2 oktober 1981
We zijn niet alwetend of onfeilbaar. Denkt dus zelf na. Ons onderwerp voor deze avond werd door u aan het begin van het verenigingsjaar gekozen en draagt de titel: Wederkerige beïnvloeding.
Er bestaat een oud verhaal: Wanneer je in de dierentuin komt, kun je aan het uiterlijk van de oppasser al zien welke dieren hij verzorgt. Geheel waar is dit niet, maar men vertoont op de duur toch wel al de trekjes die men overneemt van de dieren waarmede men voortdurend bezig is.
Een ander feit is dat iemand met een bepaalde mentaliteit bv. erg goed uit de voeten kan met apen en ook een goed oppasser voor herkauwers is, maar dan vaak in contacten met vleeseters moeilijkheden ervaart.
Let wel, dit is een feit dat in vele dierentuinen bekend is. Men zou eruit af kunnen leiden dat iemand met een bepaalde mentaliteit ook daardoor een zekere ontvankelijkheid heeft voor de uitstraling van bepaalde mensen en dieren.
Zo komt het maar zelden voor dat iemand een even goed begrip heeft voor honden als voor katten. Wel is weer opvallend dat iemand die een hondenmentaliteit heeft – niet kwaad bedoeld, anders zou ik honds gezegd hebben – over het algemeen ook met paarden een goed contact heeft. Veel kattenliefhebbers echter blijken weer een goed begrip te tonen voor de signalen van vogels. Opvallender is nog dat de dieren dit aan schijnen te voelen en door hun gedrag a.h.w. te voren reeds reageren op het gedragspatroon van mensen die in hun omgeving komen.
De oplossing is eenvoudig: een mens heeft, zoals alle dingen en zeker elk levend wezen, een uitstraling die als een soort visitekaartje voor hem uitgaat. Is die uitstraling bv. vijandig voor de hond, dan zal deze sterker aanslaan, grommen en dreiggedrag vertonen, terwijl de kat, indien zij een voor haar vijandige straling ontdekt, de neiging heeft de omgeving te verlaten of, zo dit niet zonder meer mogelijk is, zich te verstoppen. Ik wijs juist hierop omdat hier sprake is van een veel voorkomend gedrag, een verschijnsel dat u meestal wel in eigen omgeving ergens kunt constateren. Uw uitstraling beïnvloed volgens dit gegeven dus anderen.
Je kunt nu stellen dat de mensen daarvoor gemeenlijk toch niet gevoelig zijn. Zeker, zo zal men zeggen: er zijn mensen die telepathisch of empathisch iets van de inhouden van medemensen af kunnen lezen. Aan het feit dat alle mensen elkander wederkerig beïnvloeden gaat men echter voorbij, zeker wanneer dit gaat om een beïnvloeding die niet uiterlijk en onmiddellijk kenbaar zou zijn.
Nu kan ik dit wel begrijpen. Het komt immers maar zelden voor dat een mens een zo sterke uitstraling heeft dat hij hierdoor eenieder zonder meer in zijn ban kan brengen, tijdelijk zelfs de gehele emotionele en redelijke inhoud van een persoon door zijn aanwezigheid kan veranderen.
U wilt voorbeelden? Benito Mussolini, Adolf Hitler, Churchill, de laatste president Rooseveld.
Deze eigenschap zie je ook bij sommige acteurs. Neem de nu bij ons vertoevende Ko van Dijk. Dit was een man die ongetwijfeld wel zichzelf kon spelen in zeer vele en diverse situaties. Zijn grote zeggenschap over het publiek, zijn uitstraling, was echter de werkelijke oorzaak dat zeer velen hem beschouwden als een bijzonder begenadigde en uitverkoren acteur.
Nu spelen hier ook uiterlijkheden een grote rol. Misschien vraagt u zich af hoe men onder uiterlijke kentekenen ook elkander wederkerig kan beïnvl0eden.
Wel, het is eenvoudig genoeg: wanneer er iemand in uw buurt komt met een uitstraling die voor u harmonisch is, zult u dit niet direct beseffen. Maar u reageert a.h.w. gevoelsmatig positief. Al is het maar dat u die ander sympathiek of aardig vindt.
Zolang het hierbij gaat om zichtbare wezens, wezens van uw wereld, zijn er altijd weer omstandigheden die corrigerend hierbij op kunnen treden. Maar stel nu eens dat de ander een geest is.
Een geest heeft een soortgelijke uitstraling als de mensen. Die geest komt alleen maar in de buurt. Er is dus geen sprake van een poging u te bereiken of zelfs een boodschap over te brengen. Maar uw uitstraling is voor de geest kenbaar, u ondergaat de uitstraling van die geest. Men beïnvloed elkaar ook dan wel degelijk. Uw eigen toestand kan voor die geest een verandering betekenen in gerichtheid, belangstelling en zelfs bewustzijn. Bij u zijn eveneens veranderingen in denken, voelen en zelfs actie, het gevolg van dit niet eens bewust besefte contact.
Heel wat mensen geloven mogelijk nog wel in een engelbewaarder die aan de rechterzijde je steeds van goede raad probeert te voorzien en het duiveltje dat met andere beïnvloedingen natuurlijk aan de andere kant gaat. Vele simpele zielen geloven nog steeds dat je twee paranimfen nodig hebt wanneer je door het leven op weg bent naar de troon Gods.
Zelfs degenen die daarin nog wel geloven, wijzen een algemene wederkerige beïnvloeding af en menen dat onder bijzonder omstandigheden een dergelijke beïnvloeding wel mogelijk is, maar dat die in algemene zin tussen alle wezens niet kan bestaan.
Vraag u dan eens af hoe het komt dat er predikanten zijn die soms bijna stotteren en toch een sfeer oproepen waardoor zij hun gehele gehoor in een gevoel van vroomheid weten te vangen, terwijl anderen die fantastisch goede sprekers zijn, dit nooit bereiken en altijd ondanks de fraaiheid van hun gedragen betogen een gevoel van kilte achterlaten. Iets wat eenieder die kerks is of was in de loop der tijden zelfs meerdere malen zal hebben kunnen constateren.
Besef dit soort belevingen en u zult toe moeten geven dat er zelfs in normale menselijke contacten vaak zaken een rol spelen die niet geheel en alleen op uiterlijkheden kunnen berusten.
Bij mijn pogen wederkerige beïnvloeding duidelijk te maken, ben ik begonnen bij de dieren. Enigszins begrijpelijk, want het dier is nu eenmaal de jongere broeder van de mens – of zuster natuurlijk. In deze dagen moet je altijd beide seksen gelijkelijk noemen, anders verdenkt men je van discriminatie.
Indien de dieren gevoelig zijn – en meer bewust gevoelig zijn – terwijl de mens dit gemeenlijk alleen op onderbewust vlak is, zo zullen die dieren niet alleen reageren op de uitstraling van mensen. In feite blijkt steeds weer dat dieren die contact met mensen hebben niet alleen maar op uiterlijkheid reageren, maar eerder uitgaan van inhoud en gevoelswereld dan van gedrag.
Wie er op let zal ontdekken dat zij soortgelijke reacties tonen wanneer er entiteiten in de nabijheid zijn, geesten. Voorbeeld: een entiteit komt een kamer binnen. De mensen die aanwezig zijn bemerken dit niet. Nu ja, even tonen zij misschien een rilling, even hapert mogelijk het gesprek of even is men niet meer zo geconcentreerd op dat kastje waar men naar kijkt. Maar men beseft niet waardoor dit komt en besteedt er dus verder geen aandacht aan.
Let in een dergelijk geval eens op bijvoorbeeld de hond die in dezelfde kamer is: het dier lag, gaat nu opeens zitten, kijkt, lijkt soms in de lucht te snuffelen. En wanneer het een entiteit is die het dier erg sympathiek voorkomt, zal het dier zelfs opstaan en kwispelend op eigenaardige wijze enkele rondjes rond een leegte draaien.
Het gedrag van een kat in dezelfde omstandigheden: poes ligt te dommelen, zoals voor katten gebruikelijk is te doen. Opeens wordt het dier kennelijk wakker, de oortjes spitsen, de snorharen komen wat naar voren, de kop draait mee met iets onzichtbaars. Mogelijk besluit poes zelfs dat deze uitstraling, dit vreemde iets, toch wel erg sympathiek is. Dan springt zij naar beneden en staat kopjes te geven aan de lucht met een heerlijke krul in de staart.
