2 juli 1962
We zullen vanavond een vergelijkende studie maken over verschillende grote Meesters. Nu zult u daarin figuren aantreffen die u niet kent en figuren die u eigenlijk hebt leren kennen al in uw vroegste jeugd. Ik wil alleen dit opmerken: natuurlijk is deze vergelijking niet volledig. In de tweede plaats: we weten niet alle dingen en zo hier en daar zal ik dus vermoedens of halve zekerheden in plaats van de feiten moeten stellen. Ten derde: we hopen dat u zelfstandig zult nadenken en dat u van de lezing gebruik zult maken om op die punten, die u in het bijzonder interesseren, dus na de pauze navraag te doen. Ik geloof niet dat er verder iets op te zeggen is. Dan zullen we beginnen.
Vergelijking tussen de grote Meesters.
Wanneer ik over de Meesters moet gaan spreken en ik moet teruggaan tot de allereerste tijden, dan wordt dat heel erg moeilijk. Ik tref daar Meesters aan die tegenwoordig onder de engelen worden gerekend, althans die dezelfde naam hebben als tegenwoordig een aartsengel en pas wanneer ik wat verder de geschiedenis van de mensheid inga, de periode dat de mensheid eigenlijk – laat ons zeggen – georganiseerd leeft, kom ik een Meester tegen die later eveneens tot godheid verheven werd. Dat is namelijk Aesir.
Aesir, later Osiris. Hij is de broeder van Seth. En wanneer we dit vergelijken met de Bijbel, dan komen we tot de conclusie dat dit zeer goed geweest zou kunnen zijn een van de zonen van Adam, want Adam heeft verschillende kinderen voortgebracht. En als ik me niet vergis, was het in zijn tweehonderdste levensjaar dat een zoon geboren werd die Seth heette.
Daarvóór zijn verschillende kinderen geboren, en ook daarna zijn zonen en de dochters geboren die echter in de Bijbel niet worden genoemd. Wanneer we dus aannemen dat hij behoort tot de eerste groep van bewuste mensen, dan vinden we daarvoor steun bij de Bijbel. Alleen Aesir maakt deel uit van een beschaving en wel van een Atlantische beschaving. Hij is vorst en wetenschapsmens. Vorst, zoals dat in die dagen was, van een betrekkelijk klein volk, zo groot ongeveer als de provincies Utrecht en Gelderland tezamen.
Hij wordt door omstandigheden verdreven, trekt naar het noorden toe en geeft dan in het zuidelijk gedeelte van Egypte voor het eerst gestalte aan zijn eigen filosofie en lering. Hij leert dat de aarde de grote moeder is, dat de zon staat voor de grote vader, de Alkracht. Aan de hand van deze zichtbare symbolen vertelt hij de mens hoe het leven is, hoe het een klimmen is naar bewustzijn, hoe de dood een uitdoven kan zijn, maar ook dat de bewuste voort kan leven in een soort hemel. Als stichter van o.a. de grote school van Isis en de zgn. Ankton-school, die later vermengd wordt met de school van Ré, mogen we hem zéker een van de voornaamste figuren noemen in verband met de huidige ontwikkeling en beschaving. Hij leefde bijna 40.000 jaar geleden, in een periode dat de mensheid er nog een beetje anders uitzag dan tegenwoordig, een tijd waaruit heel weinig is overgebleven. Zijn leerstellingen dragen enkele, voor ons op het ogenblik in het bijzonder, interessante punten. Ik wil ze hier kort achtereen opsommen.
In de eerste plaats: alles is een kringloop. In de tweede plaats: de mens streeft naar een hoger bewustzijn, uiterlijk weten of wetenschap, plus innerlijk weten of kennis en geloof vormen tezamen de sleutel tot eeuwig leven. Een voortbestaan is er voor eenieder, maar zij die zichzelf wensen te blijven, zijn als schimmen die verbleken. Zij echter die de hoogste kracht aanvaarden, groeien tot steeds grotere kracht en sterkte. En zij zijn het die later het lot der volkeren zullen leiden. Deze punten zijn daarom zo interessant, omdat zij een inzicht geven in de basis van de oude inwijdingsleer. Hij geeft ons daarbij nog een aantal aanwijzingen, waarbij, typisch genoeg, begrip voor schoonheid, zin voor rechtvaardigheid en liefde voor de mens en alle schepselen als uitermate belangrijk worden genoemd. Maar de nadruk bij de inwijding zal later vallen op de rechtvaardigheid.
Deze Aesir, als stichter van zijn groep, wordt langzaam maar zeker een godheid, die we met een soort Christusfiguur kunnen vergelijken. Hij is in dit opzicht bijna de gelijke van een Indische figuur die we 25.000 jaar geleden aantreffen. Hij heette toen Intep, een naam die praktisch Egyptisch aandoet. Later werd dit omgezet en werd hij Indra. Als Indra is hij bekend als de god die het wereldgif uit de zeeën dronk. Maar als leraar is hij bekend, omdat hij tegen de haat predikt. Hij is eigenlijk een prehistorische communist. Want hij leert: niets is ons blijvend eigendom. Slechts door al wat wij bezitten vrijelijk te delen met anderen, anderen nimmer te haten en te steunen waar wij kunnen, zullen we de moed hebben om voort te leven wanneer de eerste sluier van de dood komt. Dan zullen we gaan door vele vormen of we zullen binnentreden in nieuwe werelden, maar voortbestaande zullen we uiteindelijk het doel bereiken. En een zeer belangrijk punt: het erkennen van ons eigen Ik en de verbondenheid van dit Ik met al het zijnde.
Hier is dus een typische stelling naar voor gebracht, waarbij men nog niet de nadruk legt op leefwijze en zedewetten (die vinden we pas veel later), maar eerder op gemoedsgesteldheid. Ook, wanneer we in diezelfde buurt nog blijven en we ontmoeten daar de Meester Krishna, dan vinden we dezelfde gedachtegang. “Wees vrolijk,” roept Krishna uit, “dans, lach en zing, want de goden hebben u de wereld tot vreugde geschapen. Maar vernietig niet wat zij u gegeven hebben, opdat Hun toorn u niet treffe.” Een aanmoediging tot blijmoedig leven en indirect weer tot naastenliefde. Hij voegt daar een stelling aan toe die in westerse oren misschien wat vreemd klinkt, omdat hij zegt: “Want weet dat het beter is goed te zijn, dat wat gij zijt, dan te stijgen tot iets wat gij niet kunt zijn en onder te gaan in uw waan. Vele levens hebt gij (herhaling van het motief van Intep.). En in elk leven kunt gij verder gaan. Slechts zij die in het bewustzijn meerdere malen geboren zijn, kunnen komen tot het ware inzicht. Zijn gezegden en leringen, later met vele heldendichten vermengd, leven nu nog voort in vele van de oude wetten.
We moeten verdergaan zoeken naar Meesters en dan vinden we, vreemd genoeg, er een die werkelijk – en nu moet u niet denken dat het een grap is – Thor heet. Thor of Thorwald is een druïde van Deense oorsprong. Hij ontdekt in de natuur de geheimzinnige samenwerking van alle krachten en hij geeft dan zijn volk de lering: “Hij, die rein is van hart en niet vreest, hij, wiens moed boven alle beproeving gaat, zal de krachten der natuur regeren. Hij zal rijden op de wind, de donder en de bliksem en deze zullen aan zijn stem gehoor geven. Want dit zeg ik u: De zwakken worden verbrijzeld onder de hamer der bovennatuurlijke krachten. Maar zij die niet vrezen, zij die kunnen aanvaarden (je zou hier eigenlijk kunnen zeggen: liefhebben), zullen voortleven en gedragen worden tot werelden van eeuwige vreugde.” Hieruit komt later in vertekende vorm het Walhalla-geloof voort en daarmede een groot gedeelte van de Germaanse godsdienst.
