24 april 1964
De term Meester – als een soort verheerlijkt synoniem voor geestelijk leraar – wordt op de meest verschillende wijzen gebruikt. Er ontstaan dan ook nogal eens misverstanden, wanneer dit woord ergens in verband met geestelijke waarden gebruikt wordt. Indien wij het scherp willen stellen, ben ik op het ogenblik in verhouding tot u een “meester” , daar ik ruimere kennis bezit dan u en u daardoor ook kan onderrichten. Meester betekent in dit geval alleen oudere of wijzere.
Wij vinden deze gedachtegang terug bij verschillende groepen en genootschappen: wanneer men immers binnen de een of andere loge de meestergraad bereikt, zo betekent dit nog niet, dat u nu op élk geestelijk terrein onbereikbaar edel en wijs zult zijn. Wanneer u grootmeester bent van een loge, wil ook dit nog niet zeggen dat u nu werkelijk alles weet. Het is goed ons dit te realiseren.
Ik wil dan ook allereerst stellen, dat het woord ‘meester’ ook in meer geestelijke zin op vele verschillende wijzen en in vele verschillende vlakken gebruikt kan worden.
In feite vloeit het gebruik van dit woord vaak voort uit het spraakgebruik. Wanneer wij iemand ontmoeten, die geestelijk ver boven ons staat, zo zullen wij geneigd zijn om, sprekende over deze entiteit, te stellen: dit is een meester. Zou je echter deze entiteit vragen, of hij nu werkelijk meester is, zo zal hij dit gevoegelijk ontkennen. Hij voelt zich geen meester, omdat hij ook zelf hogere krachten, meesters, zal kennen. Zelfs t.a.v. God zelf blijft de vraag, of Hij het woord Meester als een juiste beschrijving van Zijn Wezen zou beschrijven. Mij dunkt, dat het zeer waarschijnlijk is, dat Hij aan allen, die Hem die naam willen geven, zou antwoorden: “Maar Ik leef in u, ik ben uw leraar niet, Ik ben uw leven”.
Waarmee de zaak voor ons er niet direct eenvoudiger op wordt. Er zijn zoveel verschillende maatstaven, zoveel verschillen in het gebruik van dit woord, dat wij wel al deze verschillende soorten van “meesters” afzonderlijk zouden moeten beschrijven. En in uw tijd wordt er nogal vlug gesproken van “een meester”. Bedenkt wel, dat ook wij hieraan meewerken. Wanneer wij spre- ken over een door ons zeer gewaardeerde gastspreker, dan zullen wij al snel het woord “meester” gebruiken. Wanneer er een bijzondere spreker komt, zo zegt ook u al vlug: dit was een Meester. Wanneer u een particuliere geleide geest kent, die iets hoger staat dan u – volgens uw mening – en u iets leren kan, zo spreekt men als over: “mijn Meester”. Juist in deze tijd lijkt het mij goed, dit woord, het daarmee verbonden begrip ook, eens op de dissectietafel te leggen en er eens uit te halen, wat er inzit.
Allereerst wil ik dan beginnen met een geestelijk leraar van de hoogste orde. Wij kennen aan deze de titel “Meester” toe, omdat hij, door onze aanvaarding van zijn meerderwaardigheid, over ons gezag heeft. Wij zijn zijn dienaren, omdat wij door eigen wil opgenomen zijn binnen zijn uitstraling en gemeenschap, omdat wij voor hem en uit hem leven. In deze zin spreekt bv. een apostel over Jezus als “De Meester”. Ofschoon Jezus zelf zich nooit Meester zal noemen. Een kosmische meester of kracht is – en dit moeten wij goed begrijpen – nimmer alwetend of onfeilbaar. Iemand, die pretendeert, dat dit laatste bereikt kan worden zonder een volledig opgaan in het Goddelijke, waarbij althans naar buiten toe elke persoonlijke uiting achterwege blijft, is ofwel verkeerd geïnformeerd dan wel zeer verwaand.
Aan een kosmische meester moeten wij echter wel een overzicht van ruimte en tijd toeschrijven, niet slechts in de voor ons bekende dimensies en verhoudingen, maar ook alle sferen, dimensies en mogelijkheden omvattende, die er binnen de Schepping bestaan. Er is dus algeheel overzicht. Wanneer wij met een dergelijke Meester in contact komen, zal hij veel meer weten, dan hij ons kan mededelen. Hij kan slechts spreken in de taal van onze werelden. Zijn leringen zijn echter zozeer op kosmische waarheid, op een overzicht van de werkelijkheid gebaseerd, dat zij zelfs binnen de beperkte uitdrukkingsmogelijkheden van onze werelden onveranderlijk waar zijn.
U meent misschien, dat een dergelijke meester toch wel onfeilbaarheid en alwetendheid zal bezitten. Dit is echter niet juist, ofschoon het voor ons daarop wel lijkt. Hij belicht alles immers vanuit zijn bewustzijn en persoonlijkheid?
De eigenschappen van deze persoonlijkheid houden een zekere gerichtheid binnen het geheel van het levende in. Op het ogenblik dat de persoonlijke waarheden als wetten, als enig juiste interpretatiemogelijkheid van de werkelijkheid worden gesteld, is een dergelijke Meester feilbaar. Hij is immers, gezien zijn bereikingen, niet goed in staat om te beoordelen, of er buiten zijn weg misschien nog andere wegen tot hetzelfde doel bestaan. Slechts wanneer hij over eigen weg en wezen spreekt, mag aangenomen worden, dat zijn uitspraken werkelijk juist zijn. Voor dit laatste is echter reeds een volledig kosmisch bewustzijn noodzakelijk.
Dergelijke Meesters zullen wij natuurlijk niet zoveel tegenkomen. Onder hen vinden wij echter andere geesten, die in bewustzijn reeds zeer hoog gestegen zijn, zich op aarde soms ook manifesteren enz. Ook dezen hebben inzicht in ruimte en tijd, maar zijn daarbij aan beperkingen onderhevig. Soms bezitten zij geen overzicht van de gehele stoffelijke kosmos, soms hebben zij geen inzicht van de totale reeks van mogelijkheden, die in bepaalde sferen gelegen is. In hen is dus de mogelijkheid tot vergissingen – zodra zij iets stellen buiten eigen wezen en weg – dan ook groter, dan bij de eerstgenoemde kosmische Meesters.
Voor beide soorten meesters kan worden gezegd dat zij, vanuit ons standpunt, in wezen, theoretici zijn. Voor hen is alle actie zozeer identiek met de gedachte, de daad zozeer een deel van bewustzijn, dat zij er eenvoudigweg niet toe komen een onderscheid te maken tussen denken en leven of tussen weten en handelen. Voor hen zijn deze dingen hetzelfde. Met als gevolg dat zij, vanuit een menselijk standpunt gezien, wel vaak bijzonder mooie leringen geven, deze leringen voor de mens wel begrijpelijker zullen zijn, wanneer zij afkomstig zijn van de op de tweede plaats genoemde Meesters, maar ons in geen geval voldoende reëel confronteren met de materie en de daaraan voor ons verbonden werkelijkheid. Zelfs in hun eigen leven zijn zij, vanuit een redelijk standpunt, niet te volgen. Hun wijze van optreden lijkt vaak onwerkelijk.
Daaronder vinden wij een groep van geesten die een behoorlijk grote mate van beheersing bezitten zal. Zij beheersen de waarden van een zeer groot deel van de sferen en ook de materie – zover door hen gekend – bewust. Deze krachten zijn het, die, optredende op aarde in stoffelijke vorm of ingrijpende in de materie, de mensen en lagere geesten verwonderen door hun mirakelen. Wanneer dergelijke geesten op aarde als mens optreden, is hun gehele weg getekend door gebeurtenissen, die niet normaal zijn: zij leven in een volledige erkenning van de goddelijke wetten, kennen een aantal sferen, waarvan zij zich voortdurend geheel bewust zijn en waaruit zij bewust kunnen werken, krachten kunnen uiten etc. Wat door deze geesten aan de wereld wordt gebracht, is daarom nimmer in het bijzonder aan deze wereld en de mensen op die wereld gewijd. Wat zij brengen, moge vanuit menselijk standpunt universeel lijken, wat zij de mensen leren en brengen, is nimmer de enige waarheid, een al omvattende waarheid. Steeds is er sprake van een beperkte waarheid, waarbij de moeilijkheid vanuit ons standpunt is, dat er andere mogelijkheden zijn, maar de mens en lagere geest, overdonderd door de macht, de wonderen, die met het verkondigen van de eigen leer van een meester gepaard gaan, eenvoudig- weg niet meer in staat zijn, zich dit te realiseren. De aanvaarding van het wonder impliceert voor hen de onvoorwaardelijke aanvaarding van de gebrachte leringen als enige waarheid.
