Vrije wil

image_pdf

24 april 1959

Aan het begin van de avond moet ik u er allereerst aan herinneren dat wij niet alwetend, of onfeilbaar zijn. Vanavond zou ik iets willen vertellen over: VRIJE WIL

Aan dit onderwerp zit heel wat meer vast dan u denkt. Op het ogenblik dat u merkt, dat uw melk op het punt staat over te koken, loopt u hard om het gas uit te draaien. U zegt niet, dat het voorbeschikt is, dat zij overkookt, of niet overkookt, zo dat u het dan maar op uw akkertje aan doet. Wanneer de tram net weggaat voor uw neus, dan zegt u niet, dat het voorbeschikt is, dat u op de volgende moet wachten. Maar dan waagt u uw leven om nog in de laatste wagen te springen, wanneer de leeftijd nog jeugdig genoeg is. Hieruit volgt wel, dat de mens handelt alsof hij een vrije wil zou hebben. Wanneer de mens zo handelt, dan moet het toch wel zijn, dat, volgens zijn ervaring, hij moet handelen volgens zijn eigen idee en eigen wil, omdat er dan nergens iets van terecht komt. Conclusie: volgens de overtuiging van de mens, in de geschiedenis van de mensheid, heeft elke mens een vrije wil, ook al spreekt men over voorbeschikking.

Er zijn daartegen argumenten aan te voeren. Wij hebben gesproken over de kritieke tijd die komen gaat. 1962-I963: kroondatum februari en wel ongeveer de tweede. Nu is het natuurlijk logisch, dat wij iets vooruit kunnen zien. Dat gaat nooit met absolute zekerheid. U kunt een voorspellende droom hebben, die precies zo uitkomt. Dat is eerder een toeval, dan een zekerheid. Hoogstens 1 op 6, of 1 op 7. Wij hebben te maken met het element tijd. De mens, die zegt dat alles is voorbestemd en voorbeschikt, baseert zich meestal op zijn eigen onvermogen bepaalde werelden, delen van de wereld, zijn eigen omgeving bv., voldoende te beïnvloeden.  In de tweede plaats – al net zo erg – op het feit dat er voorspellingen bestaan, die toch heus uitkomen. Die voorspellingen kunt u maken aan de hand van de sterren, de astrologie, helderzienden doen dat, mensen met een z.g. “tweede gezicht”. Zij voorspellen allemaal, het komt uit, dus …… zegt men: er is geen vrije wil.

De structuur van tijd is een betrekkelijk eigenaardige. De mens neemt aan dat hij een continuïteit vormt, één doorgaande lijn. Maar dat is niet waar. Wij hebben opeenvolgende momenten. Er is een minimumperiode, noodzaak van aanschouwing, om een moment te beleven. Daarop berust de bioscoop. Want als uw oog geen traagheid had, dan zou er geen beweging uit de stilstaande plaatjes voortkomen, wanneer ze op een bepaalde snelheid worden getoond. Het resultaat van mijn onderzoekingen, en ook van verschillende anderen over de tijd is: er bestaat niet één tijd, maar verschillende. Er is een slingering van kracht, die wegebt en weer komt opzetten, enz. Nu beleeft u iets. U hebt ergens een rechte lijn. Uw ervaring ligt steeds op dezelfde hoogte, bij elke stijgende en dalende lijn. Wanneer u simpel bent, dan bent u niet in staat om die twee elementen van die tijd te vatten, dan bevat u er maar één. Dan gaat u of aan de top, of aan de onderkant, dus bij het maximale punt, of het minimale van deze tijdvloed en daar regelt u uw beleven.

Het gevolg is, dat uw wereld een heel andere is en dat uw wijze van reageren anders wordt. Maar wanneer u zelf nu, uw eigen wezen, uw zenuwreacties enz. waar uiteindelijk de wijze van waarneming van afhangt, eens een klein beetje zou veranderen, dan komt u op een andere plaats te liggen in dit patroon. Dit patroon is de wereld. Een slingerlijn, die ongeveer gelijk blijft. Bent u boven, in het midden, of onder, dan verschilt dat. In de eerste plaats liggen de ogenblikken van ervaren, dus van beleven, niet precies gelijk. In de tweede plaats, zij hebben wel een vast ritme, maar er zijn ongelijke afstanden. Het is niet zo, dat het steeds volkomen recht is. Er is een afwijkingshoek van bijna 30°. Het resultaat is dus, dat verschillende mensen een verschillend tijdservaren hebben. En in de tweede plaats, dat elke verplaatsing in het wereldconcept door deze tijdsbepaling, deze krachtvelden, wordt omsloten, bovendien nog inhoudt een verandering van wereldvisie, maar ook van sequentie van gebeurtenissen. De tijd is niet, zoals men aanneemt, een voortdurende vloed van gebeurtenissen. Het zijn steeds stukjes van gebeurtenissen. Wanneer u tussen het ene stukje en het andere verandert, zelf, dan verandert het verloop van die gebeurtenis voor u, de inhoud en betekenis ervan. Zodoende bestaat er voor u geen werkelijk vastgelegd patroon. Wel bent u in deze wereld gebonden aan het totale bereik, waardoor deze reeks van krachten, dit tijdservaren, wordt omschreven. U kunt nooit daarbuiten komen.

Zo zeggen wij dan, de mens een beperkte vrije wil heeft. Beperking komen voort uit zijn onvermogen zich te ontworstelen aan de tijdservaring. Er zijn wel eens mensen die zitten te doezelen. Dan opeens schrikken zij wakker en merken dat het opeens veel later is geworden. Als u in die periode niet geleefd zou hebben, dan was u dood geweest. Dat kan dus ook niet. U moet dus op een andere manier beleefd en ervaren hebben in die tussentijd. En, gezien het tijdsverlies, dat optreedt, in een ander tijdsverloop, in een andere wereld, waarin een andere tijd leeft, een andere beweging van gebeuren bestaat.