Nu zouden we een grote sprong kunnen nemen, maar ik wil nog even de aandacht vestigen, buiten Jezus om, op de Chinese wijsgeren die ons de filosofie van de Weg geven op twee wijzen. De Weg: die is het leven volgens het vaste patroon, uitgaande van de stelling die later door Lao Tze ook weer naar voren werd gebracht: “Al wat wij zijn is vastgelegd in ons werkelijk leven. Beantwoorden we aan datgene wat we volgens een goddelijke bestemming zijn, zo zullen we voortbestaan en het grootste bereiken wat ons mogelijk is: eenheid met de Hoogste Kracht.” De tweede stelling van de Chinese wijsgeren wordt, misschien een beetje meer stoffelijk nog. We vinden haar bij Kung Fu Tze. Deze brengt naar voren: “Alles heeft zijn regel en zijn wet; volbreng alles volgens wet en regel, stel geen vragen die gij niet beantwoorden kunt, voor gij volbracht hebt wat gij volbrengen kunt.” Daar komt het eigenlijk op neer. U begrijpt, het is maar een heel korte samenvatting, want alleen over de Chinese filosofen zijn dagen te praten. Toch zijn onder hen ook Meesters geweest en daarom vond ik het goed daar even de nadruk op te leggen.
Dan kunnen we verdergaan en denken aan de Gautama-Boeddha, die één is in een reeks van Meesters. Vergeet dat niet. En wanneer we later horen spreken van de vroegere Boeddhisvatas, dan wordt hier alleen een continuïteit van openbaringen geven. Een openbaring die op zichzelf belangrijk en interessant is, omdat zij wederom de mens de weg wijst naar de ware bereiking. En hier treffen wij dan het idee der onthechting aan: “Begeer niet en vrees niet, ga in liefde en medelijden, in rechtvaardigheid en standvastigheid voort, zo zult gij de hoogste verlichting bereiken.” Kort samengevat alweer, maar – naar ik hoop – voldoende om dit standpunt weer te geven.
Jezus zelf is u meer dan genoeg bekend. In hem vinden wij dé leer van het Koninkrijk Gods en uit dit Koninkrijk Gods de eenheid met het Al, uitgedrukt in de naastenliefde, de vrijwillige dienstbaarheid aan de naaste.
Dan kom ik in de nieuwe tijd en dat wil zeggen dat we hier een groot aantal personen tegen het lijf lopen, die elk voor zich als ingewijde en als Meester tot op zekere hoogte belangrijk zijn. We hebben Apollonius van Tiana. Apollonius van Tiana is een wijsgeer van betere afkomst, een Romein, die voortdurend de stelling verdedigt: “Waar het Lichtende in mij is, kan ik het Lichtende uit mij openbaren en het Lichtende is onaantastbaar voor alle dingen. Indien ik geloof in het Lichte, zal ik leven met het Lichte en in het Lichte zijn mij geen dingen onmogelijk.” Van hem wordt verteld dat hij doden heeft opgewekt, dat hij in bepaalde grotten geheimzinnige krachten heeft achtergelaten, vooral in het zuiden in de buurt van Brindisi, waar de mens dus inwijding kan vinden en verder wordt er van hem verteld dat hij kans zag om in een Romeinse rechtszaal te komen en a.h.w. daar uit te blussen, om vijf minuten later met een paar leerlingen te wandelen aan het strand in de buurt van Ostia. Ik noem hier maar een paar feiten, om aan te geven dat hij een wat legendarische figuur is. Maar als legendarische figuur is hij, vreemd genoeg, tevens een verdediger van bepaalde achtergronden van de Griekse filosofen en daarnaast van de geheimzinnige Mithras.
In Mithras is het de overwinning van het Ik, die gelijk komt aan de overwinning over het Licht en daardoor de Goddelijkheid; en dit wordt door Apollonius ook wel degelijk verdedigd. Daarnaast echter is het de gedachte: “Ik moet innerlijk beleven, mijn gedachten laten dwalen en steeds weer toetsende aan mijzelf en aan mijn wereld, om zo de waarheid van het leven en van de toetsende Kracht te erkennen.”
Hij wordt in Europa opgevolgd door o.m. enkele kabbalisten, waarbij de zgn. rabbi Izaak Schulen, een minder bekende maar zeer daadkrachtige figuur, die voorgaat eigenlijk in de richting van het erkennen van de waarheid in de getallen, een voortzetting misschien, in zekere zin, van de Pythagorese wijsheid, en daarnaast het erkennen van de innerlijke waarheid, die dan over de uiterlijke waarheid heen liggende, ons het verband van datum en gebeurtenissen doet zien. Zijn stelling: “Wanneer ik in mijzelf de eenheid bereik met de hoge Krachten, de zeven lichten in mij verenigd zijn tot een licht en een kleur, zo zal ik vanuit mijzelf kennen, wat waarlijk geschiedt en ik zal de geesten zien gaan op hun boodschap en de engelen zien treden en ik zal de wereld zien door hun gestalte en hun gedaante, wetend wat waar is en in deze waarheid mijzelf kennen. Mijzelf onderwerpend aan de raadsbesluiten van de Hoogste zal ik niet slechts zijn: machtig, maar het directe werktuig van Zijn hand.”
We zouden hier misschien ook nog de rabbi Eliezer Hamburg aan kunnen halen. We zouden ook kunnen spreken over verschillende oosterse ingewijden. Ik geloof echter dat het beter is dat we overschakelen naar de alchemisten en daar vinden we heel eigenaardige figuren.
Daar hebben we bv. de halfingewijde John Dee. John Dee, een Engelsman, leerde het geheim van goud maken, maar hij heeft een gezel die hem allerhande illusies aanpraat. John Dee begint de macht lief te hebben om de macht en niet meer om het weten dat zij betekent en de eenheid met het Hogere die eruit voort kan komen. Hij gaat ten onder en zal uiteindelijk in de cel geworpen worden met een Pools edelman, wanneer hij niet meer, zoals hij wel gedaan heeft, goud kan maken.
Andere figuren. Och, zou u van Goethe, die op zijn manier ook een ingewijde was en een Meester is, wat vooral tot uiting komt in bepaalde delen van zijn “Faust”, vooral de klassieke ”Walpurgisnacht” en wat er achter komt en in de “Farbenlehre”. Wij ontmoeten meer van dergelijke figuren, mystiek als de Comte de St. Germain, de vreemde figuur die wonderen doet en verdwijnt, meester hypnotiseur, genezer en gelijktijdig toch weer op een of andere manier iemand die een avonturier is en een gelukzoeker. Een figuur die komt en gaat, zonder dat iemand weet hoe. Een figuur die niet sterft en die steeds weer de mensen probeert te leren: dat het niet gaat om de daad alleen of om de gedachte alleen of het geloof alleen, maar die uiteindelijk in zijn leerlingen duidelijk maakt dat het ware levenswater de synthese is van leven, gevoel, geloof en innerlijke erkenning. “Want slechts,” zo zegt hij “indien deze versmolten zijn tot één in de beker van het eigen streven, is de vloeistof van het eeuwig leven ontstaan en deze, rustende in onszelf, macht en kracht. Zij houdt de dood verre en zij doet de geest lichtend gaan.” Deze uitspraak van hem zal niet zo algemeen bekend zijn. Wat de buitenwereld van hem ziet, is de avonturier-edelman, waarvan niemand de afkomst eigenlijk kan nagaan, de man die aan het hof verkeert, die kans ziet om in een besneeuwde tuin de zon te wekken, de vogels te doen kwinkeleren en in de openlucht een compleet diner op te dienen. Maar wat hij verder is, vraagt men zich niet af.
Hij heeft overigens wel soortgenoten. Daar is pater Everhardus, Aloïsius von Guthau van zijn eigennaam, een monnik die leeft in Thüringen en op den duur uitgedreven wordt uit het klooster. Hij wordt kluizenaar en gaat eigenlijk voor de gemeenschap grotendeels teloor. Maar hij leert aan eenieder die horen wil: dat het begrip van eenheid met alle dingen, de verwantschap met het totaal geschapene, het enige ware dienen, het enige ware beleven van God inhoudt. Zijn stelling: “Het Koninkrijk Gods is het besef van eenheid met alle dingen en alle krachten, het ondergaan van deze eenheid en het tot stand brengen van deze eenheid buiten u, waar gij kunt. Niet slechts door gedachten of daden, maar door de wijze waarop gij de wereld tegemoet treedt.”
