Dinsdag, 22 maart 1977
Ik moet zeggen, dat je, wanneer je als geest naar het aardse bestaan kijkt, je je wel eens afvraagt waar je zin in gehad hebt. Wanneer je leeft in de geest, dan leef je in een wereld van gedachten. Dat wil zeggen, dat wanneer je denkt alleen wat je denkt, uitmaakt wat je beleeft of beleven kunt.
Dat is natuurlijk erg aangenaam, wanneer je toevallig het goede denkt, maar het betekent wel, dat je betrekkelijk weinig ervaring opdoet. In de geest kun je dus alleen uitbreiden, wat er reeds in je bestaat. Dat is bewustwording en je komt er een eind verder mee. Wanneer er echter dingen zijn, die in jou en in het denken van je niet bestaan, dan is er dus maar heel weinig kans, dat je in de geest daarmee in contact komt en zeker zal je niet voldoende mogelijkheden hebben cm dat allemaal ook te ervaren.
Daarmee is de zin van het aardse bestaan reeds ten dele gesteld. Je incarneert in de stof, in de materie, om in dit aardse leven, onderworpen aan beperkingen, aan wetten en regels, geconfronteerd te worden met zaken, die je niet terzijde kunt stellen, te leven in een wereld, waarin je gedachten dermate gereglementeerd zijn, dat je ook niet in staat bent helemaal vrijelijk je eigen bewustzijn te gebruiken. Ten laatste is voor die geest erg belangrijk, dat je in die materie ook leven moet. Het is dus niet een kwestie van: “Wil ik leven, of kan ik leven?”, neen je meet leven. Dat leven gaat op verschillende niveaus. Je leert instinctieve reacties. Dat is in feite een conditionele reflex, maar die wordt wel degelijk bepaald door de relatie met je milieu.
Dan heb je de mentale wereld, waar je mee werkt. De denkbeelden, die voortdurend aan de praktijk getoetst moeten worden.
Ten laatste heb je de emotionele belevingswereld, de wereld van de emotie, waarbij het contact met andere waarden, personen, en dergelijke in jezelf bepaalde sterke indrukken achterlaten. Dat betekent dus als geheel een oriëntatie, die niet alleen door je eigen denken of door je eigen besef wordt bepaald, maar die door de wereld en jezelf in een voortdurende wisselwerking tot stand wordt gebracht. Mag ik aannemen, dat dit tot zover duidelijk en begrijpelijk is?
Dan kun je vragen, wat dan de zin van het aardse bestaan is in menselijke zin? Ik zou zeggen, dat de meesten er wel zin in hebben. Je ziet maar heel weinig mensen, die zich haasten om deed te gaan. Dat is een bewijs, dat het leven in zichzelf een mate van bevrediging met zich brengt.
Wat gebeurt er in je leven?
Laten we maar bij het begin beginnen. Je hebt de prenatale periode, waarin je de gedachten en gevoelsleven van de moeder in zekere mate deelt en gelijktijdig je mogelijk bewust bent van je eigen bestaan als entiteit, als geest. In deze periode moet je een keuze maken uit je mogelijkheden. Je schept deze niet zelf. Je wordt geconfronteerd met een lichaam met bepaalde mogelijkheden, met bepaalde talenten. Van het begin af aan ben je eigenlijk bezig om die zoveel mogelijk te manipuleren, opdat, wat voor jou belangrijk is als entiteit, gemakkelijk uitbaar wordt.
Daarin slaag je nooit volledig. Het is dus al een soort beproeving, een soort strijd.
Dan krijgen we de geboorte. In het trauma gaat een groot gedeelte van de voor het direct bewustzijn beschikbare invloeden, in het lichaam teloor. Het contact met de geest komt op een sterk onderbewust niveau te liggen. Vanaf dat ogenblik ben je bezig met de verkenning van je wereld. Je beschouwt jezelf. Dat doe je als geest maar zelden.
