Over verdraagzaamheid en licht

image_pdf

18 september 1979

Verdraagzaamheid is iets anders dan lijdzaamheid. Wanneer u verdraagzaam bent, dan hebt u er geen bezwaar tegen dat iemand anders denkt of anders leeft dan u zelf doet. U hebt er geen bezwaar tegen dat een ander gebruik maakt van zijn recht om zichzelf te zijn zolang hij dat niet doet op rekening van een ander. En in verdraagzaamheid, zoals wij die in de Orde proberen te bevorderen, proberen we eigenlijk ook nog om een soort samengaan tot stand te brengen.

Samengaan van de mensen. Niet in een bepaalde zin, maar in onderling begrip, onderlinge hulp, samenwerking en wat dies meer zij.

En daarmee heb ik het karakter van verdraagzaamheid grotendeels geschetst. Het betekent natuurlijk dat u in strijd komt met vele opvattingen die in de moderne maatschappij bestaan. In deze maatschappij moet u kiezen, zegt men. Maar de keuze wordt altijd zwart-wit gesteld: u bent voor iets of u bent ertegen. U kunt niet in het ene het goede zien en ook in het andere, want dan deugt u niet.

Wanneer u in bepaalde maatschappelijke samenhangen, bv. over andere mogelijkheden tot samenleving dan die welke gebaseerd is op kapitaal en bezit praat, dan bent u een communist. En op het ogenblik dat u denkt in termen van orde en ordehandhaving, dan bent u een fascist, of u dat werkelijk bent of niet.

Dat is een pijnlijk iets natuurlijk. Zoals men aanneemt dat iemand wiens seksuele habitus anders is dan van de norm, iemand is waar u erg mee uit moet kijken, waar u voorzichtig mee moet zijn en dat soort dingen.

Het is wel duidelijk dat, maatschappelijk gezien, het niet zo prettig is, maar er zijn nog andere dingen. Wanneer u beseft dat uzelf eigenlijk moet meewerken aan het geluk van anderen en aan hun mogelijkheden om toch zichzelf te zijn, dan bereikt u daarmee bovendien nog dat vele mensen zullen proberen om misbruik te maken van u. Dat ze denken dat u gek bent. Kortom, verdraagzaamheid kost veel aan zelfbeheersing en anderszins levert het schijnbaar weinig op.

En wanneer ik dit dan a-priori stel, dan is dat om u duidelijk te maken dat u niet zomaar even verdraagzaam kunt zijn, zomin als je even een ware christen kunt zijn. U moet er eigenlijk wat voor doen en dat doen dat wordt dan niet bepaald door wat anderen denken of zeggen, maar door datgene dat u in uzelf voelt of het juist is. En daarmee valt het gezag weg en u weet: dat is een enorme moeilijkheid. Het is gemakkelijk wanneer u kunt zeggen: Vader, ik heb gezondigd- en dan vergeving krijgt, maar als u beseft dat zondigen betekent: ingaan tegen uw eigen gevoelens van juistheid en dat u dat dan zelf ook moet herstellens dan wordt het veel lastiger.

Wanneer iemand u vertelt wat goed is, sociaal, politiek of anderszins, dan is het gemakkelijk: u hoeft alleen maar achter het hoofdartikel aan te lopen.

Maar wanneer u zelf moet denken over die maatschappij, over alles wat er in die maatschappij bestaat, dan is het uitermate moeilijk vaak om tot een oordeel te komen, want de ene groep heeft wat goeds en wat slechts en de andere ook en wat moet u nu eigenlijk? En dan moet u uw eigen verantwoordelijkheid aanvaarden. Dan moet u zelf beslissingen nemen. U moet mondig zijn.

Aan de andere kant heeft verdraagzaamheid ook bepaalde voordelen en vraag nu niet, u die nu in termen van hen die denken verdraagzaam te zijn precies uit te leggen, want daar zullen ze het waarschijnlijk weer niet mee eens zijn.