Wanneer wij nog lager gaan, treffen wij reeds wezens, die normaal de menselijke vorm kennen of gekend hebben. Zij zijn zich wel geheel bewust van alle levens. Hen zou men de “grote ingewijden” kunnen noemen. Een grote ingewijde is t.a.v. de normale mensheid inderdaad wel een Meester, want hij weet uiteindelijk veel meer dan de normale mens zelfs maar durft vermoeden dat bestaat. De grote ingewijde heeft een weg gevonden, die het hem mogelijk maakt met een of meer “Meesters” boven hem in contact te blijven en volgens eigen leven en inzichten toch aanvaardbaar te blijven. Op deze wijze zal de ingewijde zich, door contact met hogere waarden plus eigen werken en streven, elk ogenblik van zijn bestaan a.h.w. een beetje verrijken.
Onder dezen vinden wij wezens, die nog wel meester genoemd kunnen worden, ofschoon zij zeker geen grote ingewijden zijn. Zij zijn eenvoudige bewusten, ingewijden tot op zekere hoogte, die wat magische aardigheidjes kennen en misschien in een latere fase van eigen bestaan een nieuwe en vollediger inwijding zullen vinden. Dezen kunnen vaak bewust in de stof terugkeren volgens eigen wens en behoefte, vinden hun taak in de stof, terwijl hun streven vooral de materie en de daarmede verwante terreinen omvat. Menselijk gezien is hun kennis zeer groot. Dit is vooral te danken aan het feit, dat hun bewustzijn de mogelijkheid reeds heeft gevonden om de periode die u kent als de dood, te overbruggen. Wanneer zo iemand eenmaal in een leven bv. de piano goed heeft leren bespelen, zal hij de kennis daarvan dus in die volgende incarnaties over brengen en zo alleen nog vaardigheid, maar geen werkelijke kennis op dit gebied in latere incarnaties hoeven te verwerven.
Het is duidelijk, dat men daardoor beter in staat zal zijn de kennis in de stof te perfectioneren. Dergelijke “meesters” spreken vaak met zeer groot gemak vele talen, zijn goede technici, chemici enz., bezitten grote filosofische achtergrond en zijn daarnaast natuurlijk magiërs en mystici. Dergelijke meesters kunnen de mensen veel geven, alleen reeds, door alles wat zij aan kennis vanuit het verleden met zich meebrengen. Wat zij kunnen doen, is vooral de mens een aanvulling geven van zijn eigen hiaten in bewustzijn en kennis, terwijl zij bovendien de mens een zelfvertrouwen kunnen bijbrengen, wat voor zijn geestelijke bereikingen van het grootste belang is.
Zelfs zij zien echter onder zich nog andere wezens, aan wie de mens de erenaam Meester soms zal geven. Dezen noemt men meester, omdat zij lering weten te geven. Zij zijn in staat aantallen mensen rond zich te verzamelen en dezen in hun gedachten te doen delen. Zij slagen er daardoor vaak in hun leerlingen vrij te maken van een aantal onnodige beperkingen van besef en leven, terwijl zij hen ook een voor de ziel noodzakelijke evenwichtigheid van leven en streven weten bij te brengen. In Indië treffen wij dergelijke personen vaak aan. Zij dragen de eretitel “Goeroe” – leermeester. En gezien het gemiddelde peil van de mensheid hebben ook dezen wel degelijk het recht zich een titel als “Meester” aan te meten. Geen van hen zal dit echter in feite doen, omdat zij zich van eigen onvolkomenheden bewust zijn. De enige uitzondering is het ogenblik, waarop deze titel gebruikt wordt om de relatie te bepalen tussen zo iemand en zijn leerlingen. Vaak is deze gezagsverhouding in de relatie Goeroe – leerling, bekend als “chela”.
Ik heb deze punten besproken, omdat er zo onnoemelijk veel mensen zijn, die zichzelf of hun geleide geesten een meesterschap aanmatigen, zonder dat zij zelfs maar over de laagste besproken kwalificatie daarvoor beschikken. Het komt wel voor, dat een dergelijke mens zich bij u aankondigt als “meester zo en zo” of dat een geest, die rond de aarde doolt en enige bezigheid nodig heeft, zich de nodige aandacht tracht te verschaffen door zich “Meester Aaron” of zo te noemen.
In dit geval zou twijfel en onderzoek noodzakelijk zijn om grove misleiding, misvattingen enz. te vermijden. Daarom zou ik willen zeggen, dat de mens in zijn relaties met meesters of z.g. meesters de volgende regeltjes toch wel dient te kennen:
- De ware meester dient en heerst niet.
- De ware meester geeft zichzelf deze titel niet en zal ze vaak afwijzen, zo anderen hem deze willen geven.
- Meesterschap wordt alleen bewezen door de gaven, die men van de meester ontvangen kan en de tekenen, die hij in zijn leerlingen dan – wel in hun wereld – kenbaar doet worden.
4. Geen enkele meester biedt, alleen door aanvaarding van zijn wezen en meesterschap, de mensheid zijn gaven. Hij eist altijd van de mens een streven, waardoor het in hem bestaande – mede dankzij krachten, die hij zijn leerlingen leent – door deze leerlingen zelfstandig bereikt kan worden.
Wanneer wij ons aan deze regels vasthouden en elke meester bezien volgens de normen die hier- in zijn vastgelegd, bestaat er al veel minder gevaar voor misleiding.
Toch zijn wij er nog niet. Wij hebben in het begin van dit betoog reeds kunnen zien, dat er onder de meesters vanuit een menselijk standpunt eigenlijk twee soorten zijn. Er zijn de meesters, die, vanuit menselijk of laag geestelijk standpunt, alleen theoretici zijn en meesters die hoofdzakelijk volgens onze normen praktisch werkzaam zijn. De eerste groep geeft ons leerstellingen, de twee- de dwingt ons tot daden en doet ons krachten ontwikkelen. Er is qua belangrijkheid tussen deze beide groepen geen verschil te maken, wel echter mogen wij – gezien hun verschil van richting en werkwijze – punten noemen, die voor ons toch van belang kunnen zijn. Wij onthouden daarom:
- De esoterische of innerlijke meester – theoreticus – leert de mens vooral zichzelf kennen. Zijn hoogste lering is de hoogste eenvoud.
- De esoterische leermeester brengt de mens niet slechts tot zelferkenning, maar leert de mens de in hem bestaande waarden zozeer te hergroeperen, dat een zo groot mogelijke en hoog mogelijke harmonie met anderen mogelijk wordt.
- De ware esoterische meester verwerpt niets. Hij aanvaardt alle dingen, maar stelt binnen eigen leven en zoeken bepaalde waarden primair, terwijl hij andere waarden persoonlijk afwijst als zijnde niet bruikbaar binnen zijn weg.
Daarnaast hebben wij te maken met de meester, die meer praktisch is. Men zou hem de exoterische meester kunnen noemen. Deze maakt zich voor ons op de volgende wijze in wezen kenbaar:
- Zijn leringen zijn vaak haast kinderlijk. Zij tonen soms weinig samenhang.
- Voor elke lering, die hij geeft, produceert hij een werking, een bewijs, dat ook in de eigen wereld van zijn leerlingen bestaat.
- Wanneer een dergelijk meester zijn krachten gebruikt, zo zal hij dit in de eerste plaats doen door middelen van het beheersen der krachten van de natuur en de daarin voorkomende werkingen. In de tweede plaats werkt hij door de beheersing van de mens en de daarin bestaande lichamelijke werkingen. In de derde plaats door het veroorzaken van verschijnselen uit andere sferen, die voor de mens aanvaardbaar, aannemelijk en van blijvende geaardheid zijn. Een dergelijke meester werkt dus niet met illusies, maar schept feiten.
Nu wij ook dit weten, wordt het eenvoudiger een onderscheid te maken tussen de verschillende bekende meesters en hun werken.
Wij kunnen bv. stellen, dat Jezus in de eerste plaats een praktisch meester was. Men heeft van Hem echter een esoterisch meester willen maken, omdat de praktijk voor de mens teveel offers scheen te vergen en zo schijnbaar onbenaderbaar was. Men stelt daarom, dat Hij vooral een meester van innerlijke waarden en bewustwording is.
Is dit echter wel waar? Een esoterisch meester zal altijd eerst uitgaan van een erkenning van het Ik. Er is bij zo een meester geen sprake van een overgave zonder meer, van een genadeleer, er is sprake van een zoeken naar besef, een wederkerigheid, tussen de bereikingen van de mens in bewust besef en zijn hoogste mogelijkheden. Naarmate de mens bewuster streeft, zo stelt de esoterische meester, verkrijgt hij meer kracht. Zijn streven bepaalt zijn verhouding met God en de krachten, die hij uit deze bron zal verwerven. Hij ontleent dus, zo leert een dergelijke meester, rechtens zijn krachten, aan het Hogere. Zijn bereiking is verdienste plus zelfkennis, niet een genade.
