Verschillende magische verschijnselen

image_pdf

22 februari 1956

Ik zal met u een klein gesprek beginnen over verschillende magische verschijnselen. Er zijn perioden op aarde, dat meer dan anders de magie op de voorgrond treedt. Wanneer wij nagaan hoe deze perioden ontstaan, dan blijkt ons, dat die hoofdzakelijk voortkomen uit het onbegrip van de mens voor reële waarden. Er zijn tijden dat de zwarte magie, zo goed als de zwarte techniek,  en altijd weer zoekende naar de kern daarvan, vinden wij onbegrip. In de magie kunnen wij dit onbegrip algemeen als volgt karakteriseren: Een mens, in contact komende met waarden van Goddelijke oorsprong of waarden, die in bepaalde sferen optreden, begint over het algemeen deze te gebruiken voor zijn eigen bewustwording. Op den duur blijkt hem echter, dat de leiding die hij ontvangt, voor hem niet geheel acceptabel is. Zij verschaft hem noch de macht noch de capaciteit, die hij voor zichzelf op dit ogenblik op aarde verlangt.

Het resultaat is dan dat deze mens, die contacten probeert te beheersen in het eerste proces van de magie, dan ook zuiver selectief is. In plaats van een aanvaarden van alle kosmische invloeden als onmiddellijke uiting van het Goddelijke, vinden wij: de oproep. Eerst het oproepen van bepaalde elementaire krachten, later de zuivere negromantie, waarbij doden worden opgewekt of men althans de geesten van doden tracht te doen spreken. Zoekt men in het begin uit de kosmische krachten leiding, op den duur daalt men en zoekt een sterk persoonlijke leiding, die al meer en meer wordt betrokken op het zuiver stoffelijke. Is het eenmaal zover gekomen met de mens, dan is hij rijp voor de zwarte magie. Degene, die zelf geen capaciteiten heeft op dit gebied, zoekt iemand, die langs geestelijken weg hem onrechtvaardig voordeel, inlichtingen die hem niet toekomen, etcetera kan bezorgen.

Degene die de capaciteiten wel heeft, geleid door zijn begeerten, begint meer en meer zijn eigen praktijken aan te passen aan de vraag, die ernaar bestaat. Nu moeten we één ding vooropstellen.

Wanneer een zwart-magiër u rijkdom belooft, dan bewijst hij alleen daardoor reeds, dat hij niet in staat is om dat te doen. Want, zou hij rijkdom begeren en vraagt hij voor zijn handelingen van u een vergoeding in geld, dan zou het hem toch veel eenvoudiger zijn voor zichzelf de rijkdommen te bezweren, die hij u nu beloofd heeft? De dwaze mensheid begrijpt dat niet. Zij laat zich leiden. In het begin door reële magische verschijnselen, op den duur echter wordt ook dit artikel meer en meer vervalst. Men moet gezag krijgen over de mensheid. De zwart-magiër begrijpt dat hij met zijn veelvoudig falen geen gezag kan doen gelden, wanneer hij alleen blijft vertrouwen op zijn eigen prestaties op magisch gebied. Als resultaat wordt het bijgeloof aangekweekt.

Het bijgeloof zien we dan in verschillende vormen optreden, waaronder echter op de voorgrond treden het dogmatisme (eenzijdige voorlichting) en het scheppen van angstpsychosen. Een groot gedeelte van de zwarte magie berust op angst, soms massa-angst, soms de intense angst van anderen. Heeft men die 3 waarden geschapen, dan is men praktisch onbeperkt heerser, want eenieder heeft te geloven wat jij zegt. Jij bent immers de stem van de goden geworden, jij bent een magiër, die geesten kan bedwingen en bezweren. Jij ook bent het, die op een afstand kan doden. Jij bent het, die regen kan brengen en vruchtbaarheid of een droogte, die zelfs een vruchtbaar gebied tot woestijn kan doen maken.

En dan komt er de behoefte bij aan het zichtbare. Het zichtbare, dat de magiër gebruikt, is over het algemeen het meest werkzame middel. Wanneer we dan ook de magische priestergenootschappen van de oudheid nagaan, dan zien we dat ze buitengewoon veel hebben gezocht naar de oplossing van verschillende suggestieve verschijnselen. Dit was een zuiver wetenschappelijk onderzoek en berustte lang niet altijd op geestelijke – laat staan erotische – waarden. Het was voor hen noodzakelijk een werktuig te hebben, waarmee ze de mensheid konden verblinden.

Deze verblinding (dat zult u begrijpen) gaf aanleiding tot bedrog. We kunnen dan ook vaststellen, dat bij de zwarte magie, zoals die gepraktiseerd wordt in de tijden dat een werkelijk hoogtepunt hier op aarde optreedt, voor ongeveer 95% goochelarij en slechts 5% reëel is. Wat zijn de achtergronden van die 5% reële magie, nu wij ons van tevoren hebben overtuigd, dat van de daarbij gebruikte impelimenta (van de gebuikte incantaties en dergelijken) hoofdzakelijk het onthullen van het suggestieve wordt aangewend. In de eerste plaats vinden wij het vermogen om met de geest te verkeren. Een mens die dit niet kan (die ook niet de kwaliteiten heeft waardoor hij, hetzij mediamiek of door een door hem geleid medium, met andere sferen voortdurend kan confereren en in contact komen) heeft weinig mogelijkheden op het terrein van de directe magie. Zou hij zichzelf zo ver kunnen opwerken, dat hij vrijelijk in en uit kon treden in sferen naast zijn eigene, dan wordt dit daardoor een perfect en machtig magiër. Ook wanneer hij van deze machten op zichzelf nog geen gebruik maakt.

De tweede voorname factor, die wij als magisch verschijnsel regelmatig terugvinden is het gebruik maken van menselijke krachten, ofwel levenskrachten, die op aarde worden gevonden.

U zult ongetwijfeld hebben gehoord dat zeer veel magiërs van dierenoffers gebruik maken. Als u een oud boek over de magie naleest, dan zult u daar onder andere in vinden, dat men een zwarte haan te middernacht moest onthoofden en dergelijke. Schijnbaar is dit wat heidens en wat dwaas, maar de werkelijkheid is dit: elk offer heeft een zekere kracht in zich. Noem het Odd kracht als u wilt, noem het ectoplasma, geef er maar een naam aan. Wanneer dit wezen ophoudt te leven en een niet te hoog bewustzijn heeft, hetzij dat het zich in een toestand van paniek of verdoving bevindt, dan is het voor elke willekeurige geestelijke invloed mogelijk zich tijdelijk, dat wil zeggen voor de uren, dat deze kracht blijft voortbestaan onafhankelijk van het lichaam, deze in bezit te nemen, zichzelf ermee te voeden en versterken en daarmee handelingen en daden op aarde te volbrengen.

Dat men deze uitleg natuurlijk heeft trachten te bemantelen door zeer nauwkeurige aanwijzingen te geven omtrent het offer: hoe het er uit moet zien, welke kwaliteiten het moet bezitten enzovoort, dat is duidelijk. Maar het ging om de levenskracht. Bij voorname bezweringen zien we dan ook dat veel van de oude magiërs ook van mensenoffers gebruik maakten. Daardoor kunnen ze inderdaad op afstand wonderwerken. Het werken met de geest uit een andere sfeer, zoals zij dit doen, kan het best worden omschreven als enerzijds die geest een zekere voeding, een zekere beloning verschaffen, anderzijds een daad doen stellen, die in overeenstemming is met zijn geaardheid en ten derde bij het niet volbrengen hem een bepaalde dreiging opleggen.

Die dreiging kan in de wereld van de geest gemakkelijker geschapen worden dan op aarde, want dáár is men in staat een plotseling beeld te vormen, een schrikbeeld, van zodanige demonische, ja, afschrikwekkende en overrompelende gedaante, dat zelfs de meest ervaren demon daar voor terugschrikt.

Is de magiër bovendien in staat om van zekere klankcombinaties gebruik te maken of van een bepaalde gedachtecombinatie, die in zich waarden van de levende kracht verbergen, dan worden deze door hem geschapen beelden bovendien levend en met een doel bezield. Het is dus duidelijk dat men de geest dwingen kan. Ten derde maakt de magiër gebruik van zeer veel aromatische kruiden en stoffen. Ook hiermee heeft hij een zeker doel: ten eerste brengt hij daarmee zichzelf in een toestand, waarbij concentratie, betreden van andere sferen, gemakkelijker wordt. Aan de andere kant vergroot hij ook met zijn mengsels ook de suggestibiliteit van degenen, die rond hem zijn en eventueel zijn magische werking mede beleven. Duidelijk wordt hieruit dat het gehele principe van de magie dus een zeer zelfzuchtig bedrijf is zo lang het in het teken staat van eigenbelang, in het teken van de zwarte magie.

Daarnaast hebben wij natuurlijk de witte magie, en het eerste wat daarvoor van belang is, is te weten wanneer deze optreedt. Het blijkt ons dat zelfs in de periode dat zwarte magie niet (of bijna niet) aan het woord komt, de witte magie altijd voortbestaat. Zij heeft, zolang wij ons de geschiedenis van de mensheid terug kunnen denken, altijd haar scholen gehad. Altijd haar plaatsen waarin zij de gekozen mensen opleidt tot bepaalde magische bereiken. En dat is wel een zeer selectief proces, waarvoor in het algemeen elke magiër één leerling kiest en niet meer.

Komt er dan uit deze witte magie een geslacht van zwart-magiërs voort, wat heel vaak gebeurt door onjuiste keuze en verandering van omstandigheden, dan zien we plotseling, dat het wit- magisch principe zich sterker verdeelt. In plaats van 1 leerling neemt de wit-magiër nu plotseling 10, 20, 100 leerlingen. Naast de volledige inwijding, die in het begin van de wit-magische school heerste komt nu heel vaak een gedeeltelijke inwijding, waarbij dan het werken met gedachtekrachten, suggesties en ook vooral praktijken van afweer tegen demonische geestelijke invloeden op de voorgrond komen. Hierdoor vormt de witte magie dus ten alle tijde een tegenwicht voor de zwart-magische praktijken, die anders de wereld zouden beheersen.