Ik wil het meer algemeen doen. Stel het volgende: u bent werkelijk verdraagzaam. Dat betekent dat u zelf de rekening betaalt en u die niet naar een ander toeschuift. Dat betekent dat u uw eigen plichten en verplichtingen veel ernstiger neemt dan al die anderen. Maar het betekent ook dat u daardoor een mate van harmonie kunt behouden ondanks alles. De verdraagzame zal niet altijd dingen doen die in de ogen van iedereen allemaal goed zijn, maar omdat hij zichzelf als een vrije persoonlijkheid ziet, zal hij uitgaan van hetgeen hij innerlijk als het meest juiste en het meest aanvaardbare heeft beleefd. Hij zal dus in een aanvaarding van zichzelf kunnen bestaan. Pas op het ogenblik dat u uzelf terzijde schuift wordt het moeilijker. Maar zolang u uzelf kunt blijven aanvaarden, bestaat er wat men noemt: innerlijke harmonie.

Innerlijke harmonie dat is ook weer moeilijk te omschrijven eigenlijk. Het is een gevoel van vrede ondanks alles, een gevoel van: er zijn wel overal dingen die ik niet zie en dreigingen misschien die ik op dit moment niet kan overzien, maar in mijzelf leeft die kracht en dan ontstaat een gevoel dat wij noemen: de versmelting met licht.

Nu is dat natuurlijk ook weer een term. Als u zegt: versmelting met licht dan denken de meesten aan een of andere vuurtoren of een ander baken of een spotlicht en het daarmee één worden. Maar dat is het eigenlijk niet. Licht is datgene dat kenbaar maakt. Het is datgene dat bewustzijn brengt. En dat is geestelijk gezien nu juist datgene dat we licht noemen. Het is openbaring en het is een weten omtrent een werkelijkheid die anderen misschien nog ontgaat.

Wanneer u innerlijk die harmonie, die rust, die zelfaanvaarding kent, dan zult u ook reëler kijken naar de wereld om u heen. U zult door de coulissen heen kijken, de illusies verdwijnen.  U weet wel dat ze er zijn en dat de wereld er mee werkt, maar voor u persoonlijk spreken ze niet meer. U ziet niet meer de verwachtingen die anderen op u projecteren. U ziet de werkelijkheid en ontdekt zo een eigen reeks van ontwikkelingen en gebeurtenissen.

Zo bezien is verdraagzaamheid, al is ze lastig, ook wel nuttig. En dan is er nog iets dat menigeen vergeet. Wanneer ik in mijzelf die band kan krijgen met de werkelijkheid, met het licht, dan heb ik niet alleen maar te maken met een kenbaarheid, met een beter doorzien, een beter aanvaarden van de dingen, dan heb ik ook wel degelijk te maken met een kracht waaruit ik kan putten.

U kunt natuurlijk een mens zo bekijken en zeggen: Ja, een mens is een levend wezen, punt. Maar als u gaat kijken wat voor energieën er in die mens een rol spelen tussen haakjes, dat is niet wetenschappelijk verantwoord, maar het is wel juist, hebt u te maken met tenminste vier vormen van kracht.

We hebben te maken met de energie die in de spieren wordt opgewekt, maar waarbij we dus ook behoefte hebben aan de zuurstof die we van buitenaf opnemen, zowel door de huid als door de longen.

We hebben een vorm van kracht die fijner is en die we dan heel vaak lichaamskracht noemen en die in de oude termen van de Chinese cultuur bijvoorbeeld wordt aangegeven met twee circulerende krachtstromen binnen in het lichaam. Deze hangen samen met het zenuwstelsel etc. en het blijkt dat deze stromingen ondermeer scherp kunnen reageren op ionisatie-effecten, op verhoging van luchtelektriciteit en wat dies meer zij.

Daarenboven hebben we wat wij in de geest de echte levenskracht noemen. Het is een energie die niet meer stoffelijk uitdrukbaar is, maar die de neiging heeft om dus met het lichaam samen in een bepaald ritme te pulseren. De pulsatie van het lichaam en de pulsatie van de levenskracht zijn meestal gelijk. Kunt u de levenskracht in zijn pulsatie beheersen, dan verandert u daardoor de tempi in het lichaam en kunt u bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur opvoeren, of naar beneden toe brengen. U kunt de stofwisseling praktisch stopzetten, u kunt haar eventueel ook bevorderen.

Deze levenskracht wordt dan op haar beurt weer begeleid door iets dat misschien nog het best de aanvoer of de geleider kan genoemd worden van die levenskracht en dat noemen we dan het geestelijk krachtveld dat de mens meestal omringd en dat meestal in de buitenste laag van de aura kenbaar is.

