10 mei 1957
PRIMITIEVE MAGIE
Aan het begin van de bijeenkomst moet ik u erop wijzen dat wij, sprekers van deze Orde, niet alwetend of onfeilbaar zijn. Wij hopen, dat u daarmee rekening zult houden en dus zelfstandig na zult denken over wat u geboden wordt. Ik zou gaarne willen spreken over: de mens en de primitieve magie.
Wanneer de mens komt tot werken met krachten, die hij niet begrijpt, vormt zich daar zeer snel een ceremonieel. Een kenteken van de primitieve magie is echter, dat de magiër zelf optreedt als katalysator. D.w.z., dat hij veelal geen feitelijk doel heeft in het gebeuren, maar door zijn persoonlijkheid, kwaliteiten en aanwezigheid, het samenvloeien van omstandigheden buiten hem mogelijk maakt, zodat de begeerde resultaten kunnen worden bereikt. Om de primitieve magie na te gaan, dienen wij dus allereerst de mogelijkheden van de mens te beschouwen, ons af te vragen in hoeverre hij als magiër kan dienen en welke kwaliteiten voor zijn al of niet slagen in magisch streven bepalend zijn. Eenvoudigheidshalve zal ik punt voor punt genoemde eigenschappen en elk gevolg door een korte omschrijving voor u opsommen.
In de eerste plaats: elke magiër heeft een meer dan normale beheersing over zijn lichaam, zijn zenuwstelsel en over het algemeen ook over zijn polsslag. Deze kwaliteiten maken het mogelijk meer dan normale hoeveelheden levenskrachten aan de omgeving te ontnemen. Juist hierdoor is de magiër dus in staat om die bijzondere krachten op te brengen, die nodig zijn voor het ontstaan van de invloeden die op hem uitwerken tijdens de magische procedure.
In de tweede plaats dient de magiër een helder denkend mens te zijn. Geen enkele fantast, geen enkele dromer zal in staat zijn tot magisch bereiken te komen. Want alle magie – ook de primitieve – berust op onbekende, vaak ongeschreven wetten. Het erkennen van deze wet is noodzakelijk voor de magiër, wil hij op enigerlei wijze handelingen kunnen plegen, die resultaten brengen op magisch terrein.
In de derde plaats moet de magiër moedig zijn. Wanneer de mens wordt geconfronteerd met verschijnselen, die hem niet bekend zijn, met krachten, die voor hem raadselachtig en soms duivels schijnen, zal deze mens te allen tijde in staat moeten zijn zichzelf te blijven, zichzelf te beheersen, ongeacht de verschijnselen, die rond hem optreden.
Op de vierde plaats zal de magiër een zekere zelfbewustzijn moeten bezitten en overtuigd zijn van zijn eigen kunnen.
Eerst wanneer de intense kracht van geloof en aanvaarding binnen een mens alle ketenen van het denken slaakt, kunnen de krachten, die binnen de mens wonen, werkelijk ontplooid worden. Een magische procedure houdt over het algemeen in dat tenminste twee, meestal meerdere werelden gelijktijdig worden beroerd en invloeden van die werelden in focus worden gebracht door de persoonlijkheid van de magiër. Hij moet dus met geheel zijn wezen op elk van de vlakken die voor hem bereikbaar zijn actief blijven.
Een laatste punt: de magiër moet in staat zijn, niet slechts zichzelf, maar ook anderen van zijn kunnen te overtuigen. De magiër zelf zal over het algemeen enige mate suggestibel zijn. Om echter in een toestand te geraken, waarin hij tot een volkomen ontplooiing van elk vermogen komt, heeft hij behoefte aan een zekere steun uit zijn eigen wereld. Hij kan deze verkrijgen door de emoties van de hem omringende personen en het geloof van de gemeenschap waartoe hij behoort, daar hij juist hierdoor gedragen, zo snel, zo goed en zo zuiver mogelijk zal kunnen werken. De magiër zal dus te allen tijde – onverschillig of hij primitief is, of meer de mystiek toegedaan, of hij zich bezig houdt met rituele gebruiken, of met andere occulte praktijken – hieraan steeds moeten beantwoorden.
Nu is de samenstelling van de primitieve magie als volgt: Verschijnselen die behoren tot de natuur, maar niet bekend zijn bij de aanwezigen. Hiervan kan worden gezegd dat de magiër ze meestal door toeval ontdekt, of door overlevering van vader op zoon bv. leert. Zijn gebruiken van deze krachten wordt omweven met een zekere mythe, omdat hij voor zichzelf een verklaring nodig heeft voor hetgeen in zijn wereld nog bovennatuurlijk is. Juist deze effecten zijn vaak de meest spectaculaire. Vinden wij het primitieve contact met natuurkrachten, natuurgeesten, geesten van lagere orde.
Het is duidelijk dat entiteiten uit andere werelden, die de uwe bijna onmiddellijk beroeren, veelal in beroering zullen komen met een persoon wiens gedachten zeer sterk uitstralen. Dit geldt zoveel temeer wanneer de persoonlijkheid zelf door zijn eigen instelling, zich bewust of onbewust, juist op deze gebieden richt. De magiër heeft daarbij het grote voordeel, dat hij op zijn eigen wereld een logisch, redelijk en scherp denkend mens is. Zijn eisen zijn dus nauwkeurig omschreven en worden – aan de hand van ervaringen, zelf of door anderen opgedaan – binnen bepaalde perken gehouden. Dit weten wat hij wil schept hem een groot overwicht op elke natuurgeest, die in de vluchtigheid van denken zeker niet over een dergelijk gericht vermogen kan beschikken en dus zeer snel onderdanig wordt aan de sterke wil. De lagere geest, die optreedt, zal echter veelal uit de menselijke omgeving stammende, dezelfde kwaliteiten in mindere of meerdere mate bezitten. Hier wordt het dan een kwestie van worsteling of van koop. Bij de worsteling gaat het erom, wie over de meeste levenskrachten beschikt, wie de meeste moed heeft en het grootste uithoudingsvermogen. Wordt in dergelijke gevallen door de magiër een geest overwonnen, dan wordt deze zijn slaaf en wordt veelal gebonden voor meerdere opdrachten gelijktijdig. In sommige magische kloosters in Tibet bindt men op het ogenblik geesten voor een tijd van een jaar. De maximale tijd dat men ze kan beheersen.
In de Oudheid geschiedde het ook wel dat een geest als dienaar levenslang werd verbonden aan een persoonlijkheid, dan wel in enkele minder voorkomende gevallen, tot dienaar werd van een geheel geslacht en aan het bestaan van dat geslacht gebonden bleef. Een overwonnen geest zal te allen tijde trachten zijn vrijheid te verwerven. Er bestaat dus – ook na onderwerping – een voortdurende strijdbaarheid, zowel bij de dienaar als bij de meester. Hieruit vloeit vaak het ongeluk voort dat een magiër treft die verzuimt zich voldoende te beveiligen. Hebben wij te maken met een geval van koop, dan ligt de situatie anders. De magiër krijgt contact met een geest en biedt deze geest offers aan die hem welgevallig zijn, opdat hij bepaalde functies zal vervullen. In de meest primitieve vorm vinden wij dit als een offer, dat gebracht zal worden als een bepaalde daad door de geest zal worden gesteld, een bepaalde voorwaarde zal worden vervuld. Daarbij gaat meestal een klein offer vooraf en moet het grote offer gebracht worden op straffe van ondergang voor de magiër, degene van wie het magisch gebeuren heeft plaats gevonden. Een ander soort van koop echter ligt in de z.g. vergoddelijking van bepaalde geestelijke krachten. Dat hierbij krachten uit het lager gebied, het duister, vaak in hun eigen terrein zeer machtig en groot, soms aan bod komen, is begrijpelijk. Hier wordt een geest n.l. het volgende geboden: De magiër, met wie hij tot overeenkomst is gekomen, zal zich voortaan door deze geest laten leiden, mits die geest aan bepaalde voorwaarden voldoet. Hij maakt er een afbeelding van, een symbool en dwingt allen, die tot hem komen, hieraan goddelijke eer te bewijzen. Wanneer een dergelijke geest zijn beloften regelmatig vervult, dan ontstaat hierdoor zeer snel een mythe, die in een primitief geloof ontaardt. Bij dit primitieve geloof zal het gedachte- beeld, plus gedachte-energie, opgebouwd en geschonken door de mens, voor deze geest een voortdurende voeding betekenen en een voortdurende mogelijkheid zich op aarde, vaak zelfs zeer machtig, te uiten. Dit alles is zeker primitief. Andere vormen van magie heersen, door middel van combinaties van elementen, door chemische samenstelling, door het gebruik van zeer ingewikkelde symbolen, door geheime begrippen en denkbeelden, die zo wereldomvattend zijn, dat de zwakkere geest niet in staat is gelijkwaardige grote waarden daartegenover te stellen en dan slachtoffer wordt van dit machtsvertoon, plus deze werkingen.
Zo niet bij de primitieve magie. Hier is altijd sprake van een directe werking tussen magiër, wat de magische handeling helpt volvoeren en het resultaat. Gaarne zal ik u enige voorbeelden van primitieve magie geven, tevens daarbij aantonende, hoe het menselijke element hierin van groot belang, zo niet helemaal bepalend kan zijn. In de eerste plaats het vinden van onbekende personen of goederen op afstand. Ik neem mijn voorbeelden uit twee gelijk primitieve beschavingen en uit verschillende werelddelen. Borneo: Dajaks. Nieuw-Guinea: Papoea. In beide gebieden bestaat de methode om bij het naspeuren van verloren personen, goederen e.d. een pijl schijnbaar willekeurig af te schieten. Dit geschiedt onder een grote elevatiehoek en de richting waarin de pijl valt, geeft aan de richting, waarin het gezochte zich zal bevinden. Eigenaardig genoeg is dit vaak, vanuit de lucht gezien, een rechte lijn. Het is inderdaad een zuivere aanduiding. Bij deze aanduiding wordt een zekere hoeveelheid, gras, plus kruiden, meestal door bepaalde toverspreuken gezegend, aan de pijl gebonden. In het Papoea-gebied zal men dit ook vaak nog van vuur voorzien. Bij de Dajaks is, zover mij bekend, dit gebruik niet aanwezig. Verder werd een zeker offer gehouden, hetzij voor, hetzij na de plechtigheid. De Papoea, in dit opzicht meer zakelijk, brengt zijn offer over het algemeen nadien, en geeft de geesten slechts een zeer beperkte tijd om de essence van het aangeboden voedsel te genieten. Daarna geniet de magiër het verder. Dat komt nogal veel voor in de primitieve magie, dat de magiër zijn tafel deelt met de geest, maar zorgt, dat hij zelf de beste beetjes krijgt.
Wanneer die pijl is geschoten, is de richting dus aangeduid. Nu zou men denken, dat hiermede geesten e.d. onmiddellijk mee in verband staan. In deze gevallen is dit meestal niet waar. De magiër heeft wel bepaalde contacten met geesten. Hierdoor is hij overtuigd van zijn eigen kunnen, overtuigd van het feit, dat hij in zijn prestatie zal slagen. Dit is de eerste voorwaarde. De tweede voorwaarde: gedurende de rituele plechtigheid moet hij met een zekere eerbied worden behandeld. Hij laat aan het afschieten van de pijl een reeks gebaren of danspassen vooraf gaan. Hij doet dit om indruk te maken bij de omstanders en zichzelf tot een zekere overgevoeligheid op te zwepen. Deze magiërs, beantwoordende aan de voorwaarden, die ik zoëven stuk voor stuk heb opgesomd, voelen aan waar het gezochte leven of de gezochte uitstraling te vinden is. Het schieten van de pijl is voor hen slechts een handeling, waarmee zij onbewust aangevoelde krachten en toestanden weergeven op een kenbare wijze. Het schijnt, dat de pijl door toeval in een bepaalde richting ligt. In feite zullen zij echter hier zeker zelf leiding aan geven. Een soortgelijk verschijnsel vinden wij bij de Bosjesmannen, Zoeloes en zelfs nog iets noordelijker bij N’Sabai , waar het zg. ruiken de mode is. Overigens is dit ruiken en snuffelen in Afrika zeer populair. Men ruikt daar bv. water, men ruikt regen, men ruikt vijanden enz. Vooral in het Zuiden schijnen deze snuffelpraktijken soms nog heden ten dage zeer grote omvang te hebben.