De wit-magiër werkt echter niet zoals de zwart-magiër met bepaalde entiteiten. Hij werkt met bepaalde sferen. Het oproepen van doden wordt door de wit-magiër slechts zeer bij uitzondering beoefend en dan nog alleen, indien het noodzakelijk is om een door een overledene geschapen slechte invloed op de wereld teniet te doen en deze te bannen uit een bepaald bereik. Het gebruik maken van suggestiemiddelen vindt bij de wit-magiër evenzeer als bij de zwart-magiër plaats, maar hij gebruikt hiervoor niet zoveel kunstmiddelen, dus aromatische kruiden en zo laat hij over het algemeen rusten. Hij vertrouwt volledig op zijn eigen contact met het hooggeestelijk vermogen, met de kosmische kracht. Zijn handelingen zijn verder slechts zelden voor enkelingen bedoeld. Een wit-magiër handelt altijd vanuit een kosmisch principe en zal daarom alleen dan ingrijpen en handelen, wanneer dat binnen een stelsel, een bepaald denkstelsel én belevingsstelsel, past.

Voorbeeld: een wit-magiër is in staat om elke mens in een ogenblik te genezen. Hij doet dit alleen dan, wanneer hij ervan overtuigd is, dat genoemde ziekte of verwonding in dienst van de mensheid, dus door onzelfzuchtige handelingen werd opgelopen, en dat dergelijke onverantwoordelijke daden (vanuit eigen standpunt) niet meer zullen voorkomen, dus een herhaling hiervan niet optreedt. De zwart-magiër zal genezen tegen enige prijs en desnoods een zekere vrijheid tegen verwonding trachten te scheppen, in de zekerheid dat hij hiervoor zijn loon zal verwerven. Hij vraagt zich dus niet af wat ermee gebeurt.

Wanneer wij nu vanuit het magische principe van de aarde trachten over te gaan tot een begrip van de betekenis van ons zonnestelsel, dan kunnen wij de zaken als volgt stellen: Er is voor ons allen een tweeledigheid van levenssfeer noodzakelijk zodra we in de stof leven. Wij hebben nodig het stoffelijk principe, dat in een vader- en in een moedergedachte kan worden gescheiden, plus het geestelijk principe, waarin deze scheiding niet zo gemakkelijk mogelijk is, waar de perfecte uiting van de bewuste geest in stoffelijke vorm zou worden tot perfecte hermafrodiet.

Het vader- en moederverschijnsel voor de stof vinden wij in de aardkracht en de zonnekracht.

Zolang deze beiden in harmonie zijn, is hun product, de mens, of het geschapene, volmaakt.

Waar ze niet in harmonie zijn ontstaat onmiddellijk een wanproduct, dat of ter ener of ter andere zijde afdwaalt. Onevenwichtigheid, dat kan ik u er ook bij vertellen, is een normaal verschijnsel.

Een perfectie wordt slechts zeer zelden en onder zeer bijzondere kosmische omstandigheden op de aarde bereikt.

De aarde heeft een eigen geest. Deze geest is vormscheppend en de grote drang, die hieruit voortkomt is de continuering van alle zijn en het voortdurend op gang houden van een soort van setelgang, waarbij leven en dood steeds uit elkaar voortkomen. Een zwart-magiër zal, wanneer hij tracht magisch te werken, zich over het algemeen alleen tot de aarde wenden. Wanneer hij daarbij een tweede factor blijkt nodig te hebben, wendt hij zich niet tot de zon, maar tot de haar reflecterende maan. Ook de maan is een entiteit, die op de aarde een zekere werking heeft en deze werking is eigenaardig genoeg een werking van ontbindende geaardheid, dus ontbindende kracht.

De zon daarentegen is of wel reinigend (en vernietigend) of wel absoluut vormend. Zij kent geen levensontkenning en de geestelijke kracht die van haar uitgaat richt zich steeds tot het geheel en laat de kleine bijzonderheden als het ware terzijde liggen. De consequentie hiervan is natuurlijk, dat de wit-magiër, die kosmisch werkt, zich altijd in de eerste plaats tot de zon richt.

Het uitspelen van beide krachten tegenover elkaar is een schijnbaar een zeer gevaarlijk spel en wordt dan ook alleen mogelijk wanneer men dit met zeer begrensde delen van eigenschappen van die twee waarden zou doen. Magiërs, die dit proberen en wit-magisch zijn, zullen over het algemeen zeer snel deze poging weer staken. De zwart-magiërs zullen een tijdlang bijzonder uitblinken, om daarna aan hun eigen bereikingen ten gronde te gaan. Deze krachten kunnen echter een derde vermogen scheppen, dat zich mede uit. En dat is de geest. De geest nu kan niet worden ondergebracht in aarde of zon. We kunnen zeggen dat de verschijningsvormen die optreden en het vormbewustzijn, dat die geest kent, uit zon en aarde geboren zijn. Wat wij echter kunnen zeggen is, dat zij alleen daaruit geboren wordt, deze geest. Zij kent de zogenaamde geestelijke zon en het is deze geestelijke zon, die in vele magische principes steeds weer op de voorgrond treedt.

U moet zich de geestelijke zon als volgt voorstellen: Als tegenwicht van de geuite stoffelijke energie, die de voor u zichtbare zon tot stand brengt, is er een tweede centrum, dat (vanuit het standpunt van ruimte en energie gezien) negatief is en zich binnen dat zonnestelsel bevindt op een zodanige wijze, dat er inderdaad een perfect evenwicht bestaat in de banen van alle planeten door de gezamenlijke werking van deze beide zonnen, niet slechts door 1 zon wordt bewerkstelligd. Zou deze tweede zon, de zogenaamde geestelijke zon, er niet zijn, dan kunnen wij meteen vaststellen dat het leven onmogelijk zou zijn, waar er geen rem zou zijn voor de energie, van de geziene, de lichtende zon, de stoffelijke zon, en hierdoor het levensprincipe, zodra het ontwaakt zou zijn, onmiddellijk weer vernietigd zou worden door de felle intensiteit van deze ontbinding van stoffelijke krachten.

Die geestelijke zon staat in een scherpe verbinding met grotere krachten. Ik zou haast willen zeggen, dat het een soort van leerling is, die voortdurend opziend naar zijn meester, die in de kosmos zetelend temidden van de grote werveling van de Melkweg en haar stelsel, hem hun lessen doet toekomen. Aan de andere kant zal deze leerling ook trachten zichzelf voortdurend te uiten en zijn proefwerk (als ik weer een voorbeeld term mag gebruiken) bestaat hoofdzakelijk in een helpend bewustzijn bevorderen in de ziel of rond de ziel, waardoor zij als geest handelend kan optreden. Zij is de eenheid. Er bestaat naast deze negatieve of donkere zon ook nog een geestelijke aarde. Alle uitingen liggen dus als het ware in een tweeledigheid van stoffelijke geaardheid en hebben dan ook allen een vader- en een moederprincipe, behalve de geest, die zijn onmiddellijke verbinding heeft, die ons leidt tot ver buiten ons zonnestelsel, waarschijnlijk ver buiten de bekende ruimte, wanneer wij alle kanalen daarvoor nagaan.

Onze geest kan daardoor, wanneer zij zich zuiver geestelijk instelt, krachten en energie verwerken en absorberen van het stoffelijke, die anders niet meer te dragen zouden zijn. De weerstand tegen het stoffelijke wordt veel groter, de beheersing van het stoffelijke wordt evenzeer groter, omdat men (waar het stoffelijke zich niet voegt naar uw wil) men in staat is uit het stoffelijke alle weerstand tegen die wil eenvoudig weg te nemen. De bewuste geest, die zich deze tweeheid van zijn: de stoffelijke wereld met zijn tweeledig principe en de geestelijke wereld met zijn eenledig principe, goed realiseert, zal ook over het algemeen besluiten om de geestelijke weg te blijven volgen. Is mijn betoog tot zover duidelijk voor u? (Ja) Dan moet ik van hieruit een ogenblikje verder gaan op een gebied wat ik niet meer direct magisch zou willen noemen en toch wel zeer belangrijk is.

Wanneer wij naar een geestelijk bewustzijn zoeken namelijk en we kiezen eenmaal de weg van de geestelijke zon, dan komen wij tot een absolute afkeer van alle vorm. Het is alsof wij het ware ten opzichte van de stof een negatieve factor zijn geworden. Wij zien die stof, wij begrijpen ze wel, maar kunnen toch niet komen tot een realisatie van onszelf binnen deze stof. Zij wordt ons vreemd. Wij gaan dan wat u noemt door vormloze sferen heen en menige geest onderneemt zo’n tocht ja zeer ver weg voert van haar oorspronkelijke bewustzijnstoestand op aarde. Echter blijkt al heel gauw, dat de mens niet in staat is om deze eenzijdige ontwikkeling voort te zetten.

Er volgt dan een terugkeer. Een terugkeer naar de aarde, naar stoffelijke vormen en gestalten en het is daar dat we te maken krijgen met de volledig bewuste mens, die meer is dan magiër en die de kracht in zich verenigt van de magiër van de mens en van de geest. Deze namelijk meestal op aarde weer incarnerend dus (sta mij de opmerking toe, dit is in de eerste plaats een reïncarnatie) zoekt voor zichzelf naar het eenheidsprincipe tussen zijn geestelijk ervaren en zijn behoefte aan vormgeving en aan een vaste lijn, die het Al gelijktijdig omhelst. De consequentie hiervan is, dat zo iemand de materie niet gaat verwerpen maar een zeer bepaalde taak gaat toedelen aan zijn eigen bestaan. De taak wordt de stof precies toegekend volgens het eigen bewustzijn, evenzeer als de persoon in kwestie zich voor het wegvloeien van te veel van zijn bewustzijn in krachten en te hoog geestelijke richting, evenzeer belemmert en beperkt. Hij wordt dus nu als het ware een balans, een bol die in balans staat tussen twee aantrekkende polen. Hij kent en de stof en de geest. Hij kent het positief stoffelijke beginsel en het (vanuit stoffelijk standpunt geziene) negatieve geestelijke beginsel. Beiden zijn in hem gelijkwaardig verenigd.