U verwerpt mogelijk de gedachte dat het dier op een uitstraling of een waarnemen van een entiteit reageert? Maar waarom komt dit gedrag dan voornamelijk voor onder de uitzonderlijke omstandigheden waarbij ook u, wanneer u gevoelig bent, een soort spanning in de kamer aan kunt voelen? Indien het eenvoudig een gedragsgewoonte zou zijn, zou de kat dit veel vaker doen.
In bepaalde wetenschappelijke kringen gold – en geldt soms nog -: wanneer een verklaring ongerijmd lijkt, maar wel de eenvoudigste verklaring van geconstateerde feiten betekent, zo zal ik deze aannemen tot ik het tegendeel heb kunnen bewijzen. Ik meen dat men in dit geval de genoemde verschijnselen op soortgelijke wijze zou moeten benaderen.
Maar er zijn meer zaken die spreken voor het bestaan van een uitstraling als de door mij genoemde: er zijn mensen die geen plant in leven kunnen houden. Anderen, die mogelijk veel minder zorgzaam zijn t.a.v. de behoefte van de plant aan water, kunstmest e.d., zien hun planten ondanks een zekere veronachtzaming groeien en bloeien.
De een tuiniert zich de beroerte en heeft dan een tuinman nodig om elke keer de ravage op te ruimen, een ander behoeft alleen maar met de vinger wat gaatjes in een perk te prikken en er wat zaad in te strooien en na enige tijd toont zich een weligheid van eenjarige planten waar zelfs de tuinman zijn pet graag voor wil afnemen. Hoe komt dit dan?
Volgens mij heeft ook dit te maken met de uitstraling van de mens, die emanatie die zelfs het plantenleven beïnvloedt. Hoe anders moet u verklaren dat die planten, ook al worden zij verder geheel juist verzorgd, wanneer de persoon in kwestie langere tijd afwezig is er allen opeens mistroostig en verlept bij staan? Vooral omdat steeds weer blijkt dat zodra de persoon in kwestie terugkomt, de planten binnen enkele dagen weer geheel opgefleurd lijken te zijn.
Alweer, dit hoeft u van mij niet te geloven. Kijk in uw omgeving en u zult ontdekken dat dit laatste regelmatig voorkomt.
Je kunt nu wel beweren dat iemand een groene duim heeft, maar dat kun je ook niet bewijzen en wanneer je naar die duimen kijkt zijn zij mogelijk groezelig, maar groen komt alleen en dan nog beperkt voor, wanneer er net geverfd is in die kleur. Meestal zijn het heel normale duimen die je dan ziet, ook al besef je soms dat dit duimen zijn waar een heel gezin onder wordt gehouden……
Ik stel: De uitstraling van de mens heeft invloed op plantenleven en dieren, maar ook op zijn medemensen. Indien wij aannemen dat dit inderdaad het geval is, zal elk wezen dat over een soortgelijke uitstraling kan beschikken een soortgelijke invloed op elk ander wezen tot stand kunnen brengen.
Maar wij moeten nog verder gaan. Waarom reageert een dier of plant juist op de uitstraling van zekere mensen en niet op anderen? Omdat de uitstraling die hen beroert voor hen harmonisch is, omdat zij een vorm van energie bevat waar dier of plant zich aangenaam bij voelen.
Is er sprake van een uitstraling die disharmonisch is, dan zien wij bij dieren agressiviteit of schuwheid zonder redenen, bij planten het wegteren zonder kenbare oorzaak.
Dit alles heeft echter niets te maken met bewuste gedachteprocessen. Het wordt kennelijk veroorzaakt door de structuur van het wezen dat de oorzaak vormt voor de reactie.
Neem je dit alles aan en heb je dit goed begrepen, dan zal het ook gemakkelijker vallen in te zien waarom bepaalde geesten bepaalde mensen zo sterk kunnen beïnvloeden: zij moeten beiden iets bezitten waarin enige overeenkomst bestaat.
Er moet een mate van wederkerigheid zijn om tot een contact te komen. Het komt dan ook nooit voor dat een geest een mens beïnvloed zonder op zijn beurt door die mens beïnvloed te worden.
Je kunt nu eenmaal niet gelijktijdig het wezen van een ander beïnvloeden en weigeren de essentie van zijn wezen te aanvaarden. Maar aanvaarden betekent dat je ondergaat, dat je zelf eveneens reageert. Voor mij staat deze wederkerigheid bij alle vormen van beïnvloeding zonder enige twijfel vast.
Stel dat een geest ronddoolt op aarde. Het hoeft voor mij dan geen bijzonder hoge of lage geest te zijn. Alleen door rond te dolen in de wereld van de mensen zal deze geest steeds weer in aanraking komen met uitstralingen van bv. mensen. De uitstraling rijkt gemeenlijk nog wel iets verder dan de aura zelf. Zodra er maar van enig contact sprake is, zal die geest in de mensen of wezens die hij zo beroert reacties opwekken. De geest ervaart deze veranderingen en wordt daar zelf vaak door geleid bij zijn verdere reacties en mede bepaald in zijn besef.
De mens die beroerd wordt zal zich hiervan niet zo bewust zijn. Wel wordt zijn onderbewustzijn hierdoor geraakt en zullen ook zijn gevoelens vaak in een bepaalde richting gestimuleerd worden. Is men geheel ontspannen, dan blijkt dat vooral het droomleven – of de dagdromen die men bouwt – hierdoor wel zeer sterk worden beïnvloed.
Wij kunnen wel aannemen dat de beïnvloeding tussen alle wezens – en zelfs bepaalde stoffen in een voor hen vaste vorm – een bijna voortdurend zich afspelend proces is. De mate van beïnvloeding zal echter afhankelijk zijn van de onderlinge afstemming en daarna ook mogelijk door de afstand die tussen de betrokken wezens bestaat.
Dit alles is geen onzin. Juist om dit duidelijk te maken, heb ik mij de moeite getroost in het begin van mijn betoog zoveel verschijnselen te noemen die wijzen in de richting van hetgeen ik u probeer duidelijk te maken.
Er zijn mensen hier die zich nu afvragen, hoe dat dan klopt met bv. bezetenheid. Het antwoord is duidelijk: een bezetenheid kan alleen ontstaan wanneer er een mate van versmelting tussen twee wezens ontstaat. Deze kan nooit voorkomen wanneer beiden geheel vijandig tegenover elkaar staan en geen enkele eigenschap of drijfveer gemeen hebben. Er moet altijd een sympathische basis zijn, dus in feite een mate van overeenstemming.
Wanneer een demon u in beslag neemt, zo gebeurt dit zeker niet omdat u anders bent dan die demon, maar omdat een deel van uw wezen gelijk is aan dat van de demon en alleen afwijkt in zijn uiting.
Dat klinkt pijnlijk. Want dan zou je in feite moeten stellen dat iemand die bezeten wordt voordien reeds een onderdrukte duivel was. Maar laat ons eerlijk blijven: de wreedheid in de hel zal misschien nog geraffineerder worden wanneer mensen te veel contact opnemen met de duivels. Want de mensen kunnen daar ook het een en ander van…..
Blijf reëel. Wanneer ik goed ben in mijzelf of probeer het goede te vinden, hoe dan ook ontstaat er ergens ook een band met geesten die men lichtend of goed zal noemen. Zoals in het tegengestelde geval men contact maakt met minder aangename geesten die men duivels pleegt te noemen. Ofschoon beide uiteindelijk met de mens uit precies dezelfde kracht zijn voortgekomen en alleen verschillen door instelling.
In het tweede geval krijgen wij dus te maken met een beïnvloeding van de mens ‘ten goede’. Maar dit ‘ten goede’ kan alleen bestaan als de mens en de entiteit elkander wederkerig blijven beïnvloeden. Valt deze wederkerigheid weg, dan staat de mens weer op zichzelf.
Zeker, men kan door de invloed wat veranderd zijn. Of die verandering echter van blijvende aard zal zijn, ligt aan de mens zelf en zijn wijze van werken met de verkregen nieuwe impulsen. Zoals dit ook afhankelijk zal zijn voor de wijze waarop de mens reageerde op invloeden die schijnbaar zonder oorzaak van buitenaf op hem toekwanen, maar die in feite voortkwamen uit de bundeling van de delen van beide aura’s die harmonisch waren.
