Werkelijkheidszin

image_pdf

27 september 1968

Het onderwerp is misschien niet uitdrukkelijk esoterisch en misschien zelfs wat actueel, maar daartegen hebt u hopelijk geen bezwaar. Ik zou dan eens wat willen zeggen over werkelijkheidszin.

De werkelijkheid waarin je leeft, is een zeer complex geheel. Men ziet alles ook steeds weer anders. Wanneer de een beweert dat iets links ligt, is er altijd wel een ander die vertelt dat het juist rechts, onder, of boven ligt. Neemt men meer personen, dan zal ook elke tussenliggende mogelijkheid genoemd worden. Het is dus wel erg moeilijk in de wereld op grond van eigen denken en vooral middels het oordeel van anderen iets te bepalen. In het geestelijk werk blijkt de verwarring nog groter te zijn. Eenieder gebruikt zijn eigen lievelingstermen – meestal vreemde woorden, ontleend aan wetenschap of onbekende talen. Men hanteert verschillende begrippen en laat zich voorstaan op de juistheid van het eigen begrip. De een zal u spreken over de hemelse zaligheid, de ander over Nirwana of het hiernamaals. Waar de een het heeft over de misleidingen van de duivel, spreekt een ander van Maya.

Wat een veelheid van termen en stellingen betekent die ik in deze korte tijd zelfs niet bij benadering zou kunnen aanduiden. Het is natuurlijk wel prettig dat je zoveel keus hebt. Maar wanneer je geïnteresseerd bent in de waarheid – en dat is er voor het geheel van de stellingen toch altijd maar één, daar de kosmos maar op één wijze geheel juist kan worden uitgedrukt – vraag je je toch wel eens af wat je tegen die diversiteit van stellingen kunt inzetten om de zaken, waarom het gaat, te kunnen vinden.

Wil je de werkelijke betekenis en waarde van al die verschillende stellingen en systemen vinden, dan zul je eerst alle vreemde termen eens om moeten gaan zetten in een en dezelfde taal. Je zult als het ware eerst alle verschillende waarden onder de zelfde noemer moeten brengen. Het is belangrijk dat wij ook letten op hetgeen men bedoelt. Wanneer de een zegt “naastenliefde”, terwijl de ander spreekt over “medegevoel”, is het van belang na te gaan wat men met deze woorden in feite wil uitdrukken. Vreemd genoeg blijkt dan dat men meestal het zelfde bedoelt.

De kleine verschillen zijn tegenover de hoofdwaarden zo onbelangrijk dat men ze voorlopig best eens kan verwaarlozen.

Het vreemde van de zaak is dat wij in schijnbaar met elkander zeer strijdige leringen op godsdienstig, esoterisch gebied altijd weer geconfronteerd worden met termen die met elkander strijdig lijken te zijn. Vergeten wij voor een ogenblik dat elke richting haar eigen formuleringen als de enig juiste pleegt voor te stellen en gaan wij de werkelijke bedoelingen en inhoud na, dan vinden wij tot onze verbazing steeds weer dat de kern gelijk is en in wezen het verschil niet ligt in de geestelijke inhoud, maar in de gezag kwestie en de neiging zich voor beter dan anderen te houden.

Werkelijkheidszin zal daarom in de eerste plaats voor ons betekenen dat wij alle dingen tot een zo groot mogelijke eenvoud moeten herleiden en daarbij in de eerste plaats moeten zien naar de waarden die zij gemeen hebben. Verder moeten wij ons steeds voor ogen stellen dat er maar één enkele alomvattende waarheid kan bestaan. Wanneer vijf mensen daarover verschillende meningen verkondigen, is het dus wel zeker dat zij allen ergens ook ongelijk zullen hebben.