Hier toont hij dus een zekere verwantschap met zijn beroemdere soortgenoot. Franciscus, de koopmanszoon uit Assisi.
Ook deze Franciscus is een geroepene en een ingewijde, maar ook hij verliest zich ergens, zoals dat zo vaak gebeurt. Hij verliest zich in de te groot gevoelde eenheid met God, waardoor zijn wereld niet meer telt. Hij vertoont stigmata, hij is niet meer de leider van zijn volgelingen, maar hij is de door God beroerde zwerver, die in eeuwige zang hemelwaarts trekt, terwijl zijn voeten de aarde nog begaan. Wel mag hij zingen tot zuster zon, hij de dieren zijn zusters en broeders noemen, laag bij de zon prediken voor de vissen. Wel mag hij de mensen voorhouden dat het belangrijk is om je bezit terzijde te gooien, maar zijn grote zending van het begin: “Wanneer God in mij spreekt, vraag ik niet, maar ik gehoorzaam”, die raakt al snel in vergetelheid. En daarmede is ook zijn belangrijkste taak voorbij.
We zouden niet volledig zijn als we ook niet gingen kijken naar enkele lichtende en nieuwe gedachten. Zo denk ik bv. aan de stichter van de theosofie; een vrouw, die beroerd wordt door vreemde, innerlijke verwarringen, die zoekende verder gaat en de grote inwijdingsstap bescheiden zet. Zij trekt door de tempels heen, waarin de restanten van de oudheid liggen en zij wordt inderdaad ingewijd. Zij leest enkele boekwerken, zij hoort de verklaringen en als zij terugkeert, dan baseert zij zich op het boek “Djahn”. Maar, helaas, ze kan geen spot verdragen. Maar uiteindelijk wat Slavisch temperament maakt het haar onmogelijk alleen bij de waarheid te blijven en voortdurend vecht zij tussen haar eerlijke en juiste openbaringen, door haar aanklacht tegen de mensen die haar bespotten en beklagen. Ze wil de wetenschap, ze wil de godsdienst als het ware aanvallen en vergeet daarbij dat ene, wat ze heeft geleerd: dat de synthese aller dingen, de eenheid met God in alle dingen, het belangrijkste is. En ze vergeet dat juist in die delen die ze niet mag en kan openbaren, de waarheid ligt: “Gij zult met alle sferen en krachten verbonden zijn, nimmer eenzaam, zo gij in de ware openbaring van het Goddelijke in u, leeft volgens de Goddelijke wil, de weg der inwijding vervult.” Klanken hiervan kunt gij in “Isis ontsluierd” vinden en enkele andere boeken van haar hand. Maar dan vergaat het weer. Zoals zo velen wordt zij het slachtoffer van haar menselijkheid en dat zien we bij heel veel ingewijden en zelfs bij sommige meesters. Want laat ons niet vergeten dat ook de Boeddha fouten gemaakt heeft, dat ook Jezus driftig is geweest en geweld heeft gebruikt. Laat ons niet vergeten dat geen van de groten, die ik u genoemd hen, werkelijk volmaakte wezens waren.
Max Heindel, denker en zoeker, vindt de oude waarheid terug. Vindt in zichzelf een contact met het Hogere. Wordt geïnspireerd en begaafd en gebruikt wat hij leert om zijn systeem te scheppen, niet om de waarheid te openbaren. Maar in zijn systeem klinkt weer die eeuwige waarheid door van de kringloop van de mens, die stijgt tot hij in staat is zijn God te aanschouwen, waarop de kringloop ophoudt. Hij brengt de leer mee van de mens die alles wat in zijn eigen wezen bestaat, kan veranderen, kan transmuteren als het ware tot nieuwe waarden en nieuwe krachten. Maar het is niet voldoende. Neen, ergens valt ook hij en zo falen er zo velen. De antroposofie wordt in het begin een zoeken naar waarheid in het dogmatisme der theosofie. Maar wanneer de Meester aan het woord komt, overvleugelt hem de hoeveelheid van aardse kennis die hij bezit en hij vergeet de richtsnoeren die noodzakelijk waren. En zo blijft ook zijn systeem onvolmaakt.
Altijd weer, wanneer we een ingewijde ontmoeten, dan zien we ergens in zijn omgeving, ergens in hemzelf die ene fatale fout, waardoor de inwijding zelf, de kracht, het momentum van geestelijke openbaring zich niet ten volle kan uiten.
In de oudheid gebeurde het doordat de inwijding, die bestemd is voor zoveel mogelijk mensen, om zoveel mogelijk bewuste zielen te kweken, werd gemaakt tot het privé-eigendom van een kleine, benepen clan, die daar de macht op wil baseren. Later zien wij dat men een strijdwapen maakt uit begrippen als vrede en naastenliefde, zien wij dat weten, bewustzijn, kennis, wetenschap worden gemaakt tot middelen om zich boven de mensheid te verheffen i.p.v. om de mensheid te dienen. Zo zouden we kunnen zeggen dat velen hebben gefaald of ten dele gefaald. Ik zou nog heel wat op kunnen noemen, vergist u zich niet, maar ik probeer een overzicht te geven.
En nu is er dan een nieuwe leraar, een leraar die door zijn opvoeding, zijn scholing, zijn mogelijkheden ongetwijfeld in staat is, enerzijds de moderne, vertechniseerde mens te begrijpen die, half robot geworden, alleen nog maar gelooft in de machine en de vaste regel en die aan de andere kant in zich het licht draagt van de hoger bewuste.
En nu krijgen we reeds zijn boodschap en het is vreemd, we vinden daarin iets terug van de vreugdige tonen van Krishna, we vinden er iets in terug van de volheid van Jezus, van de bezinnelijkheid van de Boeddha, we vinden er iets in van mystiek, van de theosofen en aan de behoefte aan kennis van de antroposofen, we vinden er iets in van het eigenaardige geheim dat de rozenkruiserwetenschap heet. “Alles wat leeft is waarlijk levend en bezield en toch is er maar één God. Er is één Kracht en één Leven. Daarom zult gij wel het leven kunnen beheersen dat gij begrijpt, maar dat wat gij niet beseft, zult gij niet kunnen overmeesteren. Maar de God in u is in alle dingen. Zo zijt gij met het Al verbonden, zo zijt gij één met het Al en kunt gij alle dingen werken en volbrengen. Zo zijn uw gedachten sterker dan uw machines, zo zijn uw woorden een geweld dat schept waar uw handen falen.” Een stelling alweer waarin de vreugde doorklinkt. De wereld is u geschonken om haar te genieten en erin te leven, niet om haar in droefgeestigheid te doorschrijden wachtend op een hiernamaals. Want wie hier de vreugde verwerpt, schept zich de hel in de toekomst, uit zich. En de rest, die oproept tot naastenliefde: “Al wat leeft, is deel van u. Zo gij een ander verloochent, verloochent gij uzelf, wat gij anderen onthoudt, onthoudt gij uzelf. Zo diene eenieder, opdat hij gediend moge zijn door de Schepping en God in u moge leven.”
Wonderlijke woorden misschien, maar er is ergens een vaste tendens. En hoe, vrienden, wij ook gaan en waar wij ook zoeken, we zullen altijd weer geconfronteerd worden met juist die éne tendens, die éne groei, die zo typerend is voor de ontwikkeling van het menselijk ras: de gedachte aan vreugde, geloof en eenheid uit de oude dagen, de noodzaak tot echtvaardigheid en recht dat niet meer op geweld berust, maar op onderlinge verplichting, groeit langzaam uit tot een begrip van samenleving van harmonie en samenwerking. De begrippen van een dood die eeuwig is, een dood die alleen door sommigen overwonnen kan worden, maken plaats voor een begrip voor geestelijke werelden. En de volheid van Goden, teruggebracht tot één Bron, wordt langzaam maar zeker gemaakt tot dienaren, opdat de mens kan beseffen hoe het Allerhoogste werkt door alle dingen heen.