Hij kan dan al heel gauw tot een afzweren van een groot deel van de stoffelijke eigenschappen komen, dus dit kan gebeuren bijvoorbeeld door monnik of kluizenaar te worden of ook, door uiterlijk deelnemend aan de wereld, voor zichzelf de wereld te verzaken. Is dit eenmaal gebeurd, dan zien we iemand die met wondermacht begaafd is, die heerser is geworden over de stof en over zichzelf, maar vaak zichzelf bewust tot slachtoffer laat vallen van de zuiver stoffelijke tendensen.

En hier verzoek ik u even goed na te denken. Het zelf tot slachtoffer vallen is negatief. Het is absorberen van zekere gevoelens en tendensen in de aarde. Wanneer dus bijvoorbeeld Jezus zichzelf offert, dan is dit als het ware een negatieve daad. Hij ondergaat, en in zijn lijdzaamheid trekt hij vele krachten tot zich die hij om kan vormen binnen het geestelijke principe uit eigen gedaante, gestalte en verlangen. Daarnaast blijft hij zich stoffelijk bewust. Ik kan u daar trouwens meer voorbeelden over geven, maar goed ……. Deze manier van werken veroorzaakt voor deze mens, deze geest (hoe moet ik dat zeggen) een laatste contact, dat nu niet meer gaat via de geestelijke leidende beginselen en principes van eenzelfde melkwegstelsel of langs het stoffelijk scheppingsprincipe, geuit mijnentwege in de kosmos. Hij vindt een derde kracht, die tussen deze in zetelt, een kracht, die zich gelijktijdig in alle dingen uit en openbaart. Ik zou zeggen, dat is de vader van de drie-eenheid, het originerende principe, waaruit beide krachten voortkomen.

Het is op het ogenblik voor mij niet mogelijk om juist op dit onderwerp verder in te gaan, maar ik kan wel proberen om u althans te beschrijven wat men dan wordt en wat men dan kan doen.

Deelhebben aan beide scheppende principes op aarde, deelhebbende aan het geestelijk principe, dat evenzeer op aarde tot uiting komt en daarbuiten de zelfstandigheid van een scheppingsbewustzijn in zich draagt, kan de persoon in kwestie elke mens of geheel van de schepping, al naar gelang dit noodzakelijk is, helpen leiden en voeren tot groter bewustzijn. Uw aarde kent een aantal van deze groten onder de naam van leiders of zelfs ook hogepriesters van de Witte Broederschap. Zij zijn het, die op hun beurt weer, voor de magiër, die eigenlijk zijn eerste schreden op dit pad van ontwikkeling zet, de juiste scholing steeds openstellen. Zij zijn het, die hetzij stoffelijk of geestelijk zorgen dat de gegevens, die de aarde nodig heeft om bij elk optreden van een nieuw magisch verschijnsel, een plotselinge en snelle uitbreiding van het wit magisch vermogen en principe in stoffelijke vorm op aarde te bereiken, bewaard wordt.

Er zijn nu nog grote bibliotheken die bewaard worden, omdat deze krachten dat wensen. Er zijn op het ogenblik scholen, waarin leringen worden gegeven, zo wonderbaarlijk vreemd, dat de westerse wereld ze waanzin zou noemen en die toch op zichzelf waarheid zijnde, bedoeld zijn om (zou deze wereld door haar verkeerde inzichten omtrent bepaalde waarden zichzelf vernietigen of vernietiging nabij brengen) in te kunnen grijpen, zodat althans geestelijk veel

gered wordt en versnelde opbouw van die wereld weer mogelijk wordt. De magie is dus wel zeer veelomvattend. Zij is enerzijds het beginsel dat de mensheid bindt met zijn wereld – aan de primitieve toverpriester of wonderdokter. Anderzijds is zij het beginsel dat de mens een uitingsmogelijkheid verschaft. Denkt u aan de priesters, die langs magische weg reeds zeer vroeg operatief in wisten te grijpen, genezende werking uitoefenden en zelfs ook voor de overgeganen een redelijke zorg tot stand wisten te brengen.

Zij zorgt verder (en dat is misschien het belangrijkste van alles) dat door het van het normale afwijkende principe dat zij gebruikt, de normaliteit van deze wereld zo lang wordt gehandhaafd, dat elke daarop zich bevindende geest bewustwordingsmogelijkheid vindt, die het hem mogelijk maakt verder te gaan in elk stoffelijk of geestelijk bestaan.

  • U had het over de geest van de wereld, die vormgevend is. Nu is de aarde een planeet. Hoe staat het met de andere planeten, hebben die ook een vormgevende geest?

Inderdaad. Elke planeet heeft dus zijn eigen geestelijke kern. Die geestelijke kern is dus voortdurend bezig als het ware met het scheppend handhaven van de levensvorm of wanneer dit niet mogelijk is, met een laatste bepaling van mogelijkheden voor eigen wereld.

Ook planeten kunnen sterven. Echter blijkt de vindingrijkheid van een dergelijke geest om toch nog uiting te kunnen vinden voor geest- en stoffelijke vorm, soms nog buitengewoon groot. Dus niet alleen de aarde, maar elke planeet in het Al is bezield door zo’n levensvormende geest, zoals elke zon in het Al voortdurend geladen is met een leven scheppende en leven zuiverende, in sommige gevallen dus vernietigende geest. Wij kunnen verder opmerken dat manen, kometen en grote meteoren en meteorieten in sommige gevallen ook aanmerkelijk sterke zielen in zich kunnen dragen. De maan van deze aarde bijvoorbeeld draagt een betrekkelijk sterke persoonlijkheid in zich. Daar tegenover staat dat verschillende manen van Saturnus praktisch zielloos zijn, dus verlaten zijn.

De geesten echter zijn eerder op de planeten afgestemd dan op de zon en vormen door hun buiten-de-planeet-zelf-staan veelal een ontbindende factor. Datzelfde kunnen wij zeggen van een komeet. Het oude bijgeloof dat een komeet ongeluk brengt is niet geheel juist, maar wel zal een komeet over het algemeen vanuit zich invloeden uitzenden, die op aarde veranderend of zelfs vernietigend kunnen werken. Voor deze veranderende of vernietigende werking door de mens ervaren, en daarmee geassocieerd, kunnen we dus zeggen, dat hij onheil brengt. Hij kan ook heil brengen door een statische toestand te verbreken en verdere vorming in bewustzijn van het leven op aarde mogelijk te maken. En zo bekijkt de mens, die het beleeft, de geest in de stof doet dat over het algemeen niet.

  • U heeft het gehad over perioden van witte en zwarte magie. Zijn die een gevolg van buitenaf of heeft de mens zelf daar invloed op gehad?

Ik heb het niet precies zo gesteld zoals u zegt, maar ik heb u verteld, dat de witte magie altijd aanwezig is, maar over het algemeen in beperkte kring. Zodra echter uit de witte magie door onbegrip en begeerte de zwarte magie voortkomt en zich meestal zeer veel uitbreidt, dan zien we een plotselinge versterking van de witte magie, inderdaad. U kunt voor uzelf narekenen, dat waar de keuze van leerlingen, de selectie van leerlingen, door de witte magie over het algemeen zeer streng is en geleid wordt door meestal buiten de stof staande geestelijke principes, hierbij een uitbreiding van het wit-magisch principe dus wel degelijk sprake moet zijn van een ingrijpen van buitenaf.

Echter wordt niemand opgelegd de wit-magische gedachten te volgen en zich te wijden aan al de belevingen en mogelijkheden, die daar te vinden zijn. Wel wordt de mogelijkheid vergroot.

Dat wil zeggen, men selecteert iets minder streng dan anders en om de gevolgen daarvan te voorkomen, (wat ik u ook heb verteld) te voorkomen dus, dat deze minder strenge selectie uiteindelijk de vijand teveel wapens in handen zou spelen, stelt men dan gedeeltelijke inwijding, waardoor de afwerende krachten over het kwaad over het algemeen zeer sterk ontwikkeld zijn, terwijl de beheersende krachten daarentegen slechts rudimentair in de leerlingen aanwezig blijft.

Dus, ik zou wel zeggen, hier kunnen we spreken van krachten van buitenaf, die op aarde ook inwerken.

  • Kunt u ook iets zeggen over de zeven grote heren, die deze planeet beheersen?

Op het ogenblik zou ik het liever niet doen. Stelt u dat, wanneer onze mogelijkheid tot werken iets ruimer is.

  • Ik zou u willen vragen of het mogelijk is, hoe het mogelijk is, dat mensen die opgeleid zijn voor witte magie, overgaan naar de zwarte?

Elke mens, die slaaf wordt van zijn begeerten, al is het maar één ogenblik, is in staat om van wit magie tot zwart magie te worden. Dus over het algemeen een resultaat van een onvolledige beheersing in de mens waardoor een verkeerde waardering van waarden ontstaat.

Is dit eenmaal gebeurd, dan kan men daar weinig aan doen. Want heeft men eenmaal de verkeerde keuze gemaakt, dan zal men steeds zich genoopt zien verder te gaan op dit pad om zichzelf te rechtvaardigen. Daaruit ontstaat een definitieve kloof tussen het witte en wat we dan op dit ogenblik nog grijs magisch kunnen noemen. En de grijs-magie zakt dan over het algemeen snel af naar het zwart-magische, omdat, waar de eenheid, die bij de wit-magiër als sterk geestelijke band heerst voor hem verloren is gegaan en als compensatie daarvoor dan in ieder geval bepaalde stoffelijke voordelen en invloeden verlangt. Dus daar komt het eigenlijk uit voort.

ALLE DINGEN BESTAAN IN ONDERLINGE SAMENHANG.