Mag ik misschien een opmerking maken? Ik ving een flauwe gedachte op: Er is wel enig verschil tussen hun snuffelen en het snuffelen van een rijksaccountant. De procedure, die hier wordt gevolgd, speelt zich ongeveer op deze wijze af. De persoon, die de gemiste voorwerpen – of personen – kortom, het gewenste op zal sporen, beweegt zich veelal in een spiraal. Hij begint met stil te staan, diep adem te halen. Wij zien vaak oogverdraaiingen, als een teken van een soort trance; daarna eerst langzaam en dan steeds sneller wordt een wijder wordende spiraal rond het eerste punt getrokken. Op een gegeven ogenblik blijft de persoon staan en loopt een aantal passen in één bepaalde richting. Hij valt neer en stamelt enkele woorden. Die woorden worden door daarvoor aangestelde personen zeer nauwkeurig opgevangen en zullen zo dadelijk dienen om de afstand te bepalen. De richting, waarin het hoofd is gevallen, is de richting, waarin het gezochte zich bevindt. Hierbij is opvallend, dat op uren gaans nauwkeurig wordt aangegeven, waar de persoon zich bevindt en nog vreemder vaak, dat de aanwijzingen tevens soms nog de toestand aanduiden, waarin de persoon zich bevindt. Een dergelijke primitieve magie is weer gebaseerd op overgevoeligheid van de persoon. Het is een natuurverbondenheid, die beheerst door de wil van de magiër, hem in contact brengt met een zeer groot areaal van zijn omgeving en het hem mogelijk raakt de gewenste punten daar te selecteren. De plechtigheid zelf, het ritueel, is uiteindelijk weer een zoeken naar een uitingsmogelijkheid voor de in het “ik” wel aanwezige wetenschap, maar niet direct uitbare wetenschap. Er zijn mensen, die hiervan een aparte kunst hebben gemaakt. Hier spelen dus geen geesten mee. Anders wordt het bij het zenden van doodboodschappen. Wij vinden dit in de zeer primitieve magie als een soort doodwensen, doodbidden. Hier zal de magiër, na zijn opdracht ontvangen te hebben, zichzelf in een zekere roes brengen door het verbranden van kruiden. In sommige gevallen geeft hij zijn gasten eerst een zekere drank, waardoor zij in een toestand van verstarring, van onbeweeglijkheid, komen. De werking hiervan is niet blijvend, maar herinnert verder aan de toestand, die verder wel door Zuid-Amerikaans pijlgift tot stand wordt gebracht. Het is voor mij een open vraag, of de magiërs, die dit middel gebruiken, dit doen om te voorkomen, dat de nog niet betaald hebbende cliënten zich verwijderen, of om zich van een rustig gehoor te verzekeren. Een zuivere noodzaak voor de aanwezigheid bestaat er in dit geval n.l. niet. De magiër begint met een geest op te roepen. Deze neemt over het algemeen bezit. Is er een gehoor aanwezig, dan zullen in veel onverstaanbare klanken, bedreigende gebaren e.d., de actie van de geest worden uitgebeeld. In de gevallen, dat geen personen als toeschouwer aanwezig zijn, speelt het geval zich rustiger af. Vandaar, dat ook hier de twijfel rijst, of dit noodzakelijk is of niet. De magiër brengt zichzelf dus in een roes en trance. Hij vast en blijft in voortdurende overpeinzing, hij zendt doodsgedachten. Eigenaardig is hierbij, dat hij niet gebruik maakt van een grote wilsconcentratie. Het denkbeeld “dood” of “ziekte”, onheil voor een bepaalde persoon, of gemeenschap, houdt hij wel voortdurend vast. Hij gebruikt een ademhalings- techniek, die ons enigszins aan de yogi doen denken, waar hij zeer ritmisch, langzaam en beheerst ademt en de adem steeds uitstoot in één korte, krachtige zucht. Het is mij bekend, dat hij zich daarbij voorstelt, dat deze adem de geest kracht brengt, plus zijn wil, zodat de geest, door de kracht van de adem geladen, nu voorwaarts zal snellen naar het doel.
Van geestelijke zijde gezien is de toestand enigszins anders. Zij het dat er een gebondenheid bestaat of een koop; in beide gevallen zal de uitvoerende geest zich wapenen met de gedachten en krachten van de magiër zelf. Hij is een soort zendbode en maakt dus een versterkte overbrenging van deze kracht mogelijk. Hierbij moet ik opmerken, dat in minder primitieve systemen die krachtoverbrenging, ook zonder geest, even goed en even zuiver zou kunnen geschieden, maar dan slechts ten goede. Is eenmaal de taak volbracht – iets, wat niet altijd wil zeggen dat de wil van de magiër geheel volvoerd is, maar wel, dat zijn krachten zijn uitgeput – dan brengt hij een offer. Bij dit offer maakt hij een zeer nauwkeurige verdeling; neem bv. aan, dat hijzelf als offergave heeft gevraagd drie zwarte hanen. Hij zal deze hanen doden, hij zal het bloed laten uitvloeien voor de geest – dat is diens deel – hij zal daarop het gevogelte doen toebereiden en bij de maaltijd, bij elke beet, die hijzelf neemt, er één terzijde leggen. Zij blijven daar ongeveer een dag ter beschikking en – tenzij ondertussen zich andere klanten zich hebben gemeld – ontfermt de magiër zich ook over deze resten. Hier krijgt u een aardig voorbeeld van het doodwensen of doodbidden, zoals het niet alleen gebruikelijk is in Afrika, maar ook o.a. bij de Yaqui’s, de indianen van het noordelijk deel van Zuid-Amerika. Een ietwat uitvoeriger doodswens vinden wij in Tibet en het schieten van de doodspijl. Hier is de magie op zichzelf nog primitief. Zij maakt gebruik van symbolen. Dat zij zich daarnaast met ritueel omhult, als hoeveelheden rijstpiramiden van verschillende kleur, is het gevolg van de rituele magie die in dit gebied een zeer grote invloed heeft. Hier zien wij weer hetzelfde. De magiër reinigt zich en zondert zich af. Hij laat vaak de hut, waarin hij zijn vervloeking uitspreekt, op een afstand van ongeveer 100 meter omringen door enkele leerlingen, die dienst doen als wachtpost. In de eenzaamheid wacht hij, totdat hij voelt contact te krijgen. Hij voert dit contact op en maakt hierbij gebruik van geesten of demonen. Bij dit gebruik komt er een ogenblik dat hijzelf een schok ervaart. Dit is het ogenblik dat hij blindelings een pijl schiet door zijn uit riet bestaande hut. Dat ogenblik is dan ook vaak in overeenstemming met de dood van de persoon, die hij zoekt te doden. De werking – geestelijk gezien – is ongeveer gelijk aan het voorgaand beschrevene.
Een heel andere en liefelijke magie vinden wij o.a. in Egypte. Egypte, een land van zeer grote magische verworvenheden in de Oudheid, is langzaam naar zeker afgezakt tot veel primitieve gebruiken. Wij vinden daar dan ook resten van oud Syrisch geloof, Oud-Egyptisch geloof, vermengd met de bijgelovigheden uit het Boven-Nijlgebied. Hierbij ontstaat een magische begaafdheid, die speciaal zich tot natuurkrachten wendt. Vroeger was dit één tak van een zeer uitgebreide magische wetenschap, op het ogenblik zullen veel onwetende erfgenamen van de oude priesters deze primitieve magie beoefenen, gezien de begaafdheid, die zij van hun voorouders dus gekregen hebben.
Een zeer aardig gebruik hierbij is het roepen van het water. Wanneer de Nijl niet tijdig genoeg stijgt en dus geen water beschikbaar is, ook wel, wanneer de bronnen uitdrogen, zet de magiër zich, vergezeld van maagden en dit in zeer letterlijke zin, neer in de nabijheid van het water. Hij begint hierop een pleidooi – meestal luidkeels en voor Europese oren nogal kwetsend – waarbij hij de onschuld van de mensen aantoont en verzoekt om te komen. Hierdoor brengt hij zichzelf in een staat van opwinding, die het hem mogelijk maakt contact op te nemen met bepaalde natuurkrachten en ze te zien. Soms zien wij dan, hoe hij met onzichtbare wezens aan het handelen is, beurtelings smekend en dreigend. Uiteindelijk verzekert hij dan aan zijn gehoor, op een veilige afstand meestal in een halve cirkel gegroepeerd rond de magiër met zijn speciaal gevolg, dat hij de kleine geesten heeft bedwongen en dat zelfs boden naar de Goden zullen gaan, of in de meer moderne termen, dat zij Allah’s wil zullen vervullen. Het leuke hierbij is dat hij dus feitelijk niet beseft, natuurkrachten aangespoord te hebben en een zekere wil te hebben opgelegd aan hen. Die wilsoplegging gaat van de magiër uit. Nu heeft zijn verklaring een hoop gewekt, die het gehele volk – dat zijn soms enkele honderden personen, van 1000 tot 3000 soms – in opwinding gebracht met deze wil, dat het water zal komen, dat er regen zal vallen enz. Hierdoor wordt aan de reeks onder invloed zijnde natuurgeesten een nog veel sterkere wil opgelegd. Zo zijn zij soms in staat regen te scheppen, of water te doen stijgen op ogenblikken, dat dat eigenlijk niet mogelijk zou moeten zijn.
Een andere eigenaardige vorm van deze magie is het spreken met de wind. Wij vinden dit in de Abessijnse hoogvlakte. De volkeren, die daar wonen, zijn veelal jagers en landbouwers; herders, zou ik eigenlijk moeten zeggen. Degene, die deze magie bedrijven, zijn in de eerste plaats de hoeders van kudden. Zij keren wel tot de dorpen terug, maar vertoeven veelal in de open lucht en brengen langere tijden met hun zeer magere runderkudden door. Nu komt er een jachtogenblik. Het hoofd van een stam of van een familie, kondigt een jacht aan. Nu haalt men deze man uit zijn eenzaamheid – ‘t zijn altijd mannen daar – die zich, natuurlijk eerbiedig buigend, afvraagt, waarom hij geroepen is, ook al weet hij het. Dat is formaliteit. Dan gaat deze persoon vragen: “Wat wil de hoge heer vangen?” Dan kan hij bv. zeggen: “Ik wil een leeuw vangen”, maar je kunt ook zeggen, dat je op gazellen jaagt. De magiër trekt nu zich terug en dan krijgen wij een heel aardig tafereeltje. De man staat stokstijf en gebruikt alweer een bepaald soort ademhaling, die schijnbaar nogal roes wekkend is. Zij bestaat in een zeer volledige ademhaling, waarbij, als je zoudt denken: “hij springt dadelijk door rekken”, de man nog kans ziet meer lucht in zijn longen te pompen. Vervolgens zal hij een paar keer fluiten. Dit fluiten geschiedt met de mond en ook met de vingers. Het is een klagelijk geluid.Vreemd genoeg steekt kort daarop een koele wind je op, of tonen zich enkele kleine wervelingen, die wat zand doen opwaaien. Hij begeeft zich daarheen, zet zich rustig daarnaast en blijft zitten spreken. Hij hoort schijnbaar stemmen, die niemand anders hoort. Na een ogenblik verdwijnt de werveling en houdt het koeltje op. De magiër blijft een ogenblik zitten, spreekt vervolgens enkele dankformules in een voor niemand meer verstaanbaar dialect en begeeft zich tot zijn heer, die hem geroepen heeft. Hij weet daarop nauwkeurig te verklaren tot afstanden van 100 à 150 km af, waar zich het gewenste wild bevindt, hoe het zal trekken, waar vandaag, morgen en overmorgen het wild zich zal bevinden. Hij vertelt, dat hij dit gehoord heeft uit de wind. Dat is eigenlijk nog niet eens zo dwaas. Hij maakt gebruik van de levende krachten die ook in de lucht aanwezig zijn, om zo het leven te peilen van het wild dat hij zoekt. Hun instincten peilende, voelt hij aan, hoe de kudden zich zullen bewegen. Aardig is daarbij op te merken, dat hem het tweede stuk wild behoort, dat geschoten wordt – het eerste is natuurlijk van zijn meester – en dit wordt hem gegeven met de huid, doch zonder het hart. Dit is zijn loon.