Je wordt geconfronteerd met een wereld. Je zult als kind die wereld altijd zien in een relatie tot Jezelf. Niet: ik stoot me aan de stoel, maar de stoel slaat mij. Het leren, hoe de dingen zijn, hoe de mensen zijn, leren, dat er regels zijn, waaraan je je moet houden, het is allemaal even belangrijk. Dan wordt je ouder en je moet gaan werken. Ik wel er bij zeggen, dat werk niet onvermijdelijk en noodzakelijk schijnt te zijn in de menselijke wereld, maar dat bezigheid voor iedereen kennelijk een noodzaak is. De bezigheid betekent een voortdurend jezelf beproeven in vergelijk tot de buitenwereld. Het betekent daarnaast voortdurend kijken hoe je beter kunt zijn, dan men van je verwacht, op welke manier dan ook. Je probeert meester te worden van Je wereld. Dan ga je ook verantwoordelijkheid dragen voor anderen, dan kan in gezinsvorm zijn. Het kan ook, dat je op andere, bijvoorbeeld ideële gronden, aansprakelijkheid voor anderen voor een deel van hun bestaan, opvoeding bijvoorbeeld, op je gaat nemen. Hierin krijg je te maken met andere persoonlijkheden. Je kunt hierin niet zeggen, dat je alleen maar antwoord geeft op die dingen die jou bevallen. Integendeel, het is noodzakelijk begrip te ontwikkelen. Je gaat begrijpen hoeveel verschillende mentaliteiten er zijn. Je leert niet alleen het uiterlijke compromis hanteren, maar daarnaast voel je toch steeds meer de noodzaak te begrijpen wat er met een ander gebeurt. Je kunt, onder de druk van de omstandigheden, deze beleving voor een groot gedeelte van je af zetten.
Wanneer het leven echter normaal verloopt, is er een periode waarin het begrip voor de medemens, contact met de medemens, als het ware al bepalend wordt. Hierdoor ga je ook begrijpen, dat je eigenlijk niet alleen kunt bestaan. De geest kan dat wel. Die kan in eigen fantasiewereld leven, waar geen enkel levend wezen aan te pas komt.
Op den duur resulteert dit in een enorme verveling, dat is waar, maar je kunt het. Die mens leeft verder en hij gaat nu kijken naar: wat heb ik bereikt? Daarbij treedt weer iets eigenaardigs op, n.l. de selectie van herinnering. Vooral de ouderen onder u, zullen, wanneer ze eerlijk zijn, toe moeten geven, dat wanneer ik denk aan vroeger, dan zie ik alleen maar bepaalde facetten. Ik zie niet het geheel. Die selectie, die je in de herinnering maakt, is gelijktijdig een vaststellen van de betekenis, die een bepaalde fase in je leven voor jou gehad heeft. Je gaat dus je relatie met je wereld herzien en bepalen, nu niet meer onder druk van ervaringen, althans niet in de eerste plaats, maar onder druk eigenlijk van je eigen behoefte je te identificeren met je wereld zoals hij was. Een mens, die daar gelukkig in is, die leert in deze periode Juist op grond van z’n vorige ervaringen ook, gelijktijdig, beter het contact met de mensen in het heden op te nemen. Je spreekt misschien niet zoveel over het verleden, maar je put voortdurend uit hetgeen je hebt meegemaakt om nu juister te reageren en te begrijpen waar je werkelijke problemen van iemand liggen, die in deze tijd met jou in contact treedt. Haast onbewust neemt de oudere een rol van mentor over. Hij gaat voor anderen denken. Dat wil zeggen, dat hij in moet dringen in de gedachtewereld van een ander, in diens behoefte, in diens elementen van bestaan tot dus toe en vandaar uit zijn eigen reactie moet gaan bepalen. Dat is voor die mens zelf voor erg bevredigend, want zolang je contact hebt en op grond van je eigen ervaring een vruchtbare samenwerking kunt krijgen met mensen van allerlei leeftijd, wordt je, juist wanneer je ouder bent, meer bewust deel van de gemeenschap. Als je jong bent, dan denkt je meer vanuit jezelf en vanuit de waardering, die men eventueel voor je zal hebben. Wanneer je ouder bent is het belangrijk, dat je deel bent er van.
De zin van het leven ligt voor menig mens, die verder in God noch gebod gelooft, dat hij of zij, ouder geworden kan zeggen: Kijk wat ik allemaal bereikt heb en kijk hoezeer ik ook in deze tijd nog leef. Ik tel mee, ik ben deel van het geheel. Hierdoor laat ik als het ware mijn stempel achter op de wereld.
Een mens, die niet gelooft in een hiernamaals (ja, die komt natuurlijk tot de ontdekking, dat er toch een is), die zal heel vaak proberen om onverschillig hoe, bijvoorbeeld voor zijn kinderen of het nageslacht, of desnoods de natie of het systeem of het geloof, iets na te laten. Te kunnen zeggen, dat hij iets gepresteerd heeft, iets heeft bijgedragen, hij leeft voort in het gebeuren. Dat is voor die mensen dan ook de zin van het bestaan, zolang ze stoffelijk leven. Maar die enorme verbondenheid, die je krijgt met de stoffelijke wereld is dan weer geestelijk van groot belang omdat ze weer gelijktijdig betekent een enorme ervaring, een grote mogelijkheid om contact op te nemen met entiteiten, die niet eerst harmonisch genoeg waren voor jou cm ze te herkennen en daarmee te spreken, om deze term maar even te gebruiken.