En dan komt er die roep om naastenliefde, die roep om medelijden met de naaste en daarnaast de roep de mens te bevrijden van de twee dingen die zijn leven zo ondragelijk kunnen maken, nl.: enerzijds de begeerte en anderzijds de angst. En wanneer we verder gaan dan horen we duizend nieuwe wijsheden, maar ze herhalen één en hetzelfde thema: Eén is de schepping en in de eenheid met alle dingen zult ge moeten stijgen en bewust worden. En de een roept uit: “De sterren spreken tot u” en de ander roept uit: “In u spreekt de Geest en de Meesters zullen u leiden”, maar allen zijn het erover eens dat alleen de mens die innerlijk en oprecht innerlijk waar bestaat, leiding kan verkrijgen, maar die mens wordt het ook niet onthouden. Misschien dat nu ook het begrip van die leiding veranderd is. Aesir kon nog tot de zijnen zeggen: “Want ziet, ik breng u de rechtvaardigheid en het recht der Goden en als zoon der Goden zal ik regeren. Zo gij Mijn stem niet hoort, vraag het de Goden en Zij zullen spreken.” En wij horen dat ook bij anderen, die ik opzettelijk niet heb aangestipt, zoals Mozes. Mozes, die ook ergens de nadruk legt op de profeten, op het gezag dat God direct openbaart. En hoe verder we gaan, hoe meer dat directe gezag, dat alleen een geloofsaanvaarding betekent, plaats gaat gaan maken voor iets meer persoonlijks.
In de oudheid heeft de mens een bemiddelaar nodig, hij kan niet verder gaan in zijn eigen wereld. Hoe verder hij groeit, hoe meer hij kan beseffen dat hij persoonlijk geconfronteerd is met het leven en hoe duidelijker hij ook beseft dat het niet een zaak is van een leider buiten hem, maar van zijn eigen innerlijk bereiken, waaruit de werkelijke waarheid voor hem moet bestaan.
Alle meesters en alle grote ingewijden uit het verleden hebben de mensheid doen groeien. Zij hebben steeds een oude gedachte een nieuw gelaat gegeven, weer vernieuwd, weer herzien en vernieuwd tot uiteindelijk is gekomen de leer, die in deze dagen haar eerste, nog wat aarzelende schreden zet in de gedachten van de mensen. En die leer, tot zover het culminatiepunt van een ontwikkeling: “Gijzelf leert en niemand kan u leren. God is de wet ín u en buitendien zult gijzelf uzelf de wet zijn. Kracht is in u en ze is onmetelijk, zo gij kunt aanvaarden; krachteloos en zonder besef zijt gij, indien gij u alleen op uzelf beroept.” Het zijn waarheden, oud en nieuw tegelijk. En dan daarachteraan: “Maar weet dat gij deel zijt van het Al, eis niets op voor u, noch recht, noch goed, doch geef waar gij geven kunt. Leef zo dat gij anderen vreugde schenkt en schaadt niets en niemand. Neem geen onnodig leven, neem niet de vreugde van anderen en oordeel niet. Wees één met allen, niets verwerpend, maar alles in u brengend onder de grote, lichtende Kracht en Waarheid die God is die in u leeft. Want zo zal uw God alle dingen louteren en tot eenheid brengen. En zo zal de Schepper de eenheid van zijn Schepping doen spreken in uw bestaan. Doch zo gij uzelf zoekt en een deel van Zijn wezen verwerpt, dan zult gij waarlijk Hem verwerpen en in de strijd en verdeeldheid vrezen onder te gaan, begeren machtig te zijn en zo de waarheid die in u leeft, doen sterven.”
En daar hebben we misschien het beste wat ik kan zeggen in uw vergelijking. Alles heeft gewerkt naar dit punt toe en wanneer het vandaag is afgelopen met deze openbaring, dan zal er over 10 jaren of 1000 jaren of 100.000 jaren weer een nieuwe komen. Want de ingewijden en de Meesters, ze gaan over de wereld voortdurend om de mensen iets te leren en zij kunnen dit, omdat zij allen hetzelfde bewustzijn van eenheid met het Goddelijke hebben. Hun leer, hun wijze van spreken, van handelen, is aangepast aan de tijd waarin zij leven.
In de tijd van Aesir kon alleen een regeerder iets doen. In Jezus’ tijd moet het de mirakelwerker zijn, de wonderdoener. In de tijd van Apollonius en diens omstandigheden moet het de wijze, de patriciër zijn die het hogere vindt onder de verdorvenheid van Romes spot en de verwardheid van Griekenlands denken. En zo moet in het Westen ergens het element komen van de oosterse zienswijze en het oosters bewustzijn, opdat niet de al te zakelijk denkende westerling geheel teloor gaat in de gemechaniseerde godsdienst, waarvan hij de betekenis verleert. En zo komt de nieuwe stelling die samen wil voegen wat nu strijd is, omdat eenieder het recht heeft op ZIJN wijze te leven en eenieder, die innerlijk sterk is, vrij staat van elke dwang, knechting en slavernij, waar zijn God in hem leeft en zijn leven oneindig is.
Dit, vrienden, is kort en goed de inleiding. Ik weet niet of gij het interessant vindt of niet. Ongetwijfeld zult gij zeggen: Het is te fragmentarisch. Ik ben het met u eens, maar waar het ons om gaat, is dit te constateren en ik herhaal het nogmaals: dat in de gehele bewustwording der mensheid één vaste lijn kenbaar is: dat, ongeacht het rijzen en dalen van de rassen, het rijzen en dalen der beschavingen, het groeien van het materialisme om afgewisseld te worden door de honger der mystiek, het ware geestelijke bewustzijn, de leer steeds verder stijgt.
Vanuit de duisternis gaat de mens naar het Licht en degenen die op zijn weg de bakens uitzetten, zijn de Meesters. Elk voor zich mensen, niet onfeilbaar, elk met zijn fouten. Jezus misschien met zijn ogenblikken van zwakheid, zijn ogenblikken van gewelddadige drift, een comte de St. Germain met zijn spot, een John Dee met zijn eigenwaan, een Blavatski met haar te scherp verweer tegen wat eigenlijk onbelangrijk is en zo kan ik doorgaan. Tot de Meesters van het verleden en van de toekomst. Ze zijn deel van deze wereld, zelfs indien zij deel zijn van een Hogere Kracht. Zij behoren tot deze mensheid, ook al hebben zij misschien 10.000 malen geleefd en zijn zij in feite geesten van een hogere wereld of sfeer. Zij zijn mensen. Zij zijn de pioniers die de bakens van het Goddelijk Licht stellen langs de weg der mensheid. En wanneer elk van hen dan zijn fouten heeft, zo is dat iets wat moed geeft. Te weten dat Jezus bang kan zijn, te weten dat Blavatski driftig kan zijn, dat Heindel verward kan zijn, dat Steiner op een gegeven moment niet meer weet hoe hij het samen moet voegen en uiteindelijk iets construeert om er zich uit te redden, het zijn allemaal dingen die gebeurd zijn. Niet dat ze van blijvende werking waren. Ze doen aan het werk dat verricht is niets af, maar ze zijn het bewijs van de menselijkheid.
Daarom mag ik nu besluiten en nu werkelijk besluitende zeggen: Alle Meesters van het verleden waren mensen, ze waren feilbaar en ze hadden hun fouten, maar ze droegen in zich een Goddelijk Licht, een aanvaarding van een hogere werkelijkheid die de doorsneemens ontbreekt. Daardoor konden zij, ondanks hun beperkingen en hun fouten, ondanks hun menszijn, voor de gehele mensheid het pad naar een lichtende toekomst tekenen. Dit is, m.i., de overeenkomst, mijn vrienden.