Als u het zo bekijkt, dan zijn de volgende punten te constateren. Elke mens heeft een vrije wil, ook al wordt hij in de uitoefening van die vrije wil beperkt door de mogelijkheden van zijn eigen wereld. Wanneer de mens tot een bewustzijn komt, dat verder reikt dan een mogelijkheid voorstelling omtrent zijn eigen wereld, dan kan hij, door meerdere werelden gelijktijdig in te schakelen, buiten de mogelijkheden van zijn eigen wereld, alle dingen volbrengen die noodzakelijk zijn. Hoe meer de mens voor zich streeft, maar ten bate van het geheel, hoe meer hij vrij zal zijn in zijn handelingen en hoe eenvoudiger het hem wordt de gevolgen daarvan te aanvaarden.

De vrije wil, fatum, noodlot, het ondergaan van Gods wil en al die termen meer kunnen wij eigenlijk onderbrengen in een heel ander schema, namelijk de weigering van de mens de consequenties van zijn handelingen en gedachten geheel te aanvaarden. Men zegt, dat het onmogelijk is mensen uit de dood op te wekken. Toch gelooft iedereen dat Jezus dat gedaan heeft. Als wij de oude boeken mogen geloven, dan zijn er nog een hele hoop anderen die dergelijke prestaties geleverd hebben. Het is dus klaarblijkelijk wel mogelijk, maar niet voor de mens. Waarom? Omdat er aan die mens dan iets mankeert. Wat voor de één mogelijk is, is voor allen mogelijk, aannemende een gelijke structuur. Dan zeggen de mensen van Jezus en de anderen, dat zij andere wezens zijn, Meesters. Maar zij hebben toch ook handen en voeten, lichamen, zij hebben honger en zijn moe op zijn tijd. Wat is er anders dan bij jullie? Zij hebben een geest? Hebt u ook. Zij hebben een ziel. Dat hebt u ook. Dus het verschil ligt alleen op de manier waarop u de dingen benadert.

De mensen zeggen, dat hij wel ten goede zou willen streven, maar dat zij een familie te onderhouden hebben. Zij moeten voor vrouw en kinderen zorgen, want zij hebben die verplichting op zich genomen. Zij hebben volkomen gelijk, volgens stoffelijk inzicht. Toch blijkt uit de leerstellingen van die grote Meesters – die dan wel mensen uit de dood op konden wekken, zoals bv. Jezus – dat juist deze bindingen op een gegeven ogenblik weg moeten vallen. Jezus zegt uitdrukkelijk tegen de rijke jongeman: “Geef uw goederen aan de armen, laat allen achter en volg Mij”. Tegen een ander zegt Hij: ” Volg Mij en keer u niet naar vrouw, of kind, naar vader of moeder.” De consequentie daarvan is, dat als u zover komen wilt, u op een gegeven ogenblik al die menselijke banden en verplichtingen los zou moeten laten.

Dat doet u niet als mens. Maar dat betekent dan ook, dat u vrijwillig een beperking van uw vermogens aanvaardt. U doet het, niet omdat het niet anders kan, doch omdat u niet anders wil. Een ander zegt, dat hij ziek is en niet gezond kan worden, dat wil hij toch niet? Waar komt die ziekte vandaan? Dat kunt u weten. U kunt ontkomen aan de gevolgen van die ziekte, maar dan moet u uw leven en denken veranderen. Dat is de moeilijkheid. Als ik zeg, dat dadelijk thuis de melk overkookt, dan loopt u hard. En wanneer straks een ongeluk gebeurt op straat en er ligt iemand dood, dan zegt u niet: “Door Gods wil kan ik hem opwekken”, maar dan zegt u hoogstens: “Ik wou, dat ik het kon”. Daarmee hebt u zichzelf het brevet van vrijwillig onvermogen gegeven.

Men zegt, dat het in deze wereld onmogelijk is zonder bewapening te leven. Is dat waar? Zolang als u zich houdt aan de stellingen van deze tijd, ongetwijfeld. Zolang u meent, dat macht, geweld, een strenge leiding van bovenaf noodzakelijk zijn, dan kan het niet anders. Overal, waar macht is, wordt geweld geboren. Waar twee machten zijn, zullen twee machten hun geweld tegenover elkaar stellen om zo eigen macht te handhaven. Het kan anders. Wanneer u die macht niet meer begeert en wanneer u daarvoor in de plaats vraagt een berustend en een doelmatig leven.

Er zijn mensen, die zeggen: “Het is nu allemaal wel goed, maar wij moeten dan toch iets doen”. Natuurlijk moet je iets doen. Maar dat iets wil men altijd weer op de gemeenschap afwentelen. Voor zichzelf doet men over het algemeen er weinig aan. Het is heel begrijpelijk, maar het is niet logisch. Waarom zou de staat nu iets kunnen doen, wat uzelf niet kunt ? Omdat die staat zoveel groter is? Neen. Die staat is net zo groot als u. Uw behoeften t.o.v. de behoeften van de staat zijn immers zoveel kleiner? De staat is machtiger dan u. Dat is maar zeer ten dele waar. Die staat ontleent haar macht alleen aan mensen, zoals jullie, die alles op de staat afschuiven, nietwaar? Hoe komt het dan, dat de mens deze beperkingen aanvaardt? Hoe komt het dan, dat u zich in die maatschappij laat binden in een milieu, in een groepering, dat u Hagenaar bent, of Nederlander, als iets anders dan ieder ander?