Je leeft dus in een wijdere wereld. Je gaat ook begrijpen, dat je eigen normen maar beperkte normen zijn. Ik dacht dus, dat het leven dus wel degelijk zin had. Zelfs wanneer je niet in een hiernamaals gelooft, heeft het aardse leven betekenis omdat je daardoor leert, omdat je allerhande zaken intenser leert erkennen, andere facetten ook leert beleven. Om een voorbeeld te noemen: wanneer je als geest te maken hebt met een kracht, die je dan God pleegt te noemen, dan is dit alleen een soort innerlijk ademhalen, een zucht van verrukking misschien zelfs, verder ook niets. Maar als mens is God een soort manipulator van het geheel. Het is niet alleen de Schepper, de wetgever, hij straft, hij beloont, kortom God wordt uitgedrukt in de termen van je eigen bestaan. Wanneer je dan als geest weer terugkomt, dan beleef je die God niet alleen maar els een verrukking, maar ook als een mogelijkheid. God wordt voor jou iets waardoor je op een bepaalde manier kunt functioneren. Dat kan ook erg belangrijk zijn. Ik dacht dat ik daarmee de feitelijke zin van het bestaan wel redelijk had omschreven. De zin van het aardse bestaan is gewoon: leren. Dan kunt u zeggen: “Leer je veel?” U leert veel meer dan u denkt. Het wonderlijke is, dat de hersenen maar een beperkt aantal associatieve reeksen plegen te bevatten. Dat wil zeggen, dat er enorm veel ervaringen en feiten ergens in het onderbewustzijn hangen. Heel veel emoties worden niet bewust beleefd, ze worden eigenlijk ondergaan. Dit alles is echter in het werkelijke ego geregistreerd, daarbij zal die registratie altijd rekening houden met het behoefte-element. Het geestelijk ik, of grotere ego, of hoe je het noemen wilt, pakt dus uit al die belevingen en ervaringen, die voor u stoffelijk, nu geen belang hebben, want dat gaat zo snel voorbij. Voor het “ik” is het een nieuwe mogelijkheid om je te oriënteren. Het is een beleving, die een ander licht werpt op datgene wat je geestelijk reeds als inhoud kent. Op deze wijze komt je dus ook eigenlijk door die hele herinnerings- en denkmethode geestelijk tot rijpheid.
Nu zult u zich misschien afvragen waarom ik tot op heden in mijn betoog deze scheiding tussen geest en stof zo strikt heb aangeduid. Het is de normale toestand van de doorsneemens in deze periode. Wat blijkt? Veel mensen gaan streven. Dat streven kan niet alleen materieel geschieden er is ook iets innerlijks voor nodig. Vaak is het verwerven van kennis op zichzelf niet genoeg. Je probeert te komen tot een beter besef van je eigen ego. Je gaat je aansluiten bij allerhande groepen. Je gaat in de kerk veel bidden, je wordt vroom. Je doet aan meditatie in verschillende vormen, termen. Je zoekt naar het werkelijke ik. Je gaat, zoals de Maçon zegt, proberen de steen te behouwen tot zij wel behouwen is (alleen zijn de mensen, die dat doen soms erg onbehouwen…) we gaan dus proberen ons innerlijk leven erbij te voegen. Nu zijn er bepaalde stadia aan te geven, waarbij het geheel van het ik steeds meer ook toegang krijgt in de materie. Interesseert het u als ik daar op doorga, ik had eigenlijk de vraag al beantwoord.
Ja.