Ik stel namelijk voor nog even te bewijzen, dat alle dingen in onmiddellijke samenhang staan en dat deze samenhang (en dat is wel erg belangrijk) wijst op een eenheid van invloed en oorsprong. Het leven op aarde wordt voor een groot gedeelte geleid door het menselijk bewustzijn en dit menselijk bewustzijn is in zijn reacties zeer wisselvallig. Dat wil zeggen dat de waarden, die het ene ogenblik rustig genomen kunnen worden, het volgende ogenblik plotseling bergen hoog lijken en niet te overschrijden. We zien dat de mens iets het ene ogenblik vreugdig aanvaardt en het volgend ogenblik en het volgend moment plotseling gechoqueerd van zich af werpt. We zien dat de mens vandaag iets doet en overtuigd is het goed te doen om morgen twijfelend zich af te vragen of hij niet precies het verkeerde heeft gedaan. Er zitten dus schijnbaar invloeden, die dit menselijk bewustzijn aan de onstabiliteit, deze wankelmoedigheid, helpen.

En zoals ik u bekijk hier, geloof ik niet dat er iemand onder u is, die voor zichzelf kan zeggen: “Nou, ik ben helemaal niet wankelmoedig. Ik vraag me nooit naderhand af: is het goed geweest, ik verander nooit van opinie, want ik weet het wel.” En zou er één tussen u zijn, dan zou ik zeggen: “Neem me niet kwalijk, hoe kom je zo verwaand”? Maar nu moeten we eens eventjes proberen dat uit de doeken te doen. Dan gaan we in de eerste plaats beginnen natuurlijk op bekend terrein, de astrologie. De astrologie vertelt ons dat invloeden uit de wereld Al, uit de ruimte dus, voortdurend de mensheid bereiken en hen beïnvloeden, zij het, dat deze invloed hoofdzakelijk lichamelijk is. Wat zouden we hieruit kunnen concluderen? Dat aan de hand van invloeden van buitenaf dus, onze stoffelijke reacties in waardering kunnen veranderen. Ja, wat belangrijker is, dat ons hele vermogen tot handelen kan veranderen in zeer korte tijd, mits die kosmische invloeden veranderen. En nu moet ik eerlijk bekennen: ik ben het er mee eens.

U kunt het misschien zelf in de wereld nagaan. Als ik u nu eens vertel dat het op het ogenblik een periode is van grote spanningen. Dat ongeveer, laten wij zeggen de 28e of 29e februari de ergste spanning is afgelopen, dat we daarna een periode van matheid krijgen, die loopt tot ongeveer half mei, waarna we dan plotseling een periode van opleving zien, van activiteit overal.

Dat kunt u zelf controleren. Onthoudt het dus maar, het is aardig en u kunt het in uw eigen omgeving geïllustreerd zien, meestal. Dan kunt u daaruit de conclusie trekken, dat deze reacties schijnbaar algemeen optreden en dus de mensheid als geheel een zekere invloed ondergaat.

Die invloeden kunnen nooit geestelijk voor ons overweldigend belangrijk zijn, want uiteindelijk zijn het alleen maar stoffelijke normen die we beleven, het zijn maar dingetjes, die je zo alledaags meemaakt en die vanuit de geest (mits die geest maar het goede bedoelt) eigenlijk, nou ja, onbelangrijk zijn. Toch zijn ze voor u wel zeer belangrijk, omdat ze u leiden tot iets anders. Een mens lijdt aan de voortdurende neiging tot zelfrechtvaardiging. Niets bijzonders hoor, want als u weet hoeveel geesten juist door deze neiging in het duister blijven, terwijl ze in het licht zouden kunnen treden, dan zou u zich waarschijnlijk voornemen nooit meer te trachten uzelf te rechtvaardigen, maar eenvoudig de dingen maar te nemen zoals ze komen. In ieder geval, die zelfrechtvaardiging drijft een mens ertoe om (wat hij meent) zijn redelijk in zijn eigen daden en besluiten te zijn ook verder te handhaven en door te zetten. Dit heeft tot gevolg, dat een periode van matheid leidt tot nalatigheid. U zegt: wat komt het erop aan, laat het maar zo.

Later blijkt je, dat die nalatigheid helemaal niet verantwoord is geweest, integendeel, dat je op dat ogenblik alles moet doen om die zaak in te halen. Nee, zegt de mens, want ik heb nu eenmaal gezegd, dat het zo wel kon en nu moet het zo ook maar kunnen ook. Fout! Volkomen fout! Daar is de behoudzaamheid, de zucht tot zelfrechtvaardiging plus de kosmische invloed plotseling als richtinggevend opgetreden in het leven en leidt nu de geest (let wel dat in de periode zelf zelden het geval is) tegen eigen beter weten in, in de verkeerde richting. Het resultaat is dat er strijdigheden in het leven ontstaan, dat er zelfstrijd uit voort kan komen, innerlijke onrust en dat daardoor geestelijk ervaren sterk wordt geschaad.

Ik zou zo zeggen, dat is allemaal aannemelijk, ja? Dan gaan we weer verder. Nu ga ik weer eens van een geheel ander standpunt uit. Ik laat nu die hele menselijke geest en het menselijke organisme met rust. Ik ga me daarvoor afvragen, wat zou er met een mens gebeuren, wanneer deze mens nu eens plotseling al zijn verlangens zou kunnen realiseren? Een mens, die werkelijk alles zou kunnen vervullen wat hij wilde. U heeft misschien een ideaal. Stel u voor, dat u dat ideaal in één ogenblik tot werkelijkheid kunt maken. Wat gebeurt er dan? Bent u dan blij en gelukkig? Over het algemeen niet, integendeel, u bent over het algemeen ongelukkig, omdat er nu niets te doen overblijft en dan begin je uit zuiver balorigheid weer eerst je ideaal af te breken, je vroegere ideaal.– Samenhang? — Verwijzing naar het voorgaande. – – – – Verandering van waardering aan de hand van kosmische invloeden.

Maar gesteld nu dat een mens geestelijk zo sterk is, dat hij zich tegen elke kosmische invloed weet te verzetten en zijn eigen persoonlijkheid weet te handhaven, dan zou u toch zeggen, niets heeft op die mens meer invloed, hij is toch geestelijk zichzelf, leeft voortdurend goed en vindt daarin vastheid. Het is inderdaad mogelijk, maar wat blijkt ons? Dat zelfs de geest invloeden ondergaat die ze niet beheersen kan, en wel de invloeden van haar realisatie en bewustwording.

Zij is niet in staat voor zichzelf te concluderen, dat: ik heb het gedaan in die bewustzijnstoestand en het is dus zo en zo te waarderen. Dat heb ik gedaan in deze bewustzijnstoestand en hier verandert dus mijn oordeel, want hier werken nieuwe factoren mee. Zelfs in de geest bestaat een zekere traagheid. Die traagheid doet ons vaak terugkijken. Ik mag gerust zeggen: onze geest is evenzeer onderhevig als bij de stofmens. Dit terugzien leidt wederom tot verkeerd handelen, omdat wij ons namelijk bewust zijn van schulden, die niet werkelijk bestaan of omdat we ons menen te beroepen op verdiensten, die (gezien onze huidige toestand) helemaal geen verdiensten meer zijn. Resultaat: conflicten met het leven met de ervaring en met het bewustzijn. En als uiteindelijk resultaat: Innerlijke onzekerheid.

Om nog een ander onderwerp aan te stippen: je bent gewoon als mens of als geest, te leven met een bepaalde capaciteit. Laten we twee voorbeelden nemen. Een mens is helderziend en, laten we zeggen een mens is een buitengewoon spreker. De helderziende verliest de helderziendheid, de spreker zijn vermogen tot spreken. Wat zijn hun reacties? Over het algemeen voelen zij zich verlaten, eenmaal en over het algemeen, hebben zij het idee, dat ze minderwaardig zijn geworden. Zij hebben geen idee van de evoluerende werking die plaats vindt en waarbij alles tot het goede leidt. En dus, dat dit verzwakken van geestelijke zowel als stoffelijke begaafdheid vaak slechts het teken is van nieuwe begaafdheden, die gaan ontwaken, mits men ze de mogelijkheid geeft zich dan ook werkelijk te openbaren. Blijft de helderziende hangen aan zijn helderziendheid, dan kun je wel zeggen, dat die mens nooit meer komt tot een werkelijk volledig geestelijk beleven. Er is altijd iets zoek. Blijft de spreker nog voortdurend trachten als spreker op te treden is zijn leven een voortdurende frustratie en zijn bekwaamheid tot schrijven of schilderen of iets anders, die hij mee had kunnen ontwikkelen en waarmee hij een veel hoger punt had kunnen bereiken, blijft ongebruikt.

Heeft u aan deze voorbeelden voldoende op het ogenblik? Dan wil ik verder gaan. Want, stellende dat alle invloeden van het leven uit het Goddelijke voortkomen en als zodanig in zich de perfectie bergen, kunnen wij zeggen, dat elk van de voorgaand genoemde gevallen ten goede moet leiden voor het individu die ze moet ondergaan. Wat is dan de waarde, die ons hier tegenstaat, onze persoonlijke waarde, ons eigen ik, ons ervaren en ons oordeel, ons onvermogen tot overgave? Ja, ik weet er geen beter woord voor, als u een beter weet,…..maar een zekere overgave aan het lot, het vermogen dus om het lot te accepteren, niet vooruit of terug te zien en het nu geestelijk en lichamelijk zo goed mogelijk te realiseren in de best mogelijke vorm. Het Goddelijke heeft echter schijnbaar ook deze tweeledigheid in ons geschapen, want anders zouden we anders zijn. Ik bedoel, als God ons volmaakt geschapen zou hebben dan zouden we als volmaaktheid niet op de wereld staan of ergens in de sfeer. Dan zou voor ons geen bewustwording meer noodzakelijk zijn. Dus ook het conflict dat wij kennen, de invloed, die ons voortdurend in wankelmoedigheid stort, die ons ontevreden maakt, die ons te veel terug doet zien of verkeerd doet oordelen, moet uit het Goddelijke toch weer voortkomen, zij het dan ook dat deze eigenschap van het Goddelijke in ons speciaal wordt geuit.