Elke mens kent perioden van pech en tijden vol van onverwachte meevallers. Dat ligt heus niet alleen aan de stand van de sterren of aan uw omgeving. Zo iets ligt maar al te vaak aan een auraal contact dat werd gemaakt: een band waardoor u een in feite iets geeft, maar waarbij de entiteit op zijn beurt u ook instelt op alle voor u harmonische aspecten rond u, zodat u daarop eerder en juister kunt reageren. De mens beseft echter maar zelden dat hijzelf mede het gebeuren helpt veroorzaken en door zijn reacties, bewuste en onbewuste, uit het geheel van mogelijkheden voor zich een bepaalde trend selecteert. Hij zegt gewoon: “Ik heb toch zo een pech” of “dat is nog eens een meevallertje.”
Ook in de sferen spelen dergelijke zaken een rol. Een vriend van mij sprak eens: “Zomerland is een geknutsel van onderling gemengde gedachten, waardoor een schijnwereld ontstaat die op geen enkele wijze anders in stand kan worden gehouden dan door de gedachten van degenen die denken dat zij daarin wonen.”
Ook hier speelt wederkerigheid een rol. Wanneer ik u voortdurend voorhoud dat iets mooi is, gaat u er uiteindelijk ook enige schoonheid in vinden. Dan heb ik u beïnvloed. Maar uw reacties hebben ook invloed op mij: ik ga begrijpen hoe u die schoonheid ervaart en dit wijzigt mijn eigen beeld van schoonheid. Met als gevolg dat mijn eigen schoonheidsgevoel dat in het eerste contact een rol speelde, niet gelijk zal blijven, maar uiteindelijk door het contact gemodificeerd naar voren zal treden.
Zo is het in de sferen ook. Zeker, er zijn op aarde wel ongevallen waarbij je beseft dat al dan niet harmonisch of disharmonisch zijn niet al-bepalend kunnen zijn geweest. Zelfs contacten tussen mens en geest zijn niet altijd en zonder meer van harmonische aspecten afhankelijk.
Denk in dit verband maar eens aan de ‘aanhechting’. Zoals u zult weten, betekent deze term dat een entiteit met een deel van zijn wezen verward is geraakt in uw aura. Dit verward zijn, moet u dan niet zien als een versmelting, als een harmonisch zijn zonder meer. Zelfs tegengestelden zijn mogelijk, zodat er voor sommige geesten zelfs een sterke disharmonie voortkomt uit het ingevangen worden.
Levenskrachten spelen bij dit alles soms een rol. Maar een vrijmaking bij een aangehecht zijn is weer alleen mogelijk tijdens een, zij het tijdelijke, overeenstemming tussen de entiteit die is aangehecht en de persoon die de gevolgen van die aanhechting ervaart. Die overeenstemming hoeft niet bepaald groot te zijn. Harmonische aspecten lopen van een millimeter tot kilometers, om een vergelijkend beeld te gebruiken. Maar enige overeenstemming moet er zijn, anders is een bewust verbreken van het ongewilde contact niet mogelijk.
Indien al hetgeen dat tot nu toe besproken werd door u even als juist en redelijk wordt aanvaard, dan zal het u ook duidelijk zijn dat naarmate meer mensen denken en voelen in een bepaalde richting er ook meer entiteiten zijn die hiermede een harmonie kennen, betrokken zullen worden bij die mensen en hetgeen dezen denken en volbrengen.
Dit betekent dat er dan een niet redelijk verklaarbare versnelling ontstaat in ontwikkelingen op aarde, waarbij de overheersende tendens echter altijd bepaald zal worden door degene die de harmonie en het contact voortbracht. Op aarde betekent dit gemeenlijk de mens of een deel van de mensheid. Maar deze mensen beïnvloeden ook de geest en het beleven en de mogelijkheden van die geest door het contact dat zo tot stand werd gebracht.
Wanneer ik bv. contact zoek met een mens of een op aarde werkende geest, die volgens mij negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van de mensheid, zo zal ik altijd en allereerst moeten proberen die entiteit te aanvaarden. Dit brengt een zeer beperkte harmonie tot stand. Hierdoor kan ik mijn visie en wezen door laten dringen tot de ander. Voor die entiteit zal een dergelijke beïnvloeding echter een ontkenning van een deel van zijn wezen en zijn acties betekenen. Hij wordt dus wel door mij beïnvloed, maar wenst deze beïnvloeding in feite niet. Het resultaat van een dergelijke benadering is voor een geest gemeenlijk dat deze op de vlucht slaat. Deze uitbanning op grond van een primair gestelde maar beperkte harmonie, behoort tot de methoden die zelfs door de lagere broeders van de Witte Broederschap vaak gebruikt worden.
Wil ik iemand ten goede helpen of bijstaan, zo kan ik dit alleen door allereerst uit te gaan van de persoonlijkheid van de ander. Dus nooit alleen van mijzelf en mijn voornemens. Als geest stel ik mij dan in op die aspecten van de persoonlijkheid waarmede ik het eens kan zijn, waarmede ik mij verbonden kan voelen.
Heb ik dit contact eenmaal tot stand gebracht, dan kan ik de ander echter sterk beïnvloeden, zelfs in lichamelijke zin. Dit gaat zover dat ik zelf iemand sneller bedronken of sneller nuchter kan doen worden. Zoals het mij mogelijk is ervoor te zorgen dat iemand zijn mond gesloten houdt, maar evenzeer in staat ben hem te verleiden tot het zeggen van dingen die hij in feite had moeten verzwijgen. En je mond voorbijpraten is erg lastig, zeker wanneer je op aarde als een belangrijk of voornaam mens geldt. Want dan moet je weer tegen een ander gaan zeggen dat de pers alles verkeerd heeft geïnterpreteerd. Jaja, oh Josef, Josef won’t you make your mind up.
Nogmaals: bij dergelijke invloeden kan het signaal nooit alleen vanuit de geest naar de mens gaan. Op het ogenblik dat ik, hoe beperkt ook, als geest deelneem in een menselijk bestaan, word ik hierdoor beïnvloed.
Vandaar ook de bij ons geldende stelregel: dat je niet kunt ingrijpen in het stoffelijke bestaan zonder ook de gehele verantwoordelijkheid te aanvaarden.
Dit is niet alleen maar een kwestie van hoge moraal, ethische gezindheid of iets dergelijks, maar eenvoudig een kwestie van feiten. Wanneer ik u zou proberen te doden en slagen – niet dat ik het zal doen, want wij hebben het heus al druk genoeg – zo zal ik om dit tot stand te brengen ergens een invloed worden in uw wezen. Daarvoor is een nogal hoge mate van harmonie noodzakelijk.
Maar dit, je grotendeels één voelen met de ander, betekent dat een groot deel van het ervaren van die ander en de problemen van die ander ook terugslaan op je eigen wezen. Ik kan mij daarvan dan niet zonder meer ontdoen. Ik blijf gebonden aan alle gevolgen van hetgeen ik bij u heb veroorzaakt, ook wanneer er entiteiten zijn die proberen zich daarvan los te maken. Want wie zo handelt, zal ervaren dat hij door het beleven van de ander geheel beheerst wordt, tot voor beiden alleen nog maar de problemen bestaan en niet meer de lichtende krachten toegankelijk zijn van de geestelijke wereld, waaruit de een – in het voorbeeld dus ik – stamt.
Wil ik de delen van mijzelf die niet in die harmonie geheel betrokken waren voor mijn bewustzijn in stand houden, zo zal ik ook de verantwoordelijkheid moeten aanvaarden, zelfs indien dit betekent dat ik langere tijd alleen nog maar bezig kan zijn met het zorgen voor die ander.
Een dergelijke band kan pas dan gebroken worden, wanneer beiden zich geheel van zichzelf en de wereld waarin zij nu vertoeven bewust zijn geworden en dan terugkeren tot hun oorspronkelijke persoonlijkheid met terzijdestelling van alle eenzijdige maar tijdelijk versterkte harmonieën die voor resultaat in een dergelijke binding en invloed onvermijdelijk waren.
U stelt dat u om een mens te doden een bepaalde harmonie met deze van node hebt. Daar heb ik moeite mee.
Mag ik het dan eenvoudiger stellen? Wanneer je iemand wilt wurgen, kun je dit niet doen terwijl je beiden in andere kamers blijft zitten. Je moet in dezelfde kamer samenkomen en dan zelf tot lichamelijk contact overgaan. En dat betekent dat die ander jou dus ook wel degelijk iets kan aandoen.
Harmonie betekent in dit verband mogelijkheid tot contact en dus niet zoals mensen vaak doen, iets wat noodzakelijkerwijze edel en hoog moet zijn. Kortom: het woord wordt gebruikt, ook overigens in hogere betekenissen als samenklank, een overeenstemming waarbij de waarde van die overeenstemming niet verder door het woord wordt vastgelegd.
