Weg naar de Bron van het ik

image_pdf

14 februari 1985

Hier zijn eerst een aantal punten te vermelden. Allereerst, het ik is een zeer gecompliceerd geheel. Wij kennen het stoffelijke ik waarin een groot aantal hereditaire herinneringen aanwezig zijn: instinctreacties. Wij kennen daarnaast de totale lichamelijke evenwichtigheden van de interne secreties tot de verschillende zenuwstromen en levensstromen toe. Die bepalen eigenlijk hoe je jezelf ziet, maar ook hoe je de wereld ziet en hoe je op de wereld reageert. De wereld van dit ik is een driedimensionale, een zintuiglijke. Dan hebben we een geestelijk deel van het ik, dat bevat een aantal bestaansherinneringen. Men zegt ook wel: vorige incarnaties. Er zijn verder daarin een aantal stoffelijke niet toegankelijke herinneringen aan vormen van geestelijk bestaan. Daarin berusten een aantal krachten, een aantal vermogens, die soms voor een stoffelijke mens tot uiting kunnen komen in de ontwikkeling van paranormale gaven.

Boven dit ik staat weer het z.g. harmonische model waarover wij al hier hebben gesproken. Het ik is namelijk deel van een totaliteit. Zodra je op dit hoger niveau komt, realiseer je je dat je een voortdurende wisselwerking hebt met een groot aantal andere delen van het Al.

Kom je nog iets verder, dan begrijp je dat dit deel waartoe je behoort op zichzelf ook weer een functie heeft t.a.v. andere delen van de kosmos. Achter dit alles ligt dan de bron waarin het ik‑zijn, geloof ik, niet bestaat zoals wij het kennen. Het is een totaliteit in wezen tijdloos, ook ruimteloos omdat er geen besef van tijd en ruimte aanwezig is. Het schijnt zich te kenmerken (ik moet hier afgaan op hetgeen men mij heeft gezegd van bepaalde theorieën) door een enorme hoeveelheid energie. Datgene wat wij zijn en doen, schijnt ongeveer uitdrukbaar te zijn als stroming tussen verschillende potentialen in dit geheel van energie.

Hiermee hebben wij dan een ruwe schets. Wij weten in ieder geval wat er onder ‘ik’ zo al verstaan kan worden. Nu is de weg naar de bron van het ik in de eerste plaats een weg naar jezelf. Daar kun je niet aan ontkomen. Je moet jezelf eerst leren aanvaarden zoals je bent. Mensen zeggen: je moet jezelf leren kennen. Ze vergeten echter daarbij dat kennen gebaseerd is op de waarnemer. Maar de waarnemer, ben je zelf. Dus als je denkt dat je jezelf kent, dan misleid je je omtrent jezelf. Het is veel verstandiger te zeggen: ik moet aanvaarden wat ik bén. Want op het ogenblik dat je niet bezig bent jezelf te beoordelen, maar alleen jezelf waar te nemen in al je uitingen maar ook in je innerlijke processen, ontstaat er een erkenning van hetgeen je op dit moment bent. Ik neem aan, dat de mens daarbij weinig of geen onderscheid zal kunnen maken tussen de delen van zijn persoonlijkheid die gevormd zijn op genetische gronden en op datgene wat uit de maatschappelijke omgeving (de conditionering) tot stand is gekomen. Dat doet echter allemaal ook niet zozeer ter zake.

Als wij kunnen uitgaan van het standpunt dat het ik, ongeacht de wijze waarop het zelf het leven ondergaat, in alle functies en geledingen van zijn bestaan zinvol is, dan hebben we in ieder geval één punt gewonnen. Wij zijn een stap verder gegaan en wij komen daardoor gemakkelijker tot aanvaarding van bepaalde waarden uit de geest die stoffelijk nog wel enigszins te vertalen zijn. Ik zeg: enigszins, want het is duidelijk dat een wereld van de geest zover afwijkt van alle referentienormen dat het niet mogelijk is om dit volkomen getrouw en gelijkluidend te vertalen. Wat je doet is in jezelf gelijkenissen ervaren. Maar die gelijkenissen maken dan toch een deel van het geestelijke ik toegankelijk.