Nu moet u het zo bekijken. Je voelt iets in jezelf, een soort beleving, een soort innerlijke trip, een esoterische ontmoeting met het onbekende. Hierdoor ga je beseffen, dat er andere waarden zijn, dan datgene wat materieel is. Wanneer je dan van de slechte soort bent, dan zoek je buitenissige woorden om het uit te drukken, of vreemde termen. Wanneer je de goede soort bent, dan probeer je alleen maar duidelijk te maken wat het betekent. Wanneer een mens voortdurend innerlijke tripjes maakt, dan gaat hij niet alleen beter beseffen hoe hij zelf functioneert, maar hij gaat ook beseffen, dat er bepaalde krachtreserves zijn, die hij zelden of nooit aantapt. Hij weet nu dus, dat hij meer kan onder bepaalde omstandigheden en wat meer is, hij gaat ook begrijpen, dat de mogelijkheden, die hij bezit niet altijd parallel lopen aan redelijk te beredeneren is. Er zijn paranormale situaties. Dit betekent wezenlijk een grote verandering, want je gaat gebruik maken van krachten en energieën, die eigenlijk meer behoren bij het geestelijk ik, dan bij het zuiver materiële. Als je dat regelmatig doet, dan ontstaat er dus een contact, een verbinding tussen dat grotere of geestelijk is in de stoffelijke mens en diens besef. Naarmate die band intenser wordt, kom je dus in een sfeer van communicatie. Meestal is dat een voorbijgaande periode, ik zal dat er maar meteen bij zeggen. In deze tijd heb je visioenen, dromen, paranormaal neem je waar.
Je krijgt boodschappen uit de geest en wat dies meer zij. Al die belevingen, waarbij een tweede wereld eigenlijk voelbaar voor je wordt. Het ik moet dus nu nog verder en het moet dus proberen om nu niet meer via dergelijke beelden en termen, maar zich reëel met het ego in contact te stellen.
Wanneer dat gebeurt, dan krijg je meer te maken met het innerlijk licht. Als je die fase moet uitdrukken dan zeg je, dat dit een fase is waarin een mens bepaalde kleuren bijvoorbeeld ervaart of bepaalde klanken hoort nazinderen ergens in zichzelf, zonder te weten waar ze vandaan komen. Men gaat wel leren, dat ze betekenis hebben voor je. Door de betekenis richt de mens zijn leven steeds meer in overeenstemming met wat die kleuren of die klanken hem zeggen. Het resultaat is een grotere harmonie tussen meer geestelijke voertuigen en het stoffelijk ik. Het wordt hier mogelijk om de werking van hersenen hier en daar te beïnvloeden. De geest kan delen van haar vroegere ik alsnog kwijt in het stoffelijk ik. Bij enkelen wordt dat uitgebeeld als een herinnering van vroegere incarnaties bijvoorbeeld, bij anderen neemt het eerder de vorm aan van plotselinge herkenning omtrent de aard van het leven, van het bestaan.
Hoe het ook zij, je komt in ieder geval op een gegeven ogenblik zo ver, dat je het bewustzijn kunt verplaatsen naar de geestelijke wereld. In de plaats van stoffelijke zintuigen, komt nu een geestelijk waarnemingsvermogen. Afwisselend met het stoffelijk waarnemingsvermogen, bepaalt dit het wereldbeeld.
De mens wordt lager-ingewijde. Nu is lager-ingewijde ook een mooie term, dat begrijpt u wel. Je kunt het nog veel mooier zeggen: adeptus minor. Deze fase van inwijding gaat gepaard met een opnieuw evalueren van je eigen bestaan, van je mogelijkheden, van je relatie met die wereld en de mensen erin, dus ook met je eigen innerlijk ik.
Wanneer je daar de strijdigheden uit weg weet te halen, dan krijg je een mens, die innerlijk – psychologisch gezien dus – een perfecte evenwichtigheid bereikt. Die evenwichtigheid betekent ook vrijheid. Drangverschijnselen worden beseft, pressie van buiten wordt beseft en kan in soort beantwoord worden, zonder gelijktijdig het hele ik in oproer te brengen. Je gaat de richting uit van de adeptus major, oftewel de meer-ingewijde of vol-ingewijde. Je gaat beseffen wat de aard is van de dingen. Dat kun je dus alleen zeggen in niet-menselijke, niet-wetenschappelijke termen. Als je zegt: “Alle materie is energie”, dan klinkt dat erg wetenschappelijk, wanneer je ingewijd bent, dan zeg je, dat alle dingen zich vormen uit energie. Een mengkracht kan bepalen wat de vorm wordt. Dan krijgen we te maken met: Maak deze stenen maar tot brood. Dat kan inderdaad, wanneer je maar besef hebt van de structuur van steen en van de structuur van brood. Je kunt dan uit de bestanddelen van het een een simulacum van het ander maken, zodanig goed, dat het verschil voor een leek niet eens te zien is. Op deze manier gaat het overal. Je leert ook, dat het lichaam geparkeerd kan worden. Er zijn dingen, die je beter even geestelijk kunt doen, nou dan laat je het lichaam even rusten. Je kunt uittreden. Je weet zelfs, dat je een vorm aan kunt nemen. Het is in feite een verdichting van een astraal voertuig, maar goed.