Het is zelfs mogelijk dat twee dissonanten t.a.v. elkaar toch harmonisch zijn. Dit alles in aanmerking nemende, is het niet zo verwonderlijk dat ik erop wijs dat ik ook in het gegeven geval eerst met de ander harmonisch moet zijn. Zonder dit komt men elkander niet na genoeg en is het niet mogelijk om het noodzakelijke contact te krijgen.
Zeker, wanneer ik het gestelde zelf niet kan verwezenlijken door gebrek aan mogelijkheden tot harmonie, is het nog altijd mogelijk een poging te doen iemand of iets in de omgeving te beïnvloeden. Maar er is dan eveneens een band mee nodig die betekent dat ik hetgeen er gebeurt mede zal ervaren. Ik kan mij aan de ervaring dus eenvoudig niet onttrekken wanneer ik de actie werkelijk wil volbrengen.
De relatie blijft bestaan en ik verander dus altijd door hetgeen ik doe met of aan een ander. Geestelijk gaat het zelfs zover dat er op grond van dit principe absolute persoonsversmeltingen voorkomen, maar ook wat men algehele persoonsscheidingen pleegt te noemen.
Je wordt als geest dan voor elkaar geheel onzichtbaar, onkenbaar. Je kunt je van elkanders bestaan niet meer bewustzijn. Want je moet als geest eerst het een of ander met een ander gemeenschappelijk aan inhoud kennen om tot een wederkerige erkenning en eventueel uitwisseling van gegevens te kunnen komen.
Ik heb nu zelfs de geest erbij gehaald en zelfs tamelijk uitvoerig. Maar de stelregel is daardoor nog niet veranderd: alles heeft zijn eigen uitstraling en elk wezen heeft daardoor, of het dit wil of niet, invloed op elk ander wezen. Zelfs materie kan door haar vorm en uitstraling invloed hebben op het leven daarom heen.
Wanneer u bestaat, hebt u invloed op anderen. Ook wanneer u dit niet beseft of wenst. U loopt ergens voorbij en voorkomt een ongeluk of veroorzaakt dit mogelijk, beide zonder het te willen en te weten. In beide gevallen was uw aanwezigheid kennelijk voldoende.
Ook door uw uitstraling kunt u de timing van een ander wijzigen met alle gevolgen van dien. Mogelijk meent u dat in dit geval van wederkerigheid moeilijk gesproken kan worden. Op het ogenblik dat door u, hoe dan ook, een beïnvloeding van anderen ontstaat, zal uw aura alle signalen die hiermede overeenstemmen ontvangen. Al is dit onderbewust, u kunt toch de gang van zaken niet uit uw wezen weren.
Natuurlijk is in vele gevallen niet van opzet of kwade wil sprake geweest. Er is dan ook geen schuldbesef aan verbonden. Je zult dan ook niet de noodzaak voelen dit op de een of andere wijze te compenseren. Wel heb je innerlijk een verandering ondergaan, waardoor eigen reacties, emoties en denken tenminste enige dagen iets van de norm afwijken en zo afwijkende ervaringen worden opgedaan.
Wanneer je op aarde leeft, komt dit er op neer dat men tot belevingen en ervaringen komt, waardoor het wezen van de invloed die je uitoefende ook tot een bewuste en herinnerde ervaring zal worden.
Wanneer u ook dit kunt volgen en aanvaarden, zal het u niet moeilijk meer zijn om te begrijpen waarom sommige wetten, die heel dwaas lijken, in zovele systemen en godsdiensten steeds weer gepredikt worden.
Verdraagzaamheid is bv. grote onzin wanneer je naar de feiten kijkt. Waarom zou jij anderen verdragen? Jou verdraagt men toch ook niet? En waarom zou je je naaste liefhebben, nietwaar? Wanneer je je naaste te zeer lief hebt, zal die naaste alleen maar misbruik van je maken en je daarom nog haten ook.
Het wonderlijke is dat hetgeen ik oreer, door hetgeen ik ben, niet alleen maar in mij een gebeuren bepaalt, maar ook in de ander. Wanneer ik mijn naaste lief heb, gaat het daarbij niet om de vraag wat die naaste ermee zal doen. Het gaat er alleen maar om dat door mijn liefde in die ander iets verandert, zelfs wanneer dit niet onmiddellijk merkbaar is en door die naaste niet beseft wordt. Het is mogelijk een in verhouding tot je wensen zeer kleine verandering, maar het vindt plaats. En niet bij één enkele mens, maar in allen waarmede je in contact komt. Maar die veranderingen spelen zich dan daardoor ook weer in mijzelf af. Hoe groter de liefde voor de naaste is, hoe sterker natuurlijk ook de invloed op de ander zal zijn.
Om enig beeld te geven: wanneer ik mij slechts zeer beperkt harmonisch voel met een ander, zal het mij vaak mogelijk zijn de ander te troosten. Is er al sprake van enige liefde, dan kun je zeggen: “Heb je pijn? Die zal ik wel even weghalen.” En gaat je liefde voor de naaste werkelijk heel ver, dan zeg je tegen de zieke: “Neem je bed op en wandel.”
Dit alles heeft niets te maken met magie, maar is gewoon het resultaat van een wederkerige beïnvloeding waarbij de innerlijke krachten waarover je beschikt, zo goed als de waarheid van je liefde, voor de naaste bepalend zullen zijn voor hetgeen er voor jou mogelijk wordt.
Misschien is dat ook wel de reden dat er zo weinig verkondigers van ‘Het Woord’ zijn die de wonderen doen die Jezus’ leerlingen nog gedaan hebben. Misschien is de reden dat zij te zeer zijn opgegaan in hun leer en te weinig in de liefde die zij voor de naaste moeten koesteren? Wat maar een vraag is.
Ik ben geneigd te stellen dat naastenliefde en verdraagzaamheid uiterlijk wel wat wrijvingen en lijden kunnen veroorzaken. Maar daar alles wat je voor anderen bent uiteindelijk terugslaat op jezelf, zal dit alles toch innerlijk een grotere kracht veroorzaken, want je krijgt immers terug wat je geeft.
Wanneer u ooit de Upanishaden en de Bhagawad Gita hebt bestudeerd, hebt u daarin reeds een visie aangetroffen die ongeveer als volgt luidt: “Ik ben het middelpunt van mijn wereld en al wat ik ben en doe is een signaal dat ik uitzend naar de wand van mijn wereld. Deze kaatst elk signaal weer naar mijzelf terug.” Wat een zeer vereenvoudigde weergave is natuurlijk.
Bovendien lijkt die stelling op het eerste gezicht onzinnig, tot je je gaat realiseren dat elke harmonie die je schept ook uit de wereld die harmonie naar je zal weerkaatsen. Dit kan niet worden vastgesteld aan je daden of je bankrekening zonder meer. Het betreft in de allereerste plaats je besef van leven en je innerlijk vermogen. Ook al wat je naar de wereld werpt aan haat, verachting, minachting, verwerping, keert tot je terug. Ook dit is misschien niet opeens en zonder meer kenbaar, maar wel in een gevoelswereld waarin de kracht die je uitzendt ook als tot jou gericht ervaren wordt.
Hoe zou het komen, denkt u, dat er vele mensen zijn die zoveel minachting koesteren voor anderen en juist daardoor steeds meer menen zich tegen de minachting en aanvallen van de wereld te moeten verdedigen, ofschoon die wereld hen in feite niets aandoet?
Er zijn vele entiteiten die eenvoudig door de signalen die zij mogelijk, zelfs onbewust, uitzenden, voor elkaar betekenis krijgen. Ik ken vele van deze gevallen in mijn eigen wereld. Daarom meen ik dit nog wel even verder door te mogen voeren.
Ik kan dan zeggen: Welk wezen dan ook in de schepping dat leeft en aanwezig is, het heeft een uitstraling. Dit betekent een contact met en waardebepaling voor elk wezen waarmede het, in welke wereld of op welk vlak dan ook, in contact komt, zoals het zelf daardoor wordt beïnvloed.
Elke beïnvloeding betekent een verwerking in de beïnvloede, waardoor deze op zijn beurt veranderingen teweeg brengt, ook in de uitstraling van degene die het eerste contact heeft veroorzaakt.
Daarmede heb ik, naar ik meen, een grondwet van de schepping te pakken die in ieder geval van kracht is en blijft zover het ons schepselen betreft.
Wij kunnen niet zijn zonder datgene wat wij zijn ook in anderen uit te drukken. Wij kunnen niets aan de wereld schenken – of wat dat betreft aan onze God – zonder het ook terug te krijgen.