Uit al deze voorbeelden heeft u ongetwijfeld zelf reeds de conclusie getrokken, dat de primitieve magie voor de mens eigenlijk een soort gebruiksmiddel is. Hij tracht daardoor dingen te verwerven, die voor hem aangenaam zijn en hij past het onmiddellijk in zijn eigen leven in. Hij is niet in staat een scherp onderscheid te maken tussen de magische waarde en wat uit hemzelf voortkomt. Hij ziet het als één geheel. Dat hij dit geheel gebruikt om zijn zuiver menselijke belangen te dienen, is wel duidelijk geworden. Dat hij daarnaast vaak onbewust, bepaalde geestelijke waarden in de wereld werkzaam maakt, of – wat ook wel gebeurt – bepaalde demonische krachten breekt, door zijn simpel en primitief recht uit zijn doel aanstreven, zal hem zelf niet bekend zijn. Maar hij is in onze wereld steeds een opvallend verschijnsel geweest. Mijn conclusie is dan ook: de mens, die in de primitieve magie uiteindelijk zichzelf zoekt, bereikt hiermede onbewust gebieden, die ver liggen buiten zijn eigen wereld en voorstelling. In deze werkingen zal hij onbewust de toekomst van zijn eigen wereld en zijn eigen volk en zijn eigen persoonlijkheid scheppen. Als zodanig is de magiër niet alleen de katalysator tussen geestelijke krachten en stoffelijke omstandigheden, hij is evenzeer de katalyst voor wereldschokkende gebeurtenissen. Hij beseft dit zelf niet, maar toch volbrengt hij vaak feiten, die over de gehele wereld hun weerslag hebben, juist door de geestelijke krachten, die door hem werden beroerd. Daarmede, vrienden, heb ik mijn lezing beëindigd. Ik hoop, dat zij u iets heeft mogen zeggen. Indien u er vragen over heeft, dan zal ik ze gaarne voor u beantwoorden.
SYMPATHISCHE MAGIE
17 mei 1957
Hieronder verstaan wij de magische verschijnselen, die berusten op een geestelijk of onmiddellijk contact. Hiervan zijn er al in het verre verleden veel voorbeelden bekend en tot heden toe wordt, o.a. bij goena-goena en dergelijke, veelal zwart-magische praktijken, nog steeds gebruik gemaakt van deze speciale soort van magische werkingen. Om duidelijk te maken wat het woord “sympathisch” inhoudt, zal ik trachten de verhouding kort en duidelijk te schetsen.
Wanneer ik een persoon heb, dan heeft deze persoon een eigen uitstraling. Mijn gedachtekracht kan scherp genoeg zijn om deze uitstraling ook elders op te bouwen. Wanneer ik nu gebruik maak van dode materie, bv. was, klei, e.d., dan zal ik het patroon van deze uitstraling hierin vast kunnen leggen. Dan heb ik een schijnbaar dood voorwerp, dat te allen tijde voor mij is afgesteld op de persoon, waar het een voorstelling van vormt. Elke handeling, die ik t.o.v. het beeldje volvoer, is voor mij geestelijk hetzelfde als een handeling, die ik tegenover de persoon zelf volvoer. Dat natuurlijk hier nog vele andere mogelijkheden in schuilen, zal duidelijk zijn. De primitiefste vormen van z.g. sympathische magie vinden wij eigenlijk eerder bij het fetisjisme, dan bij de zuivere magische procedure. Wanneer iemand “heilig” is, of bijzondere kwaliteiten heeft, is men n.l. geneigd een voorwerp van die persoon te ontvreemden. Hoe persoonlijker dit bezit is, hoe beter. Men meent daardoor met de persoon in verband te staan en deel te hebben aan zijn eigen bijzondere kwaliteiten. Ofschoon misschien de grondslag een enigszins andere is geworden, heb ik mij laten vertellen, dat een dergelijk soort van bezit ontvreemden, zelfs plaats vindt, waar moderne filmsterren zich temidden van hun bewonderaars bewegen. Dit schijnt een door enthousiasme gedicteerde onvrijwillige strip-tease act te zijn. Nu zult u misschien glimlachen om deze vergelijking, maar gaat u eens even na: wat is de oorzaak? De bewondering en het verlangen naar persoonlijk contact. Voor de persoon zelf treedt dan het memento in de plaats, dus wat men verworven heeft, een stukje van de kleding, een lok haar. Hierdoor meent men dus a.h.w. dichter bij de persoon te staan. En zo imaginair als dat een recht en modern denkend mens mag lijken, is het toch niet helemaal zonder reden. Want zo’n kledingstuk is doordrongen van de persoonlijke uitstraling van de drager. Het haar stond in onmiddellijk verband met het lichaam en als zodanig afgesteld op dat lichaam. Het is werkelijk mogelijk langs deze wijze geestelijke contacten te krijgen. Zo hebben de eerste fetisjisten heel vaak voorwerpen van bewonderde personen tot zich genomen in de hoop daardoor aan hun kwaliteiten deelachtig te worden en hun bijzondere vermogens te delen.
In een sterk overdreven vorm zien wij dit bij verschillende menseneters, bij andere primitieve stammen, die, hetzij door het bewaren van een bepaald deel van een lichaam, dan wel door het eten van een bepaald deel, menen de eigenschappen van hun verslagen vijand tot de hunne te maken. Al deze primitief-magische handelingen berusten dus op een éénklank tussen voorwerpen en personen. Ik kan dit echter veel verder doorvoeren. Op een gegeven ogenblik kom ik in contact met geestelijke krachten op een bepaalde plaats. Zij openbaren zich bv. daar aan mij. Dan zal al wat voor die openbaring belangrijk was, wel degelijk een onmiddellijk contact met die geest betekenen. De medicijnbuidel van veel indianenstammen bevat juist voorwerpen van deze geaardheid. Zoals u weet, begeeft de jonge indiaan, nadat hij de mannelijkheidsproef heeft afgelegd, zich in eenzaamheid. Hij tracht daar een medicijn, een verband met eeuwige stamgeesten en voorvaderen te verwerven. Dit wordt hem gegeven in een bepaald teken. Hij ziet a.h.w. de geest en krijgt een voorwerp getoond, dat vanaf dit ogenblik zijn speciale fetisj is, dus zijn medicijn. Hier wordt de behoefte naar verbinding met hogere geesten, met schutgeesten (beschermgeesten) en Manitoe’s uitgedrukt in de symbolen, die men bewaart; symbolen, die bovendien behoren te zijn deel van de plaats, waarop de Manitoe verscheen en meegenomen als onmiddellijk gevolg van een wenk, dat hij daartoe gegeven heeft. Al deze vormen behoren tot dezelfde klasse. Zij zijn onbewust en primitief magisch. Anders wordt het echter, wanneer ik bewust gebruik ga maken van sympatische magie om daardoor bv. bepaalde krachten tot mij te brengen. Zonder iemand hier te willen beledigen, zou ik erop willen wijzen, dat bv. brood maken tot het lichaam van een Leraar , zeker ook behoort onder sympatische magie, ofschoon het gelijktijdig ook rituele magie inhoudt.
De vormen, die het beste bekend zijn, zijn zwart-magisch. De gevolgde procedure is meestal het verwerven van delen van een persoon, hetzij kleding, hetzij kleine deeltjes van het lichaam. Daaronder behoren haren, afsnijdsels van nagels, baardstoppels e.d. Deze worden onder het murmelen van magische formules en concentratie op de persoon dan verwerkt in een beeldje. Dat beeldje is vervolgens in staat om bepaalde stralingen uit te zenden, die niet onmiddellijk lichamelijk, maar eerder astraal, de persoon in kwestie kunnen aantasten. U moet zich deze procedure als volgt voorstellen: de gedachtekracht gericht op het beeldje, dat fungeert als een lens. Het bundelt dus de gedachtekracht en straalt deze – gericht – verder. De richting wordt bepaald – het is een geestelijke kwestie – door de eenheid van frequentie, die in het beeldje schuilt en de persoon op wie de straling is gericht. Op deze manier kan men dan dus, zelfs op een zeer grote afstand, astrale invloeden geldend maken rond een bepaalde persoon. Deze invloeden werken in op het zenuwstelsel. Zij kunnen dus lichamelijke storingen veroorzaken. Zij kunnen op reactiesnelheid en tempo inwerken. Zij kunnen dus zorgen, dat iemand niet zo zuiver waarneemt, dat iemand vergeetachtig wordt, dat iemand – bewust of onbewust – zijn eigen vernietiging in de hand werkt. Maar niet alleen verderfelijk wordt deze magie bedreven. Voorbeeld: een zoontje van een magiër wenste een grote vriend toe, dat hij zou slagen bij een examen. U merkt, het is in de moderne tijd, want examens zijn juist in de laatste tijd belangrijker geworden dan werkelijke prestaties. Deze zoon begon met enkele potloden en een paar oude pennen te ontvreemden van deze vriend. Daarover werden allerhande bezwerende formules uitgesproken. Toen werden wat leerboeken tezamen gebracht, het potlood en één pen werden erop gelegd, de andere werden in een blad, een schriftelijk werk van de persoon zelf – goed werk, ook al ontvreemd -, ingewikkeld en begraven bij de ingang van de examenzaal. Volgens het geloof van de jonge magiër zou nu het volgende gebeuren – het examen was schriftelijk -: De pennen en potloden zouden ongetwijfeld invloed uitoefenen op hun soortgenoten, die door de vriend gebruikt zouden worden. Zo zou hij beter schrijven, makkelijker rekenen dan anders. Maar het zou mogelijk zijn dat hijzelf niet voldoende kennis bezat. Dan zou het werk, dat hij goed had volbracht, een inspiratie zijn, een nieuwe kracht en een nieuw weten, dat het hem gemakkelijker zou maken om te werken en na te denken. Zou hij dan nog gebreken hebben, dan was er thuis die grote stapel leerboeken, waaruit de gegevens dan – langs magische weg – aan de jonge man zouden toevloeien Het klinkt misschien als een recept voor slechte leerlingen. Ondanks dat alles had die jonge magiër het nog niet zo vreemd bekeken. Hij had alleen één ding verzuimd. In dit geval een zeer belangrijk ding. Hij had zijn vriend n.l. niet op de hoogte gesteld van zijn maatregelen. Had deze vriend nu daarin geloofd, dan had hij vlak bij zich een punt gehad, waarop hij zich kon concentreren. En door deze concentratie zou hij geestelijk toegang gehad hebben tot alle materiaal en leerstof, die voor hem klaar gelegd waren op een andere plaats. Het klinkt misschien belachelijk, maar dat is het niet.
Op gelijksoortige wijze zien wij bv. liefdeselixers brouwen. Ook hier weer het samenvoegen van verschillende stoffen, waarbij meestal een druppel bloed, in ieder geval een persoonlijk voorwerp van degene, die zijn liefde aanvaard wil zien. Het resultaat is, dat die persoon dus – geestelijk gezien – onmiddellijk in contact wordt gebracht met de tegenpartij aan wie hij dat magische middel toedient, of in wiens omgeving hij het verbergt. Hierdoor kunnen inderdaad die gedachten in die omgeving scherper werken. Er zou dus een voorkeur kunnen worden gewekt. De grootste werking van sympatische magie is niet te rekenen onder de bovennatuurlijke verschijnselen. Zij werkt met krachten, die op aarde aan een ieder bekend zouden kunnen zijn. Te noemen: telepathie, telekinetische verschijnselen, die toch op aarde bekend zijn en controleerbaar. Verdere sympathieën en antipathieën. Je zou dus niet moeten aannemen, dat deze magie op zichzelf bovennatuurlijk is. Zij kan weliswaar soms verschijnselen veroorzaken, die schijnbaar bovennatuurlijk zijn, maar dat is lang niet altijd zeker. Wel is zeker, dat zij de band, die tussen mens en mens kan bestaan, in aanmerkelijke mate verscherpt, zodat zij de suggestieve kwaliteiten van de ene persoon t.o.v. de andere: aanmerkelijk op kan voeren.
