Vreemde uitspraken

image_pdf

16 september 1983

Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar en hopen daarom, dat u zelf zult nadenken. Onderwerp voor vandaag: Vreemde uitspraken.

Een meester sprak eens: “Er is geen kwaad dat geen goed voortbrengt en er is geen goed dat geen kwaad voortbrengt.”

Dat klinkt wat dwaas. En toch is het zeker ook waar. Al datgene wat wij goed noemen, heeft invloed op anderen. Of die anderen dit nu als positief of negatief ervaren, ligt voor een groot deel aan henzelf. De gevolgen kun je op het ogenblik dat je goed of kwaad doet, zelf niet geheel beseffen.

Je redt bv. een mens het leven, maar deze wordt door omstandigheden later tot moordenaar. Wanneer u hen niet gered zou hebben, zouden mensen die nu door hem stierven nog in leven kunnen zijn. Aan de andere kant: je brengt een mens om. Kwaad. Maar mogelijk heb je door je daad wel anderen en mogelijk zelfs de mens in kwestie veel leed bespaard.

De grote meesters – zover ik hen ken – zijn er allen van overtuigd dat er geen enkele maatstaf bestaat waardoor je absoluut kwaad of absoluut goed zou kunnen meten, anders dan in de zeer persoonlijke sfeer van de veroorzaker daarvan.

Toch kennen deze meesters de wereld van de mensen, al bezien zij het gebeuren en zelfs de onder mensen heersende gevoelens wel wat anders dan u pleegt te doen. Want wie van u zou graag met hen zeggen dat “lijden alles loutert”?

Wanneer u kijkt naar de haat, de gevoelens en zelfs praktijken die door bv. de tweede oorlog zijn ontstaan, zal u als mens eerder geneigd zijn te stellen, dat veel lijden dan toch maar heel weinig gelouterd heeft.

Aan de andere kant, lijden lost vele dingen op. Veranderingen worden zelfs in vele gevallen alleen maar mogelijk door lijden. Wie een inwijding nastreeft zal vele malen geconfronteerd worden met geestelijke zowel als stoffelijke beproevingen, die vaak lijden in kunnen houden.

Toch is voor tenminste één meester die verandering uiteindelijk van weinig of geen belang. Hij zegt: “Wij streven niet naar verandering, maar naar volmaaktheid. Volmaaktheid kan echter slechts daar bestaan waar wij alle beperkingen kunnen opheffen en toch daarbij onszelf blijven.” Wat alweer een vreemde uitspraak is, waarbij je op het eerste ogenblik denkt: tja, gemakkelijk gezegd. Maar bewijs het eerst maar eens, doe er maar eerst eens wat aan. Toch is het mogelijk waar. Kan één van ons zich werkelijk voorstellen wat volmaaktheid is? Volmaaktheid kan in haar werkelijke gedaante eerst beseft worden wanneer wijzelf boven alle wetten en alle regels verheven zijn.

Maar op dat ogenblik zijn wij gelijktijdig onze eigen wereld geworden. En in onze eigen wereld zullen wij nog steeds tegenstellingen moeten beheersen en gelijktijdig ook in stand houden om nog te kunnen beseffen, nog te weten omtrent ons bestaan.

Nu ja, de meesters komen vaak aandragen met uitspraken die vol van schijnbare tegenspraak zitten. Zo zegt men bv.: “Ken uzelf”. Onder mensen een bekende spreuk. Maar hoe reageert de meester? “Om jezelf waarlijk te kennen, moet je eerst jezelf verloren hebben. Want hij die zichzelf niet als van buitenaf en innerlijk kent, kan zoveel afstand van zichzelf nemen dat hij zich waarlijk leert kennen. Maar hij die zichzelf kent zonder zichzelf als belangrijk of afgescheiden van het geheel te beseffen, kan alles beseffen.”