Twee waarheden die met elkander strijdig zijn en toch betrekking hebben op het zelfde, zijn mijn inziens niet denkbaar. Wij moeten dus aannemen dat degenen die zich in tegengestelde zin over een en het zelfde uitspreken, alleen ten dele gelijk hebben. Wat mij betreft, wanneer ik geconfronteerd word met strijdige standpunten, neem ik voorlopig maar aan dat de waarheid in het midden zal liggen. Ik toets dan alle mij bekende feiten aan het zo gevonden standpunt en kan van daaruit meestal zoveel van de werkelijkheid leren zien dat ik mijn houding daartegenover kan bepalen. U zult zeggen dat dit voor het geestelijk leven niet zo erg belangrijk schijnt te zijn. U hebt misschien gelijk, al denk ik zelf daarover enigszins anders. Maar laat ons dan een ander beeld nemen.

Er is in Nederland een meneer die beweert dat longkanker alleen of hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door het roken van sigaretten. Zijn betoog zit werkelijk heel aardig in elkaar. Maar je kunt aan de andere kant met de statistieken in de hand bewijzen dat, terwijl het roken, zeker van sigaretten, sterk afneemt, het optreden van longkanker zich verder uitbreidt en niet, zoals volgens de stelling zou kunnen worden verwacht, tot stilstand komt, of zelfs iets gaat teruglopen.

Nu zijn er ook mensen die – al krijgen die niet zoveel steun als hun tegenstanders – beweren dat het toenemen van de longkanker het gevolg is van een sterke toename van de algemene luchtverontreiniging. In ieder geval is het opvallend dat het aantal gevallen van longkanker in gebieden met grote luchtverontreinigingen hoger ligt dan in andere plaatsen. Je zou nu kunnen zeggen: deze tweede groep heeft gelijk, dus rook maar rustig raak.

De juiste reactie zou mijn inziens echter weer ergens in het midden moeten liggen. Ik zou als volgt redeneren. De grote luchtverontreiniging die in deze dagen overal toeneemt, draagt er toe bij dat de kans dat longkanker op zal treden bij de voor kanker vatbare typen, steeds groter zal worden. Wanneer dergelijk mensen dan nog veel gaan roken ook, vergroten zij de verontreiniging van de lucht die zij inademen, zodanig dat hierdoor voor hen het gevaar sterk zal toenemen. Het roken van sigaretten is niet de enige of zelfs directe oorzaak van het optreden van de longkanker, maar het is wel de enige factor die hiermede in verband staat, welke door de mens zelf beheerst kan worden en gecontroleerd kan worden, terwijl het de eenling zeker niet mogelijk is de algehele verontreiniging van de atmosfeer te controleren, laat staan te beheersen.

Middels een dergelijke redenering komt men dichter bij de werkelijkheid, zonder daardoor zijn praktische mogelijkheden te beperken, of mogelijkheden over het hoofd te zien. En dat is al heel wat. Standpunten zijn belangrijk, omdat zij een mogelijkheid tot oriëntatie scheppen, niet omdat zij noodzakelijkerwijze juist zijn. Er zijn mensen die beweren dat Nederland een democratie is.

Anderen beweren dat het een regentendictatuur is. Mogelijk hebben beide partijen gelijk. Uw land is een democratie, daar een ieder het recht heeft te zeggen wat hij juist acht en aan mistoestanden iets mag doen, zolang hij dit maar binnen het kader van het algemeen aanvaarde doet. Aan de andere kant kun je tot de overheid vaak zo hard schreeuwen, als je wilt – en krijg je vaak van de betrokken instanties zelfs een vriendelijk en begrijpend knikje – zonder dat men verder rekening houdt met hetgeen u zegt. Men luistert wel, maar doet steeds weer, desnoods tegen de zin van een meerderheid in wat men zelf voor goed houdt; in deze zin is uw land in vele opzichten toch wel een dictatuur. Werkelijkheid vind ik eerst, wanneer ik niet stel: Nederland is een democratie, een regentenregering, een dictatuur, maar tracht te bepalen wat het voor een wereld is. Dan zal men moeten constateren dat Nederland een land is, waarin het bereiken van iets tegen de instanties in, een veel grotere inspanning vergt dan redelijkerwijze in een democratie verwacht zou mogen worden. Ik sta dan met deze constatering niet alleen dicht bij de werkelijkheid, maar ik heb tevens een conclusie getrokken die mij mijn eigen gedrag helpt aanpassen aan de feiten.