Nu zal ongetwijfeld uw vraag zijn: Wat hebben wij aan dergelijke magie? Wat kunnen wij daaruit leren? Wat is de vrucht, die het voor ons heeft? De sympatische magie op zichzelf heeft u weinig te zeggen, maar de krachten, die ervoor gebruikt worden, wel. Wanneer het mogelijk is een mens dood te wensen vanaf een afstand, hem ziekten te bezorgen, ongevallen te doen overkomen, wanneer het voor iemand mogelijk is sympathie en antipathie te helpen bepalen, iemand een slagen, of een ten ondergaan te bezorgen langs deze weg, dan moet het mogelijk zijn, ook zonder het gebruik van dergelijke bijgelovige praktijken en suggestieve methoden, langs geestelijke weg contact met anderen te krijgen. Dan moet het mogelijk zijn de band van persoon tot persoon op aarde zo sterk te vestigen, dat men een zekere invloed kan verwerven in het leven van een ander. Op zuiver persoonlijke basis betekent dat niet veel. Hoeveel personen bestaan er niet op aarde, die belangrijk zijn. Die in hun beslissingen geleid moeten worden, niet alleen door hun eigen koude rede, maar ook door het verlangen, het begeren van de mensheid. Wanneer een staatsman atoombommen laat ontploffen en de mensheid gebruikt deze sympatische krachten door bepaalde dingen met die man te vereenzelvigen, zich daarin te concentreren en hem zo te bereiken, zonder verder alle bezweringen, dan wordt daar een voortdurende indruk uitgeoefend: “Dit was eigenlijk verkeerd, dit was niet acceptabel”. Dan komt zo iemand tot een twijfelen en een hernieuwd beschouwen van wat hij misschien al te snel als vaststaand heeft aangenomen. Een mens is ziek en wanhopig. Je kunt die mens zo niet benaderen. Je vereenzelvigt wederom een beeld of voorwerp, misschien een bepaalde gedachtestructuur zelfs met die persoon. Je concentreert je daarop. Dan bent u in staat die persoon troost en sterkte te geven, zonder persoonlijk contact. U bent in staat om anderen van op een afstand te doen aarzelen, iets wat erg belangrijk kan zijn. Voorbeeld: U loopt op straat. Een kind wil oversteken. Een auto komt aan. Als het doorloopt, zal het waarschijnlijk gewond worden of sterven. Maar uw gedachteconcentratie op de persoon is voldoende om hem een ogenblik te laten aarzelen. In dit ogenblik is het gevaar geweken. Dat is het belang van de magie.
Sympathische magie is niet iets, waar je zo voor de aardigheid eens proeven mee moet nemen. Daarvoor zijn de waarden, die hierin optreden te belangrijk in elk menselijk leven. Het is zeker uit den boze langs deze weg van concentratie, uitzending van gedachten, etc., te proberen anderen te belemmeren in hun eigen levensvoering en eigen levensweg. Maar het is wel belangrijk, dat wij in staat zijn deze krachten te mobiliseren, wanneer het gaat om het welzijn van de mensheid, welzijn van een mens en ons eigen welzijn. Je moet in staat zijn met die gedachten iets te bereiken. De sympathische magie leert ons, dat dit mogelijk is. Onverschillig de verklaringen die verschillende onderzoekers van het paranormale vinden voor deze verschijnselen. Het is zeker, dat deze resultaten niet kunnen ontkend worden. Het is zeker, dat deze resultaten ook op kunnen treden, wanneer iets niet is mede gedeeld, wanneer dus geen kennis van de magische handelingen aan de andere kant bestaat. Er zijn resultaten te behalen. En al mag de primitieve magie dan voor ons interessant zijn, sympathische magie wordt voor ons iets, wat wijzelf kunnen leren en hanteren en soms zullen móéten hanteren, willen wij geheel tegemoet kunnen komen aan de verantwoording, die wij tegenover de mensheid hebben. Een mens bestaat niet alleen uit stof. In hem zijn voertuigen vertegenwoordigd van veel verschillende sferen. Wat in feite de sympathische magie doet, is niets anders dan het activeren van andere voertuigen en krachten dan de normaal gebruikte. Daardoor het richten van meestal niet gebruikte energieën uit de mens tot het bereiken van een bepaald doel. Daar komen geen geesten bij te pas. Het is geen werken met demonen en geesten. Het is zuiver het werken met natuurlijke krachten. Voorbeeld van goede magie: Allereerst een punt, wat u allen misschien bekend is. U gaat naar een geestelijk genezer toe. De persoon zelf kan er niet komen. U geeft de genezer een voorwerp, deze neemt het voorwerp en concentreert zich daarop en behandelt zo zijn patiënt. In feite behandelt hij de vulpen of het portret. Maar door de identificatie van het portret met de eigenlijke patiënt, komt hij tot een behandelen van de patiënt. Voorbeeld: U bent iets verloren en u zoekt het. U concentreert zich erop en u vindt het niet. U gaat iets anders beginnen, maar er zijn associatieve gedachten die bij die bezigheden, – de voorgenomen niet doorgevoerde en de daarvoor in de plaats gekomen -, met elkaar verbinden.
In 9 van de 10 gevallen zult u dan het plotseling het voorwerp vinden, dat u zoëven nodig had. Daarom een simpel voorbeeld van sympathische werkingen. Uw aandacht was gericht op het voorwerp, dat u zocht. U was echter niet in staat dit vrij te maken van het zuiver stoffelijke peil. U werd daarin beperkt door uw zuiver zintuiglijke waarnemingen. Op het ogenblik, dat dit wegvalt, – de spanning dus -, door het aanvaarden van die nieuwe bezigheid, kan de geestelijke impuls, die u gelijktijdig hebt geschapen, werken en u ontdekt het voorwerp. U hebt daar nooit zo over nagedacht, toch zijn die feiten zo. Wij kunnen nog verder gaan. U zit geestelijk in de put tot en met. U weet niet hoe u eruit moet komen. U zoekt naar een oplossing. Er is er geen te vinden. U gaat zich afvragen, of u dan helemaal verlaten bent en u denkt misschien aan iemand, overgegaan of levend, die u dan wel had kunnen helpen. Het vreemde is, dat na deze gedachte een oplossing plotseling mogelijk blijkt. Ook dit komt meer voor dan u zich waarschijnlijk voor kunt stellen. Ook hier heeft weer de gedachte, geconcentreerd op een bepaalde waarde, contacten geschapen met anderen. De grote fout, die men vaak maakt, wanneer men over sympathische magie spreekt, is dat men denkt, dat er werkelijk een tastbaar materieel contact moet zijn. Dit is niet waar. Het contact kan volkomen imaginair zijn, mits het voldoende duidelijk is opgebouwd. Elk contactpunt is bruikbaar en waar elk contactpunt bruikbaar is, zal dus niemand eenvoudig deze magische bereikingen voorbij moeten laten gaan. Ieder kan ze volbrengen, mits hij voldoende geloof en vertrouwen en concentratievermogen heeft.
In uw eigen wereld wordt heel vaak gesproken over gezamenlijk mediteren over de vrede. Over gezamenlijk iets volbrengen. Soms gaat men er toe over daar tekens van te dragen. Een zeer moderne vorm van fetisjisme uiteindelijk. Met deze gedachtekracht kan inderdaad zeer veel gepresteerd worden, wanneer ze gericht is. Een diffuus zoeken naar vrede in het algemeen kan nooit een werkelijke magische werking veroorzaken. Er is immers niets speciaals, waarop die kracht wordt gericht. Zij is versplinterd. Het heeft als geheel weinig betekenis. Zij kan slechts zeer in het algemeen zo hier en daar krachten wekken. De magiër, die met deze speciale tovenarij echter werkt, kan vrede stichten, zonder dat iemand weet hoe. Voorbeeld: Twee negerstammen waren niet lang geleden in voortdurende strijd. De opstand en houding van grotere negergroepen in een bepaald deel van Afrika maakten het noodzakelijk dat deze strijd op zou houden. Een aantal tovenaars kwam samen, bouwden een beeld van de stamgeest van beide betrokken stammen en begonnen vervolgens via deze beelden de opperhoofden van die stammen en hun raad speciaal te beïnvloeden. Een schijnbaar toevallig treffen van twee jachtpartijen leidde tot een verbroedering, zodat ongeveer tien dagen, nadat de magische procedure was begonnen beide stammen weer volledig met elkaar bevriend waren na een twist, die bijna 50 jaar had geduurd. Dat hadden zij nooit gekund, wanneer zij alleen maar hadden gedacht over vrede tussen die twee. Deze gedachte, deze noodzaak tot vrede, deze behoefte werd in de eerste plaats geprojecteerd op bepaalde personen als kernpunt, daarnaast op omringende personen. Daardoor kon zij actief en werkzaam zijn.
Hieruit volgt, dat de sympatische magie op zichzelf misschien niet bruikbaar is voor een blanke, of een Europeaan. Hij gelooft daarin niet voldoende. Maar wel is voor een ieder, met een zekere esoterische achtergrond, het gebruik van gedachtekracht een bekend beeld dat vertrouwd genoeg is om tot een gebruik van deze krachten te komen. Laten wij dan volgens de wetten van de sympathische magie deze gedachtekracht gaan gebruiken. Dan kunnen wij door het gericht uitstralen van de gedachten dat bereiken, wat anders niet te verwezenlijken is. Dan kunnen wij op deze wijze invloeden in de wereld scheppen, die zeer zeker belangrijker zijn dan al wat wij zonder dit, zelfs maar zouden kunnen benaderen. Wij moeten altijd begrijpen, dat in alle magische verschijnselen en procedures bepaalde standaardgedachten en standaardbeelden verwerkt zijn. Wanneer wij ooit nog eens over de rituele magie zullen spreken, dan zal u dat duidelijk worden. Steeds vinden wij daar pentagrammen en hexagrammen, octogrammen zelfs, steeds vinden wij daar dezelfde namen, dezelfde tekens, dezelfde samenstellingen van reukstoffen, brandstoffen, dezelfde bloedoffers, dezelfde vuuroffers, steeds weer dezelfde elementen anders gegroepeerd. In de magie gebeurt dat overal. De groepering op zichzelf schijnt dus belangrijker te zijn dan de grondstof. Het gaat om het beeld, dat gewekt wordt, het brandpunt dat wordt gevonden voor eigen streven en denken, het contact, dat daardoor mogelijk wordt met krachten uit andere werelden, dan wel met personen of omstandigheden op de eigen wereld. Hiervan is juist sympatische magie het beste voorbeeld.
Hier wordt aangetoond hoe de gedachte op een simpele wijze kan worden uitgestraald naar andere personen, om daar stoffelijk en geestelijk onmiddellijke invloed kenbaar te maken. Zelfs voor de ongelovige westerling kan zij uiteindelijk ook aantonen, dat er een kracht bestaat, die mens en mens bindt. Dat er een kracht bestaat, waarbij mens tegenover mens verantwoordelijk is, niet alleen voor daden, maar zeker ook voor scherp gerichte gedachten.
Ik hoop, dat u dus zult begrijpen, dat ik dit onderwerp niet alleen heb aangesneden om nu maar verder te praten over magische verschijnselen. Ik heb getracht u duidelijk te maken, dat u zelf dit kunt gebruiken, dat u zelf voorzichtig moet zijn met gedachten, die scherp zijn gericht, indien u niet van tevoren overlegd hebt, wat hun uitwerking zal zijn. Ik heb geprobeerd u duidelijk te maken, hoe een wapen voor aanval en verdediging in de handen ligt van iedere mens die bereid is zijn gedachtekracht te gebruiken. Ik heb u gewezen op het feit, dat een bepaalde voorstelling, of zelfs voorwerp, als brandpunt werkend, als een soort lens, de intensiteit, waarmee men anderen beroeren kan, aanmerkelijk vergroot. Ik hoop, dat u hiermede nooit egoïstische experimenten uit zult halen. Er kan een ogenblik komen, dat een sterkere kracht dan de uwe terugvalt door dezelfde lens, die u gebruikt hebt en dan kan zij voor u vernietigend zijn. Zolang onzelfzuchtige gedachten en streven ten goede op deze wijze in de wereld worden uitgezonden, kunt u ervan overtuigd zijn, dat uzelf onkwetsbaar bent voor kwade krachten. Wanneer een kracht terugkomt, zal zij ten hoogste een vergroting van uw eigen potentieel zijn. U zult daarmee op de wereld veel tot stand kunnen brengen. Wanneer mij de gelegenheid wordt gegeven, hoop ik ook nog volgende malen zo nu en dan op bepaalde aspecten van de magie terug te komen. Ik hoop ook, dat u het mij niet kwalijk zult nemen, dat ik, zal proberen daaraan een zekere lering, speciaal voor u, uw omgeving en uw tijd, te verbinden.
- Indien ik een boek heb geleend en iemand ten gunste wil beïnvloeden, kan ik dit dan als brandpunt gebruiken?
Indien u dit met een redelijke voorstelling van de persoon, ook al is deze niet geheel reëel, kunt verbinden, ja. Een boek op zichzelf is een inhoud, een reeks van begrippen. Deze reeks van begrippen, ofschoon uit de schrijver voortgekomen, zal nooit voor die persoon bepalend kunnen zijn. Zeker zullen zij niet bepalend kunnen zijn voor een ander, die het boek in handen heeft gehad, gelezen, of gereproduceerd. Echter kunnen wij aan het voorwerp, zoals aan elk voorwerp, een bepaalde voorstelling verbinden. Indien deze voorstelling ook maar enigszins beantwoordt aan de persoon, die wij trachten te bereiken en te beïnvloeden, kunnen wij dus het boek ook daarvoor gebruiken.