Nu zult u begrijpen: als u zoveel verschillende krachten in u draagt, dat die gemakkelijk in disharmonie komen. Laten we eens aannemen dat u moeilijkheden hebt met uw lichaamskracht. Wat krijgen we dan? Verval van cellen, onvolledige opbouw, heel vaak ook een verschuiving van allerhande innerlijke evenwichten. Niet leuk: lichamelijke ziekteverschijnselen zijn door lichamelijk ingrijpen gewoonlijk in orde te maken. En wanneer het acuut optreedt kunnen we door zuurstoftoevoer daar heel wat aan doen.

Maar wanneer nu die twee lichaamskrachtstromen hier niet meer in balans zijn, wat krijgen we dan? In de eerste plaats, ongewone vermoeidheidsverschijnselen. We zien heel vaak bovendien daarbij optreden: anomalieën, ongewone verschijnselen in de geheugenfunctie. We zien daarbij verder optreden, beïnvloeding van eigen ervaren. Dat kan bijvoorbeeld voeren tot angsttoestanden, plotselinge en onverklaarbare blijmoedigheid die nergens op steunt en die ook niet tot rationele handelingen voert. Het is zelfs mogelijk dat iemand dan tot een soort catatonie komt en eigenlijk in zijn geheugen rustig het verleden aan het beleven is, terwijl het lichaam schijnbaar verstard is.

Het is belangrijk dat we ook daar wat aan doen en dat kunnen we nu ook weer het beste doen door de juiste oefeningen en daarbij ook vooral de juiste ontspanningsoefeningen. Die hebt u absoluut nodig als mens. Wanneer het levend lichaam en de daarbij horende kracht niet in orde zijn dan krijgen we te maken met een vervagen van de persoonlijkheid. Resultaten: lusteloosheid, onvermogen tot reactie op de wereld: in heel veel gevallen toch ook het ontstaan van allerhande ziekten die eigenlijk niet ernstig waren, maar die nu er geen onderdrukkende kracht aanwezig is, zich ongelooflijk snel kunnen uitbreiden.

Hier kunnen we iets doen door concentratieoefeningen en dan kunnen we daar dus ook een betere krachtsverhouding krijgen en een beter levensresultaat.

En dan de geestelijke kracht zelf, die is vooral gebaseerd op de harmonie die we hebben. Hoe groter onze innerlijke aanvaarding van de wereld waarin we leven, hoe groter die geestelijke energie is en hoe gemakkelijker de toevoer is van de levensenergieën die naar het levenslichaam gaan.

Wanneer u dus verdraagzaam zijt en u zijt dat op de juiste manier- want er zijn zeer veel manieren van verdraagzaam zijn die niet verdraagzaam zijn, als u weet wat ik bedoel- dan kunnen we dus zeggen dat die geestelijke functie wordt versterkt. Dan hebben we in ieder geval een grotere veerkracht dan normaal. Kunnen we bovendien dan er voor zorgen door juiste ontspanningsoefeningen enz. zodat onze levensstromingen eveneens redelijk evenwichtig blijven, dan hebben we meer uithoudingsvermogen, maar we hebben bovendien een vollediger en verdergaand gebruik van zowel onze gevoelens als van onze hersenen en wanneer al die factoren goed functioneren, dan zullen we zien dat de aanwezige krachten ook in staat zijn om de lichamelijke fouten voor een groot gedeelte te overvleugelen, in te kapselen of op te heffen, terwijl daarnaast, en dat is toch ook belangrijk, een ritme wordt gevonden voor ademhaling en dus zuurstoftoevoer dat weer aangepast is aan de capaciteit van het lichaam en het ritme van het geheel.

Ik ben nu even afgeweken, maar ik doe dat alleen maar om u duidelijk te maken dat u dus wel degelijk aan die verdraagzaamheid ook wat overhoudt. Het is dus niet alleen maar een kwestie van: ik ben verdraagzaam en dus ben ik heilig. Tussen haakjes, de meeste heiligen zijn nooit verdraagzaam geweest, maar het is gewoon een kwestie van, als ik gewoon de juiste vorm van verdraagzaamheid voor mezelf kan vinden, en dat betekent ook een beetje losstaan van al die dingen die de mensen op de wereld belangrijk vinden, dan kan ik daardoor mijn eigen energie vergroten en ik kan dus, vanuit mijn aanvaarding van de wereld, en dat is erg belangrijk, voor die wereld meer betekenen, maar gelijktijdig meer aan bewustzijn aan die wereld ontlenen.