Dat wij evolueren is zeker niet alleen een gevolg van hetgeen wij doen, maar vooral van hetgeen wij zijn en de relatie die hierdoor ontstaat tussen ons en al het levende zover wij daarmede maar enige band kunnen tonen.
Dit betekent natuurlijk nog meer. Bv. dat eenzaamheid mogelijk emotioneel of uiterlijk kan bestaan, maar dat zij nooit feitelijk kan zijn zolang er nog contact is met andere wezens – of het nu een hond, kat, mens, bloem, goudvis of iets anders is.
Je bent in dat geval niet wezenlijk eenzaam, omdat je nog voortdurend invloeden en daardoor veranderingen ondergaat. Word je je daarvan bewust, dan zul je als vanzelf met de invloeden die de wereld rond je in je heeft neergelegd een verandering van jezelf tot stand kunnen brengen. Dan komt in de plaats van het schijnbare tekort of de schijnbare leegte een nieuwe vervulling.
Deze zul je als mens mogelijk niet meteen emotioneel en mentaal kunnen verwerken. Eerst wanneer je begint te beseffen dat je contacten niet beperkt blijven tot mensen, dieren en planten, maar dat zij eigenlijk reiken tot alle elementen van de aarde en alle sferen van de geest zodra er maar een entiteit in de buurt is, dan weet je eindelijk ook voorgoed: ik kan niet werkelijk eenzaam zijn. Ik kan ook niet waarlijk verlaten zijn. Ik kan mij zo voelen, zeker, maar dat komt dan doordat ik mij niet bewust ben van al datgene wat er rond mij is.
Maar door datgene wat ik in mijzelf wek, roep ik in ieder geval weerkaatsingen van soortgelijke invloeden en gevoelens op, waardoor ik mij intenser eenzaam, ongelukkig etc. zal voelen naarmate ik mijzelf daar meer mee bezig houd.
U herinnert zich mogelijk nog de slogan: “keep smiling“, die tijdens de grote crisis in de USA nogal opgang maakte. U weet wel die tijd toen men overal vrolijk zong dat er een ‘bluebird on your shoulder’ zat. Maar als je er dan naar keek, was het in die dagen nooit deze vreugde beduidende vogel, maar ten hoogste iets wat hij had laten vallen. Een dergelijke kreet doet krankzinnig aan, klinkt wat Coué-achtig en reikt naar zelfbedrog.
Toch is de achterliggende gedachte ergens waar. Wanneer u het positieve zoekt te vinden in de wereld, trekt u ook het positieve rond u aan. Wanneer u neerslachtig bent, u hulpeloos of hopeloos voelt, trekt u gemeenlijk ook alle invloeden en mogelijkheden tot u waardoor dit gevoel en beleven alleen nog maar versterkt kan worden.
Wij zijn nu eenmaal op het ogenblik mede een product van alle invloeden die wij hebben ondergaan. Zeker, maar dat is niet alles: wij kunnen door de veelvuldigheid van beïnvloeding die voor elk van ons en in elke wereld die wij beleven voor ons bestaat steeds weer kiezen voor die zaken die wij voor onszelf het meest belangrijk vinden.
Wij kunnen proberen steeds weer te antwoorden op alle positieve invloeden en gedachten en ons daarop meer te richten dan op de meer negatieve feiten en invloeden. Zoals wij kunnen proberen steeds meer op het leven te reageren dan op dood, meer te reageren op liefde dan op haat, meer op geluk te reageren dan op angsten.
Wanneer wij onszelf bekwamen in dit kiezen voor het goede, hoeven wij daarom nog niet blind te zijn voor de feiten. Maar wij zullen uit de vele mogelijkheden die elk ogenblik bestaan voor onszelf – en mogelijk zelfs voor anderen die wij beïnvloeden – die elementen uit het geheel aan mogelijkheden naar voren halen die positief zijn en met ons harmonisch, in overeenstemming ook met hetgeen wij wezenlijk zijn.
Wij zullen zien wanneer wij op aarde leven dat ook de geest hierin wel degelijk een rol speelt, ook al kiezen wij deze niet zonder meer als ons belangrijkste punt van positief denken en harmonie. Want elke entiteit die in zich eenzelfde gevoel en streven kent, waarin eenzelfde probleem leeft ook, zal zich door uw positieve benadering juist in zeer positieve zin steeds meer bij u en uw leven betrokken gaan voelen.
Zeker, het zijn geen luidsprekersantwoorden die de geest u op vele van uw onzekerheden en problemen kan geven. Een geest die met een luidspreker op de hoek van een straat oproept tot staking of iets dergelijks is nu eenmaal, zover ik weet, nog niet uitgevonden. Maar dat is dan ook niet bepaald noodzakelijk. De band die u hebt met de geest betekent voor u immers ook de mogelijkheid tot een steeds weer harmonisch ontspannen zijn.
En dat betekent de mogelijkheid tot het even overwinnen van lichamelijke moeilijkheden, een even sterker zijn in jezelf en eigenlijk meer bereiken dan redelijk zou mogen worden verwacht en omstandigheden overwinnen waar je anders aan ten onder zou zijn gegaan.
De banden met de geest, de banden met al die andere levende wezens – in uw eigen wereld en elders – zijn van groot belang ook voor je bewustwording. Want daardoor bouw je in feite met allen waarmee harmonie mogelijk is ook de wereld op waarin je voor eigen besef leeft.
Ik ben mij ervan bewust dat – al heb ik dit alles zo eenvoudig mogelijk geformuleerd – er toch nog hiaten kunnen zijn of stukjes waarover u graag een nadere uitleg zou willen ontvangen. Ik wil voorstellen daarop echter eerst na de pauze in te gaan.
Deel twee
Zo vrienden, met vreugde constateer ik dat op één persoon – die om andere redenen dan mijn toespraak heen is gegaan – nog alles aanwezig is. Dat pleit gemeenlijk voor uw interesse en de inhoud van het gebodene. Wij gaan nu zien wat u te vragen en te berde te brengen hebt.
Vragen
Het is wel eens moeilijk positief te blijven. Ook heb ik het gevoel dat andere mensen het maar heel gemakkelijk vinden wanneer er iemand in de buurt is die positief is. Wat raad u mij aan?
Zuiver persoonlijke adviezen mag ik helaas niet geven. Wel wil ik het volgende stellen:
Natuurlijk vinden anderen het altijd prettig en vaak gemakkelijk wanneer er iemand in de buurt is die positief is. Maar juist omdat u beseft dat zij het prettig vinden, kunt u – wanneer u vergeet zich daarover te ergeren – nog positiever en sterker hierdoor worden.
Er zal wel eens misbruik worden gemaakt. Natuurlijk. Wanneer je je realiseert hoe anders het had kunnen zijn, reageer je mogelijk even wat negatief. Maar dat betekent alleen dat je dit extra op je boterham krijgt en het dus nog zwaarder te verantwoorden krijgt.
Het lijkt mij dus voor u beter en verstandiger om toch altijd weer naar een positieve waarde, mogelijkheid of ervaring te zoeken. En lukt dat u niet, loop dan even naar buiten en kijk of er daar iets is wat voor u in deze omstandigheden wel een positieve ervaring betekent.
Ten laatste wil ik nog opmerken dat elke mens op aarde zijn eigen moeilijkheden en onevenwichtigheden heeft. Wanneer hij die niet zo hebben, zou hij niet meer op aarde leven, geen ‘mens’ meer zijn.
Wanneer je van jezelf weet dat je die dingen hebt, kun je mogelijk het volgende onthouden: zolang als je nog van het leven kunt houden, zolang als er nog iets is wat mooi is, iets is waardoor je voor een ogenblik verrukt en stil kunt zijn, is er ook altijd nog voldoende op aarde voor je te vinden waaruit je de kracht kunt putten om voort te gaan, omdat je positief blijft ondanks alle ellende. Juist levende, zul je ontdekken dat je uit onverwachte hoek meer leven, steun en liefde terug krijgt dan je ooit verwacht had.
Maar begin nooit te verwachten dat, wanneer jij nu maar positief genoeg bent, daar een zeer bepaald resultaat door behaald wordt. Want de resultaten zijn nu eenmaal te zeer afhankelijk van de wisselwerking die er tussen verschillende wezens bestaat om daar redelijk een beeld aan de kunnen verbinden dat ook in vervulling gaat.
Is het mogelijk dat door overdracht van concrete belevingen van het ene wezen op het andere bepaalde ervaringen, stoffelijk of anderszins, door de ontvanger niet hoeven te worden doorgemaakt?