De exoterische meester leert ons iets anders. Hij stelt, dat wij door zelfvertrouwen en geloof krachten kunnen activeren, waarvan wij de bron niet waarlijk kennen. Hij leert ons deze krachten toe te schrijven aan bepaalde krachten of godheden, laat innerlijke waarden en rechten buiten beschouwing, zeggende, dat wij de krachten als een gave moeten beschouwen. De nadruk zal bij de exoterische meester altijd weer liggen op de verhouding met onze omgeving en ons werken voor die omgeving en wijst vervolgens op de mogelijkheid, onszelf door dit werken om te vormen. De esoterische meester werkt van buiten naar binnen toe. De esoterische meester werkt alleen op de innerlijke waarden en wegen en brengt daardoor haast spontaan een aanpassing van de uiterlijke waarden tot stand. De leerling beseft deze echter niet als gaven, maar ziet dezen als incidentele uiting van eigen innerlijk bereikingen.
Nu een volgend punt:
Het is voor mens en geest vaak noodzakelijk een reeks van zuiver esoterische lessen te volgen voor men in zijn leven en werken met vrucht verder zal kunnen gaan. Zoals het ook vaak noodzakelijk is, een zekere theorie te kennen, voor het mogelijk is tot een juiste en praktische uitoefening van een beroep te komen. Er zijn wel mogelijkheden tot een verder komen zonder dit, maar groot zijn die zeker niet, zowel in beroep als in bewustwording. De mens zal in zeer vele gevallen door grote en kleine meesters, door krachten, die hem willen helpen, een theoretisch onderricht ontvangen, waardoor hij in zich de juiste instrumenten kan ontwikkelen, om zijn innerlijke waarden ook naar buiten toe kenbaar te maken en zo eigen wereld en eigen wezen te leren beheersen. Dit is interessant, want op het ogenblik, dat wij de innerlijke kennis bereikt hebben, zal er zonder uiting sprake zijn van stilstand. De praktijk leert ons, dat voor de mens een theoretisch onderricht op een bepaald ogenblik geen verdere waarde meer zal hebben zonder een daaraan toevoegen van de praktijk.
Hieruit kan volgen, dat de mens verschillende leraren of meesters volgen zal, die in zijn bestaan elkander door hun invloed en leringen afwisselen en een vollediger bewustwording mogelijk maken. De mens wordt afwisselend onderworpen aan perioden van een in zichzelf werken en a.h.w. passief de wereld buiten het Ik aanvaarden, om te komen tot perioden van actief werken, innerlijke waarden bewust zijnde, en door eigen wil buiten zich realiseren, en een maximum van mogelijkheden bereikende – het innerlijk is a.h.w. verwerkelijkt – en terug zal gaan tot een lering en een vanuit menselijk denken passief lijkende aanvaarding van het lot.
Het is belangrijk, dat men dit beseft en constateert. Hieruit volgt immers, dat de meesters, die voor de mens belangrijk zijn en die hij dus persoonlijk als meester kan aanvaarden, zowel in peil als in gerichtheid zullen variëren. Daarbij kan men dus achter de naam van een enkele meester meerdere krachten zoeken en verschillende wegen gaan, dan wel doordringen in geheimen, waardoor men zelf een bewustere keus maakt uit de voorhanden zijnde mogelijkheden tot het ontvangen van onderricht en leiding.
Sommige scholen worden beheerst door een groep van meesters, zodat binnen een en dezelfde gemeenschap geheel verschillende benaderingen en ervaringen mogelijk zijn. In dit geval bestaat er binnen de groep een reeks van “geheimen”, die voor diegenen toegankelijk worden, die door innerlijke waarden daarvoor geschikt zijn geworden. Dit betekent dus, dat op een bijeenkomst als deze een grens zal zijn gesteld aan de leringen en waarden, die men brengen kan.
Gezien het gevaar, dat praktische leringen verwarrend werken voor hen, die nog eerst een meer theoretische achtergrond nodig hebben, terwijl omgekeerd bepaalde esoterische leringen op onjuiste wijze in praktijk zouden kunnen worden omgezet door praktisch werkende zoekers, die echter de achtergronden en waarden van de esoterische leringen door gebrek aan zelfkennis nog niet kunnen vinden, betekent, dat er een grens is gesteld, een punt, waarop men niet verant- woord verder kan gaan. De mens moet leren stellingen in zich op te nemen, te vergelijken met het besefte beeld van het eigen Ik en waar te maken. Eerst wanneer men dit heeft gedaan, zal men weer verder kunnen gaan.
In een openbare bijeenkomst betekent dit, dat men, voor allen zover zijn gekomen, dat een verder gaan gewettigd zou zijn, weer zoveel nieuwe gezichten in de bijeenkomsten treft, dat men eenvoudig aan een bepaald hoogste peil gebonden blijft en daar niet bovenuit kan gaan. Gelukkig kent niet alleen de mens dergelijke wisselingen tussen theorie en praktijk, je zou kunnen zeggen, dat de wereld afwisselend praktische en innerlijke leringen ontvangt, zodat de stromingen vanuit de kosmos op aarde afwisselen op het innerlijke leven en op de daadkracht van wereld en mens een zo groot mogelijke invloed uit zullen oefenen. Het is moeilijk een zuivere scheiding te maken hierin. De mens, die tot daden wordt gebracht, zal dit innerlijk ook moeten verwerken.
De innerlijke bewustwording staat dus niet stil. Een mens, die esoterisch ontwikkeld werd, maar tegen de grens van zijn vermogen om te erkennen en opnemen aanzit, zal moeten experimenteren, ook al is zijn streven in wezen nog op de innerlijke waarden gericht. Het experiment is ook voor eenieder, die alleen de innerlijke weg volgt, telkenmale weer noodzakelijk, om na te gaan of de innerlijke realisaties op werkelijkheid stoelen, of de leringen, die ontvangen werden, juist begrepen waren, zodat het mogelijk is, volgens eigen besef verder te gaan. Voor de mens is dit alles moeilijk te bepalen, voor zijn wereld is dit iets eenvoudiger.
Op grond van dit alles formuleren wij nu weer enige punten, die op dit alles betrekking hebben.
- Het totale proces van bewustwording bestaat uit afwisselende verinnerlijking en veruiterlijking.
- Vanuit menselijk standpunt bestaat dus het werkelijke leven, uit een afwisselend naar eigen innerlijk toe streven en denken en een vanuit dit innerlijk naar begrip daarvoor en uiting daarvan, in de wereld streven.
- De kosmische ritmen, die overal bestaan – en dus ook op uw wereld – zullen deze zelfde tendensen in zich dragen. Elk tijdperk heeft dus afzonderlijke kosmische impulsen en daarmede ook een eigen grootste verwerkelijkings beleving en bewustwordings mogelijkheid.
- Elke realisatie, die blijft bij innerlijke erkenning zonder meer, is in wezen waardeloos. Slechts datgene wat de mens in zich erkent en vanuit zich bewust strevende ook ervaren of veroorzaakt heeft, draagt blijvend bij tot zijn innerlijk bewustzijn. Het ware beeld van het Ik wordt bepaald door zelfkennis, bewustwording en verwerkelijking van het bereikte bewustzijn door eigen wil en streven in sfeer en wereld.
- Gezien het feit dat kosmische invloeden die naar veruiterlijking streven, de mens moeilijkheden zullen veroorzaken, wanneer hij alleen innerlijk tracht te streven, kan eveneens worden aangenomen, dat de afwisselende golven van incarnatie op aarde gericht zullen zijn op de in hun periode heersende invloed en de daaruit voortkomende neiging, om vooral naar buiten toe, dan wel alleen naar innerlijke waarden te streven.
- Op het ogenblik, dat iemand tijdens een invloed, die veruiterlijking in de hand werkt en maxi- mum aan belevingswaarde bereikt heeft, zal hij, ongeacht de uiterlijke invloeden, esoterisch verder willen streven en werken. Wanneer iemand esoterisch wil streven en denken, terwijl de uit de kosmos komende invloeden op veruiterlijking zijn gericht en buiten het Ik nog waarden liggen, die voor dit Ik aanvaardbaar en begrijpelijk zijn, zal hij ondanks zichzelf en ongeacht zijn innerlijke toestand tot handelen en streven ook buiten zich gedwongen zijn. De esoterische neigingen en behoeften blijven dan onverminderd bestaan.