Hierbij is iets te pas gekomen dat voor ons interessanter kan zijn dan nog uren doorbomen over verdraagzaamheid.

Ik zou graag wat verder willen gaan over wat we LICHT noemen. Licht is een term. Soms noemen we het licht God, maar het is niet de totaliteit van God, het is alleen de kenbaarheid die binnen God voor ons ontstaat.

We kunnen licht gebruiken als een vorm van kracht of ontwikkeling natuurlijk. Want wanneer er kenbaarheid is en er is vermogen om kracht te gebruiken, dan ontstaat ontwikkeling. Maar het geheel is complexer dan we ooit kunnen inzien. Mensen maken er indelingen voor en de geesten maken er weleens gebruik van. We spreken dan van bv. de negen Heren der stralen, de drie Heren der wijsheid etc, etc.

Allemaal deel van het licht en het licht is eigenlijk niet deelbaar. Wanneer wij dat doen in functies, dan gaan we eigenlijk te werk op dezelfde manier als de mensen in de Oudheid die de natuurverschijnselen, die ze niet helemaal konden begrijpen, vertaalden in de willekeurige acties van goden en daar namen aan gaven.

Maar wanneer ik zeg dat er licht is, dan heb ik het over iets dat overal en altijd aanwezig is. Niet als iets dat een keer als een bundel optreedt. Ik heb het niet over een kracht die een enkele keer in verschijning treedt, ik heb het over een werkelijkheid die alle mensen en alle leven voortdurend omgeeft en ook in hen in zekere mate aanwezig is.

De grote moeilijkheid is, dat wij ons eigen wezen vaak te belangrijk zien. We denken: ik weet dit en ik kan dat, dat is van mij en dat wil ik niet en dat wil ik wel. Erg leuk en erg normaal, maar gelijktijdig heb ik dus grenzen gezet tussen het licht in mij en het licht buiten mij en als u daar nu eens over nadenkt, dan zou het mogelijk kunnen zijn zo nu en dan om die grens van de eigen persoonlijkheid eventjes wat te laten zakken. Eventjes een opening maken voor de kracht van het licht.

Wat moeten we dan zeggen? Wat er ook is, wat er ook gebeuren moge, wat ik ook moge zijn, in mij is het licht, in mij is de kracht die van de Schepper uitgaat. Ik hoef die God geen gezicht te geven. Ik hoef hem niet als een etiket te plakken op een stelsel van leringen. Het is voldoende dat ik aanvaard dat in mijzelf licht is en dat er rond mijzelf licht is en wanneer ik dan vanuit dat licht probeer verder te gaan dan zeg ik tot mijzelf: “De grens die bestaat tussen mijn wereld en de kosmos is mijn besef. Zonder mijn besef kan ik niet bestaan, maar evenmin kan ik bestaan zonder het licht. Laat dan mijn besef een ogenblik stil zijn, dat het licht in mij leve. Laat het licht in mij dit inzicht verschaffen waardoor mijn besef groter wordt”.

En dan komen we tot iets dat in andere termen door de grootsten der groten eens genoemd is: het koninkrijk in ons. In ons, niet in u, in ons, ons allen, in alle krachten die leven op aarde, in alle krachten die leven in de geest, in alle krachten die existeren is de basis van het koninkrijk aanwezig. Als u dat gaat begrijpen dan zult u zien dat er geen mogelijkheid is om scherpe scheidingen te maken. Dan is het absoluut aanvaarden, het absoluut verwerpen, het zwart-wit, in feite een ontkenning van een deel van diezelfde kracht waaruit we zijn geboren en die in ons leeft.

Dan moeten wij proberen om de harmonie te vinden, waardoor de kracht die in ons bestaat één kan worden met de kracht die buiten ons bestaat en wanneer daarin de mogelijkheid bestaat om ook anderen in hun essentie van zijn aan te voelen, zoveel te beter. Het is geen eis die we kunnen stellen.