Wat alweer krankzinnig klinkt, moeilijk of onbegrijpelijk in de oren van de meeste mensen. En toch hebben dergelijke uitspraken wel degelijk zin. Zij maken duidelijk dat de beperking van het menselijke leven niet bepalend is voor alles wat werkelijke waarde en blijvende betekenis bezit.

O, je maakt fouten, als mens en als geest. Natuurlijk. En ook anderen maken ongetwijfeld steeds weer fouten. Natuurlijk. Maar wie van u zal terecht kunnen zeggen dat deze fouten niet voor deze mensen geesten of misschien zelfs voor de kosmos noodzakelijk waren?

“Hoe minder besef wij bezitten” zo sprak een oude wijze, hoe meer wij gebonden zijn aan het lot”. “Hoe meer wij echter beseffen, hoe duidelijker ons de onontkoombaarheid van het lot wordt”.

Waarmee hij volgens mij wilde zeggen dat iemand die waarlijk beseft, wel het lot zou kunnen veranderen, maar juist dan tevens zal beseffen dat al wat daaruit voortvloeit van groot belang is binnen de werkelijke en onvermijdelijke totaliteit. Men is geen slaaf meer van het lot en volgt toch, uit vrij besef, de wegen die het aanduidt.

Een zeer belangrijke geest, of moet ik verlichte zeggen, die werkt in het kader van de Witte Broederschap sprak eens: Het heeft geen zin te blijven streven naar de verbetering van de mens, maar zinlozer is het om niet te streven. Zo streven wij om zinvol te zijn, wetende dat het geheel van ons streven zinloos kan zijn.

Wat in een nutshell alles weergeeft over filosofieën die wij vooral in de hoogste regionen steeds weer tegenkonen. Een filosofie die steeds weer schijnt te stellen dat het er niet om gaat wat er gebeurt, maar om hetgeen wij zijn.

Zij zegt dat het niet kan gaan om uiteindelijke gevolgen of resultaten, omdat wij die nooit kunnen overzien. Het gaat er voor ons om dat wij op dit ogenblik juist weten te handelen, het gaat er ook om dat wij in beweging blijven, dat wij niet dadeloos steeds maar blijven afwachten wat er nu weer zal gaan gebeuren.

“Bewustwording,” zo sprak een kleine meester, “is de voortdurende worsteling om de eigen grenzen te doorbreken”. Maar de grote meester glimlachte en sprak: “wie grenzen doorbreekt, doorbreekt alleen illusies. Zo is ook uw streven naar verdere inwijdingen alleen een poging tot het verbreken van illusies, en zolang gij nog in uzelf gelooft, hebt ge illusies.”

“Gij streeft echter naar inwijding omdat gij in uzelf gelooft. Geloof niet in uzelf. Dan zult gij ware inwijding vinden.”

Alweer erg vreemd. Wat moet je van een dergelijke uitspraak zeggen? Is dat nu het woord van iemand die het werkelijk weet? Zeker is, dat ik er nog niet veel van schijn te weten. Ik heb geprobeerd al die uitspraken op mijn wijze te begrijpen.

Ik kom dan tot de conclusie dat het waarschijnlijk om het volgende gaat. Een groot deel van denken en streven is gebaseerd op het beeld dat wij ons hebben gevormd van onszelf. Maar elk beeld dat wij ons maken, of het nu van onszelf, van anderen of van onze wereld is, betekent gelijktijdig dat door ons ik en het beeld dat wij nu eenmaal van onszelf in ons dragen, grenzen hebben gesteld aan onze mogelijkheid de werkelijkheid te beseffen.

Wat betekent dat de grenzen van onze mogelijkheden vooral in ons liggen en zeker niet zonder meer en altijd buiten ons. Op het ogenblik echter dat wij niet meer voornamelijk bezig zijn onszelf te omschrijven en te manifesteren, vallen er vele grenzen reeds voor en in ons weg. Waar de grenzen wegvallen, komen wij haast ongemerkt in contact met een grotere werkelijkheid en beleven en kunnen wij opeens veel meer dan wij vroeger als mogelijk beschouwden.