U moet eens terug denken aan de oude mythologie. Bij de Grieken in het begin staat Kronos, en Kronos zou “de tijd” genoemd kunnen worden. Uit de tijd worden kinderen geboren. Sommigen daarvan zijn lelijk. Reuzen en cyclopen. Anderen daarentegen zijn schoon. Zo langzaam maar zeker baart deze God, die zijn eigen kinderen verslindt, de mens, die geboren wordt in de tijd, gaat aan de tijd ten onder, volgens menselijk begrippen. Een hele Olympos vol, eigenlijk een hele godenwereld. De godenwereld is logisch, wanneer u even nadenkt. Natuurlijk: er is één God. De Vader. Daarnaast vormt elke groepering toch ook weer een apart geheel. Het is heel goed te denken, dat uw familie een aparte beschermer, of geleider heeft. Dat vindt u helemaal niet vreemd, of dat u zelf daaronder resulterende, uw eigen geleider hebt. Dat een bepaald geloof, een bepaalde groep, een bepaald land ook elk weer een eigen geest heeft, die daar helpt en geleidt is niet zo vreemd.

Ergens is een persoonlijkheid, die de aarde leidt en regeert. Daarboven staat weer een ander, die de zon en het zonnestelsel regeert. Zo gaan wij verder. Kracht na kracht. God na God. Elk voor zich. Goden t.o.v. de mensen. Elk op zich slechts kleine delen t.o.v. de kosmos en het Alscheppend Vermogen. Deze krachten oefenen invloed op u uit, die u niet hoeft te ondergaan. U kunt ze verwerpen, maar die door u meestal wordt aanvaard, omdat u als mensen behoefte hebt ergens bij te horen. U wilt in een groep, in een bepaald milieu behoren, anders kan dat niet. Dan kunt u niet leven, dan hebt u geen plezier in uw leven. Daardoor ontstaan een grote serie van beïnvloedingen, die elk voor zich een eigen denkwijze hebben.

U zou van de geleidegeest der Nederlanders kunnen zeggen, dat hij vroeger op een andere wereld een tijdje kruidenier is geweest. De Duitsers hebben er eentje getroffen, die een hele tijd geleden ergens sergeant-majoor is geweest. De Amerikanen hebben misschien wel – vooral in de oostelijke staten – iemand getroffen, die half boer, half spullenbaas was. Dat zijn persoonlijkheden. Die persoonlijkheden dwingen niet, maar zij scheppen een zekere conditie, die past bij uw besef en daarom aanvaardt u die regels der gemeenschap. Maar dat is uw vrije wil. Als u nu beseft, dat die wil zeker niet gebonden is aan al die dingen, dat er geen vast uit- gestippeld noodlot bestaat, dat u moet gaan, dan kunt u mij misschien ook volgen, wanneer ik ga beweren, dat alles wat op deze wereld gebeurt, alle ellende, alle dwaasheid, alle geweld en alle wreedheid, niet komt van God, of zelfs van de natuur. Zij komt uit de wezens zelf, binnen wier ras deze omstandigheden bestaan. Ik gebruik “ras” hier niet als een onderscheid tussen een Kelt en een Baltische type, maar als verschil bv. tussen mens en katachtigen.

U bent met de wereld niet tevreden, noch geestelijk, of stoffelijk, anders zou u hier niet zitten. Maar de reden van dit ontevreden zijn ligt in de eerste plaats bij u. U laat zich beheersen door krachten, die u misschien als minder juist, of minder goed erkent, maar waarvan, naar u zegt, u zich niet kunt ontdoen. De een is gebonden aan gezin, of milieu, waarin hij een hoop pijn en ellende krijgt en dat hij toch niet prijs wil geven, ofschoon hij voor zich kan weten dat het in feite een illusie is. De ander kan zijn bezit niet prijs geven, want hij weet wel, dat hij er niet gelukkig door wordt, maar het trekt zo heerlijk de aandacht van anderen. U kunt zoveel dingen kopen. Weer een ander wil geen afstand doen van zijn politieke overtuiging, of van het religieuze idee tot de uitverkorenen te behoren. Ofschoon zij voor zichzelf wel weten, dat dat niet precies zo is, maar zij willen deze dingen handhaven voor zichzelf, omdat zij voor hen een te grote betekenis hebben. De grote vijand, die op deze wereld bestaat, is heus niet de communist, of de atoombom, of de sociale onrust. De grootste vijand, die op de wereld bestaat, is de illusie die de mens zich schept, die hij weigert los te laten. Als u zich van die illusies kunt ontdoen, dan bent u werkelijk vrij.

Wanneer op het ogenblik zich langzaam maar zeker een nieuwe leer ontwikkelt, dan is dat zeker niet een leer die u plotseling van alles vrij zal maken, want de meesten van jullie kunnen de steun van enkele illusies niet ontberen. Deze nieuwe stem, die over de wereld gaat, wil aan de mens wel leren meer op zichzelf te bouwen. Meer de moed te hebben zijn eigen weg te gaan. Meer Godsvertrouwen te hebben ook. Godsvertrouwen is in feite een uitbreiding van ons eigen levenslimiet. Wij vullen ons vertrouwen op God aan, hetgeen ons bewustzijn niet beseffen kan, buiten ons eigen tijdsverloop. Op deze manier leren wij dus langzaam maar zeker de begrenzingen, die voor ons in de wereld bestaan, terzijde te stellen en daarvoor het eeuwige te accepteren, omdat dan voor ons de Goddelijke realiteit klaarstaat en zich aan ons openbaart.  De kern van een leer – kort geleden gegeven – was deze: Mens, spreek niet over vrijheid, maar wees vrij door meester te zijn over uw begeren, door de gevolgen te aanvaarden van hetgeen gij door uw eigen wil tot stand brengt en door geen enkele binding te accepteren, anders dan die van God, zoals die in u leeft en voor u bestaat. Dan kan ik alleen er nog aan toevoegen: werkelijk, wie deze weg kan gaan, vindt vrijheid, waarbij uw wil stuwend is voor het gehele wezen, zonder enige beperking.