Conclusie: de werking van het Goddelijke, zoals wij die kennen, is tweeledig. Waar deze tweeledigheid moet vloeien uit één bron, kunnen wij evengoed zeggen, dat we beide tegendelen zien van één kracht, die in ons eigen wezen wordt geuit. Akkoord? Wanneer we dit ervaren in onszelf, dan is dus onze grote fout, wanneer we hierdoor verward worden (worden gebracht tot wanhoop en verzet, ontevredenheid enzovoort). Niet het feit, dat deze krachten op zichzelf, zich in ons uiten, maar dat wij er geen gebruik van weten te maken op de juiste manier en ze niet evenwichtig beide in onszelf tot uiting durven laten komen. Akkoord? Dan durf ik te stellen: dat het wezen van de mens te allen tijde eenheid is, dat de schijnbare tweeledigheid, die in elke mens op de voorgrond komt, waan is, en deze scheiding door hemzelf tot stand wordt gebracht, doordat hij met een onvolledig begrip van zijn eigen vermogen en wezen en niet voldoende geduld om dag-in-dag-uit, zichzelf en alleen zichzelf te zijn, een scheiding heeft veroorzaakt.

Deze scheiding wordt veroorzaakt door het feit, dat het Goddelijke zich in ons uitende, ons niet een volledig begrip van zichzelf heeft gegeven, maar slechts de mogelijkheid om dit begrip te bereiken. Het werkelijke beginsel dat ons allen beheerst, moet worden gesteld te zijn de Goddelijke drang tot ontwikkeling of de bewustwording, die wij terugbrengen tot een kosmische waarde tot het involueren van het Goddelijke ofwel de terugkeer van alle Goddelijke kracht tot de God, waaruit ze eens is voortgekomen. Wat zou u er zo van zeggen? Maar ik wil nog verder gaan, natuurlijk. En wanneer ik zo verder ga, zal ik misschien weer een enkele keer een paar scherpe woorden moeten zeggen. Dat moet u mij niet kwalijk nemen hoor! Ik ben op het ogenblik iets vrijer dan mijn voorganger en ik durf dus ook weer een klein eindje verder te grijpen. Wij hebben het er al eens over gehad dat er in het menselijk leven zo onnoemelijk veel waarden zijn die vals zijn. Godsdienst bijvoorbeeld, nietwaar, voortvloeiend uit begeerte en vrees, enzovoort. Waarden in ons, die wij voor onszelf hoogst heilig achten, komen echter ook voort uit angst en begeren. Deze twee factoren vinden wij in alle dingen. Voorbeeld: Moraal: Moraal is angst om te leven zoals je bent. Je daarom houden aan de wet, die een ander geschapen heeft.

Rechtvaardigheid, begeren is jezelf en het jouwe zodanig zeker te stellen tegenover de omgeving, dat je elke beperking van jezelf daartoe wilt aanvaarden.

Edelmoedigheid, is over het algemeen (met enkele uitzonderingen, die ik later zal stipuleren) niets anders dan het begeren om zichzelf tegenover anderen voor te stellen als een goed, redelijk en aanvaardbaar wezen, daardoor rond zich een zo goed mogelijke sfeer te scheppen.

In de gevallen, waar dit niet het geval is, kunnen we zeggen, dat edelmoedigheid een deelbewust zijn met de rest van de schepping is, wat zeer zelden voorkomt en over het algemeen te verwaarlozen.

Als ik zo die begrippen aan het afbreken ben, wat lijkt dat eigenlijk wel? Dan probeer ik ook weer een eenheid te bewijzen, en namelijk dit: Dat alle drijfveren, die een mens heeft en de meeste drijfveren die de geest kent, altijd kunnen worden teruggebracht tot een tweeheid van waarden, evenals we die in de kosmische invloeden hebben gezien. Kosmisch geuit binnen de mens, ín de mens zelf ook weer tweeheid van waarden, die hem al zijn begrippen opleggen: angst en begeerte. Er schijnt geen andere weg voor de mens te zijn. Het zoeken naar idealen zelf, het zoeken naar God, het vrezen voor het demonische of het trachten het kwaad uit de wereld te helpen, kunnen we evenzeer weer terugvoeren naar deze twee punten: tot angst en begeren.

Zou u mij vragen om te formuleren welke van de beide beter is, dan zou ik zeggen: ik kan het niet, want angst en begeren zijn gelijkwaardig. Wanneer de angst namelijk juist is, dan is zij niet anders dan erkennen van hetgeen, dat voor het ‘IK’ onaanvaardbaar is. Het vreeselement kan er dan uit worden weggenomen, het blijft dan op den duur dus een kennen, een oordeel.

Hetzelfde geldt voor begeren. Het begeren is in werkelijkheid een verlangen naar een zelfuitdrukking op een bepaalde wijze, een bereiking, kortom een vervulling van eigen wezen.

Wanneer wij leren dit begeren in onszelf te vinden, dus onszelf vervullende (vanuit het Goddelijke dan altijd) te leven, dan nog zullen we moeten toegeven dat ons geen andere weg blijft dan…..wat zou u zeggen?……te blijven begeren. We kunnen niet zonder begeerte en we kunnen niet zonder angst. Dat kan geen mens en dat kan geen geest.

Het zijn de grenzen waarbinnen we ons kunnen bewegen en het is ons voorstellingsvermogen, dat beeld geeft, zowel aan de begeerte als aan de angst. Deze op zichzelf zijn goed. Ik geloof niet dat er één begeerte op de wereld is, die kwaad is. Het kan soms voor sommige mensen onrechtvaardig zijn (dat is weer wat anders) of niet gerechtigd. Ze kan zelfs onzedelijk genoemd worden, maar dat heeft niets te doen met het wezen van het begeren. Het begeren is een poging om uzelf te zijn. Met andere woorden het uitdrukken van een bereikingsdrang. De angst: precies hetzelfde. Misschien kent u ze liever niet, maar die hele angst is uiteindelijk niets anders dan precies hetzelfde. De angst voor datgene wat u niet wilt zijn. Het zijn de grenzen van uw persoonlijkheid. En uit deze grenzen van uw persoonlijkheid bouwt u dan voor uzelf een hele wereld op, vol van wetten, van gebruiken, vol conventies.

Dreigt uit elk van die conventies, elk van die wetten en gebruiken niets anders dan een compromis (kunnen wij zeggen) dat dan naarmate de mens zich meer aan het conventionele en gebruikelijke houdt, deze mens ook meer angst heeft voor het leven en minder in staat is zijn begeerten ten opzichte van het leven te beteugelen. Hij heeft een valse positie, waar hij nooit datgeen zal bereiken, want het wenst enerzijds, terwijl hij anderzijds nooit geheel vrij zal zijn voor de angst van zichzelf. Het klinkt niet leuk hè? Als je dat nu eens toe gaat passen op de maatschappij, weet u hoe je het dan eigenlijk moet zeggen? De meest dwaze en meest ongelukkige mens is de perfecte burger en de perfecte gelover. Want de volmaaktheid in werelds oog, is de perfecte middelmaat. En alles wat middelmaat is is slecht, want de middelmaat kent zichzelf niet en draagt niets kenbaar in zichzelf.

Wij hebben wel eens gezegd: je kunt beter goed slecht zijn dan slecht goed. En daar zit zin in, want iemand die werkelijk slecht is, is het overtuigd, is het met een doel en al streeft hij naar de duistere sfeer en de diepste afgrond, deze mens, dit wezen, deze ziel heeft zich dat doel gekozen en weet het door te zetten. Hij heeft dus capaciteiten, durft iets aan. Degene, die werkelijk naar het goede streeft zal alles terzijde stellen voor het goede en alleen dit accepteren.

Hetzelfde is een voor ons veel aanvaardbaarder vorm, omdat het hier naar het vormbewuste gaat. Het andere, het slechte, zoals men dat noemt, men zou haast kunnen zeggen de overwinning van alle angsten, leidt tot het chaotische.

Op deze manier de wereld analyserend, kunnen wij zeggen dat er nooit een goede staat kan bestaan. Elke staat is de uitdrukking van de middelmaat en als zodanig een remming voor degenen, die vooruit willen en tegelijktijdig een kracht, die dàt meesleept, wat zelf niet verder wil. Zo zal nooit iemand daarin een vervulling vinden. Een kerkelijke organisatie kan nooit voor allen wat betekenen. Wanneer men gelovigen bij elkaar brengt, zijn er die maar te goeder trouw geloven en die naar overtuiging zoeken. Die te goeder trouw geloven vinden het wonder niet wat ze zoeken in de kerk, terwijl aan de andere kant, zij die naar een overtuigd geloof zoeken, worden geremd bij hun onderzoek, omdat dit kerkelijk niet toelaatbaar is.

In verenigingsleven vinden we al precies hetzelfde. Een verdrukt noodgedwongen haast, een zekere middelmaat van gedachten, invloeden en begeren in zijn vorm en wezen. Zij is afhankelijk door de veelheid en kan nooit door een eenheid voldoende worden geregeerd onder absoluut redelijk resultaat, volgens menselijke standaard, tot stand brengen. Vereniging is het leven, dat op voortdurende samenwerking op de juiste wijze berust, maar dat betekent tevens dat geen van diegenen in het verenigingsleven levenden volledig datgene in de vereniging verwerkelijkt zal zien wat hij verlangt. Hetzelfde geldt voor het huwelijk. Het huwelijk is een compromis. Een compromis, waarin beide factoren, beide partners als het ware genoegen met veel minder nemen dan ze eigenlijk zouden kunnen bereiken. Zich anderzijds, waar ze bereikingsmogelijkheid zien, te veel gebonden worden. Men is ook niet meer vrij, men heeft iets reëels en geen droom meer. Dat reële kan buitengewoon goed zijn, een buitengewone steun zijn, maar het is vaak een rem voor sommige dingen, terwijl het bij andere dingen juist betekent: een stimulans waarvoor je verder zou gaan, terwijl je liever zou rusten.

Mag ik vaststellen, dat de menselijke maatschappij in zijn geheel niets anders is dan een instelling waarin al wat menselijk is, tegen zijn wil wordt voortgejaagd en vastgehouden, maar dat er geen mens is in de maatschappij, die volledig uitdrukking van zijn persoonlijkheid vindt.