Wanneer een dergelijke benadering mogelijk onaanvaardbaar is, wanneer het om de feiten van de wereld gaat, zal men een dergelijke benadering ook mogen gebruiken, wanneer het gaat om minder concreet en in feiten vastlegbare waarden als bijvoorbeeld moraal, esoterie en dergelijke.

Er zijn mensen die beweren dat het monogame huwelijk onscheidbaar moet blijven voortbestaan met vele kwalitatieve bepalingen, daarbij omtrent trouw, gezag en zelfs pillen. Degenen die het monogame huwelijk om welke redenen dan ook als de enige juiste oplossing voorstellen, hebben wel gelijk. In de moderne maatschappij is het monogame huwelijk een maatschappelijke en economische noodzaak. Een moslim mag feitelijk vier vrouwen hebben. De heren hier aanwezig hebben zoiets waarschijnlijk nooit geprobeerd. Ik kan u echter verzekeren dat zelfs een vroom muzelman het moeilijk zal vinden meer dan één vrouw – met respect voor de rechten van die vrouwen in het huwelijk – te onderhouden. Gezien de trend ten aanzien van arbeid, arbeidsbeloning en afhankelijkheid van de maatschappij is het ook voor de moslim in feite niet meer goed en verantwoord mogelijk een polygaam huwelijksleven te voeren.

Met andere woorden: er is voor de stelling dat het monogame huwelijk de enige juiste weg is, veel te zeggen, zelfs op andere dan zuiver religieuze gronden. Toch zijn er mensen die de zaak anders zien. Zij prediken juist de vrije liefde. Zij redeneren: je moet het zelf maar weten, niemand heeft er iets mee te maken, hoe jij de liefde zoekt en beleeft, het is jouw persoonlijk, jouw particuliere leven en daar hebben anderen zich maar buiten te houden. Ook deze mensen hebben mijn inziens gelijk, wanneer zij de term vrije liefde niet alleen beschouwen als een vrijbrief om van alles en een ieder naar eigen believen gebruik en misbruik te maken. Ik meen dat, evenals in het huwelijk, begrippen als kameraadschap en liefde een zeer grote rol dienen te spelen. Volg ik deze mensen in de praktijk en de theorie, dan kan ik met evenveel recht stellen dat het monogame huwelijk enzovoort in deze tijd toch wel een beetje passé is.

Er zijn natuurlijk hier mensen die zich op het ogenblik rot zitten te ergeren, ja, te ergeren, maar werkelijkheidszin zou er toe moeten bijdragen dat men deze ergernis voor een ogenblik terzijde stelt om te concluderen dat de monogame waarden, zoals die vaak nog gepredikt worden door deze aan het oude gebonden mensen steeds zeldzamer worden. Waar een werkelijk monogame verhouding ontstaat, ontdekken wij dat deze niet in de eerste plaats meer afhankelijk is van de zogenaamde publieke moraal en het drijven van de zedenmeesters, maar van een menselijke eigenschap, waarbij een bestaande liefde in vele gevallen tot een gewilde, ja, niet te vermijden monogamie uitgroeit.

Wil men een oordeel vormen over deze materie, dan zal men al het voorgaande mede moeten bezien. Je zou dan kunnen stellen: noodzakelijk voor de huidige maatschappij is het verder voortbestaan van de gezinsverhouding. Toch zal men als mens, gezien de spanningen die uit deze en andere opgelegde verplichtingen voortkomen, een zekere vrijheid ook op dit terrein moeten billijken. Als mens hebben strijdvragen over monogamie contra andere vormen van samenleving en contact in feite weinig te zeggen, zolang men zich bij de binding van mens tot mens blijft baseren op werkelijke genegenheid.