Wanneer de persoon het boek onder zich heeft en ik denk daaraan, is de invloed dan groter dan wanneer ik aan de persoon denk?
Neen, het boek is niet in uw nabijheid. M.a.w.: een concentratie op dat boek vraagt u evenveel concentratie als op de persoon. Wanneer het boek in uw bezit is, is het mogelijk zuiver stoffelijk door beroering, beschouwing e.d. tot een concentratie daarop te komen. Een associatie van het boek dan met de persoon, maakt een vergroting van werkzaamheid wel mogelijk. Anders gezegd: wanneer je een lens wilt gebruiken om licht te versterken, dan moet je zorgen, dat ze niet te ver van de vlam af staat. Anders is te veel licht verloren gegaan. Zo is het, wanneer dat boek zich op een afstand van u bevindt. U kunt zich voorstellen, dat uw gedachten in een bepaald brandpunt samenkomen. Nu kunt u zich bovendien voorstellen dat het mij makkelijker is om mijn gedachten in een brandpunt samen te stellen, wanneer ik een voor mijn wereld een vast punt in de nabijheid heb, dan wanneer ik dit zeer in het algemeen, of op een gedachtebeeld dat buiten mijn werkelijkheid van het ogenblik ligt, moet doen. Dit houdt dus in, dat mits ik een voorwerp in mijn nabijheid heb, waarop ik mijn gedachten kan concentreren, de concentratie hierin zeer fel en zeer intens zal zijn. Verder is duidelijk, dat de intentie van de concentratie bepalend is voor de richting, waarin de uitstraling zal gaan. Zo voldoet dus het boek als voorbeeld, dat u zoëven noemde, aan de volgende voorwaarden. Het ontvangt uw gedachten, het brengt ze in brandpunt en het projecteert ze in een van te voren vaststaande richting volgens de eigenschappen, die u persoonlijk aan het boek hebt toegekend. Geestelijk gezien dus een lens. Zolang het boek in uw nabijheid is en dus voor u een stoffelijke concentratie hierop mogelijk is, werkt het als brandpunt. Dan brengt het dus een vergroting van krachten en een scherpe richting van krachten teweeg. Zodra dit stoffelijk contact niet meer aanwezig is, heeft het betrekkelijk weinig zin. Wel kan ik het weer doen door twee voorwerpen te gebruiken, waarbij ik aan het ene dan een straling inleg, maar dit is geen feitelijke sympathische magie meer. Een straling inleg, die een gesteldheid van degene die het met zich voert, moet veroorzaken. Dan vergroot ik daar door de receptiviteit van die persoon voor de invloeden die ik uitzend. Maar dan heb ik steeds zelf een concentratie voorwerp nodig om daardoor mijn gedachten zo scherp mogelijk te bundelen en zo juist mogelijk te richten.
Kunnen wij over afweermiddelen beschikken?
Zijn wij ons ervan bewust, dan bestaan er zeker afweermiddelen tegen. Zijn wij ons er niet van bewust, dan komt dat noodlot, waarover men zo gaarne spreekt, wel wat meer in het geding. In feite kunnen wij dit zeggen: geen enkele uitgestraalde gedachte zal invloed kunnen hebben op een persoon, tenzij bepaalde harmonische tendensen in deze aanwezig zijn. M.a.w.: bent u volkomen rein en wordt er een perverse gedachtevloed op u afgevuurd, dan zult u dat niet eens merken, omdat het ligt buiten uw concept van leven en als zodanig op u geen enkele invloed kan hebben. Aan de andere kant, bent u zich bewust ervan, dan kunt u zich wapenen door juist de aspecten, waarop gewerkt zal worden – en die kunt u wel nagaan, dat zijn uw eigen zwakke punten – zoveel mogelijk dus langs de weg der zelfsuggestie terug te dringen, ze uit het bewustzijn terug te houden en ze uit elke handeling en daad zoveel mogelijk te verwijderen. Daardoor ontstaat een soort bolster van goede eigenschappen, waarbinnen het kwaad nog wel verborgen is, maar niet in contact meer kan komen met de suggestief-beïnvloedende werkingen, de direct beïnvloedende geestelijke werkingen ook, die anderen op u af stralen. Men hoeft dus zeker dergelijke aanvallen niet lijdelijk te ondergaan indien men zich bewust is, dat die werkingen worden uitgeoefend. Naarmate men zich minder bewust is van het optreden van dergelijke krachten, zal men uit de aard der zaak eerder het slachtoffer daarvan worden. En zoals meestal ook bij oorlogvoering is, de onverwachte aanval brengt meestal de grootste resultaten met zich mee.
Het sirih-spuwen, dat wij kennen uit de Oost, is dit ook onder sympatische magie te rangschikken?
Ik zou dit eerder onder de suggestieve afweermiddelen willen rangschikken, eerder dan onder de directe aanval. Het sirih-spuwen als zodanig is het leggen van eigen zegel, punt een; op een bepaalde plaats; en punt twee: het verwijderen ook van niet gewenste krachten uit het “ik”. In deze samenvoeging zou ik het dus niet onmiddellijk onder sympathische, maar eerder onder de suggestieve werkingen willen rubriceren.
DE RITUELE MAGIE
24 mei 1957
Ik ben mij ervan bewust, dat dit uit de aard der zaak slechts korte schetsen kunnen zijn. Het is onmogelijk in korte tijd een overzicht van de gehele materie te geven. Voorlopig hoop ik, dat u hiermede genoegen zult nemen, zo nodig kunnen wij later er verder op ingaan. Zoals de woorden al aangeven, is deze vorm van magie gebouwd op ritueel. Een rite is een samenvoeging van klanken, met eventueel woorden, gebaren, geluiden, geuren, beelden en tekens. Dit houdt in, dat een magische rite een schetsmatig weergeven van een gehele reeks van belevingen, plus van een grote kennis in zich draagt. Het principe, waarop zij berust, is als volgt: Er bestaan meerdere werelden. Er bestaan zelfs in de eigen wereld van de mensen verschillende gebieden van kracht, die normalerwijze niet beroerd of beheerst kunnen worden. Er moeten echter bindende krachten bestaan, die al deze gebieden tezamen voegen in één hand. Anders gezegd: alle krachten stammen uit God en door middel van het Goddelijke is een binding te vinden.
De hoogste vorm van magie, ook wel kosmische magie genoemd, houdt hiermede rekening en benadert de samenhang van de dingen uit een zuiver kosmisch standpunt. De rituele magie kan dit niet of slechts ternauwernood. Vandaar dat zij zoekt naar die producten, die op de grens van twee werelden liggen en als zodanig in beide werelden kenbaar zijn en hun invloed uitoefenen. Vandaar bv. het gebruik van reukstoffen. Nu is een reukstof iets, wat voor de mens goed waarneembaar is. Gelijktijdig iets, dat door een fijne verdeling van kleine deeltjes in de lucht ook invloed kan hebben op de plaatselijke gesteldheid voor andere wezens, want het aanwezig zijn van deze deeltjes in een speciale verdeling, met eigenschappen en trilling, betekenen wel degelijk ook een verandering van structuur voor de geesten en natuurkrachten, daar waar deze geur heerst. Nu is het echter zo, dat niet altijd de gelijke stof werkzaam kan zijn ten overstaan van de gelijke kracht. Want ten opzichte van uw eigen wereld verschuift a.h.w. de waarde van die geestelijke wereld voortdurend. Een astroloog zou zeggen: “Onder invloed van de sterren”. Ik voor mij prefereer hier: “Ten gevolge van bepaalde kosmische stromingen”.
In de oudere vormen van rituele magie, zoals bv. in Egypte, vinden wij dan ook uitgebreide lijsten, waarbij voor een bepaalde dienst de reukstoffen dag voor dag worden voorgeschreven. Men maakt over het algemeen gebruik van min of meer 40 reuksoorten, meestal in harsen, wierook e.d. Soms ook in kruiden. Hierbij wordt uitdrukkelijk de stand van de maan mee in betrekking gebracht tot de gebruikte geurstoffen, terwijl verder een verschuiving in de kalender plaats vindt, naarmate de stand van de aarde, in haar loop om de zon en zelfs de stand van de zon t.o.v. de stand der sterren, zich wijzigt. Klaarblijkelijk wist men dus al, dat de trillingen niet alleen in overeenstemming moesten zijn met een bepaalde menselijke waarden, maar ook met een kosmische waarde. Een waarde, die in alle geestelijke werelden ligt. En die waarden, die in alle werelden schuilen, zijn vanuit het Al als een soort stroming kenbaar op aarde. Het is echter niet voldoende, wanneer wij een geurstof alleen gebruiken. Op zichzelf zegt zij niets. Wanneer een luchtgeest uw aandacht zou willen trekken door het op een bepaalde plek plotseling hevig te laten regenen, dan zou dat voor u alleen een verschijnsel zijn zonder meer. Maar op het ogenblik, dat een dergelijk wezen in staat zou zijn bv. daarin letters te vormen, dan zou uw aandacht getroffen worden. U zou dus in contact kunnen treden met een dergelijk wezen. Let wel, dit is geen mededeling van een feitelijke mogelijkheid. Op een dergelijke wijze gebruikt de magiër dan ook zijn verschillende producten. In de eerste plaats prepareert hij zowel zijn wierooksoorten alsook zijn lampen. Die lampen zijn van verschillende vorm.
U zou zeggen, dat het van weinig belang is in een drie-dimensionale wereld. Maar voor die grote wereld kan die vorm een groot verschil betekenen. Ik zou haast een symbool erbij willen halen, n.l. het symbool van het kruis. Wanneer u het kruis goed bekijkt, dan bestaat het uit vier vlakken in de lengte en drie gelijke vlakken in de breedte. Slaat u die op, dan krijgt u een kubus. Nu heeft een kubus heel weinig te zeggen, of u moet veel weten over haar inhoud en betekenis. Maar een kruis heeft voor uw wereld een zeer specifieke beduiding, daar in de wereld langzaam maar zeker het christendom toch overal is doorgedrongen, zelfs al is het niet aanvaard. Stelt u zich nu voor, dat ik een lamp gebruik van een driehoekige vorm. De uitslag, die deze geeft in een wereld, waar de indruk van het voorwerp anders ligt, omdat er een nieuw soort afmeting aan is toegevoegd, kan dan wel een kenteken zijn van bepaalde geestelijke machten. En als zodanig geeft het een onmiddellijk punt van aanraking. Alleen de vorm van de lamp is natuurlijk niet voldoende. Zij moet bovendien beantwoorden aan de eis het contact tussen mens en geest mogelijk te maken. Zo wordt dan onder meer speciale olie gebruikt. In sommige gevallen maakt men gebruik van plantaardige oliën; dat komt meestal voor in de witte magie, waarbij men aan de olie nog bepaalde vluchtige, geurende stoffen toevoegt.
In andere gevallen – heel vaak in de zwarte magie – maakt men gebruik van dierlijke vetten. Verder is de plaatsing van de lampen erg belangrijk. Laten wij niet vergeten, dat je per slot van rekening in een ruimte zit, die door dat wezen, dat je wilt benaderen, niet zo kan worden gezien als jij die ziet. De wijze, waarop de lampen geplaatst worden, komt ongeveer overeen – als ik alweer een vergelijking mag gebruiken – met bakens, die men op een vliegveld uitzet in een donkere nacht, zodat de piloot aan de stand van de bakens kan zien, hoe de wind waait, waar zijn landingsterrein is, kortom, een soort binnenloodsen. Daarvoor dient dan ook de plaatsing daarvan op de diagrammen, die meestal op de vloer worden getrokken. Hiermee, met een aantal figuren en andere voorwerpen, die mede geplaatst worden in zo’n cirkel, heeft men dan a.h.w. een loodsmogelijkheid geschapen, waardoor bepaalde soorten geesten worden gewekt, of krachten worden gewekt en attent gemaakt, terwijl gelijktijdig daarin voor die geesten een mogelijkheid ligt om zich daarbinnen te begeven, dus zich te manifesteren.