En wanneer we dat licht in ons steeds sterker maken en er meer aan toevoegen, aan de kracht en aan de kern die in ons leeft, zal er een ogenblik komen dat onze rede er geen raad mee weet, want de redelijkheid valt weg. Op een ogenblik dat ik bv. zeg: God, of het Licht in kosmische zin, werp ik alle redelijkheid over boord. God is geen redelijk iets, geen redelijk beredeneerbaar iets. O ja, ik weet het, de natuur en de kosmos zitten aan elkaar vast als het fijnste horloge dat u kunt denken. Zo’n horloge kan er niet zijn als er geen horlogemaker is. Heel mooi argument, maar in feite een drogreden. Want u zegt dat het een horloge is, maar wie maakt dat waar? U concludeert, op grond van iets dat u niet kunt bewijzen, dat er een horlogemaker is. Hoe komt u daartoe? Daar hebt u niets aan, dat is niet redelijk. Dat zijn drogredenen, hoe mooi ze ook mogen klinken.

Maar op het ogenblik dat ik die grens in mijzelf een ogenblik openzet en ik word meer, is dat misschien subjectief, dus een voor mij geldende waarheid, maar het is wel degelijk iets waaruit ik leef, waaruit ik kracht put, waaruit ik meer kan worden, waaruit ik bewuster kan worden dan ik ben. En dan kunnen we zeggen: het licht is een subjectieve werkelijkheid. Mooi! Maar als ik buiten mij herken, wanneer dit licht in mij groeit en ik herken daardoor, zonder dat ik weet hoe, anderen waarin dat licht bestaat, kan ik dan nog zeggen dat het subjectief is? Moet ik het dan een gedeelde illusie noemen.? Als ik het verstandig wil doen dan kan dat, natuurlijk. We kunnen alles wegpraten. Maar als we alles op redelijkheid en logica nagaan blijft er heel weinig over. Als ik zeg voor mij geldt dit, dan heb ik iets aanvaard.

En laat mij u nu een vraag stellen, een beetje retorisch, u hoeft geen antwoord te geven tenzij u het in uzelf doet. Wanneer iets geen geneesmiddel is, als zodanig door niemand erkend wordt, wetenschappelijk geen werking van die stof bewezen kan worden, en een kwaal wordt daar herhaaldelijk door genezen, wat is het dan? De juiste weg naar de genezing, of het redelijk is of niet.

Op die manier moeten wij het licht zien, niet als iets dat we redelijk benaderen, niet als iets dat we kunnen omschrijven, dat past in een of ander systeem. Onze systemen zijn de dingen waardoor we het licht kunnen laten werken, niet datgene waarmede we het licht kunnen definiëren, en dat betekent dat we in die vrijheid, door dat licht gelijktijdig tot de orde worden geroepen. Want de dingen die we als samenhangen innerlijk herkennen, de wisselwerkingen tussen licht en licht, dat zijn de dingen die ons beheersen, die onze werkelijkheid vormen. Op het ogenblik dat ik mij daar los van wil maken, maak ik mij los van het gehele licht en dan moet ik ook weer terugvallen op die rationele wereld. De wereld van alle redelijk denken van de mensen.

Het licht betekent een wetmatigheid, door het licht wordt mijn wezen bepaald, maar mijn wezen zal mede ook door de kracht en werking van het licht voor mij bepalen: er is wederkerigheid.

Wanneer ik dat eenmaal aanvaard heb, eenmaal los ben gekomen uit mijn behoefte aan vaste maatstaven, anders dan die welke diep in mijzelf bestaan, dan gaat die betekenis “licht” pas werkelijk doorklinken. Het is niet alleen maar het doorzien van illusies, dat kunt u zonder licht ook wel.

De meeste illusies die u worden voorgetoverd tegenwoordig, daar kijkt u zo doorheen als u maar gezond verstand hebt. Dit bewijst natuurlijk wel dat er heel wat mensen zijn die op dit gebied te kort schieten, want ze lopen er weer in.