Zodra je op aarde de krachten van de geest mede gaat ervaring kun je de volgende stap wagen. Mensen noemen dat waarschijnlijk kosmisch bewustzijn. Anderen spreken over: niet denken. Nu is niet denken iets wat bij mensen veel meer voorkomt dan kosmisch bewustzijn. Men bedoelt daarmee, dat de rationele processen, die de mens over het algemeen kenmerken, stilliggen. Er is geen onderscheid meer tussen een intuïtie en een rationele erkenning. Er is geen onderscheid meer tussen droom en werkelijkheid. In een dergelijke wereld ontmoeten we de krachten waarvan wij deel zijn. Nu zullen wij die nooit kunnen ervaren zoals ze zijn. In een stoffelijke vorm zeker niet. In een geestelijke vorm alleen onder zeer groot voorbehoud, want wat wij ervaren, is in de eerste plaats de inwerking die iets op ons heeft, niet het wezen zelf. De essentie blijft ons ontgaan. Maar als we gaan erkennen welke krachten er op ons inwerken, dan worden we langzaam maar zeker ook gevoelig voor een erkenning van krachten als een geheel dat onze wereld bepaalt. Dan vallen vormen eigenlijk weg en komen daarvoor in de plaats dingen die we misschien intenties zouden kunnen noemen, maar dan niet intenties van onszelf maar van het Onbekende. Men spreekt dan over God.

Wat is God eigenlijk? God is de vaagheid waarin wij ons onbesef verhullen door een nederig neerknielen in aanbidding voor iets wat we niet beseffen. Laten we eerlijk zijn. Wij weten niet wat die kracht is. En als wij er een naam aan geven, dan hebben wij het wel benoembaar gemaakt maar niet begrijpbaar. Maar goed, laten wij het God noemen.

Deze kracht wordt dan beleefd. Die beleving wordt weer door ons vertaald. Ze kan de vorm aannemen van bv. roeping tot priesterschap, tot filosofische ontwikkeling, magische inwijding of wat anders. Dat is de manier waarop wij het uitdrukken. De roeping, zoals wij die ervaren, is in feite een hoge uitdrukking van een harmonisch principe, dat we in onze eigen wereld meestal niet volledig kunnen waarmaken. Als wij die harmonie eenmaal vinden, dan blijkt dat in onze wereld het ik een ruimte gaat vormen die een beetje is afgezonderd. Het is erf stil, wanneer je in jezelf gaat. Er zijn gaan strijdvragen. Er is geen moeizame tocht. Er is alleen maat een beseffen. En dit beseffen is vreemd genoeg gelijktijdig vredig, om niet te zeggen vreugdig en lichtend. Het is alsof daar iets ons omringt dat alles zou kunnen onthullen, als wij het maar zouden zien. Deze toestand is meestal voor de mens op aarde de hoogste ervaring: het is een mystieke ervaring.

Geestelijk kun je nog iets verder gaan doordat je de krachten buiten je gaat begrijpen niet alleen als iets wat een deel van jezelf is, maar ook als een vaste invloed die toch datgene wat je zelf bent mede bepaalt. Er wordt een relatie ontdekt. Deze ontdekking op zichzelf is natuurlijk ook maar een punt op een weg, meer niet. Maar je kunt dan langzaam groeien in die vrede en de krachten daarin steeds intenser gaan beleven. Het is dan niet meer ‘God roept mij’ maar a.h.w. het profetische woord ‘God spreekt door mij’. En ook het magische woord ‘God werkt door mij’. Wij voelen ons deel van een groter geheel. In dit deel‑zijn vervaagt eigenlijk een groot gedeelte van onze ervaringen.

Wij kunnen normalerwijze ons eigen voorbehoud natuurlijk blijven behouden. Wij zijn net zo vervelend en eigenzinnig als we voor die tijd waren. Denk maar aan de profeet, die een stad moest aankondigen dat ze zou ondergaan, indien ze zich niet bekeerde. De goede man ging toen op veilige afstand onder een boom zitten om het spektakel te zien. Maar het ging niet door. Als er ooit een profeet was die lichtelijk gevloekt heeft, dan was het deze wel. Profeten vloeken trouwens meer dan u denkt. De meeste mensen denken: profeten vervloeken alleen. Maar ze vloeken zodra een vervloeking niet uitkomt.