Deel 2
We zijn er dan voor het tweede gedeelte en nu heb ik geprobeerd me in het begin aan te passen aan het gemiddelde, niet al te veel knuppels gelijktijdig in het hoenderhok te gooien, Ik kan aannemen dat er dus wel vragen en aanmerkingen en ook kritiek bestaan. Ik zou graag willen dat u die zo snel en zo kort mogelijk naar voren brengt, want uiteindelijk bepaalt u in dit gedeelte zelf of uw avond een succes is of niet.
Vragen
Ja, ik zou direct willen zeggen: Ik vind de combinatie om Jezus en Boeddha met Madame Blavatski en Max Heindel en zo en met de graaf de St. Germain, ja, ik kan niet zeggen dat me dat prettig heeft aangedaan. En dan zou ik u willen vragen: Ontkent u helemaal, ik zal maar zeggen, het feit van de “Avatar”, als ik me zo mag uitdrukken?
Ik zou niet willen zeggen dat ik dit feit geheel ontken, maar ik meen toch wel dat we het heel wat beperkter moeten zien dan het over het algemeen wordt uitgelegd. En dan wat het tweede punt betreft, kijk eens: wanneer wij van sommige grote Meesters als Jezus en de Boeddha gaan spreken en we weigeren om de anderen, zij het dan misschien wat kleinere Meesters, in ogenschouw te nemen, gelooft u dan niet dat we aan de feiten te kort doen? Wanneer een mens aan de hand van zijn waardering, van zijn inspiratie en zijn geloof en denken, bepaalde Meesters gaat uitkiezen en andere eenvoudig ontkent of terzijde wil stellen, of als onbelangrijk wil beschouwen, dan geloof ik dat hij de fout maakt de kosmische ontwikkeling te willen binden aan zijn eigen gevoelens en inzichten; en dat is niet mogelijk.
Wanneer ik in de oudheid een aantal grotere denkers aanstip, dan doe ik dit kortheidshalve, want ook daar had ik vele profeten, zieners, werkers kunnen aanstippen die dan ook wat onbelangrijker zijn. Dat ik daarbij in de nieuwe tijd, dus na Jezus, een aantal figuren heb aangestipt, en vooral wel in de laatste paar eeuwen eigenlijk, die misschien niet Zijn grootsheid bereikt hebben, heb ik dat opzettelijk gedaan. Want, ofschoon u het misschien niet beseft, zijn deze Meesters van zo grote invloed geweest dat bv. de katholieke kerk enkele van zijn grootste filosofen en leraars heeft uitgesloten en een verbod van schrijven en spreken heeft opgelegd, eenvoudig, omdat zij de gedachte van het kosmisch denken, het kosmisch weten, enz., de gedachte van de kringloop van het leven, te veel hadden overgenomen. Maar datgene wat ze openbaar verwerpen, dat wordt steeds kenbaarder binnen een groot gedeelte van het Christendom. Wanneer u even nadenkt, dan kunt u bv. zien dat Blavatski een zeer grote invloed heeft gehad, tezamen met Steiner en tot op zekere hoogte Heindel, op het moderne, vrijzinnige Christendom. Dat bv. de vrij-katholieken, maar ook de meer reformatorische Christenen, komen tot een denkwijze die vrijer en ruimer is. Ik betwijfel of dit zonder deze figuren het geval zou zijn geweest. Maar ik had natuurlijk ook nog kunnen gaan spreken over Brigham Young en dergelijke. Ik heb dat vermeden, want Brigham Young is iemand geweest die ik niet onder de Meesters durf te rekenen; om welke redenen doet niet ter zake.
Maar ik heb geprobeerd een beeld te geven van een ontwikkeling. En wanneer u hier alleen aan de hand van de grote Meesters de geschiedenis op gaat stellen, dan krijgen we altijd een vertekend beeld. Dan doet u me zo’n klein beetje denken aan de uitspraken die we van onverschillig welke partij horen. Dat is in de politiek ook. Elk land heeft alleen maar helden gehad en nooit schurken, tenzij ze verloren hadden. Wanneer u dat nu eens neemt, dan moet u toch zeggen: Wij kunnen de geschiedenis van een partij, van een land, maar ook van een ontwikkeling in de mensheid, van een kosmische inwerking, niet schetsen, wanneer we alleen maar letten op de enkele hoogtepunten. We moeten het geheel zien en wanneer dat geheel dan, ondanks de gebreken en ondanks het falen van velen, een voortdurend klimmende lijn te zien geeft, een continue ontwikkeling, hebben we daar veel belangrijker dingen mee gezegd dan wanneer we ons zouden bepaald hebben tot Jezus en diens geheime leer; leren overigens, die in het Christendom ook bestreden zouden zijn. Want ze vergen van de mens een hele hoop dingen die binnen het Christendom nu niet bepaald prettig liggen. Maar goed, daar wil ik niet eens over praten. Ik geloof dat ik uw vraag beantwoord heb.
Ja zeker.
En ik hoop dat u uw mening zult herzien, want u kunt geen Jezus denken zonder alles wat daaruit voortkomt. Maar Jezus was van invloed op de kabbalisten, praktisch wat de 15e eeuw zeer sterk en daarvoor was het meer een Joods-Moorse invloed. Hij was van grote invloed op de Rozekruisers. De christelijke achtergrond had een secundaire invloed op theosofie en antroposofie, aanpassing aan het christelijk denken. Hoe u ook gaat kijken: een comte de St. Germain, magiërs en alchemisten, of u gaat kijken naar een of andere leraar, allen zijn zij met die Christus verbonden. Zij zijn een voortzetting a.h.w. van de ontwikkeling die hij brengt en wanneer ze persoonlijk falen, dan is het nog diezelfde kracht die hij brengt. Maar ja, dat is juist de fout die de meeste mensen maken.
U neemt mij niet kwalijk. Als ik te veel praat, zegt u het mij, he? De fout die menigeen maakt, is deze nl.: dat hij Jezus wil zien als God en niet de Christus als een kosmische kracht en werking die altijd en overal aanwezig is en zich door vele individuen kan openbaren en niet slechts gebonden is aan een enkele uitzonderlijke verschijningsvorm op aarde.
…. de avatar, maakt u zich daar verschillende….?
Inderdaad. En daarom zei ik u ook: deze ontkennen wij niet geheel, maar we gaan het niet zien als iets afzonderlijks. Want gaan we uit van de gedachte: “de kosmische Christus”, dan staan we met onze mond vol tanden. Wat kunt u zeggen? En wat kan, wat dat betreft, ik zeggen over een kosmische kracht en een kosmische figuur. Daar schieten we te kort, daar zijn geen woorden voor, daar is niets voor. Maar de groei, zoals die vanuit de kosmische kracht tot uiting komt, die is voor ons kenbaar en die kenbare verschijnselen kunnen we stellen: zo is het verlopen, zo zijn die Meesters onderling ongeveer, zo is die vormende werking die over de wereld gaat.
En ik hoop dan ook dat u mij niet kwalijk neemt – dat is dus tegen allen en niet tegen de vraagsteller afzonderlijk – wanneer ik u zeg: Vrienden, uw persoonlijke voorkeur en afkeur heeft met deze dingen niets te doen. Het gaat hier om een groei en een werking en misschien dat u vindt dat mest stinkt, maar zonder mest kun je vaak geen mooie bloemen krijgen en we mogen dus zeggen: dat de mest plus het zaad samen de bloei voortbrengen. Zo mogen we zeggen: dat de grote en lichtende Meesters, de stichters van wereldgodsdiensten, de stichters van bepaalde scholen en degenen die mislukkelingen zijn (ik citeerde er een, ik noemde John Dee, maar ik had er meer kunnen noemen) samen de groei vormen van de geest en de geestelijke mogelijkheden in de mens.
Zou u nog wat willen zeggen van Mohammed?