Hieruit kunnen we nog verdere conclusies trekken.
Zo zal de meester of leraar van gisteren, ongeacht zijn waarde en juistheid van leringen in het verleden, gevaarlijk voor ons kunnen worden en misleidend werken, wanneer wij zijn werken in het verleden willen zien als nu nog gelijke consequenties hebbende onder de huidige inwerkingen.
Men kan het natuurlijk ook anders stellen:
Sommige Meesters worden geheel verkeerd beoordeeld, verstaan en geïnterpreteerd, alleen omdat men niet begrijpt, dat hun lering, leven en weg niet slechts een persoonlijke waren, maar, zover het hun optreden in de stof betreft, tevens een weergave waren van de invloeden uit de kosmos, die toen gedurende dit bestaan op aarde werkzaam waren. Wanneer de wereld verandert, verandert daarmede niet de weg, die de Meester in zich bevonden heeft. Wel degelijk veranderen echter de consequenties, die daaraan voor de mens verbonden kunnen zijn en de praktijk die noodzakelijk is, om deze weg te kunnen volgen. Ik hoop niet, dat vele christenen die verklaring als een geruststelling zien. Want ook zij zouden, gezien de weg, die zij willen volgen in deze tijd, tot een praktijk moeten komen, die hen met daad en denken geheel één maakt met dit streven zonder verlangen naar andere waarden of mogelijk voorbehoud. En dit komt maar zelden voor.
Gelooft u niet, dat wij als mens – en als geest – er goed aan zouden doen, wanneer wij begrippen als “meester”, af zouden schaffen? Laat het woord bestaan om een rang aan te geven, zonder daaraan verdere conclusies te verbinden, zoals men zeggen kan, dat iemand kamerlid is, zonder daaraan meteen een conclusie omtrent zijn werkelijke bekwaamheid verbonden te achten. Zo men het woord dus wil handhaven, lijkt het mij juist, om het alleen te gebruiken om een bepaalde status weer te geven, zonder dat hieraan onmiddellijk een plicht tot aanvaarding, of zelfs het recht van een meester tot het domineren van anderen verbonden wordt geacht.
Het lijkt mij, dat dit begrip in de toekomst van belang kan zijn: steeds meer mensen verheffen zich boven anderen en zeggen – zij het vaak met andere woorden: Ik ben Meester. Men doet dit bv. wat betreft de conjunctuur, door te stellen, dat men door zijn kennis van de sociale wetenschappen in staat is, te voorzien, te richten en te bepalen en van anderen eenvoudigweg aanvaarding eist van eigen stellingen, die lang niet altijd ook onder de heersende omstandigheden waar blijken te zijn. Ook op politiek terrein, economisch, godsdienstig en zelfs esoterisch gebied ziet men mensen op soortgelijke wijze, alleen krachtens een hoofdzakelijk theoretische kennis die zij bezitten, een dergelijk recht van zeggenschap voor zich opeisen.
Misleidingen zijn hiervan vaak het gevolg. Volgens mij is er maar één methode, om dit te voor- komen:
Erken nooit iemand als een meester, maar ga steeds af op de harmonie, die hij in u en met u mogelijk maakt, op de kracht, die hij u kan geven en breng door eigen keuze, op grond van zelfkennis en persoonlijk begrip, desnoods een verhouding leerling-meester tot stand, uit eigen wil met behoud van het recht, deze band te breken op het ogenblik, dat geen werkelijke harmonie meer mogelijk blijkt. Houd er verder rekening mee, dat niemand geheel onfeilbaar is, zelfs de grootste meesters niet. Houd er rekening mee, dat zelfs de grootste meester of leraar niet in staat zal zijn een oplossing van alle kosmische geheimen in woorden of termen, die het menselijk begrip kan aanvaarden of begrijpen, uit te drukken. Ook wat dit betreft, is ook de hoogste meester, leraar of kracht niet onfeilbaar of alwetend in de menselijke zin van het woord: de innerlijke kennis kan immers maar ten dele worden overgebracht op anderen!
Ten laatste dient u te onthouden, dat voor elke mens en in elk stadium van bewustwording grenzen bestaan. Deze grenzen worden niet bepaald door het feit, dat men mens is, maar door het feit, dat men vanuit zichzelf of in zichzelf niet verder kan of durft gaan, omdat dit betekenen zou, dat men de gehele gekende wereld achter zou moeten laten en vreest al het bereikte prijs te moeten geven. Dit kan men veelal nog niet. Ergo: erken, dat er in de mogelijkheid tot bereiking voor u grenzen bestaan.
Liggen incarnatiegolven en perioden van de aarde simultaan? Hoe ligt dit?
Neen. Ik zal hierop even ingaan, hoewel het slechts indirect met het onderwerp zelf samenhangt.
Ik heb gesteld, dat, wanneer een bepaalde invloed op aarde werkzaam is, de geest, die esoterisch wil streven, daarin minder mogelijkheden vindt en veruiterlijking niet zal kunnen voorkomen. Omgekeerd geldt, dat een invloed, die verinnerlijking bevordert, degene, die tot veruiterlijking streeft, in zijn mogelijkheden beperken zal. De bewuste geest zal dus zoveel mogelijk incarneren in een omgeving en onder een kosmische invloed, die met zijn erkende behoefte tot exoterisch – of esoterisch – streven in overeenstemming is.
Verder met ons onderwerp.
De verhouding tussen leerling en leraar zal er een moeten zijn van harmonie. Harmonie is een woord, waarin men gelijkheid van trillingen en afstemming aangeeft. Verder betekent het een zekere gelijkheid van emotionele diepte, instelling, overeenkomst in de benadering van wereld en leven enz. De harmonie bepaalt de mogelijkheid om een leraar of meester te volgen. Wanneer u dus een leraar of een door een leraar ontworpen, gegeven of geopenbaard systeem wilt volgen, kan dit alleen, wanneer u daarmee werkelijk ook persoonlijk harmonisch bent. Dit betekent ook, dat anderen, die deze mogelijkheid tot harmonie niet in zich dragen, een voor hen even belangrijk en juist systeem elders zullen kunnen vinden.
Er bestaat dus nimmer een enige waarheid en juistheid of zelfs maar in betrekking tot de ontwikkeling grotere waarheid in het ene systeem dan in het andere, in de lessen van de ene leraar of de andere. Er is in alle systemen en leringen, die op waarheid zijn gebaseerd, de mogelijkheid voor allen, die er mee harmonisch zijn, om tot het hoogste besef van innerlijk waarheid en uiterlijk streven te komen, dat voor hen op het ogenblik mogelijk is: door verandering van systeem zal men niet meer of minder kunnen bereiken, tenzij eigen harmonische mogelijkheden en bereikingen veranderen.
Dan zal dus de mens, die lering zoekt, uit moeten gaan van de gelijkheid van instelling, de harmonie. Waar deze voor hem niet bestaat, is een feitelijke samenwerking met grotere innerlijke bereikingen moeilijk of onmogelijk.
Misschien vindt u mij simpel, wanneer ik begin te stellen, dat de mens dus allereerst een dergelijke harmonie in een kleinere groep zal moeten trachten te vinden, om pas later misschien grotere groepen te kunnen erkennen en aanvaarden, waarin de gevonden harmonie eveneens bestaat. Het lijkt mij, menselijk gezien, zeer moeilijk om wezenlijk met een grotere groep anderen harmonisch te zijn. Dat geldt zelfs voor allen, die hier in de zaal zitten. Als u weet, hoeveel tegenstellingen alleen hier reeds aanwezig zijn, zult u meewarig het hoofd willen schudden. Wij kunnen in deze groep een oppervlakkige harmonie wel bereiken, maar niet de werkelijke harmonie bereiken die voor een zo groot mogelijke geestelijke prestatie, voor een zo juist moge- lijk gerichte activiteit, een zo groot mogelijke innerlijke bewustwording toch noodzakelijk is.
Wij dienen dit wel te begrijpen. Want op grond daarvan kan men dan stellen:
Voor werkelijk harmonische bewustwording en ontwikkeling zal de mens allereerst een periode moeten kennen, waarin hij zichzelf voldoende leert beseffen en kennen, zodat hij gaat begrijpen, waar zijn mogelijkheden tot het vinden van harmonie eigenlijk gelegen zijn. In de tweede plaats geldt, dat deze mens nimmer in een gemeenschap van grotere omvang of een grotere organisatie harmonie zal kunnen vinden, voor hij geleerd heeft innerlijke harmonie en harmonie met kleinere groepen te vinden. Hij zal dus, onder het mom van behoren tot een organisatie met meerdere mensen, tot een harmonie kunnen komen, maar mag daarom nog niet stellen, dat hij nu met de gehele groep of organisatie eveneens geheel harmonisch is. Dit ongeacht de basis en de wijze, waarop de harmonie tot stand komt.