Als dat zo is, dat heb ik u horen zeggen, dan kunnen we voor onszelf dus vaststellen, dat de eenheid, die men in de maatschappij heeft gezocht een foute is, waar of niet ? Maar de eenheid, die wij in de maatschappij zoeken (als mens, een foute) dan moet daarnaast een mogelijkheid bestaan, die veel aanvaardbaarder is. Kan die mogelijkheid bestaan in het scheppen van absolute tegennormen en tegendelen tot kerk, staat, maatschappij, kortom alles wat er bestaat? Nee!

Kan zij bestaan in een veredeling van deze dingen? Evenmin, want we zijn te veel gebonden aan anderen. Dus welke conclusie zou u willen trekken? Wie heeft de moed om daar zijn mond voor open te doen?

  • Ik geloof, dat het een gesplitste eenheid is……

Ik ben het niet eens met de conclusie. We kunnen voor onszelf een eenheid maken, die, onafhankelijk van de gesplitste eenheid die de maatschappij uitmaakt, voor onszelf een volledige eenheid voor streven en beleven inderdaad garanderen. Er is een oplossing….. Wie heeft er nog een mening over? Niemand? U bent bescheidener dan ik dacht. Degenen die denken dat zij het weten, denken: laten we het maar niet zeggen, want u zegt het toch veel beter en mooier. En degenen die het niet weten, denken: laten we nou geen blunders maken en la-me-nou m’n mond houden! Goed, ik zal het u vertellen, waarom ik het niet eens was met het feit dat er altijd een gesplitste eenheid blijft. Ik kan voor mijzelf al datgene, wat ik zelf wil, wat ik zelf ben, op dit moment uitdrukken op een zodanige manier, dat het voor de maatschappij nog net aanvaardbaar is, dat het binnen de kerk nog net door de beugel kan, indien ik verplicht ben tot die kerk te behoren, en ik kan mij in de maatschappij en die kerk de vrijheid nemen, die mij door de gemeenschap als zodanig wordt toegestaan.

Die vrijheden zijn vooral op geestelijk gebied zeer groot. Ik kan dus door mijn geestelijke vrijheid, die me als recht toestaat, die niemand mij onthoudt, komen tot een eenheid in mijn eigen wezen, waarbij ik kom tot het eerste deel van mijn betoogje (reeds omschreven) van minuut tot minuut volledig zichzelf zijnde, zichzelf belevende. En, schijnbaar egoïstisch misschien voor sommigen, zou ik op deze wijze de meest perfecte uitdrukking van mijn eigen persoonlijkheid, wezen en denken, als eenheid kunnen vinden, óók binnen de maatschappij en de kerk. Daardoor zou ik misschien voor deze een drijvende of remmende invloed kunnen vormen, maar wanneer zij trachten mij te zien als een stimulans en trachten mij te begrijpen, zullen zij daardoor zelf een vrijheid vinden, waar zij, de vrijheid die ik mijzelf neem, voor zichzelf reeds de mogelijkheid uitgeduid vinden om zelf een vrijheid te aanvaarden en het leven te aanvaarden die voor hen, ondanks het feit dat een maatschappij hieronder niet lijdt, noch de kerk, betekent, dat zij voor het eerst in hun leven zichzelf durven te zijn.

  • Mag ik daar wat op zeggen?

Ik zat er al op te wachten…

  • Zo denkende en zo handelende als compromis nemende, als de drijfveer van dit, bewandelt men de weg van de middelmaat.

Pardon, men neemt geen compromis, maar het is mogelijk om een doel langs vele wegen te bereiken. Het is mogelijk een uitdrukking in vele vaatjes te gieten. Dat zult u toch met mij eens zijn. Er zijn meerdere mogelijkheden die aanvaardbaar zijn, waar voor ons geestelijk en ook lichamelijk de grondzaak zelf van belang is en dan de wijze waarop ze in verschijning treedt. Dat zult u toch met mij eens zijn. Wanneer ik zorg dat de grondtoon van al mijn handelen, mijn denken en mijn reageren volledig zuiver blijft, maakt het dan nog wat uit in welke vorm ze gegoten wordt?

  • Maar hoe weet men, dat het geheel zuiver is?

Dat kan men alleen weten door voor zichzelf voortdurend te trachten al wat in het ‘IK’ als zuiver, als goed, enzovoort gezien wordt, op een bepaald ogenblik of op dat ogenblik zoveel mogelijk te verwerkelijken.

  • Maar nu als men het in zichzelf heeft gevonden en erkend, terugkomende in de maatschappij, moet je je toch aan alle kanten stoten?

Dan geloof ik dat deze mens, wanneer hij of zij dit erkent, voor zichzelf het besluit zal nemen een deel van het leven voor zichzelf te reserveren, zodat er geen ‘stoten’ uit voortkomt. Waar men de maatschappij niet kan accepteren, behoeft men ze immers niet te accepteren. Die maatschappelijke vorm is maar een levensuitdrukking voor het gemiddelde bewustzijn.

  • Ja, maar je leeft in die maatschappij………

Pardon, u wilt in die maatschappij leven. Maar als u zonder die maatschappij wilt leven en u bent geestelijk inderdaad bewust, en u heeft uzelf gevonden, dan kunt u dat.

  • Ja, dan maakt het je niets.

Dus met andere woorden. Naarmate je geestelijk bewuster wordt, zul je minder waarde gaan hechten aan hetgeen wat je persoonlijk aan alle kanten belangrijk lijkt. En naarmate die belangrijkheid vermindert, ben je dus nog vrijer in je handelen. De vergroting in de bewustwording betekent gelijk een vermindering van de betekenis, die de maatschappelijke waarden enzovoort kunnen hebben in je leven. Naarmate ze minder belangrijk worden, blijkt het ook voor jou minder van gewicht of belang om tegen die dingen in te gaan. Het is geen compromis meer, maar het is net een mier waar je overheen loopt. Je kunt er wel op trappen maar je doet het niet, laat dat beest ook leven…..

  • Het is gewoon de aanvaarding van de hele toestand en je er eigenlijk niets van aantrekken.

Juist. Ja, dat is één van die dingen, die schijnbaar erg moeilijk te leren zijn. De meeste mensen kunnen dat schijnbaar niet. Maar de innerlijke rust vinden betekent tegelijktijdig onverschillig te zijn tegenover de maatschappij, zonder in jezelf de noodzaak te vinden die maatschappij te kwetsen of je daartegen te verzetten, want elk verzet tegen het middelmatige betekent dat men het middelmatige in zichzelf nog vreest. Maar wie zich daarboven verheft, zal zich daaraan stoten noch druk over maken. Je kunt je eigen weg gaan en die begin je uit de aard van de zaak allemaal met een verzet tegen de middelmatigheid.

Elke mens die tot een werkelijk hoger bewustzijn komt, maakt een periode door van intense strijd tegen de wereld en de omstandigheden. Ik geloof niet dat er iemand is die dat kan ontkennen, maar heb je die strijd doorgemaakt, dan leer je veel dingen als onbelangrijk naast je neer te leggen. Ze beroeren je nog wel, maar niet zo intens meer dat ze je innerlijke vrede en harmonie kunnen verstoren. Je hebt voor jezelf een evenwicht gevonden, een doel, ja, een richting. Naarmate je sterker in die richting streeft en meer durft te leven op het ogenblik zelf, zul je jezelf in elk zich voordoende mogelijkheid als het ware geheel storten, daardoor meer en meer beheerst worden voor jezelf en je omgeving en beheersend kunnen komen tot het belangrijke: het inderdaad geheel jezelf zijn.

Een gericht en daardoor in staat te komen tot de eenheid die voor jou op het ogenblik belangrijk is: de God van het Goede. Want dat is de eerste God waar we naar toe gaan: de God van de Liefde. Hebben we die God van de Liefde bereikt, dan zullen wij begrijpen hoe al die andere vormen zijn waarin God zich aan ons voor kan doen: God van de rechtvaardigheid, wrake, schepper, vernietiger, alles samenvloeiend in één. Maar we moeten eerst één punt van het Goddelijke bereiken volgens ons eigen bewustzijn en ons eigen streven. En van daaruit gaan we verder.

  • Moet een mens al de fasen niet doorleven om zichzelf te vinden?

Ik geloof niet dat het noodzakelijk is dat men alle fasen doorleeft. Ik ben ervan overtuigd dat de doorsnee mens ze niet alleen allen doorleeft en zelfs velen daarvan meerdere malen doorleeft, en wel omdat de mens schijnbaar niet in staat is voor zichzelf een scheiding te maken tussen zijn persoonlijkheid, zijn persoonlijk streven en denken wat uit de buitenwereld als conventie, als stoffelijke vorm of als geestelijk dwangbewustzijn aan hem wordt opgelegd.

Het onvermogen om zichzelf te zijn, te durven zijn, blijkt voor de mens een beperking. Zou hij deze beperking echter niet hebben of haar kunnen overwinnen, dan geloof ik dat men menige fase overstappen kan. Die zijn dan niet meer noodzakelijk. Het is noodzakelijk om tot een realisatie te komen van het Goddelijk zijn in je, maar ken je het Goddelijke vanuit één punt, dan kun je van daaruit het Goddelijke in het geheel zien. Hoe beperkt ook het punt van het Goddelijke dat je bereikt, je hebt daarmee het Al gewonnen.