Je leert dus allerhande dingen manipuleren. Als je dat doet, dan zit je ook steeds meer met die geestelijke wereld, met die geestelijke waarde. De volledig ingewijde is een mens, die in twee werelden tegelijk leeft, dat is de beste omschrijving, die er voor bestaat. En die, dat mag je er wel bij zeggen, tracht in beide werelden in perfecte harmonie te functioneren. Dat is dan nog steeds een pogen, want als je dat ook bereikt, dan is inwijding geen woord meer, wat je mag hanteren, dan is het de absolute bewustwording en leef je heel dicht bij het werkelijk Goddelijke.
Zo kun je dus als mens bewust worden. Die bewustwording is ook een van de doeleinden. De geest incarneert in de hoop, dat zij een zo perfecte evenwichtigheid bereikt, dat ze in staat is de werkelijke krachten van het leven in zich te ontvangen en, hoe beperkt ze in dit opzicht ook moge zijn, ook te erkennen, te communiceren met het oneindige, als je het zo wilt zeggen.
Al deze standpunten zijn, van mijn standpunt uit, mede de zin van het aardse bestaan. Nu zult u zeggen, dat er zo’n groot verschil is in tijden. Dat zegt men nu wel, maar is dat werkelijk waar? Uiterlijke verschillen zijn er natuurlijk, maar per slot van rekening, uw seksclubs kenden ze in Pompeï ook al. Voor die tijd hadden ze iets dergelijks – het waren dan wel tempels – ondermeer in Babylon, Egypte. Zelfs in Israël kende men prostituees, die onder speciale bescherming stonden van de tempelwacht. Al waren ze dan niet te vinden binnen de tempel, ze zaten er wel vlakbij, want ze waren – tegen ruime betaling uiteraard – ter beschikking van alle pelgrims, die grote behoefte hadden. Dat klinkt allemaal gek, maar het was zo. Mensen zo als tegenwoordig waren er toen ook. Je had waarzeggers, die soms een heel volk probeerden te leiden, met allerhande compromissen – een soort pre-historische Den Uyl bijvoorbeeld. Er waren van bepaalde denkbeelden van meerwaardigheid bezeten Sjamanen, die alleen hun eigen visie toestonden en ketters het liefst ter dood hadden gebracht – prehistorische Van Agten. Ja, er waren mensen, die alleen dachten in termen van relaties, die ze hadden met bezitters. Ik wil daar geen parallel trekken, dat zou te gemeen zijn, maar ze zijn wel te vinden.
Ambtenaren waren er vroeger ook. Ze heetten dan wel lagere priesters, maar bv. in Egypte waren lagere priesters, die in elk dorp zaten. Ze moesten dan noteren wie er geboren werd, wie er dood ging, wat er geoogst werd, wat er wel of niet werd afgedragen, wie er voldoende bier brouwde en wie niet, wie tempelbier gedronken had zonder er voor gerechtigd te zijn of soldatenbier, dat werd allemaal geregistreerd; In Egypte was een soort Russische administratie. Ambtenarij was er ook voldoende. Phoeniciërs, die met hun handel kwamen hadden altijd twee keer zo veel bij zich als ze verkopen konden, of wilden. Die andere helft was namelijk nodig om de ambtenaren om te kopen, anders waren ze misschien als grijsaards van hun eerst reis huiswaarts gekeerd en dat was niet goed voor de handel. Industrie was er ook. Heeft u wel eens gehoord van de kopermijnen van Salome? Niet de diamantmijnen. Heeft u gehoord van de wijze waarop in feite in industriële processen de stenen werden gehouwen voor bijvoorbeeld tempels en piramides in Egypte? Compleet met een soort pre-historische Van Gend en Loes. Een ondernemer, die met een aantal barken en een platform tezamen de stenen afhaalde aan het eind van de sleepbaan en ze dan bracht bij het begin van de sleepbaan, die naar de bouwplaats voerde. Dat was er ook al, het is helemaal niets bijzonders en niets nieuws. Mensen denken altijd maar, dat hun tijd zo bijzonder is. Ja, u draagt andere kleding, maar in de Senaat werd evenveel gekletst als nu in de Tweede Kamer. Er is geen groot verschil. Politici waren er al in de tijd, dat de vorsten kleine goden waren, die hun wil doorzetten. Ze intrigeerden een beetje anders. Als je dat zo na gaat, dan is er niet zo gek veel veranderd. De mensheid is in vorm veranderd, in aantal veranderd, zeker. De maatschappelijke vormen en samenhangen hebben uiterlijk wijzigingen ondergaan, maar de mens heeft nog steeds dezelfde primaire eigenschappen, die hun verre voorvaderen ook hadden.