Ja, ik heb hem niet genoemd, omdat we met Mohammed te maken hebben met een eigenaardig verschijnsel. Mohammed is nl. een figuur van een ziener en een gezondene, die echter in de eerste plaats door het volk, waaronder hij leefde, tot een houding werd gedrongen die miskend is. Zijn strijd is er een voor recht en voor vrijheid. Hij is gericht tegen afgoden, maar eveneens tegen een algehele overheersing van een kaste, waardoor de ontwikkeling van het volk van Arabië praktisch onmogelijk werd. Ook daaraan heeft hij het te danken dat de eerste hadj, de eerste heilige oorlog, grotendeels door niet-Mohammedanen, niet-Islamieten werd gevoerd. En daar komt nog bij dat Mohammed zijn visioenen, zijn uitspraken onmiddellijk uit zijn mond zijn opgetekend, d.w.z., dat zij in een veel strakker kader zijn geschapen, a.h.w. zijn vastgelegd, dan de verdere openbaringen.
Daarbij heeft men, Bekir, Ali, Hoessein, die daar een grote rol bij gespeeld hebben, geselecteerd. Men is dus onmiddellijk aan het interpreteren gegaan. En wanneer we de Koran bezien, dan vinden we daarin weliswaar uitspraken van Mohammed terug, maar nu in een rangschikking die niet de juiste is. We vinden daar verder de nadruk gelegd op sommige elementen, die door Mohammed helemaal niet zo bedoeld werden en daarentegen een praktisch veronachtzamen van punten, die hij juist zeer belangrijk achtte. Het resultaat is dus veel twijfelachtiger dan bij andere leerstellingen.
Om u een voorbeeld te geven: Mohammed staat een man vier vrouwen toe, ja zeker, maar onder welke condities? Veelwijverij is gebruikelijk. Menigeen houdt er 50 tot 100 vrouwen op na. Het is een bewijs van welvaart. Vrouwen waren slavinnen in die tijd. Mohammed zegt: “Maar ook de vrouw is een schepsel Gods. Zij heeft haar rechten. Zo zult ge niet meer nemen dan 4 vrouwen, ge zult elk haar eigen woning geven. Ge zult uw geld en uw gunsten onder hen gelijkelijk en rechtvaardig verdelen.” Dat is al een keurslijf voor die tijd. Begrepen?
Maar nu ziet men dit als een soort toegeven, nu ja, het komt er zo nauw niet op aan. Dat was helemaal de bedoeling niet. Zo is dus bv. zijn zedeleer volkomen vertekend. Men heeft er allerhande fantastische dingen van gemaakt. Zijn visioenen, dromen, zoals zijn reis naar de zevende hemel, zijn van een onvergelijkelijke dichterlijke schoonheid, zolang we ze zien voor wat ze zijn: een innerlijke beleving van krachten. Maar ze zijn vastgelegd, ook al behoren ze niet tot de heilige wet, de heilige schrift zelf en daarom gaat ieder daar zijn interpretatie van geven en vinden we dat de ideeën van een hemel, zoals Mohammed die probeert te schetsen, om zijn gevoelens, zijn ervaring duidelijk te maken aan zijn omgeving, gebruikt worden om een soort waanhemel te doen ontstaan voor de hadji-eters, de moordenaars. Het is duidelijk dat we daar Mohammed eigenlijk een beetje buiten beschouwing moeten laten, tenzij we stellen – en dat wil ik met alle genoegen nu doen – dat deze kameeldrijver in zich, met al zijn ziekten (hij was epilepticus en hij was niet sterk) God zo dichtbij heeft gestaan, dat hij kon toeroepen aan de moslim en alle moslima: “Het is noodzakelijk om goedertierend te zijn, het is uw plicht om te geven en te dienen en gij zult niemand vervolgen.” Maar hij heeft niet gezegd: Wanneer hij van uw geloof is. Dat hebben ze er later van gemaakt. En wanneer hij uitroept, dat de machtige God de enige kracht is, die spreekt door Zijn profeet, dan zegt hij niet dat hij de enige profeet is, want zelf erkent hij bv. Jezus als een groot profeet, hij beroept zich op Mozes en zelfs op Abraham. De mensen echter hebben ervan gemaakt dat hij de enige profeet was. In de totale scala van gebeurtenissen heeft hij dan ook als gezondene wel degelijk betekenis, maar hoofdzakelijk, vreemd genoeg, via stoffelijke hervormingen die hij heeft tot stand gebracht, de veranderingen in de gewoonten van een zeer groot deel van het volk, daaruit voortspruitend.
Dus zijn betekenis als gezondene was in eerste plaats sociaal en pas in de tweede plaats geestelijk. Ik hoop dat dit voldoende is. Hebt u er nog meer over te vragen?
Ik, over Krishnamurti.
Krishnamurti is iemand die een wijze is. Een wijze is nog iets anders dan een gezondene. En zijn wijsheid is zijn erkennen van zijn eigen onvermogen om een ander de waarheid duidelijk te maken, zijn erkennen van de noodzaak tot innerlijke kracht en bezinning, om langs geestelijke weg mee te delen, wat met woorden zonder misverstand niet gezegd kon worden en daarom zeker een van de groteren op het ogenblik hier op aarde. Maar niet wat men van hem heeft willen maken: een ware Krishna, een soort herboren Christus. Een wijze, geen profeet, een leraar, niet de stichter van een nieuw genootschap.
Als ik u nu zeg: “Het is noodzakelijk dat u elkander waarlijk liefhebt en dient in de geest van naastenliefde en verdraagzaamheid, zoals die uit het Allerhoogste is geopenbaard en die voortkomt uit de Goddelijke rechtvaardigheid en de schoonheid der Schepping”, dan zult ge zeggen: “Ja, dat heb ik vaak genoeg gehoord.” Maar ga ik u nu spreken over de kosmische eenheid, de onderlinge trillings-afstemming, waardoor harmonische verhoudingen noodzakelijk worden, dan wordt het al interessanter en wanneer u helemaal niets meer begrijpt van de uitleg, alleen de laatste zin begrijpt, dan ziet u er de hoogste waarheid in.
Neemt u me niet kwalijk dat ik het zeg, want, vrienden, dat is iets waar we heel sterk mee te maken hebben. Wanneer wij ons bezighouden met al die grote Meesters en met hun leringen, dan valt ons onwillekeurig op dat hun leerlingen, hun navolgers, zo snel gebruik gaan maken van allerhande onbegrijpelijke woorden. De theosofen hebben bv. een totaal eigen woordenboek. Neemt u mij niet kwalijk, op zichzelf zijn de begrippen juist, maar ze zouden eenvoudiger uitgedrukt kunnen worden. Maar zegt men: “Wij houden ons aan het vreemde woord.” Wanneer wij weten wat dat betekent, dan is dat voldoende. Ze maken daarmee een ontstellende fout. En niet alleen de theosofen, want we vinden dat ook terug bij de Rozenkruisers. We vinden het terug in het Christendom, waar men ook met spreuken gooit.
Wat dat betreft ….. mag ik u een grap gaan vertellen? Nu, u kent allemaal het verhaal van die reizigers die samen zaten met een notitieboekje. Die waren onderling maar bezig: 1, 2, 11 en dan zaten ze maar te lachen. Dat verhaal kent u, maar weet u het pendant ervan? Vijf vrome dominees maakten samen een lange reis en in plaats van met elkaar te spreken, zei de een: Ezechiël 12:4 en dan antwoordde de ander Habakuk 4:11 en dan zaten ze wijsgerig te knikken en mediteerden over de grote waarheid en meenden daardoor dichter bij God te zijn dan wanneer ze eerlijk hadden gesproken. Spot, een grap, maar, vrienden, komt het er soms niet heel dichtbij.
Waarom moet altijd weer alles, wil een mens er aandacht voor hebben, wil hij proberen het te verstaan, gezegd worden met duizend vreemde termen. Waarom kunnen we het niet rechtuit?
In de meeste gevallen is dat juist. Alleen nu met dat woord ‘Avatar’, wat ik gebruikt heb, dat geeft een bepaald begrip waar je anders een heel verhaal over zou moeten houden om het duidelijk te maken.
U zou kunnen zeggen: kosmische lichtkrachten, dan hebt u precies hetzelfde gezegd eigenlijk.
Het is toch de Godheid die zich in de mens…..