Een fase van bestaan waarin je langzaam maar zeker een eenheid gevoelt, brengt een vervreemding van de zintuiglijke wereld tot stand. Je zou kunnen zeggen in vergelijkende opbouw. Als wij de zintuiglijke wereld van de mensen drie-dimensionaal noemen, dan kunnen wij hun rationele wereld een vier-dimensionale noemen, een geestelijk bestaan een vijf‑dimensionale. Maar als je door verschillen heen komt, dan vallen er zoveel dingen samen en gelijktijdig worden zoveel nieuwe mogelijkheden en samenvoegingen kenbaar dat je misschien wel over negen dimensies zou kunnen spreken. Dit alleen, nogmaals, vergelijkend gebruikt.

In deze nieuwe wereld kom je, tot belevingen die je niet kunt uitdrukken. Je kunt ze ook niet verwoorden in jezelf. Je kunt er geen beelden aan verbinden. Het is een vaagheid. In die vaagheid zit een enorm gevoel van kracht, van vermogen. Wanneer je op weg bent naar de bron van het ik, dan komt er een ogenblik dat je die kracht voelt en gaat gebruiken. Je werkt dan met kracht. Je bent misschien een wonderdoener geworden of mogelijk noemt de wereld je een genie. U weet, een wonderdoener die zijn wonderen wetenschappelijk weet te verklaren is een genie. Iemand, die een wetenschappelijk wonder volbrengt en niet weet hoe het in elkaar zit, is een wonderdoener.

Dus je werkt met die krachten, maar je beschouwt ze nog steeds als iets wat je zelf gebruikt en zelf richt. Daar ligt eigenlijk de grens, meen ik, van de eenwording met de bron enigszins. Want zolang je zelf werkt met die kracht, ben je bepalend voor de hoeveelheid kracht die je kunt gebruiken. U weet zelf hoe het met u gaat. Er zijn mensen die kunnen 50 of 100 kilo gemakkelijk tillen. Er zijn anderen die als ze een kilo dragen al lopen te steunen en te zuchten.

Zo is het geestelijk ook. De één kan enorme krachten ontplooien en verwerken. De ander kan maar geringe krachten ontplooien. Maar in deze toestand werk je met het totaal. Je werkt met de kracht van de bron zonder in je werk je bewust te zijn van het voltooien van een taak die in de bron ligt en niet meer in je eigen wereld. De daarop volgende fase kan ik helaas alleen maar bij benadering beschrijven. Dat is ook duidelijk. Als ik zover zou zijn, dan zou ik hier waarschijnlijk niet meer doorkomen.

Men zegt dan: Er komt een ogenblik waarop je beseft werktuig te zijn. De eigen wil ligt stil. Zo zouden de eigen angsten, het begeren grotendeels stil liggen. Wat er overblijft: is alleen maar een taak vervulling waarvan je nog niet weet waarom, maar je weet wel wat en meestal ook hoe.

In deze situatie van werktuig zijn word je je meer en meer bewust van de kracht die je beweegt. De goddelijke kracht of de oerkracht hoe je die ook noemen wilt, die de werkelijkheid beheerst die achter alle dingen ligt brengt in wezen steeds duidelijker tot uiting dat wat je doet niet is, scheppen, herscheppen of wegnemen, maar evenwichten tot stand brengen. Al datgene, wat je doet, is bestemd om een bepaald evenwicht te handhaven. Zodra dat eenmaal wordt beseft, word je je bewust van de bron. Die bron is hier te beschrijven (ik heb tenminste nog nooit iemand ontmoet die mij duidelijk iets daarover kon zeggen), maar het schijnt in ieder geval een soort willoosheid te zijn waardoor je je niet meer van jezelf helemaal bewust bent, maar waardoor je als deel van het geheel actief bent alleen op instigatie van het geheel.