Nu kan men stellen dat men het zelf anders ziet. Dat is uw recht. U kunt stellen dat dit moreel niet aanvaardbaar is, daar het te veel wegen open laat voor misbruiken. Mijn antwoord is echter dat de vrome moraal en de wettelijke monogamie, misbruiken evenmin hebben kunnen doen verdwijnen, terwijl gezien vanuit een menselijk standpunt en rekening houdende met de nu bestaande ontwikkelingen een grotere vrijheid van beschouwing noodzakelijk is. Dit erkennen is een blijk van werkelijkheidszin. Zoals het van werkelijkheidszin getuigt, wanneer men stelt dat men minder de mensen zou moeten bevelen hoe te leven, maar hen zou moeten leren beter te beseffen wat leven is.

Of nu een cabaretier zingt over vader die op stap gaat, of predikende celibatairen zalvend preken over de uitverkorenheid van het huwelijk en het superieure van het celibaat, je hoeft je daarvan niet al te veel aan te trekken, wanneer de feiten anders lijken te liggen. En die feiten bewijzen onder meer dat vele priesters hun celibaat als een zware, te zware last ervaren, zodat zij ofwel in gedachten en praktijk zondigen, dan wel eerlijker zijn en hun roeping opgaven om terug te kunnen keren tot wat voor hen een normaal leven is. Dan helpen alle praatjes over de genade van de priesterwijding enzovoort niet. Dan moet je in de eerste plaats erkennen dat een priester een man is dat een nonnetje een vrouw is. Wat betekent dat zowel hun leven als denken hierdoor beïnvloed zal zijn, terwijl de biologische tendensen van hun geslacht wel degelijk invloed hebben op hun daden en zelfs handelingen en verklaringen. Zodra je tracht de werkelijkheid te vergeten, het feit dat een priester in de eerste plaats een man is en pas in de vorm van een man mogelijk een gewijde of geroepene, terzijde schuift, kom je altijd weer verkeerd uit.

Esoterische scholen tonen vaak hetzelfde euvel. Zij vergeten te veel de bekende feiten Zo is er een discipline, waarbij men onder meer de opdracht krijgt om voor een spiegel te gaan zitten.

Je steekt daarnaast een kaars aan, “reinigt” de atmosfeer, stelt je zelf in en wanneer je dan lang genoeg blijft staren, komt er een ogenblik dat je visioenen krijgt. Dit wordt dan beschouwd als een vorm van zelfopenbaring en geestelijke verlichting. Maar ik vraag mij af, of dit nu werkelijk van geestelijke betekenis en oorsprong kan zijn, wanneer wij weten dat optische vermoeidheid een rol speelt bij onder meer hypnose, terwijl steeds meer duidelijk wordt dat door optische vermoeidheid, beïnvloeding middels licht en schaduw enzovoort stemmingen en zelfs waanbeelden kunnen worden opgeroepen. Het is duidelijk dat de gegeven opdracht voeren kan tot bepaalde voorstellingen en illusies. Maar gezien de feiten staat de geestelijke oorsprong daarvan niet vast en kan zelfbedrog waarschijnlijk een grotere rol worden toegeschreven dan “geestelijk ontwaken”.

Toch moeten wij toegeven dat zelfkennis belangrijk is en dat de zo opgeroepen beelden daartoe zouden kunnen bijdragen. Dan moet echter het resultaat van de oefening niet als een soort openbaring worden beschouwd, maar als een aanwijzing omtrent de innerlijke toestand. Indien ik echter meer omtrent mijzelf zou willen weten, zou ik zeker niet in een spiegel gaan staren. Ik zou zien, hoe de mensen rond mij mij zien, ik zou trachten hen te begrijpen juist in hun oordeel over mij. Ik zou proberen de betekenis die ik voor anderen in feite heb, te beseffen. Daarmede kom ik veel dichter bij een reëel beeld van mijzelf. Kortom, ik prefereer het mij te spiegelen in de wereld, omdat haar antwoorden niet zo gemakkelijk vervalst kunnen worden als de weerkaatsingen van een eenzijdig belichte spiegel in het halfduister.