Toch is de door mij geciteerde reeks uitspraken redelijk recent. Veel ouder is de volgende uitspraak: “Ik bezweer” zo sprak de priester – het was in Babylonië – “de geesten en de goden, de demonen. Want zelfs tegen de goden moet ik mij soms verdedigen”.

Deze woorden werden gehoord door een ingewijde die hem voorhield: “goden en demonen zijn er niet. Er bestaat slechts één Kracht. Gij verdedigt u dus steeds weer tegen aspecten van de ene kracht die u in stand houdt”.

Mogelijk dwaasheid. Maar het komt er, naar ik meen, op neer dat mensen steeds weer geremd en beheerst worden door hun behoefte zichzelf en ook hun belangrijkheid steeds weer te manifesteren, dat mensen steeds weer daarom zoeken naar een vast kader.

Mensen zijn zelden gelukkig voor zij alles hebben ingepakt in hun belangrijkheid en vervolgens een vakje hebben toegedeeld. Maar zijn de dingen die men steeds weer benoemt en klasseert dan geen deel van een groter geheel? Zo ja, dan zijn alle indelingen, alle fraai gemaakte redelijke pakjes geen werkelijkheid, maar alleen menselijke denkbeelden. Dus geen werkelijkheid.

Elke mens die verder wil streven om mogelijk enige bewustwording door te maken, zou m.i. dit moeten beseffen. Een mens kan niet zonder definities en omschrijvingen denken en leven. Een mens moet alles namen geven.

Zelfs in de bijbel staat dat Adam, toen hij besefte te leven en in het paradijs te wonen, als eerste werk begon alle dingen te benoemen. Want hij gaf de dieren hun namen. Maar daarmee nam hij tevens al enige afstand van het feit dat zij, evenals hijzelf, delen van de goddelijke schepping waren. Juist door dit geven van namen, bevestigde hij voor zich het uitverkoren zijn en onderstreepte hij de afstand die er volgens hem tussen mensen en dieren bestaat. Later, wanneer hij met Eva gegeten heeft van de vrucht der kennis van goed en kwaad, zoals de overlevering stelt, dorst hij opeens niet meer met God te wandelen. Hij kende nu “God” en was bang voor hem. Waarom eigenlijk? Hij had wel in een ogenblik van zwakte een gebod overtreden, maar het was en bleef toch diezelfde heer en God. Maar ja, met dit besef van zich en God was er geen sprake meer van dezelfde Adam. Toen Adam wandelde met God voelde hij zich ook één met die God. Nu echter kende hij iets van zichzelf. Hij had ook zichzelf benoemd en mens gemaakt. Door deze indeling en naam die hij zichzelf had gegeven, had hij zich a.h.w. afgescheiden van de kracht waaruit hij was voortgekomen. O, het zal voor velen een dwaas en onjuist voorbeeld zijn. En vele mensen zullen uitroepen: wanneer de meesters dat al werkelijk zeggen, zo is het voor mij toch nog wel even anders. Dat is dan hun zaak en zelfs hun recht.

Want wee degenen die probeert anders te zijn dan hij is – ook al zal de wereld hem waarschijnlijk daarom toejuichen en mogelijk zelfs heiligen. Maar ik durf te zeggen dat u dan alleen maar een karikatuur bent van uw werkelijkheid, een schepsel van duisternis dat zijn eigen licht heeft ontkend.

Ik ben mij ervan bewust dat dit alles erg moeilijk te verwerken, laat staan te aanvaarden, zal zijn voor allen die zich plegen vast te klampen aan geboden als de tien geboden, de twaalf artikelen des geloofs, de reglementen van hun geloofsgemeenschap of zoals in een bepaald geval de vijf geboden van de kerk en natuurlijk aan de staat met de daarin heersende duizenden geboden.