Een wat moeilijke vraag. Wanneer u een ander heel plastisch kunt laten beleven wat een lekkere moorkop is, dan moet u niet verwachten dat de ander uitroept: “Hoe lekker, ik ben nu zat!” In tegendeel, hij krijg juist trek.
Je kunt ervaringen niet met iemand delen wanneer deze niet behoren tot datgene wat voor hemzelf belangrijk is. Maar in dat geval zal de ander hierdoor juist gestimuleerd worden tot verdere en geheel eigen belevingen. Je kunt dus nooit tegen een ander zeggen: “Ik heb het al gedaan, dus jij hoeft het niet meer te doen.”
Wel kun je zeggen: “Door mijn ervaringen met je te delen, maak ik het je mogelijk om het beter te doen.” Toch is dit antwoord niet volledig.
In de geest zien wij vaak dat iemand bepaalde ervaringen heeft opgedaan, maar daardoor wel wat eenzijdig geleefd heeft. Het is mogelijk dat een ander daar dan een soortgelijke ervaring naast legt – overdraagt – waardoor de eerste opeens denkt: dan moet ik mijn eigen ervaren anders waarderen.
Er is dan geen behoefte meer tot herhalen van die ervaring of om de ervaring op de wijze van de tweede door te maken. Deze ervaring behoort niet tot de opmaak, de noodzaken van de eigen persoonlijkheid. Wel geeft zij iemand een juistere visie op eigen beleven. En daardoor zal die persoon dan ook juister en beter kunnen kiezen en reageren.
Het is dus zeker in de geest wel mogelijk iemand bij te staan bij het oplossen van eigen problemen en het verkrijgen van nieuwe inzichten, maar je kunt niet iemand daardoor vrijwaren voor het vervullen van datgene wat in diens eigen wezen als belevingsnoodzaak aanwezig is.
Jozef Rulof schreef over kunstenaars in de sferen die kunstenaars op aarde inspireren. In hoeverre heeft dit met afstemming en beïnvloeding te maken?
Dit inspireren berust inderdaad op waarheid, zij het niet geheel zoals in dit geschrift wordt gesteld. Wanneer iemand in zich in de geest schept, zo heeft hij soms de behoefte ook anderen daarvan iets te laten beleven.
De moeilijkheid is echter dat je niet willekeurig de een of andere kunstenaar kunt gaan beïnvloeden. Het is in feite voor de inspiratie belangrijker dat de ander harmonisch is in denken en gevoelswaarde, dan dat deze uitvoerend als goed vakman of vrouw, kunstenaar of kunstenares tot veel in staat is.
Wat betekent dat vele inspiraties vanuit de sferen op aarde technisch nogal onbeholpen weer worden gegeven. Er is echter een andere mogelijkheid. Er bestaat kans dat terwijl je als geest iets in jezelf schept een ander met soortgelijke denkbeelden bezig is en zich met je schepping verwant voelt. Het beeld wordt dan deels, soms geheel, overgenomen, ook al zal de kunstenaar op aarde al lang weer een andere emotie kennen en andere denkbeelden vormen.
M.a.w.: op aarde zal dus de neiging ontstaan om na afloop van het inspirerende contact, volgens eigen waarde, de arbeid te corrigeren waarmede je mede op grond van geestelijke invloed bezig bent.
Vaak zijn de inspiraties schijnbaar onbelangrijk: zo kan bv. een zanger duidelijk worden gemaakt dat een zeer kleine verandering in tempi een zeer grote verandering in uitdrukking geeft aan een lied.
Een schilder krijgt opeens de inval dat met enkele vegen van een andere kleur de bedoeling sterker tot uiting komt, of door een enkel vlak een wat andere kleur te geven een geheel nieuwe evenwichtigheid – of onevenwichtigheid – ontstaat in het werkt dat hij schept.
Op deze wijze bestaat er dus inderdaad een wisselwerking. Maar je kunt niet zeggen: “Ik ga gewoon hier staan en laat de geest nu maar komen.” Want dan ben je te zeer passief. Alleen wanneer je zeer mediamiek bent en al eerder contacten hebt gehad, kan een dergelijke wijze van werken tot resultaten voeren.
Maar wanneer je bezig bent met iets en je daarbij bv. op een hogere waarde concentreert die je probeert uit te beelden, dan is er een mogelijkheid dat iemand die het denkbeeld – dus niet de vorm van uitbeelding – met je deelt, je gaat inspireren en daardo0r aan de uitbeelding die nog steeds van jou blijft een heel apart karakter en vaak zelfs een bijzondere finesse geeft.
Is het mogelijk om mensen in depressieve toestand door positieve uitstraling en of gesprekken wezenlijk te helpen? Kunt u te dien aanzien advies geven?
Dit is een vraag waarin bij de beantwoording helaas ook de menselijke psychologie een rol dient te spelen. Want er zijn vele mensen die de beperkingen van hun eigen activiteit en hun eisen t.a.v. anderen in feite baseren op een pessimisme en een doorgevoerd negativisme, waaruit zij dan voor zichzelf een bestaansrecht en eerrechten op anderen menen te putten. Het zal u duidelijk zijn dat het erkennen dat eisen of het recht zo te bestaan voor dergelijke mensen een grote omwenteling zou betekenen. Zij zouden dan anders moeten gaan leven en denken en juist dit kunnen zij in feite niet aan.
Dan kun je hen nog wel positief beïnvloeden en zij kunnen dit ook nog wel innerlijk voelen. Maar hun reactie zal dan zijn: “Ach wat, onzin. Ik heb …. ik ben ….” Met als gevolg dat er geen kenbare resultaten optreden.
Positief praten met iemand die negatief is, heeft gemeenlijk weinig of geen uitwerking. Wanneer iemand werkelijk zeer negatief is, heeft het een zin deze ertoe te bewegen zijn eigen negativisme te uiten.
Wanneer u dan denkt dat het al te gek wordt, ga er niet tegen in maar praat mee en overdrijf het. Zink samen weg in een dal van tranen tot de ander bang wordt dat u de concurrentie bent. Dan wordt hij vanzelf positiever.
Want zoals ik al opmerkte, speelt bij dergelijke gevallen de psychologie een grote rol. Maar pas dan wel op dat u bij dergelijke uitingen in uzelf positief gestemd blijft, dat u altijd nog wel een kans voelt om het nog weer beter te maken.
Wanneer u dit naar de ander uitstraalt en deze wordt misselijk van uw uiterlijk beklag en uw ellende, zal hij als middel van zelfverdediging uw positieve uitstraling in zich opnemen en daardoor een eind hoger in de richting van positief denken en leven gaan dan hij zonder uw hulp zelf in een dergelijke tijdsspanne had kunnen komen.
Is de mens in bepaalde gemoedstoestanden als bv. bij meditatie en concentratie gemakkelijker door de geest te beroeren?
Alweer een vraag waarop het antwoord op zijn minst wat ambiguous moet zijn. Wanneer u mediteert en in die meditatie feitelijk bezig bent met geestelijke werelden of toestanden, dan zult u voor alle krachten die in die werelden of toestanden bestaan inderdaad gemakkelijker te bereiken zijn.
Het betekent echter gelijktijdig dat u ongevoeliger bent geworden voor alle signalen en krachten die niet behoren tot de wereld of toestand waarop u zich geconcentreerd hebt.
Het is dus niet zo dat u zonder meer en in elk opzicht gemakkelijker te beïnvloeden en te bereiken zult zijn. Wel is het zo dat u komt tot een zekere eenheid met degenen die uw punt van concentratie of meditatie met u delen en de emotionele achtergrond daarvan vooral ook met u enigszins gemeen hebben.
Het alleen maar zitten van de Zen, waarbij alle gedachten uit het hoofd worden verdreven, schept dat wellicht een toestand waarin meer algemeen de geest je benaderen kan?
Neen. Want dit leeg zijn betekent geheel neutraal zijn. U drukt het wat eigenaardig uit, want het zou kunnen schijnen dat u meent dat het zitten in Zen gelijktijdig een vorm van leeghoofdigheid zou betekenen. Ik ben van mening dat je die leeghoofdigheid bij bepaalde andere activiteiten eerder aantreft.
U moet u realiseren dat neutraal zijn in feite betekent: door alles beroerd kunnen worden en toch door niets beïnvloed worden. Zen is de school van de absolute beheersing, het meesterschap over jezelf, de erkenning van de wereld om je heen en gelijktijdig de erkenning van een innerlijke betekenis die sterker is dan de erkende wereld.