De veelzijdigheid, waarin je soms God zoekt, de veelzijdigheid waarin je wilt streven en denken, is in vele gevallen een rem voor de bewustwording en betekent in vele gevallen een vergroting van het aantal fasen wat je door moet maken om tot de uiteindelijke eenheid te komen. Dus hoe eenvoudiger je de zaak bekijkt, hoe gemakkelijker het zal komen. Maar daar vloeit ook uit voort, dat hoe complexer je bent, hoe moeilijker het is om tot een bereiking te komen. Dat betekent dat we over het algemeen moeten beginnen bij het complex en dit steeds vereenvoudigen tot we één factor overhouden. Wanneer we die éne factor met geheel ons wezen kunnen aanvaarden en doorleven, hebben we daarin de mogelijkheid gevonden om praktisch onmiddellijk met overslaan van alle tussenfasen het Goddelijke te bereiken. En vanuit dit Goddelijke dat in onszelf sterker en sterker wordt te komen tot een uiting, volledig geestelijk en stoffelijk op elk vlak dus, in ons eigen wezen met het Goddelijk bewustzijn, waardoor het Al kan worden omarmd en begrepen en uit het beeld van de schepping het volmaakte beeld van de Schepper in ons kan doen ontstaan.

  • Dat gaat natuurlijk voor de ene mens veel gemakkelijker dan voor de ander, want je bent met andere eigenschappen geboren, enzovoort?

Ja, dat geloof ik wel. Maar mag ik opmerken dat het immers niet nodig is, dat ieder dezelfde weg gaat, zodat wanneer ieder zich de moeite getroost om de weg te zoeken, die voor hem of haar juist het meest passend is en resultaten geeft, ieder gelijke kansen heeft. Het is juist het feit, dat de mens zich te veel op anderen richt waardoor de strijd komt waar u over spreekt. En als u gaat praten over erfelijkheden, dat we dan ook moeten zeggen dat de éne mens, die aan lange perioden van geestelijke bewustwording in misschien al meerdere mensenlevens al voor zich heeft gehad, natuurlijk op de wereld zwaardere beproevingen kan doormaken en deze eenvoudiger kan overwinnen, dan de doorsnee mens. Dus ook tot een veel groter begrip bijvoorbeeld één aspect of meerdere aspecten van het Goddelijke. Maar dat is geen onrechtvaardigheid, want daar zit weer een factor vóór.

  • Er is dus een harmonie tussen stof en geest?

Die is er. Inderdaad. Want stof en geest zijn uiteindelijk één. Zomin als u op het ogenblik uw geest gescheiden kunt denken van uw lichaam en deze beiden, hoe goed u ook weet dat deze gescheiden kunnen optreden, nog steeds beleeft als eenheid, dan zult u later begrijpen, dat stof en geest in alle werelden, in alle sferen één zijn, omdat zij gezamenlijk het Wezen Gods uitmaken, zoals het geopenbaard is. Dat is simpel zou ik zeggen. Ja, dat noemen ze esoterie.

Weet u wat esoterie is eigenlijk? Geestelijke logica, waarmee je datgeen tracht te belichten, waar de doorsnee mens aan voorbijloopt, omdat hij het graag ingewikkelder heeft. Ja, ja. Dat hebben we dus weer gehad en ik geloof wel, dat ik u toch wel aardige porties esoterische lesjes tussen neus en lippen door heb gegeven. Wanneer u er prijs op stelt, uw keuze

hoor, heb ik hier op het ogenblik broeder Abraham II, zoals hij bij u bekend is, of ik mag ook zeggen Abraham de Jongere. Junior niet, want dan zou de andere Senior moeten zijn, de vader, en dat is in dit geval niet waar. Het is geen kwestie van vader en zoon, ofschoon het in deze buurt niet zo vreemd is, vader en zoon als een tamelijk vraagwaardig iets te zien. Stelt u er prijs op, dat deze nog even op zijn manier met u komt praten? (ja – ja). Dan zal ik plaats voor hem maken, want ik voor mijzelf heb wel voldoende gezegd.

1 + 1 = 2

Ze zeggen wel eens een kwade wind, die niemand goed waait, en zo heb ik op het ogenblik het geluk nog een ogenblikje met u te komen babbelen. Nu kunnen wij natuurlijk over allerlei zwaarwichtige dingen gaan praten, maar ik zou nu eens graag, zoals onze vriend zo-even zei, de esoterie is uiteindelijk de eenvoud zelf, ik zou graag eens in het 1 + 1=2 van het menselijk en van het geestelijk denken gaan praten. Als de kinderen wordt geleerd dat 1+1=2 is, dan wil dat zeggen, dat dat in één wereld zo is, maar 1+1= altijd 2 zolang je in je eigen ervaring er geen 3 van kunt maken. Dat wil dus zeggen dat er onder mijn rasgenoten er wel eens zijn geweest bij wie 1+1 vier was. Nou ja, daar moet je je niet aan storen, dat is bijzondere rekenkunde.

Uitgaande van het standpunt 1+1=2, zouden we kunnen zeggen: geest + lichaam = mens.

Zouden we ook kunnen zeggen: alle beginselen zijn uiteindelijk 2, want ik heb steeds stof en geest, goed en kwaad, licht en donker, altijd weer, en zolang ik hier altijd weer een 2-heid heb, is het 2, en mogen we dus wel gaan stellen, dat 2 het getal van alle uiting is. Als we dat onthouden, dan wordt het erg gemakkelijk, dan hebben we helemaal geen last. Zodra we dat getal 2 zien als een veelvoud daarvan, dan zeggen we hé, dat is een nummer van uiting.

Onthoudt dat optelsommetje eens. Esoterie is simpel als je maar rekenen kan, want als ik 1 heb, dan kan ik nooit in die 1 een tegenstelling vinden. Ik kan het ook niet delen, want dan krijg ik twee helften en het blijft 1. Dus waar ik 1 heb, heb ik iets niet geuit, dat is ook simpel: 1×1=1;

1+1=2. 1×1 is het Goddelijke, want het Goddelijke in zichzelf heeft geen uitingsbehoeften, maar IS. In het zijn is het Stof x Geest = Leven. In het menselijk leven is het Stof + Geest = Mens.

Een mens is dus een deelbaar wezen, leven niet.

Dan gaan we verder met onze sommetjes. Want we blijven in de eenvoud en gaan zeggen: Wat heb ik nou aan 3. Als we 3 gaan ontleden, wat krijg ik dan? Ja, ik kan ingewikkelde wortels daaruit halen, maar het is een heel eigenaardig getal. Ik kan wel zeggen dat 3 de som is van beide voorgaande waarden, namelijk 1+2. Dat is zo simpel, dat je het in elk rekenboekje kan vinden.

Dus 3 is leven + mens of leven + stof + geest, nietwaar? Leven + stof en geest is bewustzijn. 3 in zichzelf is niet deelbaar. Bewustzijn kun je niet delen in een stuk bewustzijn én een stuk bewustzijn, het is een bepaald omgrensd en afgeperkt ietsje. Daar kun je niet tussenkomen. Elk veelvoud van 3 is dus een veelvoud van bewustzijn. Ook simpel.

Nou, dan gaan we met die eenvoudige sommetjes rekenen. Dan moet u eens opletten hoe ver ik kom. Wanneer ik 3×3 heb, heb ik een 3-voudig bewustzijn. Een 3-voudig bewustzijn betekent het kennen van alle 3 de grondwaarden waaruit 3 is samengesteld, namelijk: Leven, Stof, Geest.

Door deze kennis staat men tegenover het leven (1) volkomen bewust en in contact met het leven. 9 = de hogepriester. 8 = de priester, 8 is de uiting. Hé, 8 = 4×2 = 4 x stof en geest, meer niet. En omdat het 4 maal stof en geest is rijpt het samen tot een bewustzijn, dat reeds het hogere kan aanvaarden, maar het nooit kan begrijpen, aanschouwen of doordringen. Ook weer simpel. Voor onszelf, zolang als wij ons leven zien als een voortdurende uitdrukking in stof en geest in tegengestelde waarden zullen we nooit kunnen komen tot een aanvaarding van het Goddelijke.

Dat kunnen wij alleen als we als 3e waarde erbij, als directe eenheid in ons bewustzijn, het Leven of het Goddelijke dragen. Dan komen wij tot de status van de hogepriester, dan kunnen wij God zien.

Dat houdt dus in, dat elke mens dus niet alleen deze drie waarden van het getal 3 moet hebben, maar dat hij ze bovendien moet begrijpen. Dat is simpel. Wanneer ik deze drie waarden alleen hier heb, dan is het bewustzijn. En het bewustzijn, dat alleen staat heeft niets om zich mee te meten. Dan kom ik tot het getal 6. Dat is 2×3 of wel: Stof en Geest x Stof en Geest (is leven) vormen tezamen de tegenstelling van een stoffelijk en geestelijk bewustzijn, ook simpel, nietwaar? En uit het stoffelijk en geestelijk bewustzijn tegenover elkaar ontstaat het getal 7, het getal van de mens. En weet u nou waarom dat het getal van de mens is? Esoterisch rekenen!

De mens draagt in zichzelf twee tegenstellingen, plus nog iets. Hij draagt in zich twee soorten van bewustzijn + het geloof, het onbewuste weten. Wat is het onbewuste weten? Het leven. Het leven is in de mens dat de tegenstelling van twee bewustzijnswaarden tot één kenbare factor is geworden. Simpeltjes hè? Je zult wel zeggen, wat zit je nou met cijfers te goochelen. Och, in de eerste plaats doe ik het graag en in de tweede plaats heb ik het vroeger altijd gedaan, nietwaar, en in de derde plaats ben ik op het ogenblik toch zeker eerlijk? Ik probeer geen knollen voor citroenen te verkopen. Niet, dat het op het ogenblik zou gaan, want ik geloof dat de knollen bijna even veel kosten als citroenen op de wereld op het ogenblik als het zo doorgaat. Ja, als ik op het ogenblik op de wereld zou zitten, zou daar een mooi mazzeltje in zitten, waar of niet?

Maar ik zit nu niet meer in de handel en daarom kan ik het rustig simpeltjes stellen en geven.