Hebben we niet geleerd?
U heeft heel veel geleerd, maar heel weinig begrepen. Dat blijkt wel uit de wereld, die u op het ogenblik tot stand brengt. De mens heeft altijd gedacht, dat hij de hele wereld met geweld naar zijn hand kon zetten, dat denkt hij nu nog. Dat is natuurlijk een vreemd iets. Zullen we eens een aardige gok wagen? Nederland bouwt een atoomcentrale. De kans dat die centrale werkelijk een ramp veroorzaakt, is misschien, laten we eerlijk zijn, een op de vijftigduizend. Een betrekkelijk kleine kans dus. Als dat dan resulteert in een absoluut ongeval, een explosie of zo of een overmatige lozing van radioactieve gassen, dat is zelfs nog meer, n.l. een op de vijfhonderd duizend, dus dat je niet tijdig kunt ingrijpen.
In de tijd of per gebeurtenis?
Het aantal kansen dus. Als Je vijfhonderd duizend centrales hebt is het zeker, dat een daarvan een absoluut ongeval zal hebben. Wanneer er nou eens eentje barst? Je zult er toevallig maar in de buurt wonen. Wat denkt u, dat het gemiddeld aantal slachtoffers zal zijn, bijvoorbeeld in Nederland?
Tienduizend.
U onderschat het. Het zal ongeveer achthonderdduizend tot een miljoen zijn. Het aantal doden zal naar gelang de ligging en de windrichting, humiditeit tussen de 3.000 en de 20.000 liggen. Bij regen bijvoorbeeld krijg je veel zwaardere besmetting. Bij droog weer, sterke wind is de kans groter, dat de radioactiviteit verspreid wordt, hetgeen minder erg is.
Verder moet je rekenen met 80.000 tot 500.000 slachtoffers van radioactiviteit, waarbij ongeveer 1% ongeveer succombeert als gevolg ervan, ongeveer 10 tot 12% blijvende schade houdt, terwijl de anderen met de nu bestaande middelen en methoden na een lang ziekbed toch eigenlijk wel geholpen kunnen worden en weer normaal worden (behalve misschien psychisch door de schok).
Dan zou je verder kunnen stellen, dat wanneer een dergelijke explosie plaatsvindt, dan zal in de richting van de wind over een strook met een breedte van tenminste 5 en maximaal 20 kilometer een stuk land radioactief besmet worden, vermoedelijk over een afstand tot 100 kilometer. Dat is sterk afhankelijk van de windsterkte en de neerslang. Bij regen bijvoorbeeld zal het gebied, dat in de windrichting ligt aanmerkelijk minder zijn, waarschijnlijk 20 kilometer, maar daarvoor in de plaats is die radioactiviteit dan zo hoog, dat waarschijnlijk de eerste 300 tot 400 jaar de mensen er maar beter helemaal vandaan kunnen blijven. In het andere geval zul je misschien daar nog wegen doorheen kunnen leggen, mits het verkeer zich daar redelijk snel beweegt, maar je kunt er dus niet wonen, je kunt er geen landbouw plegen of iets. Toch zeggen de mensen, dat ze energie nodig hebben, dús moeten ze atoomcentrales hebben. Nu ben ik helemaal niet zo tegen atoomcentrales, dat zou dwaas zijn. Ik zeg alleen, dat ze op dit moment geen haalbare kaart zijn, wanneer je tegenover de mensheid en tegenover het milieu verantwoord wilt handelen.
Je kunt meer van die voorbeelden geven, bijvoorbeeld de wijze waarop de ontgroening plaatsvindt, ik bedoel dus niet bij studenten, dat is al veel humaner geworden heb ik met laten vertellen, je mag nou als eerstejaars ook praat hebben, maar ontbossing bijvoorbeeld. Vermindering van het groen-areaal, uitbreiding van de steenwoestijnen, die door verandering van thermiek grote invloeden kunnen hebben op de omstandigheden van het weer en de omgeving.