  • Is er iets op deze wereld, dat geen illusie is? Als je geen illusie hebt, wat blijft er  dan over? Wat stelt de tijdsgrafiek voor?

De grafiek, die ik voorstel, is een kracht die pulseert, dus aangroeit en afneemt. Het aangroeien van deze kracht en het afflauwen ervan tot beneden norm, vormt een regelmatige ademhaling als het ademend Al eigenlijk. Het feit dat deze kracht ons beroert, doet ons leven. D.w.z.: op dat ogenblik waarnemen en concipiëren. Zolang als ons bewustzijn op één enkel punt van die kracht is ingesteld, zal die kracht ons wel steeds beroeren, u moet dat punt dan denken als een rechte lijn, die wij hebben verlengd om het duidelijk te maken, in feite beweegt de kracht, niet het punt, waarop u zich bevindt. Pas wanneer u dit uitbreidt, kun je grotere delen van die kracht beleven. En wanneer u buiten deze kracht komt, ontdekt u, dat er vele andere krachten bestaan, gedeeltelijk met hun sinusoïden weer de eerste grafiek rakend, waardoor meerdere werelden in elkaar haken, dus elkaar onmiddellijk beroeren, elk met een eigen tijdsconcept, met een eigen belevingsmogelijkheid.  Iets, wat geen illusie is, bent uzelf.

  • Inderdaad. Dat is het Goddelijke in mij. Als u dat gelijk stelt met mijzelf, dan ben ik het met u eens. Maar zolang ik nog een persoonlijkheid ben, voor wie de werkelijkheid afgeschermd is, is er niets, m.i.

Ook in de persoonlijkheid, het ego, wat u thans bent, kunt u nooit een illusie zijn, omdat u als ego deel uitmaakt van de volmaaktheid. Uw huidige fase behoort daartoe. Als zodanig is uw ego dus deel van de volmaaktheid en kan het nooit illusie zijn. Ongetwijfeld zult u zich omtrent dat ego veel illusies maken. Dat zal niemand u bestrijden, maar de kern ervan, het feit dat u leeft, denkt, zoekt en streeft, is geen illusie, dat is een werkelijkheid.

  • Is uw sfeer geheel anders dan de aardse sfeer?

Zij berust op hetzelfde principe, maar zij is niet vergelijkbaar, omdat het bij ons mogelijk is de lijn van de kracht te volgen met onze beleving, d.w.z. dat het totaal van de levenskracht door ons geabsorbeerd wordt en het gebied, waarop wij beleven, veel uitgebreider is. Daardoor echter ontstaat een verandering in tijdsconcept, dat nu alleen op de veelheid, of de kleinheid van het aantal belevingen is gebaseerd en niet meer op een gemiddelde maatstaf, ook niet meer op een door onderling beleven vergelijkbare maatstaf; het is een zuiver persoonlijke geworden.

  • Gisteren heb ik u ook horen spreken in Rotterdam, maar toch heel anders. Hoe  komt dat?

Omdat u spreekt tot de mens, zoals u meent dat hij u begrijpt. Een lezing te houden voor de eerste klas of voor de zesde klas is verschillend. Het betekent, dat, al zijn bepaalde impulsen gelijk, eigenlijk staat dit programma voor andere plaatsen precies zo opgeschreven.

  • U had het zo-even over werelden die in elkaar vloeien. Wat verstaat u daaronder?

Werelden, zoals uw wereld er een is, kunnen elkaar soms heel dicht benaderen. Dan komen wij op een zeer abstract terrein terecht. Dan moeten wij over de vierde dimensie gaan spreken, waardoor ruimtelijke verhoudingen gecompenseerd worden door tijdfrequenties en zo plaatsen van geheel verschillende waarderingen en driedimensionaal stelsel door een verschillende toevoeging van tijdselement met elkaar vergelijkbaar en praktisch identiek worden. In de eerste plaats wordt hier wel bedoeld de abstracte werelden. Ik zou ze zeker niet illusoir willen noemen. Elke wereld is opgebouwd uit een werkelijkheid, maar ze wordt beleefd omdat men zich illusies maakt omtrent die werkelijkheid. Ik doelde hier dus op geestelijke werelden.

  • Kan de mens zonder illusies leven?

Alles, wat hij waarneemt, is geen illusie. Maar de wijze, waarop hij de waarneming verwerkt, schept illusies. De mens kan zonder illusies leven. Zelfs heel wat beter dan met illusies, maar hij is bang, omdat hij meent dan in een onbekende, verlaten wereld te zijn. Hij voelt zich, wanneer de illusies wegvallen, als een kind op een donkere zolder, angstig, dat ergens een duveltje uit een doosje plotseling “boe” zal roepen, ook al weet hij, dat dit niet zo is.

  • Heeft het leven op aarde zonder illusies betekenis?

Wanneer het leven op aarde zonder illusies geen betekenis zou hebben, zou het leven op aarde zelf overbodig zijn. De volmaaktheid is geen illusie, noch de kosmos. De aarde maakt deel ervan uit. Juist degenen, die komen tot aanvaarden van de grote werkelijkheid en de grote waarheid, doen afstand van illusies en leven daardoor veel intenser, veel vreugdiger en veel reëler dan het u mogelijk is.

  • Heeft leeftijd iets te doen met geestelijke gesteldheid?