Verder volgt daaruit, dat wij in veel gevallen kunnen trachten om voor die geest een zekere aantrekking, een soort zuiging, te bewerkstelligen. Dat kan een magiër natuurlijk niet doen door middel van alleen maar zichtbare tekens. Hij houdt rekening met het feit, dat praktisch alle wezens door trilling te beïnvloeden zijn. Zo gebruikt, hij bepaalde magische cadansen en zing-zangt zijn woorden uit, die hij soms zelf niet begrijpt, terwijl hij daardoor juist de kracht schept, die trekt. Dus alles a.h.w. binnen de cirkel, of buiten de cirkel zich doet manifesteren. Nu hebben wij dan alle voorwaarden vervuld voor een mogelijk contact. Maar het mogelijke contact kan wel zeer fataal zijn, wanneer onze magiër niet méér beheerst dan dat. Ofschoon menig ritueel magiër niet goed begrijpt, wat hij eigenlijk volbrengt, zal hij in veel gevallen beschikken over zeer bijzondere wapens. Een van de meest bekende is het Groot-Zegel van Salomo, meestal vergezeld op de keerzijde, van zijn persoonlijk zegel met de schicht. Degenen, die niet weten, wat het is, vragen zich wel eens af, wat het eigenlijk betekent. Wij vinden daarin n.l. tekens, die gelezen kunnen worden als Jahwe, maar ook Io, of 10. Daarmede wordt een kennis aangegeven van de werkelijk Scheppende Kracht. M.a.w. de magiër beroept zich op de kosmische krachten ter beheersing van krachten, die hij in een deel van die Schepping wekt. Zo zal hij over het algemeen zijn gebaren en tekens steeds weer zo samen laten vloeien, dat zij uiting geven aan juist zijn speciale toestand, zijn speciale wensen, maar ook aan zijn macht. Daarbij maakt hij gebruik van zeer veel voorwerpen, waarvan de eerste waarde eigenlijk een suggestieve is.
Daaronder behoren de toverstaf. Dat doet ons denken aan een sprookje, maar wordt toch ook in de magie wel gebruikt. Zij wordt gemaakt van ebbenhout met ringen van verschillende metalen, wordt bewierookt, gewijd en is het symbool van de macht van de magiër. Daar hij zelf haar heeft moeten wijden, heeft hij a.h.w. dit gehele stukje materie geïmpregneerd met zijn eigen persoonlijkheid, met zijn wil en zijn verlangen. Wanneer hij voldaan heeft aan het ritueel, dan was hij zeker in deze periode volkomen rein. Lichamelijk, zowel als geestelijk. Hij heeft zich onthouden van voeding, voortdurend heeft hij zich bezig gehouden met meditaties, plus incantaties en gebeden, die op regelmatige tijden werden gezegd; hij heeft voortdurend die staf bewierookt. Hij heeft dus geurstoffen a.h.w. daarheen geslingerd, die in de eerste plaats voor zijn contact met de geest belangrijk zijn; in de tweede plaats sterk suggestief op hem zelf werken, vaak een lichte roes vormend; in de derde plaats ook neerslaan op het voorwerp in kwestie.
Verder graveert hij in die metalen een hele reeks namen. Onder deze namen vinden wij zowel namen van z.g. grote demonen, als van goden en Godsnamen. Al deze namen moeten door de magiër gekend worden, niet alleen in hun klank en uitspraak, in hun gebruik en invloed, maar ook in innerlijke betekenis, dan eerst hebben zij hun volle werking. Als wij dus goed bezien, is de toverstaf eigenlijk niets anders dan een materiële, en voor de magiër en voor degenen die bij hem zijn, vaak een zeer suggestieve uitdrukking van zijn eigen wil en verlangen, zijn kennis over bovennatuurlijke krachten en op aarde niet erkende wetten, zijn middelen, zoals hij die hanteert en gebruikt, plus de toestand, waarin dit moet geschieden, de volkomen reinheid die bij de wijding een van de hoofdvoorwaarden was. U zult begrijpen, dat het hanteren van een dergelijke staf, de magiër een groot zelfvertrouwen geeft. Een bevestiging van zijn wezen en persoonlijkheid. Op zichzelf betekent zij niets. Evenmin als al die andere dingen betekenis hebben. Maar het feit, dat de magiër juist hierdoor het zelfvertrouwen verwerft, dat noodzakelijk is, is van grote beduiding. Hierdoor wordt hij bevrijd van bepaalde inhabities, innerlijke beroeringen en kan hij ten volle zijn geestelijke krachten, die vaak zeer groot zijn, werkzaam maken op het terrein dat hij verkiest en daarin magisch te werken. Verder gebruikt hij over het algemeen een z.g. geestenschaal of geestennap. Deze schalen zijn soms gemaakt uit het hout van oude bomen; in andere landen worden zij gebakken uit bepaalde kleisoorten, onder zeker ritueel. In het Westen was over het algemeen een nap van edel metaal gebruikelijk. Ook hier vinden wij er weer bepaalde symbolen in aangebracht. Het belangrijke hiervan is, dat het een gave bevat. Bij de verwording bij de plechtigheden van de Druïden kwam bv. het gebruik op, hier bloed in te offeren. Bloed bevat een zeker levensessence, drager van bepaalde levenskrachten en als zodanig, naar men meende, ongetwijfeld een kostbaar voedingsmiddel voor een geest. Echter vinden wij veelal, bij de zuivere magie, vruchten, geplukt in volle rijpheid, bij voorkeur in de morgen, wanneer de dauw er nog op ligt. Wij vinden er bloemen in, ook weer geplukt op het ogenblik van hun grootste schoonheid. Wij vinden erin bepaalde kruiden, die in zich bepaalde essencen dragen. Het is niet een werkelijk voeding bieden aan de geest, maar het is het scheppen van een aangename sfeer. Het klinkt misschien wat dwaas, als ik de vergelijking maak, maar wanneer de magiër dit offer eerbiedig brengt, dan komt het ongeveer gelijk aan de gastvrouw, die de baas, de directeur van haar man, met een vriendelijk, doch eerbiedig gebaar een kopje thee aanbiedt om zo de sfeer wat gezelliger te maken.
Daarnaast heeft hij ook andere dingen nodig. En wel een wapen. Nu is algemeen bekend, dat geestelijke krachten niet met zich laten spotten. En wanneer zij eenmaal ontketend zijn, is het voor de mens moeilijk zichzelf zozeer te beheersen, dat hij ze kan weerstaan. Nu moeten wij goed begrijpen, dat het geweld van de geest altijd mentaal is. Er kunnen stoffelijke verschijnselen uit voortkomen, maar die verschijnselen kunnen alleen bereikt worden via krachten, die zij eerst uit de levende mensen uit de omgeving hebben genomen. Nu weet u zelf, hoe u er voor staat, wanneer je helemaal niets hebt om je te verdedigen. Je voelt je hulpeloos. Je hebt behoefte aan iets, waarmee je kunt slaan, kunt steken, kunt schieten, om zo je overwicht te vergroten. In de magie vinden wij dit ook weer terug. De magiër heeft over het algemeen een geestendolk, of geestenzwaard. Het geestenzwaard, zoals het in Europa werd gebruikt, had meestal de vorm van een ponjaard, iets, wat tussen dolk en zwaard eigenlijk in ligt en werd ook weer gemaakt met een kolf van edele metalen en een heft van ofwel mensenbeen, voornamelijk, beenderen dan van misdadigers bij de zwarte magie, in de andere gevallen vaak ook relieken, of in enkele gevallen ook nog wel van een speciaal porselein. Dan was het blad zelf over het algemeen niet van staal, maar van een bepaalde bronsmenging. Ook hier weer hetzelfde: gegrifte tekens, bewieroking, meditatie, e.d. Wanneer de magiër dit wapen in de hand heeft, is hij overtuigd, dat het werkzaam is tegenover de geest. Zijn afweer – de gedachte, die op zichzelf voldoende zou zijn – krijgt hierdoor vastheid en zekerheid. Hij kan zich dus nu met geestelijke wapens teweer stellen tegenover eventuele geesten die hem aan zouden vallen, alleen reeds door het zelfverzekerd zijn, dat hij ontleent aan het bezit van het wapen.
Verder kennen wij hele reeksen van diagrammen. In deze diagrammen valt over het algemeen het volgende op: een middenfiguur. Wanneer wij die middenfiguur ontleden, dan draagt zij bepaalde symbolen in zich van de werelden over het algemeen. Wij vinden vijfpuntige sterren als weergave van een bepaalde menselijke bestreving en bereiking, zespuntige als weergave van de versleuteling van de beide werelden, die elkaar beroeren; wij vinden zelfs ook zeven- en achtpuntige sterren. De zevenpuntige geeft aan de vier geuite waarden en de drie Goddelijke Waarden, de andere geeft aan de twee tegendelen, zoals zij in de kosmos bestaan. In deze symbolen wordt tot uitdrukking gebracht het weten van de magiër over deze Waarden. In het midden staat een Naam en deze Naam kan evengoed die zijn van een van de grote Krachten – dat vinden wij vaak bij de witte magie -, ofwel van een bepaalde Wachter. Die Wachter moet u zich natuurlijk niet als een schildwacht voorstellen; maar het is een feit, dat tussen twee werelden altijd een zeker grensgebied bestaat. Dat grensgebied wordt bewoond door wezens en vormen, die vlees noch vis zijn. Wanneer u een dergelijk wezen kunt wekken, dan krijgt u bv. tussen de aarde en de laagste geestelijke sferen te maken met astrale wezens. Astrale wezens, die heel vaak niet bezield zijn, dus zuiver schillen, maar toch een zekere kracht in zich dragen. Het oproepen van een dergelijk wezen door de naam uit te drukken en zo eigen kennis betreffende het wezen dwingend neer te leggen, brengt met zich mee dat men een soort van Charon (Griekse mythologie) heeft gevonden, een veerman, die bemiddelaar kan zijn tussen eigen wereld en de wereld die men zoekt. Om de figuur vinden wij meestal een dubbele cirkel. Deze dubbele cirkel wordt soms in bepaalde stoffen gestrooid. Een zeer zorgvuldig werk, daar zij overal gelijkmatig en nergens gebroken mag zijn. In andere gevallen wordt zij getekend. Naargelang de rite die men volgt: met krijt van verschillende kleuren en soms zelfs met gewone verfstoffen of met potlood. Daarin vinden wij reeksen namen. De grootste reeks namen komt voor bij de Groot- Zegelbezwering, waar we, met twaalf namen, elk staande voor een bepaald bewustwordingsbegrip, in deze rand vinden samengebracht, in dit geval gescheiden door driehoeken.
De meer eenvoudige zegels kennen over het algemeen vier tot zes namen. In deze namen worden begrippen uitgedrukt, die gelijktijdig een bepaalde wereld aangeven, een bepaalde bewustzijnstoestand en een bepaalde kosmische kracht. In de latere magie vinden wij steeds weer de naam van Jezus terug. Zij wordt dan wel niet “Jezus” geschreven, maar Iuzus. Daarnaast treffen wij aan Osiris, Belaal, Isis, Aroth, Ishtar en nog heel wat meer van die bekende Godenfiguren. Joph ook wel voor Zeus, voor Jupiter. Altijd weer namen, die uitdrukking geven aan een bepaald begrip. Een begrip dat soms een Godenvorm heeft, maar ook soms behoort tot de weg van een bepaalde leraar. Daarnaast tekens die een zeker bewust- wordingsbegrip aanduiden, zonder aan een persoon gebonden te zijn. Zo vinden wij bv. het geschreven woord “tau” heel vaak terug. Deze ring geeft aan de kennis, die men bezit, om zich a.h.w. te verweren tegen invloeden, die men wekt met de kern van het diagram. Verder is er nog één eigenaardigheid. Het is n.l. ook mogelijk om aan de buitenrand van een dergelijk diagram ook nog weer een bepaalde naam voortdurend te herhalen. Dat gebeurt, wanneer men bv. zwarte krachten op wil wekken en zichzelf beveiligen wil tegen hun inwerkingen. Men bevindt zich dan zelf dus temidden van de beelden, lampen enz., die men heeft opgesteld. Heel vaak vinden wij in zo’n geval ook nog binnen de cirkel een driepoot, waarin kruiden kunnen worden gestrooid, een driepoot met houtskoolvuur en op deze manier brengt de magiër dan ook weer zijn contacten tot stand. In de gevallen, dat de werkelijke naam van de geroepen kracht zich in het centrum bevindt van de tekening, zal die kracht worden opgeroepen binnen de cirkel. De cirkel dient als een soort begrenzing van het gedeelte, waarin twee werelden tijdelijk gelijktijdig kunnen bestaan. Een geestelijke en stoffelijke wereld.