Wanneer je dat allemaal bij elkaar neemt, kun je zeggen, dat de mens druk bezig is de leefbaarheid op de planeet voor zichzelf toch wel aardig te verpesten. Dat deden ze vroeger ook, hoor je dan. Ik heb een stukje grond nodig om te bouwen, dus laat ik dat bos maar in brand steken. Dan werd er gezegd, dat de goden regen brachten. Die regen kwam natuurlijk van die brand, maar dat gaf niet. Zij vonden die regen prettig, dat was goed. Tegenwoordig zeggen ze “wanneer we het niet doen is de zaak niet exploitabel, dus… moeten we.” Het is op het ogenblik zo, dat een van de belangrijkste longen van de wereld, het Amazone-gebied, dat dit zodanig geëxploiteerd wordt, dat het oerwoud, dat erg belangrijk is, dat dit langzaam maar zeker gaat uitsterven. Er worden wegen gelegd, er wordt hout gekapt, er wordt land vrij gemaakt voor landbouw hier en daar. Als je het goed bekijkt, dan is een van de grootste omzetters van de aarde, die dus de leefbaarheid mogelijk maakt, de adembaarheid van de lucht mogelijk maakt, die wordt langzaam uitgeroeid uit zakelijke overwegingen. In Afrika zijn de meeste staten nog niet zo ver. Het ziet er echter naar uit, dat sommigen ook al aanvallen gaan doen op hun eigen oerwouden, zonder te beseffen hoezeer ze noodzakelijk zijn.
Als je al die dingen bij elkaar neemt, dan vraag je Je af wat het verschil is tussen die oermens en de moderne mens. Misschien dat je moderne mens het uit zakelijke overwegingen doet en dat de oermens het uit gemakzucht deed omdat hij niet beter wist. Dat is dan het enige verschil. Je kunt niet zeggen, dat die mens zo wijs geworden is. Hij heeft veel geleerd. Wat doet hij met alles wat hij geleerd heeft? In feite al datgene, wat een wijze hem zou ontraden. Nou moet u niet denken, dat ik een strafpreek houd, hoor. Helemaal niet, want zoals u hier bij elkaar zit, hebt u er weinig of niets mee te maken. Er zijn er onder u zelfs, die zich proberen te verzetten tegen dergelijke dwaasheden.
Je moet begrijpen, dat de lichamelijke mens, wanneer hij maar tijd krijgt, zich altijd zal aanpassen. Mensen geloven het wel van microben. Bijvoorbeeld lepra reageert niet meer op oude medicijnen, bepaalde andere ziekten eveneens niet meer. Zelfs de gonorrhea blijkt ook al niet meer zo gemakkelijk te genezen te zijn, er zijn, wat men noemt, resistente stammen ontstaan.
De mens zelf reageert op dezelfde manier. Hij moet zich aanpassen of ondergaan. Dus een ieder, die zich aanpast heeft levensmogelijkheden. Zijn nageslacht krijgt de beste levensmogelijkheden door die aanpassing. Dientengevolge sterven de soorten, die zich niet aan kunnen passen, uit. Dat is vroeger ook wel gebeurd. Dan leven er een tijdje twee of drie verschillende soorten mensen naast elkaar in een veranderd milieu. Diegene, die het beste aangepast is, houdt het vol. Dus voor die stofmens maakt het niet zo veel uit. Wanneer je vraagt of we niets geleerd hebben, zou je moeten zeggen, dat de mens zou moeten leren, dat het niet de bedoeling is, dat hij alles exploiteert, dat hij alles manipuleert, maar dat het de bedoeling is, dat hij zichzelf waarmaakt ten aanzien van zijn medemensen en dat hij dat doet in overeenstemming met de wereld, waarin hij op dat moment leeft. Niet terug naar vroeger. Terug naar de natuur is iets voor mensen, die van Tarzan houden of die Rousseau gelezen hebben. Dat is eenvoudig niet denkbaar in uw wereld. Het betekent ook, dat je die wereld niet verder moet veranderen. Het betekent, dat je in die wereld eerst moet beseffen, waar de mogelijkheid is een evenwicht te bereiken. Dat je dat evenwicht niet alleen meet baseren op de wereld, maar ook op de mensheid. Wanneer je dat doet, dan krijg je ook een bewuster en een juister leven. Een mens, die in harmonie is met zijn milieu en niet voortdurend in strijd ermee verkeert op een verkeerde manier, die heeft een in verhouding gelukkig leven en hij heeft grote geestelijke mogelijkheden.