Die mensen zullen – niet geheel ten onrechte – stellen dat een mens niet zonder regels kan leven. Maar is dit wel zo waar? In feite kun je niet alle regels verwerpen. Maar aan de andere kant kun je geen regels waarmaken die niet stroken met hetgeen je werkelijk bent. Op het ogenblik dat je probeert een wet of regel waar te maken die niet behoort tot je wezen, tot je innerlijke werkelijkheid, zal je uiterlijk de waarheid die in je woont verloochenen en gelijktijdig de zin en betekenis van de regel verdraaien.

Wetten en regels heb je niet nodig. Je hebt voldoende aan het licht en de waarheid die in je wonen, wanneer je werkelijke verlichting wilt nastreven. Steeds weer wordt duidelijk dat er maar weinig geboden en wetten kunnen bestaan die belangrijker zijn dan het wezen van de mens zelf. Dat blijkt ook in de mensenwereld overduidelijk. Er is een gebod dat luidt: “gij zult niet doden”. Hoe interpreteren de mensen het overal: Gij zult niet opzettelijk of zonder grondige redenen doden, wat een grondige reden is, maakt men dan voor zich wel uit en opzettelijk? Je neemt je kansen en wanneer je dan daardoor iemand doodt, is dat toch geen opzet?

De feiten zijn anders dan de geboden, wetten en regels suggereren. Waaruit blijkt dat geen gebod, geen wet, geen regel belangrijker kan zijn dan de werkelijkheid, de innerlijke waarheid, zelfs in de wereld van de mensen.

Benoem en formuleer dan maar zoals u wilt, mits u één ding niet vergeet: Wat u benoemt is schijn, geen werkelijkheid. Wat u ontwerpt is vluchtig en niet blijvend. Wat u als zekerheid ziet is illusie, iets wat slechts een enkele keer soms waar wordt.

Het is zo gemakkelijk allerhande redenen aan te voeren voor hetgeen wij doen, voor hetgeen wij zijn. Neem als voorbeeld de haat: wij hebben zoveel redenen om bepaalde mensen toestanden, regeringen of ontwikkelingen te haten, want zij bedreigen ons. Maar is dat wel waar? Wij stellen dat zij ons bedreigen, maar is dit wel geheel juist? Bedreigen wij niet vooral onszelf? Het is maar een vraag. Een meester zei eens: “Haat is het gebrek aan moed waardoor je in gekwetstheid aan je eigen werkelijkheid ontvlucht”.

Misschien heeft hij wel gelijk. Wie zal het zeggen? Maar het is wel zeker dat vele zaken die voor de mensen zo belangrijk zijn en hen tot handelingen bewegen gedurende hun gehele menselijke bestaan en soms daarna, te herleiden zijn tot angst voor gekwetst worden of een schending van het in eigen ik opgebouwd beeld van eigen persoon en belangrijkheid. Wij richten ons zoveel tegen anderen omdat wij, wanneer wij dit niet zouden doen, zouden moeten richten tegen onszelf, onze gewoonten en daden.

Wij allen gaan in het leven zo vaak uit van onze stellingen, onze regels, ons onmiskenbaar gelijk. Wij vergeten liever dan maar even, dat het hiervoor onze illusies betreft en ontkennen dan ook hartstochtelijk dat een ander recht heeft op zijn eigen illusies.

Wij keren ons tegen de mensen, zijn gekwetst, geschokt, verontwaardigd. Maar waarom eigenlijk? Wat kunnen mensen doen wat ons tot minder zou maken dan wij werkelijk zijn. Wat kunnen mensen ons geven wat ons meer zou maken dan wij in feite reeds zijn? De werkelijkheid kan niet door anderen om ons heen veranderen. Zij kan alleen ontstaan in onszelf, zelfs dan zijn wij altijd nog gebonden aan de kern van ons bestaan, aan datgene wat wij zijn in het eeuwige licht en in de eeuwige werkelijkheid.

Is het gezien dit alles niet wonderlijk dat wij dergelijke stellingen verstandelijk wel kunnen aanvaarden en in de juistheid daarvan in feite wel geloven, maar het toch niet in ons gevoelen en wezen waar kunnen maken?