Nu gaan we weer een beetje down to earth, want als een mens probeert naar de hemel te klimmen veroorzaakt hij meestal de hel voor anderen. Wij willen als geest niet daartoe bijdragen. Als u dus bezig bent te zoeken naar die bron van het werkelijke ik, dan zoekt u eigenlijk naar iets wat u niet zult kunnen vinden. Het is namelijk onmogelijk om verstandelijk of zelfs maar intuïtief een beschrijving te vinden die past bij de werkelijkheid. Wij zijn en wij blijven gebonden aan onze eigen visie van de wereld. Wat de een mooi vindt, vindt de ander lelijk. Wat de een goed vindt, vindt de ander kwaad en omgekeerd.­ Wij leven in een wereld van tegenstellingen. Die hebben we kennelijk nodig, omdat we anders helemaal niet meer in staat zijn te zeggen waar we aan toe zijn. Die tegenstellingen op zich zelf zouden wel eens iets anders kunnen zijn die wij denken: tegengestelde krachten. Het zouden wel eens de grenzen kunnen zijn van een bepaald gebied dat een werking omvat. Dan zou je kunnen zeggen: Zolang ik mij maar bewust ben van de werking binnen de begrenzingen die voor mij kenbaar zijn en ik mijn werken bepaal tot een zo bewust mogelijk reageren binnen die grenzen, zonder de grenzen zelf te willen aantasten of te willen verklaren, kom ik tot een leven dat voor een groot gedeelte in overeenstemming moet zijn met de feitelijke functie die ik vervul in een werkelijkheid die achter alle verschijnselen en waarnemingen verscholen blijft.

Wat we dus nodig hebben is eerst een levenshouding. Er zijn mensen die zeggen: dan moet je gaan zitten en moet je wachten en dan zal God je wel vertellen wat je moet doen. Dat zijn de mensen, die zichzelf vertellen dat je beter niets kunt doen dan iets doen. Dat zijn over het algemeen de mensen die mislukken en anderen de schuld daarvan geven. Die fout moeten wij niet maken. Wij zijn onszelf. En als alles een geheel is, dan is al wat wij zijn ‑ inclusief alle genetische factoren, en andere conditioneringen, alle geestelijke waarden uit het verleden die misschien een rol spelen in ons bewustzijn ‑ een functioneel deel van het geheel door te reageren zoals wij zijn. Niets doen is ook toegestaan. Er is niemand die zal zeggen: Je moet het zus of zo doen. Er is geen gedragsnorm. Moraal is een menselijke zaak, geen goddelijke. Het zijn wetten, ook kosmische wetten. Maar dit betekent niet dat ze algemeen geldend zullen zijn onder alle omstandigheden. Het zijn verschijningsvormen waarmee we te maken hebben. Met die verschijningsvormen moet je rekening houden. Je moet gewoon rekening houden met de feiten zoals ze zich aan jou vertonen.

In jezelf zou ik toch willen zoeken naar de juiste houding. Ik meen namelijk, dat je veel gemakkelijker je bewust kunt worden van de krachten die in je zijn. Dat die krachten niet je eigen kracht is, doet niet zoveel ter zake. Je behoeft geen oorzaak daarvoor te zoeken. Als die kracht er is en je beseft haar, werk daarmee. Probeer ook niet die kracht aan anderen op te dringen. Dat helpt geen steek. Je kunt die kracht alleen goed gebruiken daar waar een evenwicht herstelt kan worden waarbij je zelf betrokken bent.

Paranormale, krachten zijn eigenlijk normale krachten, sommige mensen hebben ervoor aan naamgeving behoefte voor het Onbekende en spreken over: God

Als je dat wilt, nu ja, dan God. Dan hebben we te maken met een soort schutnaam, een schutkleur. Het woord verbergt voor ons het onvermogen om het onbekende te erkennen. Als wij dat met God kunnen bereiken door te beseffen dat wij één zijn met het beeld van het hoogste dat wij ons kunnen voorstellen dan geven wij onszelf de mogelijkheid de werkelijkheid van ons ego verder te beseffen en te ontwikkelen. Zodra wij iemand nodig hebben boven ons, echt of niet echt, die ons wijs en waar moet maken, dan falen wij ergens zelf. Zolang u leiding nodig heeft is de kans, dat u zich omtrent uzelf misleidt, zeer groot. Anderen kunnen voor u een inspiratie zijn, een instigatie tot overwegen, denken en handelen. Daarvoor bent u deel van een gemeenschap, van een geheel. U behoort tot de totale mensheid en die totale mensheid is weer een heel klein stukje van een groter geheel.

Maar vlucht niet weg in God of in iets anders. Wegvluchten in uzelf betekent heel vaak u verschuilen voor uzelf.