De betekenis van de rituele magie hebben wij van geval tot geval slechts zeer oppervlakkig geschetst. U zult mij ongetwijfeld toestaan juist de betekenis van rituele magie voor de wereld ook hier wat nader toe te lichten. Wanneer men een magisch opus – werk – begint, gebaseerd op onzelfzuchtige bestrevingen, dan zal men te allen tijde krachten wekken die goed zijn. Ook wanneer men het kwade roept. Want de instelling van de magiër zelf bepaalt dan de wijze, waarop realisatie mogelijk is. Nu zijn er in deze wereld en in de grensgebieden van deze wereld, een grote reeks van invloeden, gestalten en ook persoonlijkheden, die op zijn minst genomen onaanvaardbaar mogen heten volgens ons begrip van goed en kwaad. Dergelijke krachten oproepen in een zwart-magische procedure betekent hen de aarde nader brengen. Het betekent verder veelal door offers hen voeden met bepaalde krachten van de aarde, waardoor zij krachtiger en beter op die aarde zelf werkzaam kunnen zijn. Dat is een zeer nadelig iets. Dat moet absoluut verworpen worden. Een ieder, die uit zelfzuchtige neigingen intens a.h.w. bezwerend, zelfs maar bidt uit zelfzuchtige neigingen, loopt het gevaar, daardoor en voor zichzelf en voor anderen, demonische nadelige krachten te wekken in zijn eigen omgeving, of zelfs op de wereld los te laten.
Daar tegenover staat, dat, wanneer een magische bezwering dan al gebeurt en zij gebeurt ten goede, hierdoor de Lichtende Krachten attent worden gemaakt op de wereld en veelal tussen Hen en de aarde een versterking van band mogelijk is. De grootste Krachten kunnen zich op deze wereld zonder meer openbaren. Er zijn veel kleinere, die aan een zekere band behoefte hebben. Die band kan soms door de rituele magie nog scherper en duidelijker geschapen worden, dan door het gebruik van gedachtekracht alleen. Op deze wijze kan men wel dus met magie doen. Het is noodzakelijk, dat men erin vertrouwt. Het is noodzakelijk, dat men zichzelf daar helemaal aan geeft. Het is noodzakelijk ook, dat men zich bewust is van wat men doet. Ik kan u voorbeelden geven van mislukkingen, die ontstaan zijn door onkunde. Het is nu op het ogenblik nog geen zeven maanden geleden, dat ergens tussen de grens van Schotland en het eigenlijke Engeland een man probeerde aan de hand van oude magische boeken enkele bezweringen uit te spreken. Hij was geheel onkundig van hetgeen hij daarmede werkelijk deed. Het resultaat: hijzelf is waanzinnig en een reeks van ongelukken in zijn naaste omgeving gedurende een periode van ca. drie weken hebben wel uitgewezen dat hij krachten had los gelaten op de wereld, die op zijn minst genomen zeer gevaarlijk waren.
Ik mag dus voor u de conclusie trekken dat, rituele magie als studie, als object ter beschouwing, als een poging om in te dringen in het denken van de magiër, die zijn esoterische achtergronden in vormen heeft uitgedrukt, ongetwijfeld goed is. Maar elke praktijk beoefenen van de magie is uit den boze. Wie dit doet, begeeft zich in een groot gevaar. Hij kan krachten scheppen, die hij niet beheerst, die zowel hem als anderen kunnen vernietigen en zelfs daarna op de wereld nog een boze invloed uit oefenen. Men beroepe zich nooit op een zegel, een symbool, waarvan men de werkelijke betekenis niet bevat. Want meestal zal inderdaad een geest zich wel houden aan het begrip, dat u weet wat u doet. Maar het kan zijn, dat men u uitdaagt. Wanneer men u zegt: “spreek dan de geheime naam, maak het geheime teken” en u kunt het niet, wordt u het slachtoffer van uw eigen poging om een ander te beheersen. Er is in deze tijd weinig behoefte aan werkelijke magie. Rituele magie heeft weinig of geen zin. En gebruik ervan kan alleen zijn een vernietigen van de individualiteit van de mens en een verdere beperking van zijn zelfstandig en persoonlijk streven. Vooral op geestelijk gebied moet dit uit den boze worden geacht. Zo, hoedt u voor elke magie, vooral elke rituele magie en tracht in de plaats daarvoor te stellen: een zuiver gedachteleven, waar het gedachteleven u ook zonder hulp- middelen in staat zal stellen met andere werelden en sferen in contact te komen, wanneer dit noodzakelijk is en zeker beter en zuiverder samenwerking waarborgt dan de magiër met zijn machtsmiddelen bereiken kan. Ook wanneer de onmiddellijke gevolgen daarvan door afwezigheid van dwang, afwezigheid van extra krachten, soms wat langer op zich laten wachten.
Zou het niet mogelijk zijn in geregeld contact te staan met de hoge geesten van een andere wereld? En hoe kunnen wij dit bevorderen?
Geregeld in contact te staan met geesten uit andere werelden zal afhankelijk zijn van bepaalde condities. In de eerste plaats: wanneer een behoefte bestaat van de hogere geest tot uiting op aarde, zal zij dit doen, indien de middelen beschikbaar zijn, ongeacht de kwaliteit daarvan, maar een voorkeur tonen voor het beste wat zij bereiken kunnen, volgens hun eigen idee en inzichten. Voor een hoge sfeer betekent dit, dat, naarmate de overgave van de mens groter is, zijn geloof en vertrouwen sterker is en daarnaast zijn persoonlijke inzichten gemakkelijker terzijde worden gesteld, dit eenvoudiger gebeurt. Wanneer echter de mens de geest wil benaderen, moet hij trachten zichzelf te verheffen tot het peil, waarop die geest hem bereiken kan, zonder de eigen wereld te verlaten. Om dit tot stand te brengen is het noodzakelijk, dat zuiver, rein, maar menselijk wordt geleefd. Dat in de mens een streven naar hooggeestelijk weten en kennen aanwezig is en dat hij bereid is elk offer te brengen om dit te bereiken. Daarnaast een gezond leven, grote reinheid van lichaam, beperking in voeding. Op deze wijze kan het persoonlijke contact worden bereikt. Naarmate de mens eenvoudiger is en minder de eigen persoonlijkheid laat spreken, zullen de resultaten van een contact met hoge geesten groter zijn. Echter moet ik erop wijzen, dat die gevallen, uitgezonderd waarin de hogere geest zelf werkzaam wil zijn op aarde, het contact beperkt blijft tot een persoonlijk contact en de resultaten daarvan niet geuit mogen worden, daar een uiting vaak een vervreemding en daarmee een verbreking van de band zou kunnen origineren. Onthoudt u van elke zucht naar sensatie, eis van de hogere geest geen resultaten kenbaar in uw eigen wereld, zoek naar een innerlijk Licht, naar een innerlijke Kracht, opdat uw eigen handelen en werken in deze wereld zo goed mogelijk mogen zijn, verlang ernaar met heel uw wezen, geef u regelmatig over aan perioden van meditatie, waarin u niet zelf spreekt of bidt, maar afwacht of de hogere Krachten zich zullen openbaren. Dan zult u op de duur bepaalde innerlijke krachten leren kennen. Heeft één persoon dit bereikt, dan is het mogelijk, dat anderen, die in zijn nabijheid zijn, door hen mee te nemen in zijn eigen gedachten, een telepatisch-suggestieve werking, mee te brengen tot een peil, waarop de hogere geest voor hen, zij het door zijn bemiddeling, bereikbaar wordt en zij ook zo de waarden en krachten daarvan in zichzelf kunnen aanvaarden.
Kan iemand, die krankzinnig geworden is, niet geholpen worden?
Erg moeilijk. De waanzin, die op een dergelijke manier ontstaat, is het resultaat van een zeer grote angst. Deze grote angst is blijvend, omdat iemand, die dergelijke gebieden beroert, nooit meer geheel terug kan, tenzij de magische procedure geheel volledig is volbracht. Wanneer dat niet gebeurt, blijft n.l. een band bestaan tussen de demonische geest en de mens. Daardoor blijft de angst voor de demon aanwezig en maakt een normaal reageren en handelen onmogelijk. Een overwinnen van de angst in deze mens, hetzij door een aanvaarden van de toestand, hetzij wel door een zich beroepen op Hogere Krachten in een intens geloof, is de enige mogelijkheid om daaraan te ontkomen. Een mens heeft zich dit persoonlijk op de hals gehaald en moet persoonlijk zijn weg daaruit vinden.
Blijft dit na het sterven?
Ja, dit blijft na het sterven. Zij schuilt niet in het lichaam, of in fouten van het lichaam, maar zij vloeit onmiddellijk voort uit een bepaalde bewustzijnstoestand, die dus aan de geest toebehoort. Vraag: Wanneer iemand door zwarte magie wordt beïnvloed, is het dan niet mogelijk, door middel van witte magie daar tegenover te stellen, zo’n patiënt te behoeden? Antwoord: Is inderdaad mogelijk. In feite kan men zeggen, dat de zwart-magiër bepaalde geestelijke krachten, werkingen en gedachten gebruikt als een soort rapier, een dun puntig zwaard; om daarmede een ander te treffen. De wit-magiër kan zich dus met zijn krachten, gedachten en invloeden een even sterk wapen maken om daardoor zo’n slachtoffer te verdedigen. Wij moeten wel met het volgende rekening houden. De wit-magiër zal alleen winnen, indien de zuiverheid van zijn streven, de grootheid van zijn geloof, de intensiteit van zijn streven ook voldoende zijn om alle uithoudingsvermogen, alle krachten en alle zelfvertrouwen in de zwart-magiër te vernietigen. In een dergelijk geval wordt de zwart-magiër getroffen door zijn eigen wapenen.
KOSMISCHE MAGIE
31 mei 1957
Onder de woorden “kosmische magie” wordt verstaan werken met kosmische krachten; over het algemeen om bepaalde kosmische stromingen te realiseren in een bepaald deel van het Al. Kosmische stromingen mogen niet alleen worden gezien als zuiver geestelijke werkingen. Daarnaast zijn er stoffelijke factoren, die evenzeer vanuit de kosmos bepalend werken op bepaalde delen van het Al. Ik meen, dat ik u het duidelijkst kan zeggen wat kosmische magie is, wanneer ik wijs op het werk van sommige z.g. “geheime” orden. Ik bedoel hier niet de z.g. geheimleren en geheimscholen – algemeen bekend – maar groeperingen, die gedurende vele honderden jaren een bepaald doel nastreven op aarde ten bate van de mensen. Bij deze groepen zijn er die bestaan uit zuiver mensen uit de stof, andere echter vormen een samenstelling van bepaalde geestelijke krachten en nog op aarde levende personen. Hun doel is over het algemeen opvoeren van het algemeen bewustzijn, verantwoordingsbesef van de mens als zodanig. De ontwikkeling dus van het individu.
U zult zich afvragen, waarom wordt dit kosmische magie genoemd? Voorbeeld: Wanneer op een bepaald ogenblik de mensheid in één richting van denken dreigt vast te lopen, dan is het noodzakelijk – ten koste van alles – die banden te breken. Dergelijke groeperingen ontzien zich dan niet alle invloed aan te wenden, opdat een bepaalde oorlogsdreiging of zelfs een feitelijke oorlog, ontstaat. Als zodanig hebben deze groepen o.a. te doen gehad met de invallen van Djengis Khan, maar ook met bepaalde aspecten van de laatste wereldoorlog. Het is dus een richten van de mensheid. Hierbij kan echter gebruik gemaakt worden van een reeks krachten, door de doorsneemens niet begrepen of gekend. De eerste – en meest eenvoudige -, het zogenaamde bovenbewustzijn, of gezamenlijk gedeeld bewustzijn van de mensheid. Dit is te splitsen in een reeks van groepsbewustzijnsvormen, die o.a. de naties van elkaar scheiden. Wanneer nu een magische werking wordt uitgeoefend op het bewustzijn van één van deze groepen of meerdere van deze groepen, kan hierdoor een sterke suggestie gewekt worden, die ongeacht het al of niet daar werkelijk mee akkoord gaan van de individuen, tijdelijk de uiterlijke situatie zozeer wijzigt, dat het nagestreefde door de groep zal worden verwerkelijkt. Het wonderlijke hierbij is, dat elk voor zich vrij blijft en vrije wil bezit binnen de beperking die door de suggestie wordt opgelegd. Hiermede wordt dus geen werkelijk recht van de mens aangetast, wel wordt leiding gegeven aan zijn maatschappelijke en economische ontwikkeling.