Is het niet zonderling dat wij waarheden kunnen blijven prediken en verdedigen, terwijl wij innerlijk wel weten of tenminste kunnen aanvoelen dat zij onjuist zouden kunnen zijn?

Misschien is vooral dit laatste één van de voornaamste redenen voor het de wereld niet aankunnen, zoals zich dit bij zovelen in deze tijd manifesteert. Misschien is dit de voornaamste reden voor het innerlijk steeds weer in opstand komen door zovelen.

Want zoals – een niet nog zo lang geleden overgegane – Nederlandse bisschop opmerkte – hij vertoeft in een lichte sfeer – : Geen kwelling, zelfs niet die van de hel, is groter dan de onrust van een kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder die ’s nachts beseft dat al wat hij doet en verkondigt, niet strookt met een innerlijke zekerheid of overtuiging, maar alleen voortkomt uit een drang tot zelfhandhaving die je anderen een dwang doet opleggen ondanks al je innerlijke twijfels.

Woorden waarvan de kern ons allen raakt, het is zo gemakkelijk om partij te trekken, te veroordelen en bv. te roepen: bommen wel of bommen niet. Het is gemakkelijk te eisen dat anderen nu maar eens moeten gaan inleveren of dat er een geheel nieuwe verdeling van macht en inkomen moet worden gevonden. En dat daarom die anderen… Maar waarom zoeken wij de redenen en oorzaken altijd weer buiten onszelf?

Geloof mij één ding: wanneer de mensen niet zo bang zouden zijn dat hun meerderwaardig zijn of gelijk hebben, bedreigd zou kunnen worden, zouden er veel minder wapens zijn op deze wereld.

Wanneer er geen angst zou zijn de mindere van een ander te worden, zou men zich in veel mindere mate proberen te voeden met banksaldi en streven naar meer bezit, in de plaats van een even intens zoeken naar innerlijke werkelijkheid en waarheid.

Er zijn op uw wereld zelfs heel wat zaken waar ook een eenvoudige geest als ik heel vreemd tegenaan kijkt. Wat bv. te zeggen van selectieve verontwaardiging? Zoals het toch wel wat opgeklopt een heel volk veroordelen omdat een paar ijzervreters een Boeing hebben neergeschoten, een verkeersvliegtuig. Maar het waarom van dit gebeuren, zowel als de pogingen om het geheel te verbloemen en te ontkennen, wordt niet genoemd. Misschien gebeurde dit wel omdat wij te maken hebben met mensen die vooral bang zijn de mindere te zijn, omdat zij zelf het gevoel hebben dit in bepaalde opzichten nog te zijn. Al beseffen zij dit zelf niet eens.

Mensen die bang zijn schieten vaak sneller dan redelijk is. En zij zijn bang omdat zij het gevoel hebben dat anderen hun gehele bestaan bedreigen, ook al kunnen zij daarvoor geen redenen aanvoeren die op feiten berusten.

Het is al even gemakkelijk verontwaardigd te zijn over degenen die Rusland aanklagen als over degenen die dit land ondanks genoemd gebeuren nog verdedigen. Iedereen heeft een mening. Maar wat weet men daarvan? Waar ligt de werkelijkheid?

En waar ligt zij wanneer het gaat over het voor en tegen van atoomwapens? Het is wel zeker dat wanneer de Russen in Europa zouden willen aanvallen, zij in zo korte tijd door Duitsland zouden kunnen optrekken, dat atoomwapens gebruikt zouden moeten worden – strategisch dan – om de opmars enigszins te kunnen stuiten en versterkingen aan te voeren.

Het is ook wel een vaststaand feit dat door een gebruiken van dergelijke wapens een deel van Noord Europa door fall-out e.d. voor enige tijd onbewoonbaar zou worden. Er zouden miljoenen doden vallen, zelfs indien beide landen zouden af zien van het gebruik van hun lange afstandswapens en niet zouden proberen elkander uit te schakelen. Ieder redelijk denkend mens kan dit alles overzien. Het enige alternatief zijn biologische wapens, die waarschijnlijk een nog verschrikkelijker resultaat zouden hebben, zij het in langere tijd.