Er zijn stammen van inboorlingen, want zo heet dat dan, die zeer primitief leven. Ja, ze bouwen ergens een hutje en ze houden wat vee, ze slachten eens een varken of zo, ze hebben geen radio, geen televisie. Als je over belastingen spreekt, dan willen ze dat nog in natura betalen ook, wat heb je aan die mensen. Die mensen hebben toevallig wel geleerd, hoe ze moeten leven met hun omgeving, ook wanneer ze misschien bomen aanbidden en excuses maken voor ze de boom kappen. En daarom, om die boomgeest tevreden te stellen, een nieuwe boom planten. Dan kun je zeggen, dat dit religie is. Ergens is het wel de beste manier om de omgeving in stand te houden. Ze jagen en ze vissen, maar nooit meer, dan ze direct nodig hebben. Ja, zegt u, ze nemen geen voorzorg, die mensen zouden banken moeten stichten, waar ze kunnen inleveren. Als ze het nodig hebben, kunnen ze het terug halen met rente. Die mensen zeggen, dat ze genoeg hebben aan wat ze vandaag nodig hebben en dat ze er morgen weer voor zullen vechten. U zegt, dat dit een hard leven is. Neen, het is vaak een gelukkig leven. Die mensen voelen zich een met hetgeen ze doen. Ze beleven al wat ze doen en wat ze zijn, als volkomen natuurlijk. Zo hoort het en het kan niet anders. Ze zijn evenwichtig en tevreden, al gaan ze misschien wat vroeger dood dan u. Ik geloof, dat het beter is in een volledige geestelijke vrijheid, erkent door al je medemensen, dood te gaan, dan een hele tijd in eenzaamheid in een AOW-ers flat geparkeerd te wachten of er nog iemand is, die aandacht aan je wil besteden, of dat misschien IJzeren Hein komt en met hem mogelijk nog pastoor of dominee, die u met enkele stichtende woorden vertelt, dat zelfs voor grote zondaars vergeving is, wat meestal zonde is van de moeite.
Het is een hele tirade geworden, het heeft met het onderwerp zelf niet veel te maken. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken, dat de mens als zodanig niet zo erg veel veranderd is.
Om u een voorbeeld te geven: de mens in het stenen tijdperk absorbeerden meer feiten op zintuigelijke basis, dan u op dit moment kunt doen. Ze hadden een herinneringsvermogen, dat zodanig sterk ontwikkeld was, dat ze zelfs in staat waren, vele geslachten – soms 100 geslachten lang – gegevens te onthouden en aan anderen over te dragen door ze te vertellen. Deze mensen hadden dus wel degelijk capaciteiten, ook al zijn dat mogelijk niet die capaciteiten waarvoor u in deze tijd bewondering hebt en die u in deze tijd misschien direct kunt gebruiken. U leeft op aarde. Wanneer er geen geestelijk bestaan zou zijn, waardoor dit stoffelijk bestaan zijn inhoud en zijn betekenis zou krijgen, dan zou je er bijna hopeloos van worden. Alle evolutie blijkt voortdurend te worden opgeheven door een revolutie, elke revolutie, die misschien onzelfzuchtigheid predikt, voert als vanzelf tot een evolutie van absolute zelfzuchtigheid.
Je kunt daaraan weinig of niet veranderen. Gelukkig is het leven op aarde dan ook niet bepaald door de toekomst, de betekenis, die je zult hebben in de toekomst. Het wordt bepaald door wat je nieuw geleerd hebt, door wat je nieuw ervaren hebt. Zo ook de mogelijkheid, die je als entiteit bezit met steeds meer andere entiteiten op basis van wederkerig begrip in contact te treden en zo, elkaar begrijpende, de samenhangen van het geheel steeds beter te leren herkennen. Dat was het betoog tot zover.
Heeft iemand er nog onmiddellijk commentaar op?
Nou, vrienden, dat is kennelijk niet het geval, mogelijk zit u te snakken naar de thee of zoiets. Ik kan u dat niet euvel duiden, ofschoon ik in mijn tijd aan iets geestrijkers ongetwijfeld te voorkeur gegeven zou hebben. Blijft mij alleen nog over u te danken voor de mij geven aandacht en u toch heel licht en voorzichtig te vragen: Als u denkt over de zin van het leven, wilt u dan ook eens denken aan de betekenis van het ik, dat misschien niet teneinde gaat met het stoffelijk lichaam en de betekenis, die dat ik zou kunnen hebben omdat het voortdurend meer waarden in zichzelf kan verzamelen in allerhande wereld. Dan zult u misschien tot uzelf zeggen, dat u toch nog meer waard was dan u dacht. Als ik dat er mee bereikt heb en daardoor ook de betrekkelijkheid van uw stoffelijke belevingen voor ogen heb kunnen stellen, dan is geloof ik het doel van de avond al weer bereikt en hebt u iets belangrijks geleerd, waar u eens over na kunt denken, waar u dan uw eigen conclusies aan kunt verbinden. Ik wens u verder een heel gezegende en prettige avond.