Is eenmaal de harmonie met een kleinere groep bereikt, dan ontstaat als vanzelf fase drie:
Wanneer tussen een groep mensen de harmonie groot genoeg geworden is, zo zullen zij t.a.v. de buitenwereld een eenheid vormen, terwijl zij in zich een volledige gelijkwaardigheid van alle leden aanvaarden, en gelijkheid van kracht zowel als gelijk recht tot beroep op het geheel, voor zich alleen aannemen. Zodra de eenheid van de kleine groep groot genoeg is geworden, heeft zij ook aan kracht gewonnen en zal zij zuiverder harmonie kunnen vinden met een aantal andere kleinere groepen. Wanneer een aantal van dergelijke kleinere groepen op den duur een geheel harmonisch geheel vormt, zal er een ogenblik komen – wat bijzonder de nadruk heeft – dat het geheel door eigen afstemming een hogere kracht als leraar actief maakt, die niet via een medium of door een van de aanwezigen – of via boekjes enz. – optreedt, maar elk van hen a.h.w. persoonlijk bereikt, zodat de leraar in alle delen van de groep spreekt. Omdat allen door begrip van eenheid, gelijkheid enz. hun innerlijke belevingen, zonder voorbehoud met elkander willen en kunnen delen, blijft de eenheid bestaan en is de gezamenlijke bereiking hoger, dan elk voor zich, zelfs in contact met een grote leraar of macht, zou kunnen vinden.
Hier spreken wij dus inderdaad van een groep en zijn “meester”. Het begrip meester drukt hier niet zozeer een meerwaardigheid uit, maar geeft de harmonische waarde, de bindende kracht, weer in de persoonlijkheid van het hoogste bewustzijn, dat met de groep één is. Men kan zich bv. 20 verschillende groepen voorstellen, elk met een wat andere wijze van werken, leven en denken, maar onderling per groep dus geheel harmonisch, die in bv. de Christus een absolute harmonie een eenheid vinden.
Dit houdt niet in, dat zij alleen opeens geheel gelijk gaan denken en leven, maar ook dat zij tot een wederkerige ervaring komen en beseffen, dat deze Christus in elk van hen geheel tot uiting komt, ook al is de interpretatie en weergave ervan verschillend. Door uitwisseling van hun ervaringen kunnen deze groepen dan een werkelijke harmonie, een feitelijke eenheid gaan vormen, die, door zijn diversiteit van benadering, denken en leven, zeer belangrijk is.
Een lichaam met cellen, die allen precies hetzelfde doen, is een monstrum. Er is een groot aantal verschillende cellen met verschillende reacties en functies noodzakelijk om een hoog georganiseerd lichaam als het menselijke mogelijk te maken. Er is een groot aantal verschillende benaderingen van het leven, van wijze van innerlijke erkenning, actie en leven noodzakelijk, om een levend geheel te vormen, waarin hoge of zelfs hoogste krachten zich bewust en volledig kunnen uiten.
Nu wij hiervan toch spreken, is het misschien wel aardig ook het volgende nog te vermelden:
Het vormen van elke groep geschiedt vanuit een middelpunt, dat in de groep teloor gaat, of als gelijk wordt opgenomen, dan wel verdwijnt en elders op zal treden met gelijke functie. Men zou dus kunnen zeggen, dat ook degenen, die alleen maar mensen in harmonie bij elkaar weten te brengen, in wezen ook een soort meesterschap tonen, helaas is deze vorm van meesterschap zuiver menselijk moeilijk te ontleden. Maar misschien heeft u toch weleens opgemerkt, dat sommige mensen door hun aanwezigheid alleen reeds een bepaalde bijeenkomst, een gezelschap opeens een zekere gloed, een zekere gezelligheid kunnen geven. Het is dan, alsof deze mensen elkander opeens beter mogen, beter begrijpen. De persoon in kwestie doet verder niets bijzonders. Zo iemand is volgens uw normen misschien zelfs dwaas en dom. Het kan uiteindelijk evengoed een portier of putjesschepper zijn, als een professor, die deze gave blijkt te bezitten.
In wezen geven deze mensen anderen een zeker zelfvertrouwen. Wanneer zij iemand ontmoeten die geen zelfvertrouwen heeft, die zorgen heeft enz., zo zal deze ander zich opeens wat sterker voelen, wat meer in eigen wezen en wereld vertrouwen. Je zou je voor kunnen stellen, dat men, zoals men een quotiënt voor intelligentie opstelt, gebaseerd op de gemiddelde waarde van een massa, dit ook kan doen voor alle andere eigenschappen en waarden, die bij mensen voor plegen te komen. Dan zouden wij hier mogen stellen, dat degene, die de harmonie mogelijk maakt, een zeer groot sympathisch quotiënt bezitten, dat op anderen overgedragen kan worden door aanwezigheid. Het is vooral dit vermogen tot sympathie en het wekken van sympathie, dat, tezamen met de andere eigenschappen als geestelijke achtergronden, intellect enz. deze mensen voor het vormen van homogene en geestelijk waardevolle groepen zo belangrijk maakt.
Het is goed ook dit te beseffen. In de tijden, die komen, zal men nog sterker dan in deze dagen geconfronteerd worden met groepsvorming waarbij vooral kleinere groepen van zich zullen doen spreken. Willen dergelijke groepen werkelijk belang bezitten, zo zal er een dergelijke sympathie gevende en wekkende figuur als bindende factor aanwezig moeten zijn. Op grond hiervan is een begrip voor het belang van dergelijke groepen, hun duurzaamheid enz., mogelijk. Aan de hand van rede, regels en wetten is dit niet mogelijk. Wat inhoudt, dat men de betekenis van iemand zelden aan zijn uitingen of kenbaar geestelijk peil alleen kan kennen.
Stellen wij een voorbeeld:
Een onbewust en niet beheerst medium. Men zal geneigd zijn te stellen, dat zo iemand geestelijk laag moet staan en passief is. Mogelijk is dit waar. Maar op deze wijze kan zo iemand gelijktijdig toch ook een brandpunt vormen voor een groep, die, eenmaal gevormd, van dit medium los kan komen en in de eenmaal gevonden harmonie steeds juistere en hogere belevingen en bewustwordingen zal vinden. In dit geval is de betekenis van zo iemand in wezen groter dan de betekenis van een mens, die alle esoterische en magische kennis in zich draagt, maar niet in staat is waarlijk een groep tot eenheid te brengen, die in deze kennis op kan gaan en vandaaruit zelf verder kan komen.
Het belang ligt dus niet onmiddellijk in het peil, maar in de totstandkoming van de juiste harmonische verhouding tussen mensen. Men kan dergelijk voorbeeld ook onder andere condities stellen als bv.: deze mens is wel een meer “bewust medium”, maar hij blijft aan de grens door de passiviteit van zijn wezen. Men kan zich dan de vraag gaan stellen, of zo iemand geheel door de geest wordt geleefd, of ook zelfstandig en actief nog enige betekenis zal hebben. Maar ook hier kan gelden, dat de uiterlijkheden onbelangrijk zijn. Het gaat er maar om, dat zo iemand zekere mogelijkheden van geestelijke harmonie, sympathie, groepseenheid weet te scheppen, waardoor verdere en meer bewuste vorming mogelijk wordt. Hetzelfde kan gelden voor iemand, die een bepaalde leer verkondigt. Zelfs kan dit een leer zijn, die dwaas is en waar wij allen eigenlijk wat stilletjes om lachen. Indien deze mens echter in staat is een grote harmonie binnen een groep tot stand te brengen, heeft hij voor de geestelijke bewustwording van zijn medemensen wel degelijk betekenis.
Toch zullen op deze wijze dingen tot stand komen, die, geestelijk beschouwd, wel deugdelijk en goed of onaanvaardbaar zijn. Wat is dan het criterium hier?
Wanneer de centrale figuur niet tracht, eigen wezen en denken onbeperkt op te leggen aan de anderen der groep, doch in de groep wil opgaan, of zelfs de groep een eigen weg wil laten gaan, omdat hij erkent, dat de harmonie en eenheid van de groep het belangrijkste deel van zijn taak vormen, is het resultaat vanuit geestelijk en zelfs kosmisch standpunt gunstig. Wanneer iemand daarentegen eist, dat hij zelf het middelpunt blijft en eigen denken, beleven, inzicht en streven aan de anderen oplegt, zal het streven, kosmisch en geestelijk gezien, negatief zijn, zelfs indien zijn stellingen enz. verder geheel juist zouden zijn. Men zou dus een zeker leraarschap, zij het op emotionele basis, kunnen toekennen aan hen, die groepen tot eenheid brengen. Wanneer zij bovendien bewust blijven van de beperktheid van eigen functie – dit is zeer belangrijk – zullen zij ook vaak bewust mee kunnen werken aan de vorming van gemeenschappen, waarbinnen de grotere krachten kunnen optreden en bevorderen dat de gemeenschap de gegeven waarden uit geest of kosmos ook kan aanvaarden en verwerken.