Ja, de kosmische lichtkrachten, de kracht van het Kosmische Licht, dan zegt u precies hetzelfde en zo zijn er duizend en een mogelijkheden. Dus om terug te keren tot een eenvoudiger uitdrukking, ik geef toe, wij menen ons ook schuldig, logisch, anders dan luistert u niet. Maar het vreemde is, dat de eenvoudige dingen altijd over het hoofd worden gezien. Jezus heeft zijn grootste waarheden gezegd in zijn eenvoudigste vergelijkingen: “Het geloof is als een mosterdzaadje”, punt. Hoef je niet eens meer te zeggen. U weet wat een mosterdzaadje is, en dat wisten ze in die tijd heel goed. Je weet dat dat in zeer korte tijd een grote, welige boom wordt die schaduw kan geven en dat het toch zo klein is, dat het is als een stofje. Een stofje geloof geeft een onvergelijkelijk grote uitwerking, maar daarover praten ze niet veel. Ze praten liever over de bekoringen van Jezus, die later zijn ingevoegd en ze houden zich liever bezig met Paulus’ commentaren, u weet, die klinken strijdvaardiger en gewichtiger. En zo is het altijd weer. Dat is misschien wel de vloek van de mensheid en de grote grensmuur, ik zou haast zeggen: De Berlijnse muur, tussen het vrije Westen het geestelijk bewustzijn en het oostelijk blok van dogmatische gebondenheid. Soms kun je ontvluchten, maar de muur bouwen de mensen zelf uit hun begrippen, uit hun samenvoegingen van alles wat gewichtig moet zijn en wat moet kloppen.
Mag ik u eens een paar punten aanhalen uit de nieuwe leer? Gij mensen denkt redelijk, maar de rede omvat slechts een klein deel van uw wereld, nl. datgene wat u ervan in samenhang kunt overzien. Al het andere is u onbekend. Zo zal uw redelijkheid pas zin hebben, als zij zich baseert op de innerlijke kracht en het geloof. En onmiddellijk daarna: Het woord is als God, want het woord, samengesteld uit vele klanken, geschreven met vele letters, is een eenheid, een eenheid die een begrip wekt dat met het woord slechts zijdelings verbonden is. Aanvaardt u het leven als een woord dat weerklinkend in uw wereld, een oneindige betekenis heeft in de waarheid. En dan mag ik er misschien nog iets bijvoegen: “Wat u gegeven is, zult gij gebruiken”, want indien gij zegt: zonder machines zou God hetzelfde tot stand kunnen brengen, zo verloochent gij het feit dat Hij het is die u in staat stelt om ze te bouwen. Indien gij stelt: zonder rede kunnen wij zalig worden, zo vergeet gij dat die rede u gegeven is en doel is van uw bestaan en wezen. Slechts wie werkelijk al zijn mogelijkheden, al zijn krachten gebruikt volgens het besef van de God die hij in zich erkent, kan waarlijk God vinden en zal zien dat God hem steunt en helpt. Maar wie wacht op God, op God alleen, wacht tevergeefs. Een paar punten die misschien een aardige aanvulling kunnen vormen op mijn eigen pororatie.
Hebt u nog iets op te merken of vragen te stellen? Ik geef u nog even de kans. Anders trek ik nog eventjes zelf van leer. U bent gewaarschuwd.
Mag ik nog even wat vragen? Prometheus, wat wou u daarvan zeggen? En Pythagoras en zo, is dat ook niet wat?
Prometheus is een voorstelling, een voorstelling die heel erg moeilijk is, omdat hij te maken heeft met prehistorische gebeurtenissen plus wezens van andere planeten en daarom gevaarlijk in dit verband. En Pythagoras, Piet Agoras, dat zou eigenlijk Piet van de Markt zijn, de stem van de ruimte, is de vinder van het systeem, hij is op zijn manier een inwijder en een gezondene, maar slechts voor enkelen. Hij is de eerste die leert om de begrippen, die niet in woorden vergelijkbaar of uitdrukbaar zijn, in formules en termen vergelijkbaar te maken. Dat wil niet zeggen dat zijn leer als zodanig waar is in volledig kosmische zin. U zou er zelfs over kunnen strijden of veel van hetgeen hij stelt, waar is.
‘Een punt is een voorstelling in de ruimte, maar heeft geen massa.’ Hoe kan dan een lijn uit een oneindig aantal punten zijn samengesteld? Om een voorbeeld te geven. Of bv.: ‘Een rechte lijn is de kortste verbinding tussen twee punten.’ Hoe is dat mogelijk in een heelal waarin een rechte lijn niet mogelijk is, omdat alle ruimte gebogen is. Ik wil u maar een paar dingen noemen. Het is een werkthese waarmee abstracties vergeleken kunnen worden op een zodanige wijze, dat ongelijke waarden met elkander vergeleken, toch een praktisch resultaat kunnen voortbrengen. En daarnaast de leer van de harmonie, die hij echter ook weer geleerd heeft van andere leraren en Meesters, waar o.a. de oude Demetrios een heel grote rol bij heeft gespeeld. De krachten van de harmonie horen tot een heel oude inwijdingsschool en deze kan weer herleid worden tot de school van Ré. Vandaar dat ik ook dat eigenlijk overgeslagen heb. Nu ja, goed, heb ik u hiermee enigszins tevreden gesteld?
Goede vrienden, we hebben dus nu, heel oppervlakkig overigens, geprobeerd om een lijn te trekken. We hebben geprobeerd om uit te drukken hoe de mensheid van het begin tot heden gestegen is in de mogelijkheden. De lichtende krachten, die wij Meesters noemen, soms krachten uit het meest kosmische, het meest verblindende Licht, soms krachten die wat dichter bij de mensheid staan, hebben gezamenlijk de mensheid de middelen gegeven. De leerstellingen die u volgt, onverschillig waar u dit doet, in een bepaalde school, een bepaalde denkgroep of alleen voor uzelf, zijn u gegeven vanuit de kosmische krachten. God, die in alle dingen leeft, openbaart Zichzelf steeds duidelijker, omdat bij het ouder worden van het ras en, laat ons niet vergeten daarbij onmiddellijk te zeggen, de detoriatie van vele stoffelijke kwaliteiten en mogelijkheden van dit ras, de mogelijkheid tot geestelijke bewustwording groter wordt. Maar bij een dergelijke stijgende lijn is ook de afstand, die men moet afleggen, groter. Want elke mens begint als het ware op hetzelfde punt. Hij ontwaakt in een nieuwe wereld, wat pijnlijk en onder protest. En in die wereld moet hij voor zichzelf via allerhande stoffelijke belevenissen en leringen en ervaringen, komen tot het punt waar hij zegt: Buiten de stof is het geestelijke voor mij belangrijk en dan kan het geloof van de kinderjaren daarbij een rol spelen, maar degene die werkelijk verder streeft, die komt tot een innerlijk beleven van kracht. En omdat op het ogenblik de mogelijkheden reeds zo groot zijn, zo groot dat elke mens in deze dagen zo ver kan stijgen als een priester in de tijd van Aesir, zal het aantal mensen dat in verhouding deze bereiking nu vindt kleiner zijn. Want, vrienden, we zijn allemaal geneigd ons te beroepen in het leven op een uitzonderingspositie. Ik weet zelfs dat er mensen zijn die zeggen: “Bij de Orde daar horen we dingen die we nergens horen, we zijn bevoorrecht” en die daaruit de conclusie trekken: dus sta ik hoger dan een ander.
Dat is dwaasheid. Nu zijn alle wegen open voor alle mensen die er naar vragen. Maar omdat de totale bereiking hoger ligt, is het aantal mogelijkheden tot zelfmisleiding en falen eveneens hoger. Waar eens een strakke discipline was, is nu vrijheid, waar eens strenge banden en wetten waren, is nu iets wat bandeloosheid eigenlijk nabij komt. Wanneer we in deze tijd als mens of als geest willen stijgen tot het Hoogste, dan kunnen wij dit alleen doen door de innerlijke kracht in onszelf. God leeft in ons, wij leven in God. Omdat God in ons leeft, omdat wij deel zijn van een groter geheel, of we het willen beseffen of niet, zolang we in de stof zijn en ten dele zelfs nog wanneer we in de geest vertoeven, moeten wij voor onszelf voortdurend zoeken naar dat ware contact met het Hogere. Dat kan alleen in uzelf bestaan. Ik kan u geen sleutelwoord geven. Ik kan u niet zeggen: Vrienden, uit de inwijding van…. – en dan noem ik de Pythagoreeën of een ander – kan ik u dit inwijdingswoord geven, want dat kan u niets zeggen. Wat in uzelf groeit alleen is belangrijk. Er is ook geen geborgenheid.