Neen. Deze vrijheid en het nemen van uw vrije wil is niet afhankelijk van leeftijd van een bepaalde vorm. De kern van hetgeen u doet denken en bewegen – geest en ziel – zijn beiden tijdloos. Als zodanig kunt u op deze weg te allen tijde beginnen. U hoeft zich niet te veranderen om deze vrijheid te verkrijgen. U moet alleen uzelf zijn zonder een illusie. U moet alles, wat schijn is, wat zelfbedrog is, eigenlijk terzijde stellen. Voorbeeld: Maria was de moeder van Jezus. Zij hield van haar Zoon en meende zekere rechten op Hem te hebben. Zij maakte daar gebruik van door Hem te naderen, terwijl Hij met Zijn werk bezig was. Hij was aan het spreken met anderen. Zij zeide: “Kom naar huis toe” waarop Jezus Zich omdraaide en antwoordde: “Vrouw, wat heb Ik met u van doen?” Het was heel erg pijnlijk voor haar, maar daardoor leerde zij, dat de ene mens nooit de ander kan bezitten, dat er maar één recht is, dat de mens heeft: Gods wil te volbrengen, zo goed hij kan en in het volbrengen daarvan, anderen te dienen, zo goed hij kan.

Het is erg wreed en erg pijnlijk, maar het enige juiste. Er zijn mensen die menen, dat zij op elkaar recht hebben. Dat is een illusie. U kunt alleen recht hebben, zover als anderen u dat recht geven. En niet meer. Juist het idee, dat de mens recht heeft op een ander, dat hij hem bezit, is aanleiding tot heel wat echtscheidingen, tot heel wat gebroken huwelijken, tot heel wat ellende, tot heel wat verkeerde politieke en zakelijke opvattingen, met alle debacles die daaruit volgen. Ik geloof, dat het lijden, dat voortkomt en een consequent volgen van de Goddelijke wil, zoals u die kent, en het aanvaarden van de vrijheid, waarin slechts God regeert, in feite niets anders is dan een correctie aanbrengen bij anderen door hun ervaren, wat u zelf niet hoeft te beroeren. Dat kan ik uit de geest gemakkelijker zeggen, dan u op aarde dat kan zeggen.

Een ding wil ik er tegenover stellen, dat, wanneer u eenmaal rechten geeft, u deze niet zonder reden moogt terugnemen. Als u bv. een eed van trouw aflegt aan H.M. de Koningin, dan hebt u niet het recht die eed zonder meer als ongedaan te beschouwen. Toch is zij niet eeuwigdurend.  Op het ogenblik, dat u volgens uw beste en innerlijk weten, beseft, dat deze eed u bindt op een onjuiste wijze, dan moet u dit te kennen geven met alle gevolgen, die daaraan mogelijkerwijze verbonden zijn, want eerst zo kunt u zich voor uzelf op een rechtvaardige en eerlijke wijze bevrijden hiervan.

  • Terwijl u zo aan het spreken was, kwam ineens Mahatma Gandhi als naam in mij  op. Had hij het ver gebracht op dit terrein?

Inderdaad. Schaad niemand, gebruik geen geweld, maar doe slechts dat, wat recht is en wat juist is. Dat was Gandhi’s leer. Lijd alles ter wille van het recht, maar laat u nooit breken. En gebruik nooit geweld. Men heeft Gandhi’s leer wel eens de leer van het lijdelijk verzet genoemd. Maar dat is eigenlijk niet waar. Hij was een vrij man, ondanks het feit dat hij vaak in de gevangenis heeft gezeten en hongerstakingen heeft moeten voeren. Hij was overtuigd van zijn recht, zijn wil was in staat hem te steunen bij het volbrengen van datgene wat hij rechtvaardig achtte en als zodanig kon geen enkele stoffelijke beperking, noch geestelijke beperking hem breken. Typisch is, dat een deel van die opvattingen ook vandaag aan de dag nog leeft in India, maar dat helaas een ander, misschien belangrijker deel teloor is gegaan, namelijk, dat men om zo het recht te prediken, te brengen, niet mag haten en niet mag verwerpen mensen, maar alleen toestanden, verschijnselen. Dat vergeet men wel eens.

Ik zal de tweede spreker nu maar aan het woord laten, anders kan die goeie jongen alleen nog maar “goedenavond” zeggen. Het was mij een waar genoegen en tot een volgende keer.

Gij zult niet begeren.

Zij, die het hardst roepen dat zij niets begeren, zijn degenen die voor zichzelf het meest begeren en hopen, door de beperking van uw begeerten, hun begeerten makkelijker te vervullen.

In de mond van mensen zijn deze woorden absoluut onzinnig, omdat namelijk zowel de continuïteit van het ras, als de gehele menselijke beschaving opgebouwd zijn op begeerten.  “Gij zult niet begeren” heeft dan ook een heel andere zin. Als u het zo zegt, lijkt het, of u helemaal niet begeren mag. In de Tien Geboden staat het enigszins anders. Er staat: “Gij zult niet begeren andermans goed of recht, noch zijn have, noch zijn huisvrouw”. M.a.w.: u moet het recht doen zegevieren boven u eigen begeerten. U hebt het recht u begeren te vervullen en u mag begeren, maar nooit ten koste van anderen. Dat is de inhoud. Vandaar, dat de grootste voorstanders van dat “niet begeren”, degenen zijn, die het hardst vluchten voor de werkelijkheid.

Nu kunt u natuurlijk zeggen: als ik iets begeer en ik kan het niet krijgen, dan is dat zo bitter.  Ik zou zeggen, dat het tijd verspillen is. Wanneer u realistisch denkt, wanneer u zich bezig houdt met de werkelijkheid, dan kies je datgene, wat bereikbaar is. Dan heeft ieder dat zo op zijn eigen manier bekeken. B.v.: de Quay probeert een kabinet met drie poten te timmeren. Als hij zo doorgaat wordt het een commode. Die man begeert iets, wat op zichzelf geoorloofd is. Hij begeert namelijk een bepaalde machtsconstellatie te scheppen. Maar wat hij niet kan, is een onevenwichtige regering vormen, die werkelijk gezag heeft in den lande. Dus, zijn begeren is onredelijk en daardoor is het tijdverspillen om verder te gaan op deze weg. Want zelfs, al komt hij tot een kabinetsvorming, dan kan dat kabinet toch niet zo erg lang aanblijven, of het zal afstand moeten doen van alles wat hij meende daarmee te bereiken.   Wat begeer ik dan op een redelijke manier? Een redelijke begeerte is een u richten op een doel, waarvan u een deel kunt verwezenlijken, zonder het einddoel daarbij uit het oog te verliezen.