Daardoor is men in die toestand lang niet altijd gemakkelijker te beroeren. Wat een reden zou kunnen zijn om blij te zijn. Wanneer je in contact zou komen met een zenmeester en de zenmeditatie op de in het Westen gebruikelijke wijze, zonder gelijktijdige lichamelijke training zou proberen te verwerken, zo ben ik bang dat u juist geestelijk menige opdonder te verwerken zou krijgen.
Zegt bv. de genegenheid van honden iets omtrent de geestelijke inhoud van de betrokkenen of omtrent diens vroegere incarnaties
Over het algemeen niet. De genegenheid van honden zoals mensen die beschouwen, berust in feite op het erkennen van een leider. Een leider volg je in de hondenwereld, of deze nu vriendelijk voor je is of niet, zolang hij maar de sterkere is.
De mens neemt de plaats in van die leider, hij is je baas. Je probeert dan ook die mens voortdurend duidelijk te maken dat je je onderwerpt om zo voor jezelf een zekere erkenning op je eigen plaats te verwerven.
De genegenheid die een hond uiterlijk toont hoeft dus niets te zeggen over de geestelijke inhouden en toestand van de meester of meesteres.
Wel speelt er iets mee. Wanneer de hond niet te zeer uitbundig is en harmonisch reageert – dus niet een steeds alle bewegingen volgen van baas of bazin, want dit kun je hem aanleren – blijkt een gevoeligheid voor de emoties van de mens te ontstaan.
De mensen zeggen dan dat het wel schijnt dat de dieren alles wat er gezegd wordt tot hen verstaan. Dit kan gelden als bewijs dat er inderdaad een grote harmonie bestaat tussen mens en dier.
Waar deze harmonie bestaat zal de mens t.a.v. het dier tenminste positief ingesteld zijn en kunnen wij aannemen dat die positiviteit in deze mens dan ook op menig ander gebied kan bestaan. Want laat ons niet vergeten dat vele mensen vooral van dieren houden omdat zij de mensen haten.
Kunt u nog iets over die incarnaties zeggen?
Daar kan ik weinig over zeggen. Het is mogelijk dat u door vroegere incarnaties sterk gebonden bent met een bepaald wezen, een dier. Maar daar is geen peil op te trekken, want een dergelijke relatie tussen dier en mens zal niet zonder meer en altijd in het heden kunnen worden voortgezet.
Wat je wel krijgt wanneer er een band is op grond van een verleden – mogelijk in een andere vorm en relatie dan de huidige – is spontane erkenning van de mens door het dier en een al even spontane adoptie van het dier – emotioneel – door de mens.
Er is dan sprake van een emotionele en psychologisch niet geheel te verklaren band tussen beiden, die bij de mens even intens zal blijven bestaan wanneer het dier overlijdt of de mens sterft.
Voor de ander blijft de band dan bestaan en beïnvloed de gedragingen in zo grote mate, dat zelfs de normale drang tot zelfbehoud hierdoor kan worden onderdrukt.
Er is dan in feite sprake van een ten dele door beiden gedeeld gevoelsleven en soms zelfs deels bewustzijn. Dit kan aanleiding worden tot een zich steeds weer in de omgeving van de nog levende mens te manifesteren van het dier, zonder dat hiervoor enige aanleiding schijnt te bestaan. Deze bezoeken houden eerst op wanneer het dier voor een volgende incarnatie in aanmerking gaat komen.
Heeft een dergelijke sterke band bij volgende incarnaties gevolgen voor het dier?
Dat kan zij hebben. Maar dat is niet alleen wanneer men denkt over banden met mensen. Je kunt het geheel mogelijk nog het beste als volgt omschrijven:
Wanneer in een dier een grote genegenheid en gevoel van verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid tegenover enig ander wezen ontstaat, los van de instinctieve drang, betekent dit een verbreking van de eenzijdige en door het dier gemeenlijk alleen uit het eigen ik beschouwde wereldvoorstelling.
Hierdoor bereikt het een reeks van nieuwe ervaringen en het verwerken daarvan neigt ertoe voor het ego van het dier hogere incarnatietrappen toegankelijk te maken.
Geldt dit ongeacht voor dier of plant. Of heeft het bij een plant minder betekenis?
Dat maakt niet veel uit. Een schildpad kan mogelijk hierdoor een volgende keer als hond incarneren en misschien wordt de hond wel een werkgever; je kunt nooit weten. En de plant wordt mogelijk een vlinder. Wat hopelijk voldoende zal zijn op dit punt.
Hoe kun je definiëren welke invloeden bv. voortkomen uit hormonale onevenwichtigheid of uit de directe omgeving, vanuit de geest of vanuit jezelf?
Dat is bij vrouwen en in zekere mate ook bij mannen nogal afhankelijk van de leeftijd. U moet mij maar vergeven dat ik daarop wijs.
Maar het zal u bekend zijn dat in het vrouwelijke lichaam een langere periode van grote hormonale onevenwichtigheid pleegt te ontstaan – gemiddelde duur tussen de 5 en de 10 jaren – dat het gehele contact met de wereld hierdoor mede bepaald wordt en in feite geen sprake meer kan zijn van een onvervalst opnemen van invloeden van buitenaf. Deze periode gaat bij de meeste vrouwen in kort na het aanbreken van de menopauze.
Bij de man is in feite ook sprake van een dergelijke verandering, ofschoon deze vaak eerst op veel latere leeftijd plaats zal vinden. De onbeheerstheid die hierdoor ontstaat is wel geringer, maar telt toch in dit opzicht wel degelijk mee.
Deze periode buiten beschouwing latende, kunt u het ongeveer als volgt stellen: op het ogenblik dat er stemmingen ontstaan zonder lichamelijke associaties en zonder dat hierdoor een directe en kenbare oorzaak in de eigen wereld bestaat, kunt u wel aannemen dat hier sprake is van een beïnvloeding. Het betreft dan gemeenlijk een wederkerige beïnvloeding op hetzij stoffelijk hetzij geestelijk niveau.
Een dergelijk contact betekent dan een soort innerlijke verrijking en verandert vaak eigen denken en gevoelsleven, ook wanneer er geen sprake is van een daadwerkelijke uitdrukking daarvan in eigen wereld of zelfs maar van in stoffelijke beelden uit te drukken voorstellingen.
Misschien lijkt het moeilijk de zaken op deze wijze uiteen te houden. Wanneer u oplet, zult u echter ontdekken dat u soms een blijmoedigheid kent die geheel niet samenhangt met iets wat gebeurd is. U bent misschien alleen naar even ergens geweest, hebt even stil gestaan. Mogelijk was er een zeer blij en positief ingestelde persoon in uw buurt. U beseft mogelijk niet eens dat die ander er is, maar hebt even het gevoel dat u wat meer adem krijgt en gaat opgelucht en innerlijk wat blijer verder.
Dan is er dus sprake geweest van een dergelijke beïnvloeding, of moet ik zeggen wisselwerking? Deze vond dan plaats op auraal of mogelijk zelfs geestelijk niveau.
Wanneer u zonder enige reden opeens droefgeestigheid ervaart en er is geen lichamelijke aanleiding voor te vinden, dan moogt u aannemen dat deze gevoelens op zijn minst gewekt zijn door een signaal van buitenaf. In dit geval kunt u deze tendens tegenwerken door u steeds weer bewust te zijn van uw eigen positieve instelling.
Zelfs wanneer u een fout maakt is het mogelijk deze te corrigeren. Want wanneer hormonale invloeden een rol spelen, zal het voor u heel wat langer duren voor u een dergelijk gevoel erkent voor wat het is en het door uw eigen positieve instelling kunt overwinnen. Ik denk hierbij weer voornamelijk aan de vrouw – de mannelijke cyclus is zwakker en van minder directe invloed – kort voor en tijdens vooral de eerste dagen van de menstruatie.
De cyclus brengt in de vrouw – en ook in de man, al vergeet men dit al te vaak – een verandering van interne secreties en daarmede een verandering van hormonaal evenwicht tot stand. Deze heeft niet alleen invloed op het lichamelijke bevinden, maar ook op denkprocessen, reacties en voorstellingen.
Varianten die in u bevinden en gevoelsleven die zonder kenbare lichamelijke oorzaak ontstaan, komen echter meestal van buitenaf. Ik zeg hierbij beperkend meestal omdat je als mens nu eenmaal nooit geheel in staat zult zijn na te gaan op welke ogenblikken de geest het lichaam domineert en wanneer eerder het omgekeerde optreedt.