Wanneer ik werkelijk met licht werk, dan heb ik de onredelijke zekerheden die ik niet kan verklaren maar die wel waar zijn. Dan weet ik zelfs dat op dit moment iets goed is dat over een paar uur voor mij kwaad is of omgekeerd. Dan weet ik dat voortdurend weer alle waarderingen die in de menselijke wereld bestaan en gepredikt worden, verwisselbaar schijnen te zijn. Maar dat er een naam is, die van mijzelf, mijn leven, mijn besef, betekent het voortdurend toevoegen van de juiste ervaringen aan mijzelf en daar kan ik mij dan over beklagen, natuurlijk.

Maar een mens die zichzelf de ervaringen oplegt die hij werkelijk nodig heeft, is er over het algemeen niet erg gelukkig mee. Maar het licht geeft u ook de mogelijkheid om dat te dragen en dan kunnen we die poging om dat licht te dragen, te beleven, misschien ook weer gaan uitdrukken in namen.

Er bestaat bijvoorbeeld in het Judaïsme een naam die dit licht op een fantastische manier uitbeeldt. U kent ze allemaal: ADONAI. Anderen hebben het misschien weer vastgelegd in andere klanken en ritmen.

De sleutels van het licht bestaan op aarde, ook in klank. Ze zijn uitgebeeld in gedachten. Ze zijn vastgelegd in structuren. Ze zijn uit symbolen voortgekomen zoals bijvoorbeeld de gnostische slang, die zichzelf in de staart bijt, de abraxos, al die dingen, ja tot zelfs de formule INRI, die u boven de kruisbeelden aantreft en dat zou moeten betekenen Jesus Nazarenus Rex Judaeorum. Het is in feite een van die sleutelbegrippen waarmee u de kraan kunt opendraaien. En dan hebben we ook niet een bepaalde godsdienst nodig. Maar welke godsdienst we ook hebben, we zullen daarin ergens de sleutel vinden.

Belangrijk, niet alleen omdat we daardoor verdraagzamer worden tegenover mensen die een ander geloof hebben, maar vooral ook omdat we daardoor vanuit onze eigen achtergrond onze gewoonte van geloven en denken, wel degelijk door kunnen dringen tot het licht.

Wanneer u, het is maar een vraag hoor, nu werkelijk gelooft in dat licht, zou u dan niet even kunnen vergeten wat u hier nu precies wilde komen doen? Stel u alleen maar even voor dat er een kracht rond u is. Hoe u ze noemt, geeft niet. Kracht die tot u doordringt. En stel dan tegenover de kracht die in u doordringt in uzelf het symbool waardoor u waarheid of goddelijke werkelijkheid weergeeft. Noem maar een kruis, of neem mijnentwege alleen de mens en zie dat als het brandpunt van het licht. Ik wil u niet vervelen, maar probeer het een keer. Bovendien is het iets dat u zelf kunt doen, daar hebt u mij niet voor nodig, u kunt het altijd zelf doen. Het is geen gebed, het is woordeloos. Het is geen sacrament of een manifestatie en dat komt voort uit de kracht die in u woont en uit de aard van de kracht waaruit u bestaat.

Probeer nu eens gewoon alles te vergeten buiten die kracht die naar u toestroomt. Neem die kracht op. Dit is het licht. Dit is de kracht die de waarheid openbaart. Dit is de werkelijkheid die buiten onze werkelijkheid gaat waarvan we deel zijn. Stel u voor dat die kracht u oplaadt, dat u vol bent van die kracht, voller dan na de beste maaltijd, vol als een accumulator die geladen is tot het uiterst mogelijke. En denk dan terug aan uzelf aan het licht, aan alles wat ik gezegd heb.

Nu kunnen we dit heel nuchter benaderen. Ik heb de suggestieve methode gebruikt. Wanneer u het zelf doet gebruikt u een autosuggestieve methode of u gebruikt een suggestie voor uzelf. Drie vierde van de termen die ik gebruikt heb, zijn niet toepasselijk op de werkelijkheid, ze zijn alleen maar een vage schaduw ervan. Wat ik gedaan heb, heeft geen enkele godsdienstige of wetenschappelijke betekenis of basis. maar zou het misschien werken? Zou u misschien iets blijer, iets gezonder, iets evenwichtiger zijn, dat is de vraag. Zijn angsten of problemen een ogenblik weggevaagd en als ze weer terugkomen, meer hanteerbaar geworden, dat is de kwestie. Werkt het?