Begeren is niet kwaad, maar u mag niets begeren van een ander, u mag geen onrecht plegen en in de rechtvaardigheid van u begeren moet u genoegen nemen met een eerste fase en dan hernieuwd overwegen. Maar u moet steeds weten, dat u dat wil bereiken. U zegt misschien: ik wil de hemel bereiken…. Goed, dan moogt u doen, en laten, wat u wilt, als u maar rekening houdt met die hemel en met het feit, dat u die nooit ten koste van anderen kunt verwerken.

Ik zou het zo willen formuleren. Gezien het feit, dat u zonder adverteren niet verkoopt, is het nodig de begeerte van de mensen te prikkelen om als handelsman in leven te blijven. Dientengevolge is begeerte een levensnoodzaak…. in de handel. Wanneer mensen niet begeren, dan is het de grote vraag, of er voldoende kindertjes komen. Het is gunstig voor de kinderbijslag, maar aan de andere kant zou het het nadeel hebben, dat de bewustere mens, ofwel volkomen volgens plan kinderen zou moeten verwekken, of, wat eenvoudiger is: laat een ander het maar opknappen, met het gevolg, dat er binnenkort helemaal niets behoorlijks meer komt. Wanneer u geen begeren hebt om u te verplaatsen, dan kunnen de Nederlandse Spoorwegen opdoeken. Zij blijven rijden, dan betaalt u maar wat meer belasting, net als de HTM…… De begeerte is noodzakelijk, omdat slechts door dit begeren het leven werkelijk zijn loop kan hebben.

Als wij, geestelijken, niet zouden begeren, als wij geen bepaalde verlangens zouden hebben, waarom zou ik dan hier zitten praten? U lacht er even om, maar daar is toch geen antwoord op te geven? U moet toch een reden hebben iets te doen? Die reden kan ik alleen vinden in een verlangen. Zolang als een verlangen, een begeren, mij drijft, kan ik komen tot een bereiken. Zonder dit niet. “Gij zult niet begeren” op zichzelf is geen juist gebod, geen juiste interpretatie. Gij zult niets begeren van hetgeen gij erkent als onjuist en onrechtvaardig. “Gij zult uw begeerten  meester zijn, zodat zij u voeren tot een doel, dat voor uzelf aanvaardbaar is”, is m.i. de juiste formulering.

Als u de vier waarheden van de Boeddha naleest, dan zult u zien, dat alle pijn, alle smarten enz. voortkomen uit begeerten. M.a.w.: als wij geen leed, geen vreugde enz. zouden kennen, zouden wij niet leven. Als wij niet zouden leven, zouden wij niet naar bewustzijn streven en zouden dus niet kunnen komen tot het proces, waaruit dit uiteindelijk zich ontvouwt in de grote kosmische wereld. Zelfs Boeddha kon slechts leven door het begeren. Uit het besef van het begeren kon hij komen tot de wijsheid, die hij begeerde en zocht, waarna hij de wijsheid vond en toen, verzadigd van inzicht, geen begeren meer kende, buiten het verlangen anderen aan zijn toestand deel te doen hebben, wat ook nog een begeren was. Ik geloof, dat wij de Boeddha gevoeglijk kunnen beschouwen als iemand, die mijn klein betoog zou kunnen onderschrijven. Het is geen aandeel, anders zou het misschien beter zijn.

  • Heeft God dan een begeren?

God heeft zeker een begeren, want waarom zou Hij Zich dan uiten in de Schepping? Wij weten niet, wat de aanleiding daartoe was, waarom God dat heeft gedaan, maar er moet behoefte toe geweest zijn, want wij nemen niet aan, dat God iets willekeurigs heeft gedaan. Dat past niet in het beeld van Zijn volmaaktheid. Hij moet een reden gehad hebben en die reden moet gebaseerd zijn in een begeren. Al zou dat begeren alleen zijn geweest de behoefte om Zichzelf te beschouwen en zo de eenzaamheid van het ongeuit-zijn voor Zichzelf te vermijden. De meeste mensen gaan na, wat God voor geheimen heeft, maar zij kunnen nog geen knoop aan hun jas zetten. Begin – geestelijk ook – bij het kleine, dan komt u tot het grote. Grijp niet naar het grote, zonder het kleine te kennen, want dan breekt u toch uw nek. Begin bij het begin, dan hebt u de kans, dat u het einde vindt.

  • Bent u nu die arme jongen, waar de vorige spreker het over had?

Ik ben lid van de Orde der Verdraagzamen… anders zou ik ten opzichte van mijzelf het woord “arm” als een belediging beschouwen. Ik leer elke keer zoveel bij, dat ik mij rijker voel dan de rijkste mens, of de rijkste geest. Omdat ik reeds zoveel heb verkregen en weet, dat ik nog zoveel verkrijgen moet, voor ik verder ga; ik word steeds rijker. Kan ik dan arm zijn?  Arm aan tijd ben ik niet. Het beroerde is, dat ik altijd moeite heb om een rijkdom althans enigszins te onderdrukken. Misschien dat een ander mij daarom arm noemt, maar daarmee hoef ik het helemaal niet mee eens te zijn.  Ik wil jullie nog een paar korte definities geven, indien u dit wenst.