Nu is het vormen van vele kleinere groepen met redelijke harmonie in de toekomst wel aardig, maar hieruit zal toch een wederkerig wereldbegrip, een wederkerig respect een wederkerig aanvaarden moeten groeien. Begrip dus van de mensen voor elkaar, een zekere verdraagzaamheid, erkenning van elkanders waarde en betekenis.
Zeer belangrijk is daarbij, dat men in het erkennen van elkander, allereerst gaat zoeken naar het positieve, de positieve mogelijkheden, en het negatieve, zover dit maar mogelijk is, buiten beschouwing laat. Hopelijk is het resultaat dan het vormen van een uit vele verschillende groepjes en scholingen bestaande groep, die als geheel de werkingen van de hogere geest in zich kan aanvaarden en verwerken, alzo deze in zich tot een menselijke actie en werkelijkheid omvormende.
Waar een les aan vast zit:
De groepsvorming op zich is wel belangrijk, maar de wezenlijke belangrijkheid is gelegen in het feit, dat een gezamenlijk innerlijk en uiterlijk werkzaam zijn ontstaat, waarbij de invloed vanuit kosmos en tijd bepalen zal, welke activiteit de sterkste is op aarde.
U moet wel begrijpen, dat een dergelijke groep zich, vooral in het begin, zelfs intern niet volledig zal kunnen uiten en naar buiten toe eveneens zekere beperkingen van uiting zal moeten aanvaarden. Zoals een mens een huis nodig heeft, om zich te kunnen beschermen tegen door hem niet zonder schade te dragen invloeden vanuit de wereld, zal elk van deze groepen een soort sluier, masker, een geheim, moeten kennen, om zich in de buitenwereld zonder gevaren te kunnen bewegen. Deze gevaren zouden immers de pas gevonden harmonische mogelijkheden aan kunnen tasten.
Conclusie: bij de vorming van groepen, zowel esoterische als andere, zal naar buiten toe slechts een zeer klein deel van de innerlijke actie en mogelijkheden van de groep worden getoond. De invloed, die van de groep uitgaat en de noodzakelijke acties, vinden daarom vaak niet als een bewuste uiting van de groep plaats, doch krijgen de schijn van een spontaan volbrengen, waarbij de groep zelf en haar harmonie of instelling verder niet in het geding komt. Wat mij aan het derde en laatste deel van mijn betoog brengt:
Wanneer wij spreken over meesters en daarmede in wezen krachten aanduiden, die voor ons in ons en door ons lerarende kunnen werken, zo zullen wij zeer wel moeten begrijpen, dat een van deze leraren of meesters op vele verschillende wijzen kan optreden. De meester of leraar, in zich de kracht en materie bevattende voor bv. alle klassen van de lagere school, zal per klas juist dit deel van zijn innerlijk en weten uiten, dat voor de klas aanvaardbaar is. Een meester kan dus a.h.w. in verschillende vormen, onder verschillende vermommingen, optreden. Hij kan op ver- schillende niveaus gelijktijdig of achtereenvolgens werkzaam zijn. Dan zal de mens moeten leren begrijpen, dat de uiterlijke verschillen van lering, ervaring en beleving, zowel als de verschillen van innerlijke erkenning op zich niets zeggen omtrent het dan al of niet aanwezig zijn van een andere leraar bij een verwante groep. Zo zal van een uitverkoren zijn, in de zin van ontvangen lering, contact met meesters of leraren enz., nooit in wezen met zekerheid sprake kunnen zijn.
Gezien het feit dat een leraar of meester zijn eigen wezen toch vaak op een enigszins systematische wijze zal moeten uiten, kan wel worden gesteld, dat de door hem gegeven leringen veelal plaats vinden aan de hand van een vast systeem, waarbij de basis van het onderricht in elke uiting – dus in de verschillende groepen – gelijk blijft. De systematiek, waarin het onderricht wordt gegeven, zal dus in grotere mate bepalend kunnen zijn voor het optreden van de leraar in verschillende groepen en de erkenning van deze verbondenheid door de leraar, dan de versterkte leerstof op zich.
Het is dus de achtergrond, het systeem, die voor ons het kenmerk vormt van de leraar, de meester, die zich uit. Verder mogen wij niet over het hoofd zien, dat kosmische leraren zelfs nog enige overeenkomst plegen te tonen met ons beeld van een schoolmeester. Zij geven zeer veel lering, maar na elke les volgt ook enig huiswerk, waardoor u bewijzen kunt, dat u de les inderdaad begrepen en geleerd hebt. Voor elke mens zal uit het contact, dat hij innerlijk bereikt en de lering, die hij ontvangt, een noodzaak tot handelen voortvloeien, die binnen het kader van het systeem van zijn leraar beperkt blijft.
Ten laatste nog het volgende punt:
Omdat het volbrengen van de taak, die door lering bereiking en innerlijk bewustzijn wordt opgelegd, ook een zekere routine vergt, zal een van de eerste vereisten voor een snel geestelijk stijgen en praktisch werken een groot zelfvertrouwen zijn, dat slechts aan de feiten getoetst wordt. Een vorm van zelfvertrouwen, waarop men zich, geconfronteerd met het onbekende, steeds weer durft beroepen, omdat men in het verleden reeds resultaten voor zich wist te bereiken.
Zelfbewustzijn, zelfvertrouwen, is een vorm van zelfkennis en speelt een zeer grote rol bij elke snelle bewustwording. Het is het kenmerk van de bewuste mens: hij beweegt zich met een zekerheid, die anderen ontberen. In dit verband citeer ik iemand, die wel geen groot leraar of meester was, maar volgens velen daarop toch wel veel gelijkt. Deze stelde:
“De bewuste volbrengt altijd volledig zijn taak, zonder zich ooit kennelijk te haasten.”
“De bewuste zal altijd, ook incidenteel, datgene weten te volbrengen, wat hem op een bepaald ogenblik te doen staat, zonder ooit zijn zekerheid of waardigheid daarbij te verliezen.”
“De bewuste ondergaat het totaal van het leven en reageert daarop bewust, zonder ooit zijn innerlijk gemoedsrust, zijn evenwicht daardoor aangetast te zien.”
Nogmaals, dit zijn niet mijn woorden. Maar ik meen, dat dit buitengewoon goed is gezegd en ons meteen de kern van de zaak weergeeft:
Op het ogenblik dat men leert vanuit zichzelf bewust te leven, zal men voor minder bewusten reeds een soort meester zijn. Zodra u echter gaat menen, dat dit u rechten geeft, zult u ontdekken, dat u ten hoogste een meester van het duister bent. Op het ogenblik, dat u beseft, dat het alleen de band is tussen u en anderen, waaruit uw actie naar buiten toe voortvloeit, terwijl het uw eigen dienstbaar zijn aan anderen is, waarmede u iets bereikt, kunt u zeggen: dit is goed. Nu ben ik dienaar en door mijn dienstbaar zijn, word ik tot leraar. Dergelijke “meesters” of leraren, hoe onbelangrijk ook, wanneer wij hen zien in verhouding tot de hoogste krachten, zijn op de wereld hard nodig.
Alle facetten, die ik u belicht heb, zult u in de komende tijd in toenemende mate op aarde kunnen zien. U zult dit alles kunnen constateren bij mensen, die hoofdzakelijk schriftelijk werken, bv. door boekjes, tijdschriften en dergelijke publicaties, maar ook bij mensen, die grote lezingen houden en zich voor mystieke meesters uitgeven, of op een materieel terrein dan wel occult terrein zich een onredelijk gezag en oordeel aanmatigen.
Onthoud in dit verband, dat degene die u alleen uiterlijke kennis geeft, u in wezen niets geeft. Wie u echter uiterlijke kennis kan bijbrengen plus het innerlijk concept, het gevoel, dat daarbij behoort en uw eigen beeld voor u door deze kennis duidelijker doet worden, geeft u de ware noodzaak tot actie, welke u bewuster maakt. Laat u in de komende tijd dus vooral niet van streek brengen door de mensen, die zo luidruchtig zichzelf op de borst slaan. Zij zijn over het algemeen weinig waard. Zoekt naar degenen, die voor u een innerlijk aanvaardbare kracht en harmonie scheppen, zoekt naar degenen, die u voor deze kracht brengen tot een betere kennis van uzelf en een juistere mogelijkheid vanuit uzelf te handelen en te werken, geestelijk en stoffelijk.