Wat is voor een mens het hoogst bereikbare? Nooit een afgerond veelvoud van 1. 10 is niet meer te bereiken voor de mens, want dan zou hij het leven als bewustzijn in zich moeten dragen naast de mogelijkheid het te aanschouwen vanuit het leven in het getal 9. Dat brengt hij niet voor elkaar. Dus waar streeft een mens zoals u naar? Naar het hogepriesterschap. Wat is het hogepriesterschap? Laten we het eenvoudig zeggen. Het kunnen treden voor het aanschijn van God. Wat heb je daarvoor nodig? En waar haal je God vandaan? Ja, als je zo op de wereld kijkt, lijkt het wel 10 voor een dubbeltje voor de uitverkoop en eentje toe voor de goede zaak! Maar daar heb je niks aan. God is in ons eigenlijk niets anders dan een bewustzijnstoestand. God is ook weer een bewustzijn van het leven ook. Maar het leven nog niet als eenheid, maar als oorzaak van al hetgeen er in ons is en rond ons ontstaat. Dus, je zult mij wel erg on-vroom vinden, maar ja, die naam hebben we toch vaak, eigenlijk atheïstisch, al godendom. Alles is God.

God openbaart zich in alle dingen. Wanneer ik dat begrijp, dan voel ik mij voortdurend voor het aanschijn Gods. En door die innerlijke toestand van mij, voortdurend voor God voelen, komt er een ogenblik dat ik plotseling op kan schouwen en God zien. Dan heb ik het hoogste wat een mens op aarde kan hebben. Dan heb ik het vermogen om stoffelijk en desnoods geestelijk gelijktijdig de volledige vreugde en vrede van het leven zelf in mijzelf door te voelen dringen.

Maar als je ermee begint, dan lijkt het vaak dat je het toch….. wel ja, je zou het graag willen, maar waar haal je het vandaan? Wie zal de rekening betalen die het leven daarvoor presenteert?

Het komt omdat je je ineens wilt vermenigvuldigen. U begrijpt wat ik ermee wil zeggen: u wilt ineens een hele grote stap maken. Dat kan je niet. Als je een simpel doodgewoon mens bent met een zakelijk verstand dan kun je niet ineens al dat zakelijke afschaffen en ineens daar gaan staan en ineens al het Goddelijke doorleven.

Maar je kunt wel zeggen: ik zal het proberen om op mijn zakelijke manier het werk Gods te doen. Het leven naast stof en geest als nu reeds door zijn vermenigvuldiging als het ware (3e macht) tot bewustzijn geworden. Ik ben stoffelijk en geestelijk bewust en daar neem ik nu het bewustzijn van het leven bij. Dan kom ik een eind verder, dan ben ik al aan de 9 toe, maar nog niet bewust.

Ik doe nu mijn best om voor mijzelf tot een beleven te komen. Je brengt nog offers aan een onbegrepen grootheid. Zo nu en dan draag je die grootheid al mee, maar je kunt ze nog niet zien en herkennen. En daarom kijken wij terug en zeggen we: eigenlijk is dat leven in ons wel aanwezig, maar niet bewust. De waarden, die zich bij mij uiten zijn de 3e macht van de tegenstelling. Ik wil mij van meer tegenstelling bewust zijn en uit deze tegenstellingen concludeer ik op het Goddelijke en eer het Goddelijke.

Heb ik die toestand bereikt, dan kan ik door het werken vóór het Goddelijke langzaam maar zeker voelen wat het Goddelijke in mij accepteert en afwijst. Ik ga dus zelf mijn voorstelling van het leven op ware waarden corrigeren. En ik doe die correctie op de juiste manier en kan dan dus tot het hogepriesterschap komen en kan voor het aangezicht Gods treden. Als u nu het eenvoudig cijfer sommetje verder wilt gebruiken, onthoud dan altijd dit: Dat een priester nooit zoveel last heeft van dergelijken als de hogepriester, want bij de hogepriester is het tellinkje dan: 3 = bewustzijn, 6 = de dierlijke tegenstelling, 9 = het grote bewustzijn. Maar bij de priester is het anders: daar is het 2 = de tegenstelling, 4 = realisatie of groeiend bewustzijn, omschreven tegenstellingen, 6 = het dierlijke, 8 = het leven is de voortzetting vanuit het dierlijke, niet meer zoals bij de hogepriester een verveelvoudiging, waarbij een terugval nog werkelijk mogelijk wordt. En daar bestaat er een esoterisch lesje, dat ik u vanavond toch graag wil geven. Als wij het zo eens zeggen: Elke mens die zich bewust begint te worden van de God in hem, meent in strijd te zijn met het dier in zijn wezen tot hij tot de conclusie komt dat deze beiden: zijn bewustzijn van het Goddelijke en het dier in hem elkaar volledig aanvullen, omdat zonder dat een wezen als niet bestaand zou kunnen worden geacht. Uit het dier wordt het bewustzijn opgebouwd. Dat geldt voor elke mens. Elke overwinning van het dier, die het dier doodt, betekent ondergang, nederlaag, geen overwinning, maar elke wijze van leven, die het dierlijke leert te richten op een zodanige wijze, dat het meewerkt in de algehele bewustwording is de bereiking, die voor de mens het meest begeerlijk is.

Voor degene die van cijferpuzzels houdt met die eerste getallen: je begint met de waarden, die ik voor 1, 2 en 3 heb gegeven, dan kun je de gekste dingen berekenen. Dan kun je namelijk met 9 cijfertjes elke toestand voor jezelf symboliseren met 3 grondwaarden, namelijk God, het leven, de tegenstelling stof-geest, het daaruit ontstane bewustzijn, leven + stof en geest en deze omschrijven in hun 3 vormen, de 3 graden als het ware van bewustzijnsintensiteit in zijn 3 realisaties. Het hele leven met al zijn verschijnselen, al zijn complexen, al zijn eigenaardigheden en met al zijn bereikingsmogelijkheden. Probeer het maar eens. Als we dan weer eens een keer zo ernstig een lezing geven en je zit nu eens met een ernstig probleem, zeg dan eens tegen jezelf: nu ga ik eens kijken, nu ga ik eens precies kijken, waar staat het bewustzijn, enzovoort. Hier staat het Goddelijke, dat is voor het getal 9. Dat is drievoudige levenskracht. Oh, wacht eens eventjes, als ik dit nu zo zet ……..

Uit voorbeelden van anderen vind je misschien voor jezelf een mogelijkheid om van nummertje tot nummertje te stijgen tot je aan het eind van je leven kan zeggen: Mazzel gehad, we hebben goede zaken gedaan, het zit goed in elkaar, want ik heb geleerd als stoffelijk mens reeds God te zien, te aanschouwen en voor Zijn aangezicht te treden en daardoor heb ik voor mijzelf de zekerheid bereikt, dat deze stoffelijke vorm mij nooit meer zo zal binden als tot nu toe het geval was. Als u dat bereikt, dan feliciteer ik je, want dan heb je het verder gebracht dan ik.

MEDITATIE: SCHOONHEID.

Schoonheid, wat is eigenlijk schoonheid? Is het een perfectie van lijn, is het een mengeling van tinten, een geruis van saamgesmoltene klanken, die een perfecte harmonie vormen? Want al die dingen noemen we schoon. En dit is ware schoonheid. Men noemt een mens soms schoon en men wil daarmee uitdrukken de uiterlijke gestalte of de innerlijke gesteldheid, dan is dat weer schoonheid. Is dit inderdaad het volledige, het juiste, dan moet ik zeggen: neen. Ware schoonheid is eigenlijk weerklank. Weerklank van iets oneindigs, een ogenblik geuit in een wezen, in een klank, in een beeld. Wat de mens werkelijke en onsterfelijke schoonheid noemt, wat de geest wordt tot een vreugde, is altijd weer de weerklank van de volmaaktheid.

Schoonheid is een beeld van de volmaaktheid. Dan eerst is zij waardig, waar, omdat zij uit God stammende onthult hoe wij kunnen zijn.

Schoonheid heeft niets te betekenen wanneer zij voor ons onbereikbaar zou zijn, voor ons niet ten volle betekenend ten uitdrukking van ons eigen leven, van ons eigen bestaan. Schoonheid vindt voor ons alleen zijn betekenis, wanneer zij een droom is, een droom, die ons verheft boven onze (op het ogenblik misschien wat sombere) werkelijkheid en ons doet indringen in een Goddelijk aspect, dat ons vredig en vreugdig stemt van binnen. Men meent dat schoonheid alleen te vangen is door zijn zintuigen. Schoonheid die met de ogen kan worden gegrepen en gulzig verslonden, schoonheid, die ruisend de oren doorzindert tot zij het hele hoofd gevuld heeft met klanken, schoonheid misschien zelfs, die een tastende hand voelt aan het fluwelig oppervlak van een vrucht, die rijpt.

Maar Schoonheid is toch iets anders. Schoonheid is een gedachte, een Goddelijke gedachte, die in ons ontwaakt, omdat wij in of buiten ons iets hebben gevonden dat ons herinnert aan de lichtende kracht, een echo uit de werkelijkheid, doorgedrongen in onze wereld van daden.

Schoonheid, hoe schoon is het zelfs te leven, te bestaan. Hoe kan zelfs in de intensiteit van strijd en moeilijkheden soms ons plotseling de schoonheid van het bestaan, de schrikwekkende schoonheid zelfs van de vernietigende kracht geopenbaard worden. De schoonheid in een stil ontluikende bloem, zij onthult de prilheid, de ongereptheid van het Goddelijke licht. Maar er is ook schoonheid in de storm, die vernietigend weggiert over het land. Zij openbaart ons de scheppende macht van God in de vernietiging.

Schoonheid in alle dingen. Schoonheid, wanneer we zelf daarin ontdekken de echo van het scheppende principe. De wereld is schoon. Alles rond ons is doortinteld van een zuiverheid, van een reinheid, die wij zelf als mens en geest zo vaak niet kunnen voelen. Wij zijn nog blind voor de schoonheid, omdat wij nog blind zijn voor God, die in geheel zijn scheppen altijd weer tot ons spreekt en wanneer we een enkele keer een echo opvangen, dan wordt onze wereld hechter en lichter, vol vreugde, vol vaak van stille verwondering, en dan zeggen wij: Ziet, God heeft zich in ons de schoonheid geopenbaard, niet wetend, dat deze schoonheid eigenlijk reeds het Wezen Gods kan voegen. Ik hoop, dat u met deze meditatie over de schoonheid genoegen wilt nemen.

image_pdf