Kabinet is een middel, dat wormstekiger is dan het lijkt, omdat het nieuw wordt uitgegeven, maar meestal uit de oude delen wordt opgebouwd.

 Ministerie is een staatsinstelling, welks hoofd een steek draagt, waarschijnlijk om de steken onder water met kluiten te kunnen verdrijven.   HTM is een zeer zakelijke firma, die nooit tekorten zal krijgen, omdat elk tekort een aanleiding is tot prijsopslag, die tot een vervoersvermindering leidt, welke verdere tekorten veroorzaakt. Vandaar, dat de HTM de tramlijn zal zijn, die ƒ 1.000 per rit kan vragen op een verantwoorde wijze, volgens gelijk recht van zaken.

 Als u een kabinet in elkaar timmert, dan kunt u schroeven en spijkeren, u hoeft niet te lijmen, maar u zult veel passen en meten, voordat de onderdelen in elkaar passen. Elk onderdeel van een kabinet heeft de illusie, dat hij het kopstuk is. Vandaar, dat een kabinet meestal zwak op zijn poten staat.   Probeersel is een poging om iets tot stand te brengen, waarvan u aanneemt dat het zal lukken, op de basis, dat het anderen toch meestal lukt.

Rode Kruis is een instelling, die zeer veel goed doet onder een zozeer organisatorische vorm, dat het de vraag is, wat meer kost: het goeddoen, of het administreren ervan.

Esoterische beschouwing.

Het is de gewoonte dat wij in dit tweede gedeelte spreken over esoterie. Nu hoop ik, dat u mij niet kwalijk neemt, dat ik geen groot esotericus ben. Misschien voel ik wat meer voor mystiek. Er zijn nu eenmaal in het leven dingen, die u best mystiek kunt beleven, in het geheim. In het geheim bv. van de Goddelijke liefde, het geheim van ons menselijk, ons geestelijk onvermogen vaak, om door te dringen in deze Goddelijke werkelijkheid, die toch ook voor ons bestaat.  Onze groep, onze Orde, een zeer heterogene gemeenschap als ik het zo mag zeggen, streeft naar verdraagzaamheid en naastenliefde. Ik meen, dat dit eigenlijk een zoeken is naar de liefde van God. De mens meent vaak, dat de Goddelijke liefde zozeer verheven is, dat u zich daar eigenlijk helemaal niet in kunt verdiepen. Maar het is de manier waarop u tracht te beleven.

Indertijd had ik een parochie. “Ha”, zegt iemand, “daar komt de aap uit de mouw en de pastoor uit het burgerpak vandaan”. Ik had een boerengemeente met mensen die erg godsdienstig waren. Er waren ook een paar van die dorpszondaars. Er was er een bij, die nooit in de kerk kwam. Als pastoor staat u voor uw zaak, nietwaar? Ik ga naar hen toe. “Hoor eens, Jozé, het wordt tijd, dat jij ook eens een keertje in die biechtstoel komt. Jonge, jonge, wat heb jij een zwart zieltje”. “Meneer pastoor, zolang God de zon voor mij laat schijnen, de vogels laat zingen en mijn haver er goed bij staat, dan maak ik mij over die ziel geen zorg. Ik geloof vast, dat God niet op de kleur let, maar alleen op de kwaliteit”. Op zo’n ogenblik voelt u dat een klein beetje als een aantasting van u rechten. Ik heb er eens over nagedacht. En ja, hij had eigenlijk gelijk. Wij zijn vaak te bemoeiziek. Wij willen God voorschrijven, hoe Hij ons bewust moet laten worden. Omdat God ons dan niet die duidelijke, innerlijke stem geeft, of die openbarende droom, omdat God het eenvoudig vertikt om op ons smeken en bidden ons dat te geven, wat wij hebben willen, zeggen wij: “Nou, er deugt iets niet”. Dan vergeet u een ding: de zon schijnt, de regen valt; wij leven. Niet alleen maar: wij leven, want dat zou eenzaamheid zijn. Want heeft God u in de wereld en in de sferen eigenlijk niet een wonderbaarlijk mooi gezelschap gegeven? Ik denk heus niet aan de engelen, maar ik denk aan de vogels, aan de bloemen en de bomen op aarde.

Vanuit het standpunt, dat ik nu inneem, vraag ik mij zelfs wel eens af, of het zin heeft om kerktorens te bouwen. Als God ons zoveel bomen heeft gegeven die naar de hemel wijzen? Je kunt mij misschien begrijpen: waar wij ook zijn, is er schoonheid, als wij het maar willen zien. Waar wij ook gaan, wat wij ook doen, er is altijd vreugde te putten. Dat kan de vreugde zijn van een bedelaar die een korst brood vindt, het kan de vreugde zijn van een mens die ineens een hele dag voor zichzelf heeft en vrij is, het kan de misschien wat treurige vreugde zijn, dat u toch verder kunt leven, ook al is er veel kapot gegaan in u bestaan, waar u op had gebouwd. God laat ons steeds vreugde. Ach, laat ik niet zo vaak “God” zeggen, dan zeggen zij: “Zie je wel, de pastoor kan niets anders dan over God praten….”