Het werkelijke probleem ligt in de vraag, waarom mensen altijd maar weer zich bedreigd gevoelen en gelijktijdig steeds maar weer aannemen dat zij meer betekenen en meer waard zijn dan de anderen.

Zou men een meester vragen wat de zin is van dit alles, zo zou deze waarschijnlijk zeggen: Slechts de mens die zichzelf vernietigt in een poging zijn beeld van zich te redden, zal uiteindelijk leren beseffen dat het belangrijker is te zijn en vrede in jezelf te vinden dan de wereld aan te vallen”.

O, het zijn en blijven vreemde en dwaze uitspraken die geheel niet passen in het wereldconcept van de meeste mensen. Idealen zijn mooi en bewustwording klinkt fraai, maar uiteindelijk gaat het om de centen en niet om wat anders, nietwaar?

Heus? Word je werkelijk als mens iets meer waard omdat je toevallig een miljoen op de bank hebt? Gemeenlijk word je daardoor als mens zelfs minder waard, omdat je je steeds minder bezig gaat houden met hetgeen je bent en je steeds meer gaat richten op wat je denkt te hebben en hoopt te behouden.

Vraag u eens af of u werkelijk zoveel gelukkiger en belangrijker wordt, wanneer je maar alles kunt kopen en alles kunt doen waarin je zin hebt. Ik kan mij voorstellen dat het aantrekkelijk klinkt te kunnen zeggen dat men even wat zon gaat pakken in Gran Canaria of even gaat skiën bv. in Zermatt. Zeker, het is en blijft leuk en aardig wanneer je dit kunt doen. Maar zijn er geen andere dingen die even leuk kunnen zijn? Misschien ligt er wel meer vreugde in een eenvoudig spelletje ganzenborden, waarbij je werkelijk en ongecompliceerd plezier hebt, dan in een week dure vakantie in het buitenland, terwijl je maar het beste moet maken van tegenvallend weer of een hotel dat je helaas getroffen hebt.

Wat natuurlijk beter niet gezegd kan worden in uw consumptiemaatschappij. Want die kan alleen draaien wanneer steeds meer mensen gaan denken dat je door meer te kopen en te verbruiken, je meer wordt dan je zonder dit zou zijn.

In feite raak je door een dergelijke drang alleen steeds maar weer iets van jezelf, van je vrede, je geluk, de werkelijkheid van het bestaan, kwijt. Want hoe meer je bezig bent met alles wat je wilt bezitten, wilt doen, wilt verbruiken, hoe minder je nog kunt beseffen van je eigen innerlijk en werkelijk iets zelf vanuit innerlijk licht tot stand kunt brengen.

Er zullen mensen zijn, die dit alles beschouwen als een uitbarsting mijnerzijds. Mogelijk hebben zij daarin zelfs gelijk, maar één van de hoge meesters, waarvan ik al eerder iets citeerde, bracht ook het volgende te berde: Wie in zichzelf aanvaardt dat hij leeft en de kracht van het zijn laat uitvloeien, zonder deze te begrenzen, brengt meer tot stand dan degene die zelfs de gehele wereld zou bezitten en beheersen.

Al wat wij in de eeuwigheid tot stand brengen, is een beseffen van datgene waarvan wij reeds deel zijn. Dit is blijvend. Maar alles wat wij buiten ons stellen, zal ons vergaan en wel eerder naarmate wij er ons meer zeker van achten.

Ik koester niet de wens u met allerhande gedachten tot twijfel te brengen omtrent uw eigen persoonlijkheid en uw eigen leven. Uiteindelijk is het merendeel van hetgeen meesters zeggen onbegrijpelijk voor de leerling. Iets wat ook zeker mij zo hier en daar zal zijn overkomen, zodat u altijd nog moogt aannemen dat mijn uitleg niet geheel juist is. Maar aan de andere kant mag ik dan wel iets vragen:

Bent u innerlijk wel rustig? Ik vraag alleen naar rust en niet of u naar eigen opvattingen wel gelukkig bent, ik vraag ook niet of u tevreden bent, ik vraag alleen of u innerlijk rustig bent.