Wees eerlijk. O, niet tegenover de wereld: dat kan niet. Er zijn zelfs beroepen die alleen kunnen worden uitgeoefend als de mensen oneerlijk zijn. Dus, ik vraag niet van u dat u tegenover de hele wereldeerlijk bent, maar wees het tegenover uzelf. Dan kunt u zich bewust worden van dat geheimzinnige dat u dan misschien God noemt: datgene wat in u werkt. Dan gaat u ook begrijpen: God is niet te vangen in regeltjes, in voorschriften in wetten. God is mijn wezen. God is mijn erkende balans tussen wat niet en wat wel voor mij aanvaardbaar is. Ik zeg niet: goed of kwaad. Ik zeg: aanvaardbaar. Goed en kwaad zijn alleen maar grenswaarden. Goed en kwaad zijn eigenlijk precies hetzelfde, ze zijn een eenheid. Maar wij hebben de grenzen eraan gemaakt en nu noemen wij die grenzen de ons beheersende factoren. Dat is natuurlijk te dwaas. Maar het is het werkingsgebied waarbinnen wij kunnen werken.

Dan komen wij nu aan het punt dat het onbekende in ons dan toch betekenis krijgt. Denk nooit dat God tot u spreekt. God is. God is in u, maar spreekt niet. Het spreken doet u, niet God. Begrijp: dat al wat zo uit uzelf naar voren wordt geroepen in overeenstemming moet zijn met een grotere werkelijkheid: iets wat dichter bij het enige ware ligt. Houd daar rekening meer. Die dingen zijn geen regel, geen kosmische wet, geen noodzaak. Ze zijn een leidsnoer waarmee uw functioneren in het geheel mede kan worden bepaald en waarmee u op de meest juiste wijze uzelf waarmaakt.

Misschien vraagt u zich af, of u dan ook gelukkiger zult worden. Gelukkig zijn is het koesteren van een illusie. Werkelijk geluk namelijk bestaat niet. Er bestaat wel werkelijke vrede, innerlijke vrede. Maar die is niet uitbundig: die verheft niet of vernedert niet. Ze is. U kunt niet gelukkiger worden of minder gelukkig, maar u zult uw wereld toch anders beleven. Hoe meer u komt bij de juiste lijn van reageren volgens de totale werkelijkheid, ook vanuit uw eigen beseffen en gevoelen, hoe meer u de wereld gaat ervaren als iets wat niet alleen een onvermijdelijk of noodzakelijk kwaad is, maar iets wat een voortdurende steun en bevestiging is voor datgene wat u zelf bent. Zeg dan niet tegen uzelf: Laat mij dat alsjeblieft bereiken voordat ik dood ga. Sterven op zichzelf is een bereiking. De meeste mensen beseffen dat niet. Wanneer de klok een uur slaat, dan begint het volgende uur. Wanneer de dood slaat, begint een volgend leven, een volgend uur. Zo gaat het verder.

Er is een continuïteit die wij niet kunnen overzien en beseffen. Wij weten ook niet precies of het nu een kringloop is of een spiraal, ofschoon theoretisch de spiraal bepaalde voordelen heeft boven de kringloop. Maar al weten wij het niet, wij kunnen ervaren.  Nu heb ik het gevoel dat naarmate wij meer beantwoorden aan datgene wat wij wezenlijk zijn, ook als wij in de stof tot uiting komen, wij de eenheid met het geheel meer benaderen. Onze weg naar de bron wordt bepaald door het innerlijk erkende, beleefde, en ervaren juistheid van onze wijze van bestaan, onze reactie op al datgene wat wij menen te erkennen op onze werkelijkheid.

Dit is de inleiding. Niet veel misschien, maar er zitten heus wel een paar aardige knopen voor u in. Als u ze niet kunt ontwarren, dan heeft u na de pauze alle gelegenheid om daarmee te komen aandragen. Als u meent, dat het filosofisch niet allemaal klopt, dan heeft u waarschijnlijk groot gelijk, want wat is een filosoof? Een filosoof is iemand, die op één gram feiten een ton veronderstellingen ophoopt en dit dan de waarheid noemt.

Ik heb geprobeerd u een beeld te geven van het ik en van het wezenlijk bestaan dat zich achter het ik verschuilt zo goed ik dat kon volgens mijn normen, volgens mijn eigen bestaan. Ik ben niet alwetend en onfeilbaar. Mogelijk zit er iets in wat u wilt overdenken

image_pdf