Laten wij eens over u praten. U zoekt naar bewustwording, naar esoterisch bewustzijn. U zou de geheimen van de kosmos willen doorgronden. Kent u de schoonheid van een enkel blad gras? Hebt u dat wonderlijke aderwerk weleens gezien, wat er zit in een eikenboom, in een eikenblad? Hebt u wel eens gekeken naar het eigenaardige spel van de heide, wanneer de erica gaat bloeien? Waar grauw, blauw en paars elkaar afwisselen met het zanderige, de leemgrond, of ….. de verwaaide zandgrond? Kijkt u wel eens naar het licht, dat elke keer verandert? Dat altijd weer een andere kleur krijgt. Hebt u wel eens opgelet hoe de regen, wanneer zij valt, in de lucht zelfs patronen tekent, waardoor het net is, alsof u de wereld ziet door een andere bril?  Of wat moeten wij zeggen van dat heerlijke, schone, dat propere van de wereld na een onweersbui? Het klinkt gek te zeggen, dat dat esoterie is. Toch is het waar. Als u deze dingen kunt beleven en u kunt erin iets voelen van een liefdevolle kracht, een geest die met u is, dan hebt u eigenlijk geroerd aan de kern van uw wezen. Wanneer u zonder enig belang iets doen kan voor een ander, dan hebben wij daarmee iets geschapen van innerlijke vreugde en van bewustzijn. Eén goed woord tegen een ander gezegd door zelfoverwinning, is meer waard dan het 100 keer lezen van de hele Bijbel. Eén keertje maar uzelf eens vergeten ter wille van anderen, dat is, mijn lieve vrienden, de openbaring Gods in uzelf. Dat is een ogenblik eeuwig zijn.

Weet u, wij zouden het allemaal zo prettig vinden, wanneer wij u mee konden nemen op zo’n reis door alles wat er in u leeft. Ik heb wel eens geprobeerd om mij dat voor te stellen, maar van buitenaf komt u altijd verkeerd uit. Er was onder mijn parochianen een vrouwtje van zeer redelijke bekoorlijkheid. Denk nu niet: “Die pastoors……” Ik ben er met geen vinger aan geweest….. Zo’n vrouwtje dus, dat zich altijd kleedde naar de laatste mode. Dat zich verfde en zich schminkte, toen heb ik voor mijzelf zo gedacht: “Dat zal er van binnen wel uitzien als een groot modemagazijn als de “Printemps”, of zoiets. Toen ik overging – het oude trekt steeds – heb ik gekeken. Weet u wat ik daar van binnen gevonden heb? Een soort ziekenhuis voor zielen. Dat vrouwtje met al haar schijnbare ijdelheid was altijd bereid iemand op te beuren, om iemand te laten praten. U hebt zelf van binnen ook zo’n appartement. Sommige mensen hebben een appartement met 4 of 5 plaatsen. Een ander heeft maar één enkel plaatsje, maar ieder heeft in zichzelf een wereld die hij geschapen heeft. Soms zijn dat modemagazijnen, soms tempels. Maar in al die dingen leeft toch God. Dat vergeten wij vaak. Wij menen, dat het allemaal zo hoog en groot moet zijn. Het is eigenlijk zo eenvoudig. U zou het zo kunnen zeggen: leer om het leven lief te hebben. In het leven hebt u God lief. Leer die liefde uit te dragen als een dienen van het leven. U werkt aan datgene, wat God in u heeft gelegd. Aanvaard de vreugde, die God u geeft, want in de vreugde, die God u geeft, vindt u God met Zijn hele hemelrijk.

Ik heb vroeger van dat Koninkrijk Gods wel eens een potje gemaakt, dat geef ik graag toe. Zo voor de gelovigen. Niet, dat ik een kwade predikant was, helemaal niet. Ik zei wel eens: “Het Koninkrijk Gods wacht op jullie, totdat jullie komen”. Daar maakte ik een domme fout.  Het Koninkrijk Gods bestaat voor ons. Het is er. Als wij Gods werk doen, wanneer wij Gods vreugde aanvaarden, dat, wat Hij geeft uit Zijn volle liefde, dan vinden wij in onszelf God. Dan verbleekt het hele warwinkeltje van stoffelijke belangen meer en meer in die innerlijke vreugde.

Wees blij in het leven, niet in een jacht naar vermaak. Drinkt u pintje bier, als u dat lekker vindt, maar drink er niet te veel. En zing eens een liedje, wat de pastoor niet mag horen, maar zing er niet teveel. Haal rustig eens een apenstreek uit, is niet erg, maar doe het niet om er iets mee te winnen, of om de leegte in uzelf te verdrijven. Doe het, omdat u zo blij bent, dat u leeft. Dan komt u heel, heel dicht bij God. Dan beleeft  u Zijn liefde. Dat, vrienden, is voor mij de kern van de eenwording. Het is het mysterie, dat achter elke esoterische les verscholen moet liggen. God beleven in de vreugde die God ons geeft en niet God verliezen in het zelfbeklag over al hetgeen, wat wij onszelf op de hals hebben gehaald.

Ik voor mij – en dat is een eerlijke bekentenis – ik vind God nog niet in Zijn hemel, maar wel in de harten van mensen en geesten. Ik vind God in Zijn schepselen. Het is daarom, dat ik Gods schepselen zo lief heb. Zij tonen mij Hem, die ik eens zal mogen aanschouwen. Waar ik kan, en wanneer ik kan zal ik altijd zijn met die schepselen, omdat mijn God daarin leeft. Ik zal ze helpen en zegenen, zo goed ik kan, omdat zo God duidelijker spreekt in mijzelf.

Vrienden, ik hoop dat jullie in de vreugde van het leven zo dicht bij God moogt komen, als ik mijzelf soms bij Hem voel. Dat is het grootste geluk. Ik hoop, dat ik met die paar onbenullige woordjes iets heb laten voelen van die grote, wonderbaarlijk grote kracht van liefde die met ons is, die in ons leeft, die jullie misschien wat meer vertrouwen hebben gegeven in het leven.  Waar God is met Zijn liefde en wij Hem aanvaarden, daar kan niets verkeerd gaan. Denk eens een enkele keer, niet aan de pastoor, maar aan een mens zoals jullie, die zijn geluk vindt in Gods vreugde, die jullie die vreugde wil geven. Het ga jullie goed.

image_pdf