolten lood wordt in water gegoten en daaruit zou zich dan de figuur of de vorm of de naam kunnen vormen. Dat doe je toch zelf? De mensen maken zichzelf alleen maar duidelijk wat er aan de hand is.
Een heel ander typisch voorteken dat hier heel lang heeft gegolden: als je in staat bent een appel te schillen zonder dat de schil breekt, dan ga je een goede tijd tegemoet. Een voorteken? Ik geloof het eigenlijk niet. Het is eerder een test. Iemand die in staat is dat te doen, kan op dat ogenblik zeer geconcentreerd en nauwkeurig werken, want anders lukt het hem niet. Iemand die zeer geconcentreerd en nauwkeurig kan werken en reageren, zal over het algemeen zo slagvaardig zijn in het gewone leven, dat hij succes heeft.
Misschien zijn dit niet alle voortekenen die u met het stellen van dit onderwerpje heeft bedoeld. Welke voortekenen moeten wij dan serieus nemen? Verschijningen in de nacht? Verschijningen in de nacht zijn vaak zelfbedrog of het zijn contacten met een geestelijke wereld. Zij betekenen dan geen voortekenen, maar ze zijn eenvoudig constateringen en dat is een groot verschil.
Dingen die ons tegemoet komen zijn altijd toevallig. Nu ja, het kan zijn dat u langs de spoorbaan gaat zitten en zegt: Ik wil eens zien wat voor treinen er langs komen: een rode, witte of gele. Maar alleen als u weet dat de treinen regelmatig rijden, anders moet u zoiets niet zeggen. Dan kan het zijn dat er normaal om de andere een gele, dan een groene, dan een rode en dan een witte komt en dat er nu ineens twee of drie achter elkaar komen. Is dat een voorteken? De mensen maken dat ervan. Neen. Het is wel een bewijs dat uw gevoeligheid aanmerkelijk groter is. Als u dat wilt proberen, dan is dat eenvoudig, als u tenminste ergens zit waar bussen, trams of dergelijke genummerde voertuigen voorbijkomen. Zeg gewoon tegen uzelf: Wat is nu de eerste tram die voorbijkomt? U gaat een half uurtje weg en zeg dan: wat is de eerste tram die voorbijkomt? Als het drie keer achter elkaar is uitgekomen, dan is de kans heel groot, dat u voor andere zakelijke of persoonlijke relaties op dit moment ook het juiste intuïtieve inzicht heeft. En dan betekent het niet, zoals men weleens zegt, dat de wereld je gehoorzaam is, maar het betekent wel dat ik veel gevoeliger ben en dus veel juister kan zien wat ik wel of niet moet doen.
Dan kunnen we spreken over voortekenen zoals die in het Oosten voorkomen. Als een cobra in een huis vertoeft, dan kan dat een zegen betekenen, als ze regelmatig haar melk komt drinken, want dan sta je onder bescherming. Is dat waar? Natuurlijk niet. De cobra is tevens het symbool van iets: een heilige kracht in de natuur. Waar de aanwezigheid van die kracht wordt gevoeld, daar is de harmonie met de natuur groter dan normaal. Iemand die dat kan voelen, zal door de cobra niet worden aangevallen, tenzij je haar toevallig laat schrikken.
Wat zit ik nu eigenlijk te doen? Ik moet over voortekens spreken en ik vertel maar dat zij er eigenlijk niet zijn of dat ze allemaal anders moeten worden uitgelegd. Laten we het dan maar heel eenvoudig zeggen:
Voortekens kunnen worden gelezen, zeker. Maar het lezen van voortekens is alleen maar het lezen van waarschijnlijkheden. Hierbij speelt het eigen bewustzijn en ook het bovenbewustzijn een grote rol. Dergelijke constateringen houden niet in dat de dingen altijd dezelfde betekenis hebben. Als u tegen uzelf zegt: “Als ik twee padden tegen kom, zal ik een gelukkige dag hebben,” dan is dat heel goed mogelijk. En als u tegen uzelf zegt: “Dan zal ik een ongelukkige dag hebben”, dan is dat ook heel goed mogelijk. Waarom? Omdat u aan het teken dat u voorvoelt zelf een interpretatie verbindt en die waarmaakt.