Dit is dan mijn onderwerp. Misschien vraagt u zich af, waarom dit alles nu zo uitvoerig moet worden gezegd. Ik kan u dit alles niet nu reeds mededelen. Wel kan het volgende u misschien nog helpen de redenen aan te voelen.
Een meester, die in een bepaalde richting werkt en leert, zal in vele gevallen verplicht zijn in de selectie van feiten t.a.v. zijn leerlingen voorzichtig te zijn, hij kan hen immers alleen binnen het systeem, dat zijn wezen is, verder brengen. Zou hij, door meer feiten of mogelijkheden aan zijn leerlingen voor te houden, hen ertoe brengen dit systeem minder te achten, te wantrouwen of zelfs te verloochenen, zo zou hij zijn eigen mogelijkheid – de minder bewusten van dienst te zijn – daarmede kunnen beperken of beëindigen.
Ziet u dan geen grote mogelijkheid van meesterschap bij een gangsterkoning?
Er is in zijn gezag vaak wel een bindende, soms zelfs harmonie brengende kracht. Maar brengt deze tot zelfkennis? Er zijn, zoals ik reeds aanduidde, meesters van Licht en meesters van duister. De grootste mogelijkheid van harmonie ligt voor u ongetwijfeld altijd daar, waar de hoofdwaarden van eigen innerlijk leven, begeren en bewustzijn liggen. Maar wij moeten onthouden, dat een leraar, die u slechts leert bv. uzelf ten koste van anderen te verrijken, of te verhogen door anderen te vernederen, u er een van de verkeerde kant kiest. Daardoor immers sluit men zich steeds meer af voor de werkelijkheid van alle leven. Een ware meester leert u uzelf kennen, krachtens het erkende eigen wezen voor uzelf en anderen op juiste wijze actief te zijn en dus zowel uw besef van wereld en wezen als uw dienstbaarheid aan anderen steeds verder op de meest juiste wijze uit te breiden.
De harmonie zie ik als noodzakelijk, omdat alleen op deze wijze een concrete beleving, een concrete kracht voor en in de mens ontstaat, die in eenzaamheid vaak zal falen. De mens zal in eenzaamheid de eerste kennis van zichzelf moeten zoeken. Daarna echter zal hij verder moeten streven en werken in gemeenschap met anderen. Zo u dus een gangsterkoning als een meester wilt beschouwen, zou ik zeggen: Wanneer hij zich bewust is van al, wat hij door anderen doet volbrengen en zich bewust is, wat hij deze anderen of de wereld daardoor aandoet, kan hij ten hoogste een leraar van de chaos, van het duister zijn. Wij moeten echter chaos en duister over- winnen, omdat wij daarin onszelf niet beter leren kennen, maar zelfs onszelf zullen gaan verliezen in chaotische verschijnselen, die wij dan maar noodlot, noodzaak of aangenaam zullen gaan noemen.
Om grote veranderingen te doen geschieden, zal toch eerst een grote afbraak noodzakelijk zijn?
Het klinkt haast, of u in dienst bent van Zwolsman. Stel het anders. Afbreken voor je opbouwt, is de weg der dwazen. De wijze verdeelt zover mogelijk eerst alles, wat is. Daarna pas zal hij afbreken, wat niet meer past bij het verdeelde, om het in overeenstemming daarmede te vernieuwen. Zo vernieuwt hij alle dingen op den duur volledig, zonder de waarden, die reeds bestonden ten gronde te richten en alzo nood te scheppen voor de onbewusten. Wie echter alles eerst ten gronde richt, zal vaak in de ijver van zijn sloperij al te vaak vergeten, dat hij ook moet “bouwen”. Daarom zal geen enkele werkelijke meester, geen enkele leraar van het Licht, trachten te “breken”. Hij zal trachten het goede, dat er is in wereld en mens, sterk te maken. De ware leraar zal zijn leerling duidelijk maken, dat hij de positieve waarden in zich en in de wereld steeds versterken moet in de wetenschap, dat er voor het onjuiste dan op den duur geen plaats meer overblijft dat het niet meer zal passen in het geheel en zo, als vanzelf werkelijk slooprijp wordt, en dan om zonder pijn, zorgen, of ellende voor de wereld of anderen, als vanzelf teniet te gaan.
Is het niet zo dat de meester alleen een wegwijzer kan zijn die de manier aangeeft, waarop de leerling zelf het moet volbrengen?
M.i. is dit wat te eenvoudig gesteld. Ik zou zeggen: voor degene die nog een weg zoekt is de erkenning van de meester of leraar een wegwijzer. Maar voor degene, die zich reeds een weg heeft gekozen, een leraar heeft aanvaard, is de meester of leraar ook nog een kracht, die hem drijft. Vergelijk: een goede weg, die het u mogelijk maakt u sneller en gemakkelijker voort te bewegen. Vergelijk: de wind, die in de zeilen blaast en zo de mogelijkheid schept sneller en met minder moeite zelfs de plaats van bestemming te bereiken, dan men met eigen krachten mogelijk zou vinden. De meester is niet alleen de wegwijzer, maar ook – en wel in directe en evenredige verhouding met het zelfstandig werken en streven plus de zelferkenning van de leerling – een aanvullende kracht, waardoor men meer bereiken kan.
Dit is dus een wisselwerking. Wie neerzit om te wachten tot zijn vrome aanvaarding beloond zal worden door de gaven van de geest, kan lang wachten; wie zich echter de gaven van God, de gaven van de geest waardig wil maken, zal ontdekken, dat het streven op zich voldoende is om iets te bereiken en zonder bijzonder streven als vanzelf de gaven doet ontstaan, waarnaar anderen geduldig wachten, zozeer verlangen. Het vreemde is, dat men deze gaven dan niet eens meer prettig vindt en zelfs graag zou willen verliezen, tot men opgegroeid is en ze bewust leert gebruiken en beheersen. Dit is een langzaam proces. De gaven komen dan echter niet alleen maar vanuit jezelf, maar worden van buitenaf a.h.w. gestimuleerd, bijgewerkt en juist gericht. Het is uw eigen streven echter, dat dit alles mogelijk maakt.
Je kiest dus geen meester, maar deze komt vanzelf?
Wij kiezen een weg, die wij in overeenstemming achten met ons eigen wezen. Dit impliceert bepaalde leringen, instelling, systeem. Dat is dus in wezen ook een bepaalde leraar. Wij kiezen een kosmische richting. Door keuze plus streven ontstaat het contact met de meester of leraar en zal men ontdekken, dat er nog steeds meerdere wegen openstaan volgens menselijk begrip.
Men beseft dan immers nog niet, dat elke weg in wezen alleen maar een andere vorm is, waarbinnen hetzelfde systeem, dezelfde harmonie wordt geuit en grote gelijkheid bestaat t.a.v. trilling, volkomen gelijkheid wat betreft de objectieve kosmische waarde.
Hiermede beëindig ik mijn onderwerp. Verheerlijk niets, maar tracht in alles eigen waarden te erkennen, waardoor men innerlijk bewuster wordt en eigen wezen ook buiten het Ik juister kan uiten.
Hoe de oneindige krachten een spel op aarde spelen.
Wanneer wij in deze dagen zien, hoe de oneindige krachten een spel op aarde spelen, zo lijkt het ons noodzakelijk, daaraan enkele lessen te verbinden.
Weet dan wel, dat de mens die alles is in de werkelijke zin van het woord, niets betekent in deze tijd. De krachten, die inwerken, geven de voorkeur aan groep, gemeenschap en gemeenschapsvorming. Weet dat de krachten, die in deze tijd worden verwacht, juist in de groepen zowel de positieve als negatieve krachten, zich sterk tot uiting brengen. Weet, dat gijzelf in deze tijd zult moeten komen tot een keuze en dat deze keuze van groep en gemeenschap bepalend zal zijn voor uw geestelijke ontwikkelingen en stoffelijk lot in de komende jaren.
De wegen, die in deze tijd geopend worden, zijn voornamelijk geestelijke wegen. Nog is er geen tijd voor een zuiver stoffelijke inwijdingsweg en de daaruit voortvloeiende bereikingen. Langs deze geestelijke wegen zult gij echter, door eigen werken en uw gebondenheid met uw gemeen- schap, inwijding kunnen vinden op een wijze, die slechts zelden in de menselijke wereld langere tijd mogelijk is.
De gevaren van de tijd en van de krachten die komen, heten: illusie, trots, zelfonderschatting.