Natuurlijk, de broeders van de Orde zullen u bijstaan, zo goed als ze kunnen, of u nu lid bent of niet. Wanneer u streeft in onze richting zullen wij u helpen, als we kunnen. Maar we kunnen u niet dwingen om in te gaan a.h.w. We kunnen u niet dwingen om gelukkig te worden, om die waarheid te erkennen. Ja, we kunnen u niet eens een inzicht geven van wat u nodig hebt. We kunnen alleen maar proberen u het materiaal te geven waaruit u het zelf kunt smeden. En als u dat nu allemaal begrijpt en ook begrijpt dat er geen enkele andere richting is, godsdienstig of esoterisch, die dat wel kan. Dat het op uw eigen innerlijk streven, werken en ervaren aankomt, dan kunnen wij misschien praten.
Buiten u is de wereld, maar alles wat gij in die wereld erkent aan goed en aan kwaad, is deel van uw wezen, anders zou het voor u niet kenbaar zijn. Besef dan: alles wat leeft, alles wat is, openbaart mij mijn eigen wezen. Al wat ik verlang van de buitenwereld, moet ik in mijzelf tot werkelijkheid maken. Als ik wens dat een ander hoffelijker is, moet ik zelf hoffelijker worden. Wanneer ik verlang dat een ander goed is, dan moet ik zelf beter zijn. Ik kan niet vanuit mijn hoogte anderen iets opleggen, want dat is uiteindelijk iets voorbijgaands. Een sterke man, een sterke macht kan zeker een heel volk in zijn ban dwingen en een grote geestelijke leraar met magische kracht en vermogen, o vrienden, die kan u tijdelijk boeien en in zijn ban dwingen, maar hij kan u niet werkelijk tot zijn eigen niveau optillen. Hij kan u niet maken tot iemand die even wijs is of even sterk. Dat kunt ge alleen zelf. De wereld spreekt tot u, gij spreekt tot de wereld. Wat in de wereld niet juist is, verbeter dat in uzelf. Wat je in uzelf gelooft als hoogste waarde, hoogste kracht, wat je het meest buiten in uw leven aanvaardt, druk dat uit in de wereld buiten u. En denk niet dat het voldoende is om het alleen met een gedachte of alleen met een daad te doen. Al wat ge zijt: geestelijk leven en geestelijke kracht, denken en gedachtenkracht, stofmens en stoffelijke mogelijkheid, alles moet één geheel vormen, één kracht en één vibratie, een verbinding tussen het hoogste wat er bestaat en uw eigen wereld, uw eigen realiteit. Iets anders is er niet.
De grote Meesters hebben stuk voor stuk getracht de mens hiertoe te brengen. Eerst door ze stoffelijk te vormen. Want we kunnen er vele aanwijzen, ik sprak zo-even over Mohammed. Ik heb u ook verteld hoe dat was met Aesir, door een stoffelijke hervorming, een stoffelijke ordening te scheppen, een zekerheid. Weer anderen hebben het gedaan door een geestelijke vernieuwing te scheppen, door een geestelijke band, zoals Jezus die het koninkrijk Gods brengt. Ieder op zijn wijze heeft getracht u iets meer te geven. Om van daaruit te leven en te werken.
En nu citeer ik iets uit een geheime school en u moet me niet kwalijk nemen als ik dat ook niet aanvul of er geen verdere bronnen bij vermeld: Alle krachten, waarmee ge u innerlijk één kunt voelen, zijn volledig tot uw beschikking. Dat, wat gij in uzelf volledig en zonder aarzeling gelooft en in de werkelijkheid buiten u erkent, zult gij zijn. Maar droom niet van uzelf en zoek niet voor uzelf, waar gij uzelf zo afsnijdt van de kosmische bron van uw kracht en gij terugkeert tot de onbelangrijkheid van uw eigen persoonlijkheid. Zeg niet in uzelf: Laat mij opstijgen tot God, maar zeg in uzelf: Laat ik God, zoals hij in mij werkt, aanvaardend ontvangen en zo goed mogelijk bevatten en beseffen. Zeg niet: in een hiernamaals zal ik werken, werk nu, want nu bouwt ge eerst het hiernamaals waarin ge leven zult. Zeg niet: de kracht van de geest of van God of van Zijn engelen, zal mij bijstaan. Zeg: indien ik het totaal van mijn krachten geef volgens mijn beste weten en geloof, zo zal ik de kracht bezitten die noodzakelijk is en meer dan dat. Slechts wat gij uzelf onmogelijk maakt, is onmogelijk. Zo zeg ik u, geroepenen: hoor en weet wat spreekt in uzelf, erken wat leeft in uw ziel en wees waar en eerlijk tegenover de wereld, tegenover uzelf en uw God. Want dan hebt gij de macht die de hoogste geest u benijden zal, dan zijt gij de Kracht en wordt gij tot het Lichtend Bewustzijn dat zonnen verblindt en het Al maakt tot een speeltuig voor kinderen.
Ik zeg, ik kan er niet meer aan toevoegen. Maar vrienden, dit is het ware, en dit moet gij beseffen. Het geldt voor u of gij nu hoort bij die school of niet, ge hebt kracht, ge hebt licht. Waar ge gelooft en vertrouwt, daar kunt ge waarmaken; daar waar ge aarzelt, waar ge u een ogenblik afvraagt: kan het nog wel? daar moet ge eerst terugkeren tot het geloof, voor ge werkt. Alles wat de Meesters in het verleden gebracht hebben, al wat in deze dagen aan vernieuwing en nieuwe leer gebracht wordt, is voor u een hulpmiddel, het middel, het werktuig, waarmee ge uw eigen wezen moet maken tot het ware beeld Gods, zoals de beeldhouwer uit het marmer een beeld van onvergelijkelijke schoonheid hakt, terwijl in het ongevormde blok niemand buiten zijn oog die schoonheid eerst ziet. Bouw uzelf, wees uzelf, niet in verwaandheid, maar in een innerlijk wezen, dat, wat waarlijk noodzakelijk is en uit God in u leeft, geschiedt.
Wat moet ik u meer zeggen, vrienden? Ik heb u gezegd: Ik trek nog even van leer, ik heb het gedaan. Hebt u nog iets te vragen? Als u allemaal zo stil bent, dan wordt het tijd dat we de zitting opheffen, geloof ik. Mag ik u dan herinneren aan een heel oud, klein, klein raadseltje; eigenlijk was het meer. Ik zal het voor u in een wat andere vorm gieten:
Wanneer ik geloof in de Kracht en mijn God die in mij leeft, zo ben ik. Wanneer ik niet geloof in mijn God, maar slechts in mijzelf, zo ben ik niet. Want dat wat is, kan slechts zijn uit God en dat wat in zichzelf slechts gelooft, vernietigt zichzelf, droom en nevel optrekkend, wanneer het Licht zich openbaart. Zo wees dat wat gij zijt en niet uw droom, opdat de waarheid in u worde tot een lichte, jubelende kracht van een morgen van een goddelijke dag, een dag, waarin het licht de volle schoonheid openbaart van alle schepping voor alle tijden.
Ik heb het raadseltje dus aangevuld, zoals u ziet.
Het antwoord is ook eenvoudig: Mens, geloof in je God, vertrouw die God als deel van jezelf. Vertrouw nimmer op jezelf zonder die God en je zult weten wat de waarheid, de zin en het doel van je leven is. Daarmee, vrienden, dank ik u voor uw aandacht.