Voortekenen zijn er zeker, indien het om natuurlijke gebeurtenissen gaat. Als wij zien dat ratten en muizen op een bergveld verdwijnen, dan kunnen wij er zeker van zijn dat er gevaar dreigt. Deze beesten gaan nl. weg als er aardverschuivingen, uitbarstingen van vulkanen en dergelijke kunnen komen. Als wij zien dat alle dieren onrustig zijn en een hooggelegen plek opzoeken, dan is er kans dat er water of andere overlast komt. Dit zijn voortekenen die berusten op de gevoeligheid van dieren voor bepaalde ontwikkelingen. Het is zelfs gebeurd, dat honden wegliepen van dorpen, die nogal in de diepte lagen en dat een ogenblik daarna een enorme watermassa de berg af kwam en een dorp half wegvaagde. Dan kun je zeggen: Het weglopen van de honden is een voorteken. Voor een mens die niet begrijpt wat er gebeurt, is dat zeker waar.
Toch zijn er wel dingen die je als mens voortekenen mag noemen. Als je bij herhaling droomt van eenzelfde gebeurtenis en daarbij intensifieert zich de droom en de droomherinnering, dan is dat vaak de aanduiding dat een vergelijkbaar ‑ maar niet noodzakelijk gelijk ‑ gebeuren voor de deur staat. Herhaling: minimum driemaal. Gemiddelde tussenruimte kan liggen van drie maanden tot drie dagen.
Voortekens die ook reëel zijn, zijn bv. die de dood aankondigen. De overgang van de mens wordt wel eens aangekondigd, doordat hij contact krijgt met geesten, ook als hij zich er helemaal niet van bewust is dat hij ziek is of dat er iets aan de hand is. Dit contact heeft dan meestal het element van vleugels, gevleugelde geesten of het geluid van vleugels, het zien van een geest en daarnaast heel vaak uitnodigende gebaren. Indien dat gebeurt kunnen wij er zeker van zijn dat er ziekte of doodsgevaar in de nabijheid is, want onze afstemming zou anders niet een dergelijk resultaat kunnen hebben.
Dan moet ik nog een paar curiositeiten gaan opsommen. U weet, dat er in Brazilië een meertje is waarboven wolken plegen te hangen tegen de avond. Die wolken nemen soms vormen aan. Men heeft daar o.m. al gezien: een gebalde vuist, een kruis, een zwaard, een trap, men heeft, er een keer kastelen gezien. Men zegt dan: Dat zijn voortekenen. Het betekent dat er voor de gehele wereld iets gaat gebeuren. Zo erg is het nu ook weer niet. Maar wat wel gebeurt, is dit:
Het denken van de mensen kan vormend optreden op astraal terrein. Nu zijn er toevallig een paar plaatsen (één in de buurt van Kaapstad, een andere iets zuidoostelijk van Brasilia) waar de natuur zo rustig is dat de gedachteninvloed van de gehele wereld daarin weleens een symbolische gestalte krijgt. Toen die vuist werd gezien, brak kort daarop de Tweede Wereldoorlog uit. Toen het zwaard werd gezien, werd de oorlog kort daarop beëindigd ‑ om een paar voorbeelden te noemen. Hier is in zekere zin sprake van voortekenen, omdat het denken van de gehele wereld (een besef dus dat veel verder gaat dan een enkele mens kan bereiken) tot uiting komt in een voorstelling. Maar dan moet je de voorstelling verklaren en dat is heel iets anders dan de oude orakelstijl van: zet een kip tussen vijf verschillende kleuren graan (die zijn dus eerst geverfd) en kijk wat het beest oppikt en wat er overblijft. Als het beest nu voornamelijk rode korrels oppikt, dan zal er wel vrede komen. Maar als het nu alle blauwe oppikt, dan komt er grote verwarring. Hierbij is het altijd weer de achtergrond, de kennis, die een grote rol speelt.
Hiermede meen ik voldoende over het onderwerp te hebben gezegd.