Bent u in staat het onvermijdelijke over u te laten komen zonder u meer dan onvermijdelijk is daarover druk te maken. Draagt u diep in uzelf de overtuiging dat, wat er ook gebeurt, het eens zinrijk zal blijken te zijn? Wanneer dit het geval is, bent u in feite gelukkig, want dan bent u al een heel eind gevorderd op het pad der inwijding. Maar zolang u nog voortdurend bezig blijft met pogingen zelfs het onvermijdelijke te veranderen en alles steeds maar weer zonder meer naar uw hand probeert te zetten en zo de werkelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, ja, zelfs uw innerlijke toestand steeds maar weer verwaarloost, hebt u in feite niets en bereikt u niets van blijvend belang.

Onze rijkdom ligt in datgene wat wij diep in onszelf zijn, niet door het omschrijven, benoemen en begrenzen van onze waarde. Eerst wanneer wij beseffen dat ons innerlijk – ook onbenoemd – het enig belangrijke kan zijn in ons bestaan, zullen wij de innerlijke kracht in ons steeds verder kunnen laten uitvloeien tot zij ons besef en al wat wij wereld omschrijven of beleven, voortdurend vervult.

 Ik vroeg eens een meester: “Is er een God?” Hij sprak toen: “een God is er niet waarlijk, want het woord God duidt iets aan wat de mens nog ten dele kan begrijpen. Maar er is een soort kracht, een kracht die alles omvat wat voor een mens mogelijk is, al wat voor een mens onmogelijk is en al datgene wat voor mens en geest ondenkbaar is, maar ook al datgene wat voor de mens in de kern van zijn wezen werkelijk is.”

Ik denk dat hij gelijk heeft. Ik denk dat wij, waar wij ook heen gaan en wat wij ook doen, één ding nooit mogen vergeten: Veel van hetgeen wij nu zijn en doen wat wij bijna verbeten nastreven ook is zinloos. Maar wat wij zijn, heeft zin.

Ik wil deze aan een aantal, toch wel wat vreemd klinkende, uitspraken van hogere meesters ontleende rede nu gaan besluiten.

“Waar ligt de werkelijkheid?”. Toen deze vraag aan een meester werd gesteld, gaf hij ten antwoord: “Wie nog vraagt waar de werkelijkheid ligt, heeft haar reeds verloren”. Werkelijkheid is je besef van zijn. Niet hoe je bent, niet wat je bent en niet wat je bedreigt of wat zou kunnen gebeuren. Dat alles kun je, wanneer het werkelijk noodzakelijk wordt, heus nog wel aan.

Maar dat je bent, het feit van je bestaan, het feit dat je leeft en altijd leven zult, al zullen werelden vergaan en vormen veranderen, normen teloorgaan en herontstaan en al zal je besef voortdurend een ander zijn.

Je bent, je leeft. Dit besef van leven zien als een kracht in jezelf is voor mij de oplossing van alle raadsels. Dan wordt zelfs bijna duidelijk waarom een meester eens zei: “Je kunt allen genezen buiten jezelf”. Want in jezelf geloof je te zeer. Maar je gelooft in veel mindere mate in het beeld van een ziekte die een ander in zich draagt en waaronder deze lijdt.

Volgens mij wordt onze wereld, of wij dit nu willen geloven of niet, grotendeels door onze eigen denkbeelden voor ons als werkelijkheid geschapen. Het zijn deze denkbeelden waarmee wij worstelen. Het zijn deze denkbeelden die onze vijanden worden of onze vrienden. Maar het ‘zijn’ zelf blijft gelijk, ook voor u.