Dat is zo met verdraagzaamheid, dat is zo met licht, dat is zo met God en dat is zo met godsdienst. Wanneer u zo vroom bent dat u langzamerhand zoveel eelt op uw knieën hebt als op uw hart dan zegt dat niets. Maar als u één ogenblik in die vroomheid verbonden bent geweest met het niet omschrijfbare grotere, dan hebt u bereikt. Dat is de werkelijkheid.

Wanneer we spreken over het licht dan kan ik u vertellen over allerhande dingen. Ik kan de krachten splitsen. Ik kan ze omschrijven in hun verschillende vormen. Ik kan desnoods gaan gooien met een aantal trillingsgetallen. Allemaal dingen die erg interessant zijn, maar die u niets verder helpen. Ik kan ook misschien spreken over het aanvaarden, het uzelf vergeten dat menselijk gezien zinloos is, maar waarin de bron van veel kracht is gelegen.

Wanneer ik het op deze manier benader dan vraag ik me toch af of dit niet belangrijker is dan al het andere. U kunt zeggen ik heb mijn kracht gegeven op dat, zeker. Maar let op: u krijgt die terug, veelvoudig, wanneer u maar even vergeet dat u het bent.

Ik zeg u dit: Er is iets om ons allen er is iets dat leven blijft ook nadat er een dood is, er is iets dat u als het ware in stand houdt ondanks alles. Dit te erkennen, dit te ervaren is een van de belangrijkste dingen in een mensenleven, maar dan moet u niet uitgaan van uw eigen gelijk of van het gelijk van een ander. Op dat ogenblik schept u grenzen. U moet uitgaan van de kosmos waarvan u deel bent. Laat die kosmos dan maar bepalen wat de waarde is, maar laat ze in u leven en werken en die kracht vanuit uzelf voortgaan.

Als u die kracht in uzelf hebt, waarom zou u dan geen wonderen doen en genezen als ‘t nodig is? Waarom zou u dan niet tegen de regen zeggen. Wacht even totdat ik thuis ben. En waarom zou u niet tegen uw ziel zeggen: Ga naar de kern van het bestaan toe, en vervul maar een ogenblik de glorie van dit tijdloze zijn.

U hebt de mogelijkheid, u hebt de kracht, maar u moet uzelf vergeten en dat is de grote rem, de grote tegenhouder. U kunt zeggen: Ja, maar ik heb mijn naaste lief. Kunt u uw naaste liefhebben wanneer u begint delen van die naaste te verwerven? U kunt uw naaste niet alleen liefhebben omdat hij een beeld is van uzelf, dan hebt u uzelf lief in uw naaste. U kunt uw naaste alleen liefhebben wanneer u hem kunt verdragen zoals hij is en u kunt aanvaarden dat hij zichzelf is en zelfs moet zijn. Pas wanneer u dat kunt, bent u op het punt gekomen waarbij het mogelijk wordt de grenzen van uzelf steeds meer te vergeten. De dood schuilt meer in vooroordelen dan in wat anders, wat dan ook. U wilt leven. Zolang het licht in u bestaat en u deelhebt aan dat licht, leeft u, of uw lichaam dood is of niet. Maar sterven zult u wanneer het licht in u niet meer bestaat, want dan bent u niets.

Kijk, dat is nu datgene waar u toe komt wanneer u begint met een simpel en soms een beetje gevaarlijk onderwerp als verdraagzaamheid.

Wat u bent, moet u weten, maar wanneer u bent wat u bent, vraag u dan wel af of u diep in uzelf voelt dat dit juist is en vraag dan niet wat een ander denkt. Vraag het niet aan de geest, vraag het niet aan de buurman, vraag het niet aan de priester. Op die manier kunt u maar al te gemakkelijk het zondigen tegen de innerlijke wet voor uzelf verontschuldigen.

Leef eerst de wet en de waarheid die in uzelf woont. Als u dat aan anderen toestaat dit te doen dan bent u verdraagzaam, dan leert u uw naaste liefhebben en dan vallen de grenzen tot er niets meer overblijft dan de intense zekerheid van een licht, dat u wel niet zelf aanschouwt, maar dat u voortdurend beleeft.

image_pdf