Een tweede methode is de z.g. openbaringsleer. Hierbij worden bepaalde wijsheden, al of niet op aarde bekend, geopenbaard en mede gedeeld aan de mensheid, opdat deze hieruit een impuls tot nieuwe ontwikkelingen zal putten. Voorbeelden hiervan kunt u o.a. vinden in de boeddhistische leer, maar evenzeer in de ontwikkeling van het christendom en vooral van de verschillende figuren, die later in het christendom, vaak bepalend voor de richting daarvan, geleid optreden. Om zelf deel te hebben aan een dergelijke kosmische, magische werking is het noodzakelijk, dat elke zelfzucht achterwege blijft. Op het ogenblik, dat de zelfzucht optreedt en eigenbelang mede een rol speelt, kan men niet meer één zijn met een Kracht, die zonder aanzien des persoons Goddelijke Krachten tracht te realiseren binnen de beperkingen van een stoffelijke schepping. Men is daardoor uitgesloten van het werkelijk gebeuren en zal, door zelfmisleiding, zeer vaak voor zichzelf problemen scheppen, die niet oplosbaar zijn. Althans niet op aarde. Absolute onzelfzuchtigheid in overeenstemming met de grondslagen van elke grote leraar kan alleen bereikt worden door een wereldaanvaarding, geen wereldverwerping, gelijktijdig het “ik” zien als deel van en dienstig aan al het verdere geschapene. Hierbij wordt dan gehandeld volgens eigen inzicht en oordeel. Het is noodzakelijk, dat men zichzelf kent. Zonder zelfkennis kan men niet werken met, ingrijpen in, en het deel hebben aan kosmische krachten. Het “ik” te kennen is een zeer moeilijke taak. Gelukkig zal zelfs een beperkte zelfkennis het de doorsneemens mogelijk maken mee in een dergelijke kosmische werking al een bescheiden, zij het vaak gedeeltelijk onbewust aandeel te hebben. Een bepaald ceremonieel bestaat er niet. Men kan niet zeggen, dat kosmische magie gebonden wordt door bepaalde woorden, gebaren en rituelen. Zij bestaat in de wil van de drager, plus zijn harmonie met de Schepper. Als zodanig is kosmische magiër een ieder, die in contact kan treden met krachten, voor ons gelijk staande met Logos, dus scheppende kracht of vormgever en instandhouder. Verder degene, die door zich deze krachten kan doen uitstralen op de wereld. Dit laatste is noodzakelijk.
Onder magie verstaan wij algemeen alleen het gebruik maken van onbekende wetten of krachten op zodanige wijze, dat hun niet gekende invloeden in resultaten op aarde kenbaar worden. De grondslagen zijn als volgt:
- De Instandhouder van het Al is een Kracht. Deze Kracht kan noch in vorm noch in vermogen omschreven worden. Ook is het onmogelijk alle eigenschappen daarvan slechts bij benadering te kennen. Daar deze Kracht op zichzelf echter in het gehele Al gelijkelijk aanwezig is, is het mogelijk met deze Kracht contact te krijgen, indien men zichzelf openstelt voor een bewustzijn van die Kracht. Het bewustzijn is bepalend. Die Kracht is altijd aanwezig. Op het ogenblik, dat het bewustzijn de Kracht ontdekt, kan het mogelijk zijn binnen de beperkingen van dit bewustzijn, de Kracht tot uiting te doen komen.
- Elk streven, dat de vorming van het geheel ten goede, in de richting van het “ik” gezien, nastrevenswaard is en noodzakelijk voor beleving is, is goed. Dit brengt met zich mee: bevestiging van Goddelijke Krachten. Als zodanig is het feit noodzakelijk, als feit eerst de daad te stellen, opdat men uit de daad bewustzijn kan putten van gelijkheid. Elke ontwikkeling tot kosmische magie is dan ook gebaseerd op: zoveel mogelijk ten goede streven, het niet oordelen van anderen, noch verwerpen van hun bestrevingen, gelijktijdig zijn eigen streven dienstbaar maken aan alle wereld, die men erkent. Dat in dit streven te allen tijde door geloof en innerlijke beleving, niet uitdrukbaar in woorden, het Goddelijke te openbaren aan zichzelf en deze openbaring te doen doorwerken uit het eigen wezen op de wereld.
Hieruit blijkt, dat kosmische magie aanmerkelijk verschilt van datgene, wat verder onder magie wordt verstaan. Ook kan hieruit de gevolgtrekking worden gemaakt, dat kosmische magie in tegendeel met alle voorgaand omschreven vormen, geen enkel gevaar in zich kan dragen voor degenen, die haar beoefenen. Want hier is het de Goddelijke Kracht, het vormend vermogen van de kosmos, dat onmiddellijk door de drager zich uit. Dit kan nooit negatief zijn. Elke handeling van de Logos is voor ons vormend, positief en scheppend. Als resultaat kunnen wij nooit ten onder gaan door ons deel hebben aan deze magische procedure. Verder doet zich de vraag voor: kan men ook onbewust deel hebben aan dergelijke processen? Een ieder, van wie het streven daadwerkelijk ten goede is gericht, in wie het verlangen leeft naar Goddelijke Kracht, zal geestelijk meer dan zuiver stoffelijk, deze verlangens in zich tot uitdrukking brengen. Het is dus mogelijk, dat men deel heeft aan dergelijke kosmische gebeurtenissen, actief daarin meewerkt en onbewust-stoffelijk toch al geestelijk deze krachten in zijn omgeving voelbaar maakt. In dergelijke gevallen kan echter nooit een deelgenootschap worden afgeleid uit dromen of enkele belevingen. Slechts uit een innerlijk kennen, dat voortdurend en te allen tijde het leven beheerst, plus de contacten, die met een dergelijk kennen meestal gepaard gaan – men heeft dan immers een onmiddellijke binding met al degenen, die in gelijk verband op dezelfde hoogte hetzelfde nastreven – zal men op de duur kunnen afleiden, dat men – zij het nog niet geheel bewust – meewerkt aan een dergelijk groot kosmische werk.
Zo-even maakte ik de opmerking, dat kosmische stromingen en kosmische krachten niet alleen geestelijk zijn. Om het u duidelijk te maken, het volgende. In het Al bestaat – zij het in een zeer fijne verdeeldheid – een reeks van wolken, waarin verschillende stoffen aanwezig zijn. Zij bevatten buiten de door u gekende elementen nog een dertigtal andere varianten. Ongeacht de zeer kleine verdunning, ongeveer bv. één atoom per 1.000 m³, dat is dus niet veel, zijn toch deze stoffen in staat o.a. de werkingen van sterren te beïnvloeden, bepaalde atmosferische verschijnselen te regelen en zijn zij in sommige gevallen bepalend voor het al of niet levensvatbaar zijn van een bepaalde wereld. Wanneer zij een zonnestelsel beroeren, dan gebeurt dit niet alleen in een vaste volgorde. Deze golvingen en stromingen bewegen zich n.l. ook binnen het Al en onafhankelijk van de beweging van de sterrensystemen en melkwegstelsels of spiraalnevels. Indien wij nu, vanuit een kosmische kracht, een leiding veronderstellen, die bepaalde elementen op kan doen treden op gewenste ogenblikken, zal het u duidelijk zijn, dat een zuiver stoffelijke beïnvloeding, o.a. door stralings – verandering van een ster – daarmee verandering van de straling, die een planeet treft, temperatuur en verdere levensvoorwaarden en alle levensbeginselen – een bepaalde levensontwikkeling en levensrichting kan worden gegeven, terwijl gelijktijdig het bestaande leven door mutatie binnen korte periode gewijzigd kan worden in overeenstemming met de verlangens, die men dienaangaande heeft. Verder is het mogelijk, vanuit andere sterrenstelsels een planeet te beïnvloeden. Wanneer n.l. de stralingen van een bepaalde ster sterk gewijzigd en geïntensiveerd worden, dan zal ondanks het groot gedeelte van de krachten, dat in de ruimte teloor gaat, een zeer klein gedeelte daarvan bv. uw aarde beroeren. Deze beroeringen, hoe gering ook, zijn voldoende om geringe wijzigingen in het aardmagnetisch veld tot stand te brengen, kleine wijzigingen in elektrische flux, kleine wijzigingen ook in luchtelektriciteit en levenskracht. Deze zijn voldoende om uw organisme te beïnvloeden in een bepaalde richting. Uitdrukkelijk stel ik hier vast, dat dus de kosmische magie in staat is de z.g. astrologische wetten te verbreken en te veranderen. Astrologische wetten berusten op het aannemen van een vaste invloed, vanuit bepaalde richtingen van het Al, weergegeven door bepaalde sterrenbeelden. Daar het mogelijk is deze te wijzigen, is het evenzeer mogelijk het type, karakter en de reactie van de mens op aarde te wijzigen.
Hierbij heb ik uw eigen wereld als voorbeeld genomen. In het Al zijn echter andere werelden, die evenzeer bewoond zijn. Ook daarop zijn dezelfde woorden en wetten van invloed. De wetten heb ik u nog niet genoemd. De volgende wetten regeren het Al:
- Er moet een overeenstemming zijn tussen geestelijk bewustzijn en stoffelijke vorm. Beide dienen elkaar aan te vullen, beiden dienen een eeuwigheidsprincipe in zich te dragen.
- Elke optredende kracht wordt gevolgd door een even grote negatieve kracht. Zo zal er te allen tijde een wisseling van krachten zijn. Nooit zal in het Al iets statisch blijven.
- Wanneer positief en negatief elkaar opvolgen, is het door bewustzijn mogelijk van de positieve krachten een groot gedeelte permanent, dus blijvend te maken, terwijl de negatieve invloeden praktisch ongemerkt voorbijgaan. Hierdoor ontstaat een eenzijdige ontwikkeling, die hoogtepunten van begrip met zich brengt; hoogtepunten van begrip ma- ken het mogelijk in een tegengesteld streven het absolute evenwicht te bereiken, waarin de volmaaktheid stoffelijk en geestelijk gerealiseerd kan worden.
Er zijn niet veel wetten en niet veel regels, vrienden, voor dit kosmisch spel. Maar zij zijn voldoende. Kosmische magie, de grootste, de machtigste vorm van magie, die op aarde bekend is, – zover mij bekend in de sferen bestaat -, is eenvoudig. Eenvoud is het kenmerk van al het werkelijk grote. Dit werkelijk grote kan ik u misschien in enkele beelden duidelijk maken. Wanneer wij een vergelijking maken tussen macrokosmos, de grote kosmische krachten en de microkosmos, de kleine wereld van de kleine delen, dan blijkt ons, dat in één tafel meer atomen, – vergelijking zonnestelsel -, aanwezig zijn, dan in het hele heelal. Dan blijkt, dat, wanneer uw brein volledig ontwikkeld zou zijn, het in staat zou zijn ongeveer honderd miljoen combinaties te maken, meestal iets meer, – daarbij is de werking van de cortex inbegrepen. Er zijn dus grote reeksen van combinaties mogelijk, niet alleen in uw wereld, maar ook in uw stoffelijk voertuig. Daar de combinaties in de mens nu combinaties van begrip zijn, vloeit hieruit voort, dat de mens a. reeds in staat is om de macrokosmos te begrijpen en te verwerken, mits hij de middelen heeft haar te kennen en waar te nemen, b. dat in hem latent de mogelijkheid aanwezig is te komen tot een althans ten dele begrijpen en waarschijnlijk ook grotendeels beheersen van de microkosmos. De kosmische magie streeft nu juist dit doel na.
Elke mens, elke geest moet tot het maximum van zijn kunnen ontwikkeld zijn. Hij moet in staat zijn alle krachten, die in hem zijn binnen het scheppingsstelsel, stelselmatig tot uiting te brengen in overeenstemming met de wetten, die gelijk zijn aan de eigenschappen van de Schepper. Wordt dit bereikt, dan kan men zeggen, dat de kosmische magie teloor gaat, daar alle wetten in allen vervuld zijn. Zolang dit echter niet het geval is, zal, zelfs indien een wereld een dergelijke volmaaktheid mocht bereiken, haar werkzaamheid zich gaat uitstrekken tot op andere werelden en zo verder, tot uiteindelijk het gehele Al één is geworden met de Scheppende Krachten en als zodanig een realisatie heeft gevonden van de Schepper. Het is mogelijk, dat daarna een ruststand intreedt. Dit zou betekenen een ophouden van Zijn voor het kenbare van de Schepping, een voortbestaan, potentieel, geestelijk gezien dus ook enigszins reëel, van alles, wat eens werd verworven. Hieruit vloeit voort, dat opeenvolgende scheppingen ongetwijfeld een steeds grotere trap van volmaaktheid vertonen. Vandaar, dat de kosmische magiër stelt, dat elk Al één trede is van de trap naar de grote Schepper, waarbij elke Schepping geleid wordt door een Logos, die in zichzelf in staat was een deel van de Schepper te verwerken en te begrijpen.