Wees dan niet batig voor hetgeen komen gaat. Treur niet over wat geweest is. Aanvaard dat alles zijn betekenis en zin zal hebben, zelfs al kun je die nu niet achterhalen. Probeer in jezelf kracht te zien, licht te vinden, Want alleen daardoor kan er werkelijk veel veranderen, zelfs je  besef van eigen wezen en eigen wereld.

Wanneer u hierop commentaar hebt dan wel vragen wilt toevoegen, ga uw gang.

  • Zit er iets in het gezegde bestrevingsloos existeren?

Het strevingsloos existeren, is slechts dan mogelijk wanneer de existentie in zichzelf zodanig beleefd wordt dat het streven buiten jezelf voor je overbodig is. Streven is uiteindelijk een voortdurend belagen van die grenzen die je voortdurend weer voor jezelf opwerpt. Streven is vaak gelijktijdig het zoeken naar een beheersing, die in je zou moeten berusten, maar die je slechts door het hanteren van middelen buiten je, tegenover jezelf en je wereld denkt waar kunnen maken.

Voor een stofmens lijkt mij een strevingsloos existeren echter slechts bij grote uitzondering een werkelijke oplossing. Wel meen ik dat men het streven in en buiten zich nimmer als doel behoort te zien, maar slechts als middel tot verwezenlijking van het eigen bestaan en het zo op enigerlei wijze ook gestalte geven aan een lichtende zekerheid die in je bestaat. Een zekerheid die over alle angsten, begeerten en vooroordelen weg steeds weer herleeft, zelfs wanneer het streven tijdelijk gestaakt wordt en een nieuw streven ontstaat.

  • Mensen willen graag bezitten, maar in werkelijkheid bezit men toch nooit iets?

De hang tot bezitten is een poging om het innerlijke gevoel van één zijn met alle dingen, althans ten dele, voor jezelf tot waarheid te maken door althans enige dingen je eigendom te noemen. Maar juist daardoor verlies je dan weer je besef van deelgenootschap in het geheel. Is dit duidelijk?

Dan heb ik u op deze avond, mijne vrienden, mogelijk geconfronteerd met zaken die u liever opzij zou zetten, wat ik zou kunnen begrijpen. Toch is het goed dat wij juist in tijden waarin spanningen oplopen, wij mensen vanuit zich steeds meer in verweer komen, nu tegen dit en dan tegen dat, gaan beseffen dat het bereiken op zich zo onbelangrijk is.

Wanneer je als wezen eeuwig bent, kan niets je werkelijk deren. Wanneer in je wezen de bron ligt van alle vrede en alle rust kan niets blijvend je vrede of rust verstoren. Alle dingen gaan voorbij buiten dat ene wat je bent en waarvan je deel bent.

Wanneer je op dit besef steeds weer even terug kunt vallen, wordt het gemakkelijker om de moeilijkheden in je huidige wereld te verwerken. Dan is het gemakkelijker om wat meer vrede te hebben met de zgn. feiten en bovenal gemakkelijker vrede te hebben met hetgeen je bent en tot stand brengt.

Dan kun je afstand doen van vele illusies die je ongelukkig maken, terwijl zij in wezen grotendeels zinloos zijn. Toch besef ik wel degelijk dat u mij zou kunnen verwijten dat ik met mijn onderwerp voor deze avond minder juist heb gekozen.

In mijn pogen om iets van een waarheid, die voor mijzelf steeds lichtender wordt, aan u over te dragen, greep ik naar een verwoorden en commentariëren van iets wat uit de hoogste sferen en kracht die ik ken, voortkomt. Ik heb gegrepen naar alle middelen die ik vinden kon om u duidelijk te maken hoe gelukkig u bent omdat u bestaat en hoe weinig er veranderen kan of uw werkelijk zijn en de ware betekenis van uw ik te belagen. Altijd dan buiten datgene wat u zelf tot stand brengt.

Ik hoop daarin ondanks alles enigszins geslaagd te zijn. Is het mij tegen verwachting niet gelukt, vergeef het mij, want mijn poging werd in alle eerlijkheid ondernomen.

image_pdf