De illusie van eigen onbeperkte waarheid en waardigheid dwingt de mens tot negatieve actie. Door deze negatieve actie verliest hij waar bewustzijn en in de beperkingen van zijn bewust leven ondergaat hij de krachten als een kwelling, op hemzelf gericht. Hij, die trots is, zal niet zichzelf voegen naar de krachten, die tot hem komen, maar zal trachten zijn eigen weg ondanks alles te gaan. Hij zal de kracht, die tot hem komt, zien als een aanval op zijn persoonlijkheid en in deze strijd innerlijk lijden en uiterlijk veel verliezen.
Zelfonderschatting brengt de mens in deze dagen ertoe op te zien naar anderen, die leiding, regels en wetten zullen geven. Wie echter van anderen leiding, wetten en regels verwacht en niet in zich zoekt naar waarheid, oriënteert zich verkeerdelijk en zal daardoor veel schade moeten opvangen. In deze dagen, nu de beslissingen gaan vallen, wordt van de mens zelf eveneens een besluit ver- wacht. Deze besluiten zullen uit de aard der zaak een persoonlijk karakter dragen en zullen deel uitmaken van een nieuwe persoonlijke oriëntatie in de wereld. Toch lijkt het mij goed, althans enkele van deze mogelijkheden aan te stippen.
Gij zult moeten besluiten, welke richting gij verder zult volgen. Dit besluit genomen hebbende, zult gij u daaraan voor de komende jaren inderdaad moeten houden. Eenieder, die een besluit neemt en tracht ten halve te keren, zal zien, dat hij hierdoor alles verliest, ook datgene, wat hij reeds bereikt had. Het is goed dit te beseffen: wanneer een keuze is gemaakt – en voor de meeste mensen ligt het kritieke punt daarbij in de 8ste, 9ste maand van dit jaar – is er geen verdere teruggang of ontwijking mogelijk. In deze dagen geldt dus, dat, wat aanvaard is, niet meer verworpen kan worden. Banden die gebonden zijn, kunnen niet willekeurig verloochend worden. Hij, die zich thans bindt of gebonden acht, zal zich niet meer kunnen bevrijden, tenzij hij dit nu doet in deze tijd.
Wanneer desondanks veranderingen optreden, zal men zelf daarin geen zeggenschap hebben en zal men slechts krachtens de gekozen innerlijke weg en uiterlijke werkwijze verder kunnen gaan, vrede kunnen vinden en resultaten behalen.
Er wordt in uw tijd en deze dagen zeer veel gegeven vanuit de Hoogste Krachten. Wie echter niet werkt met deze gaven, zal zien, dat zij aan hem voorbij gaan. Men zal u spreken van de taak, die voor u klaar ligt. Wie in deze dagen besluit een taak te volvoeren, zal daaraan gebonden zijn: zij wordt deel van zijn wezen en kan niet meer afgeschud worden. Ik zeg u, dat gij juist nu moet trachten, zeker te zijn van uzelf; juist nu zult gij niet onoverlegd mogen kiezen.
Gebruikt de tijd, die u rest, om bewust voor leven en denken, die richting te nemen, waarin gij, na beraad, innerlijk gevoelt gelukkig te zijn en uiterlijk weet de juiste werkingen te kunnen veroorzaken.
Besef wel, dat de mensen in deze dagen sterk zijn. Sterker dan zij vermoeden. Onderschat dan uw eigen kracht, uw bewustzijn en wijsheid niet. Vertrouw op dat, wat gij in uzelf hebt gevonden en werkt daaruit in de tijd, die komt.
Zeer belangrijk is het ook, dat gij u in deze dagen leert op de juiste wijze in uw wereld te bewegen. Wees vrij van alle banden, die niet innerlijk in u bevestigd zijn. Besluit daartoe reeds nu. Bevestig in uw leven alle verplichtingen, die gij innerlijk erkent en geen daarbuiten.
Dit is een tijd voor zelfonderzoek; zoals de Broederschap zichzelf onderzoekt in deze dagen, eigen denkwijzen, eigen keuze van werken, reeds nu, voor de Grote Raad, vaststelt, zo bid ik u: doe ook gij. Nu kunnen wij nog kiezen, maar onze mogelijkheden zijn niet oneindig en onze mogelijkheden zijn niet onbeperkt.
Begrijp hoezeer de gebondenheid, die de geest met de stof wil gevoelen, afhankelijk is van de stof. Indien gij alleen maar wilt ontvangen, is een samenwerking onmogelijk. De geest geeft naarmate gij zelf verwerft, de geest kan meer schenken naarmate gij uw innerlijke werkelijkheid tot waarheid maakt in uw wereld.
Ook dient gij te weten, dat elke verplichting, binding en richting in deze tijd door u gekozen, niet beperkt blijft tot uw innerlijk streven, maar alles omvat, wat gij zijt en het uwe acht. Het omvat uw materieel bezit, uw werkzaamheden, uw relaties met mensen, uw verplichtingen en rechten. Want, al dezen zijn deel van uw wezen en daardoor onverbrekelijk gebonden aan uw keuze.
Overweeg ook dit goed, opdat uw keuze niet gebaseerd zij op de verwachting dat gij een materiële vrijheid en mogelijkheid zult kunnen behouden, ondanks het innerlijk gestelde.
In deze dagen wordt de wereld gewogen op de balans der gerechtigheid, opdat haar oprechtheid gekend moge zijn. Dit betekent, dat alle misleiding, alle begoocheling, alle onoprechtheid naar juiste waarde zal zijn geschat, zal worden beantwoord en beloond. Dat wat gij zijt volgens waar bewustzijn en wezen, zal de wereld u zijn, in uiting, mogelijkheid en werking.
Achter het scherm, dat de stof de oneindige krachten en werkingen nog verhult, bouwen zich spanningen op van een haast ongedachte grootte. Niet slechts is daar de goddelijke openbaring in al zijn facetten, maar daar is ook de resonantie van werelden en sterren op de openbaring van deze krachten. Gij zult daarvan de gevolgen ervaren.
Zo uw wereld harmonisch is, zal deze kracht u verheffen. Gij zult u één weten met wereld en sterren. Zo gij echter disharmonisch zijt, zo gij tracht aan de werkelijkheid te ontgaan, zo gij weigert uw ware wezen te erkennen en te beschouwen, zo gij weigert tot uiting te brengen, wat gij waarlijk zijt, zo zult gij sterren en wereld tegen u gekeerd vinden met alle consequenties daaraan verbonden.
Mijn boodschap, hoe kort ook, is een ernstige: gij hebt nog enkele maanden om te kiezen. Daarna zult gij gebonden zijn aan uw keuze, of aan datgene, wat gij zonder keuze in praktijk brengt en als deel van uw leven behoudt. Het ingrijpen van de Witte Broederschap kan u daarvoor niet verhoeden, want deze krachten zijn groter dan de Broederschap en meeromvattend dan haar mogelijkheden.
Het is, alsof God zelf besloten heeft opnieuw te oordelen over de levenden der aarde en de levenden der sferen. Verdeeld zal dan de wereld zijn in hen, die waarlijk leven, en hen, in wie de schijn van leven wordt tot de pijn van een voortdurend sterven zonder de verlossing van uit- blussing.
Geen laatste oordeel in religieuze zin, maar wel degelijk een oordeel, dat door de kosmos zelf wordt gesteld. Met de oude profeten zou ik kunnen zeggen: “Wee u, gij die schijn stelt boven waarheid, want gij zult verworpen worden. Gelukkig gij, die oprecht zijt: hoe uw oprechtheid ook moge zijn gericht, zult gij bevestiging vinden van uw mogelijkheden en wegen, u is de kracht gegeven, in wereld en sfeer steeds bewuster verder te gaan op het pad, dat gij, harmonisch in en met uzelf, hebt gekozen.”
Het is echter niet mijn taak te profeteren, maar om te waarschuwen. Over geheel de wereld zal in de komende tijd deze waarschuwing met toenemende frequentie worden herhaald. Ook gij zult ongetwijfeld nog meermalen getroffen worden. Bedenk dan, dat deze dingen in zich geen waarde hebben, doch slechts waarde putten uit u en uw besluit en dat geen schijn, geen actie en geen bede, maar slechts de innerlijke harmonie en aanvaarding van de juiste handelwijze u behoeden kan voor alles, wat hieraan verbonden is.
Vertrouwt op uzelf, weest niet zelfvoldaan. Deze zelfvoldaanheid van hen, die menen veel bereikt te hebben, zal een bron van leed voor hen zijn in de komende tijd, zo zij onbewust blijven.
Vertrouw op de kracht die u is gegeven, uw innerlijk weten. Formuleer niet, doch leef uit innerlijke erkenning, opdat gij u mag onttrekken aan alles, wat onaangenaam is en uw bewustwording remt.