Vraag onverstaanbaar.
U stelt het verkeerd. Rond de menstruatie is er geen sprake van een grotere gevoeligheid door indrukken vanuit de geest e.d. Deze blijft ongeveer gelijk. Wel zal tijdens genoemde periode een veel grotere neiging bestaan om signalen, contacten vanuit de geest en andere met emoties te verbinden.
Er is dus een meer emotionele beleving van alles wat vanuit de eigen en andere werelden ontvangen wordt die zelfs vertekenend kan werken. Maar de gevoeligheid voor beïnvloedingen blijft in wezen hetzelfde.
Alleen krijg je wel rond de derde dag van de menstruatie – dit is typerend – een korte schokperiode. Deze bedraagt 36 uur maximaal. In deze tijd is er een neiging tot algehele daadloosheid. De gejaagdheid die vaak hieraan verbonden is en de lusteloosheid die eveneens hierbij nog op pleegt te treden, maken dan even voor een zekere ontspannenheid plaats.
In deze periode – die u ook bij uzelf zult kunnen constateren – neemt u meer van anderen op dan normaal beseft wordt. Maar dit is dan te danken aan die ‘rustperiode’ en dus aan de gelaten mentaliteit die zo afwijkingen van de norm eerder constateert. Al wordt het geheel dus wel door hormonen mede bepaald, zo is het toch de toestand waarin men mentaal verkeert, eerder dan de lichamelijke conditie zonder meer, die deze tijdelijke stijging van gevoeligheid bepaalt. Een dergelijke gevoeligheid kan 00k ontstaan bij mensen die verhongeren, wanneer na de eerste hongerpijnen een periode van rust en intreedt.
Hoe zit het met de wederkerige beïnvloeding tussen mens en mineraal, edelsteen?
Mineraal en edelsteen zijn in feite kristalvormen. Kristalvormen zijn feitelijk in de materie vastgelegde spanningsroosters met een moleculaire of soms zelfs atomaire aard.
Een dergelijk rooster – omdat het in zich evenwichtig is – heeft bij storingen de neiging het evenwicht weer te herstellen. Het bezit dus een grote veerkracht.
Indien echter bij een gevormd kristal alle vlakken en daarmede de spanningsroosters een gelijke extra spanning opnemen of verliezen, blijft het evenwicht gehandhaafd. Daardoor zal het kristal, naarmate het stabieler van vorm is, ook de ontvangen invloed langer behouden.
Dit betekent dat een edelsteen of mineraal niet direct invloed op een mens zal hebben door de eigen inhouden alleen. Wel staat vast dat invloeden van de mens, mentale en emotionele, worden opgenomen onder omstandigheden en deze langere tijd kunnen worden uitgestraald. Dit geschiedt dan in de eigen resonantiefrequentie die dus door de vorm van het kristal en de daarin bestaande spanningen bepaald wordt.
Dit houdt in dat vooral bepaalde edelstenen zeer veel menselijke emoties en zelfs intense denkbeelden op kunnen nemen, maar deze dan ook weer even intens, maar gedurende langere tijd, naar alle daarvoor geschikte ontvangers in de omgeving blijven uitstralen.
Vandaar de verhalen over vloek brengende diamanten die een spoor van moorden achter zich laten. Dergelijke stenen zijn niet zelf boosaardig. Zij hebben eens een aantal beelden van begeerte en dood opgenomen en wekken daardoor bij eenieder die in de buurt komt soortgelijke associaties. Ook de angsten van een slachtoffer dat stierf in de buurt van de steen worden opgenomen en kunnen dus de drager of bezitter van een steen beïnvloeden. De steen ‘zet niet aan’ tot moord, maar veroorzaakt een mate van irrationaliteit in zijn omgeving, die op den duur een uitlokking van geweld gelijk schijnt te komen.
En de invloed van gesteenten op de gezondheid van mensen? Sommigen dragen bepaalde stenen bij zich en beweren dat zij daardoor beter worden.
Er zijn ook mensen die altijd kastanjes op zak hebben, mensen die een stukje echte paardenvijg drogen, inpakken in leer en vervolgens op de blote huid dragen. Ook deze mensen worden volgens hun eigen verklaringen hierdoor gezonder.
Laat ons niet vergeten dat een groot gedeelte van de invloed van dergelijke stenen, amuletten, talismans berust op een vorm van een zeer sterke en voortdurende zelfhypnose of zelfsuggestie, wanneer de mens zich maar ervan weet te overtuigen dat hij iets bij zich heeft waardoor het beter kan gaan. Hij gelooft dan dat het beter zal gaan, maakt hierdoor voor zich – althans voor eigen bevinden – dat het inderdaad beter gaat, vertrouwt zo meer op amulet, steen enz. waardoor deze voor hem nog beter gaan werken.
Opvallend is dat wanneer het dan toch een keer fout gaat men niet zegt dat dit de schuld is van de steen, het amulet e.d., maar zichzelf aansprakelijk acht.
Wanneer u spreekt over resultaten die men ermee behaalt, dient u dit alles niet uit het oog te verliezen.
Nu iets anders: zoals al gezegd bezitten de kristallen allen volgens eigen kwaliteit en aard spanningsroosters die in feite de opbouw van het kristal bepalen. Maar zoals ik al opmerkte, nemen deze roosters ook bepaalde spanningen van buitenaf op en geven die eventueel weer af. Nu zijn er stenen als bv. het bergkristal, waarbij dit rooster als een soort filter voor bepaalde frequenties functioneert. Soms zet het deze ook om, geeft dus een wat andere frequentie af dan het opving.
Binnen de aura kan dit soms betekenen dat een bepaalde steen uit de aura zekere trillingen tot zich trekt om daarvoor licht gewijzigde trillingen af te geven. Soms ook buigt het bepaalde trillingen af of doet deze uiteenvallen, ongeveer zoals een prisma licht buigt en uiteen doet vallen.
In deze gevallen kun je zeggen dat de steen de aura ‘reinigt’ door het omvormen of diffuseren van bepaalde delen van de uitstraling. In andere gevallen worden van buitenkomende uitstralingen opgevangen en veranderd of gediffuseerd. Hierdoor verandert de spanning in het zenuwstelsel enigszins en dit kan weer lichamelijke gevolgen hebben – die echter gering blijven. Bergkristal heeft een eigen nogal sterk elektromagnetisch veld.
Dit houdt in dat het onder bepaalde omstandigheden spanningen in het zenuwstelsel kan egaliseren, maar niet opheffen. De werking zal dan nog het beste tot zijn recht komen wanneer de steen gedragen wordt tegen dat deel van het lichaam waarvan – door een uitstulping in de infrarooddelen van de aura – kan worden aangenomen dat ongewone spanning van de neuronen een feit is.
Nogmaals: de steen geeft geen feitelijke energie en neemt deze ook niet weg, maar kan wel gelijkmatigheid bevorderen zoals ongeveer een condensator doet bij wisselende spanningen.
Ten slotte dit: besef dat de wereld altijd zichzelf zal zijn, ook voor u. U kunt de wereld niet dwingen u alles te geven wat u daarin graag zou vinden. Wel kunt u de wereld selectief benaderen door haar voortdurend te confronteren met het positieve wat in u bestaat. U zult dan – ondanks alles, want het merendeel van de feiten blijft bestaan – uit die wereld ook positieve antwoorden terug ontvangen.
Heb je dit eenmaal ervaren en gevonden, dan is het voor jou geestelijk zowel als stoffelijk waar dat een mate van rust gevonden kan worden. Rust, dus niet als slaap, maar als een ontspannen zijn, waardoor je de jacht van de uren een ogenblik vergeet, het geroezemoes rond je even geheel kunt aanvaarden en voor een kort ogenblik in jezelf even gelukkig kan zijn.
Dit en al wat daaruit volgt, is in de allereerste plaats de zin van het onderwerp dat wij vandaag tezamen bespraken. Zeker, je kunt natuurlijk heel veel voor anderen doen die bv. bezeten zijn. Maar weet u wanneer zij werkelijk bezeten zijn? En wanneer je al uitroept dat iets bezetenheid als oorzaak heeft, weet je dan zeker dat je daardoor niet de bezetenheid van een psychiater vergroot? Je kunt door dit innerlijk geluk vaak iets in je werkelijkheid verhelpen. Besef dat dit nooit mogelijk zal zijn wanneer je niet eerst in jezelf die rust en vrede weet te vinden. Dan helpt dit onderwerp u misschien ook om geestelijk en stoffelijk meer te bereiken.