In dit geval zou volgens mij werkelijkheidsinzicht stellen dat ik tot een betere kennis van mijn werkelijke wezen en zelfs mijn innerlijk wezen kan geraken, wanneer ik eenvoudig tracht voortdurend te beseffen wat ik in de ogen van anderen ben. Wanneer ik daarbij dan verder rekening houd met hetgeen ik weet omtrent mij zelf, zal ik een basis vinden, van waaruit ik de hogere fasen van bewustzijn en leven verder kan zoeken zonder het gevaar dat ik mijzelf hypnotiseer tot een wezen dat zichzelf niet meer is of kent.

Er zijn zovele voorbeelden te geven van een te weinig rekening houden met de werkelijkheid dat het mij bijna duizelig maakt, wanneer ik alleen maar naar al die mogelijkheden kijk.

Daarom laat ik de voorbeelden maar even rusten en stel: paranormale krachten bestaan niet, want zij zijn niet wetenschappelijk vaststelbaar, daaraan is niets te doen. Je kunt het bestaan van paranormale krachten nu eenmaal niet geheel bevredigend bewijzen, dus bestaan zijn niet. Aan de andere kant stel ik: er zijn mensen die vreemde vermogens bezitten en werkelijk mensen bijvoorbeeld genezen, zonder dat men precies kan zeggen hoe. Gezien deze onverklaarbare resultaten zou men kunnen zeggen dat het paranormale dus wel bestaan moet. Degenen die echter bijvoorbeeld genezen, verklaren dit allen op hun eigen wijze, de een werkt met “Indian scouts”, de ander met een geestelijke dokter of meester, weer anderen met persoonlijk magnetisme of Licht. Het is niet ondenkbaar dat zoiets bestaan kan. Maar er zijn weer anderen die de mensen aanblazen en toverwoorden spreken, of met je bidden en je genezen in de naam Gods. De werkwijzen en verklaringen verschillen, de resultaten echter niet.

Deze mensen bereiken dus wat. Dan heb ik ook geen recht zo maar te stellen dat dit alles alleen maar suggestie is of zelfbedrog. Er zijn resultaten. De enige conclusie die voor een mens die waarheid zoekt, zal moeten luiden: bepaalde werkingen zijn wetenschappelijk nog niet  verklaarbaar, worden vaak op vele wijzen verklaard, zeer fantastisch zelfs, door degenen die er mee werken. Deze verklaringen zullen niet geheel juist zijn, maar de krachten zelf die bestaan.

De feiten tellen altijd. De verklaringen enkel dan, wanneer zij bewezen kunnen worden, en herhaling van het feit mogelijk maken, en zelfs dan gelden zij slechts als voorlopig. Op deze wijze zal men eerder de waarheid vinden, dan middels stellingen en ontkenningen.

Ik wil hieraan een van mijn waarnemingen toevoegen. Een mens die ondanks de feiten weigert de werkelijkheid te aanvaarden en met die werkelijkheid te leven, is over het algemeen een mens die hoopt dat niemand ooit de waarheid omtrent zijn eigen leven en werken zal ontdekken en misschien zelfs de waarheid omtrent zichzelf voor zichzelf geheim tracht te houden. Er zijn vele mensen die weglopen voor de feiten, maar er zijn er nog meer die in wezen steeds weer vluchten voor zichzelf en de feiten die het eigen leven, streven en wezen betreffen. Indien je enige werkelijkheidszin wilt ontwikkelen, zul je er dus wel goed aan doen in de eerste plaats jezelf zo te scholen dat je niet meer wegloopt voor jezelf en de waarheid omtrent jezelf.

Overigens is deze opgave veel moeilijker, dan u meent. Wanneer je voor het eerst jezelf ziet, zoals je werkelijk bent……… Ja, het is net een heel mooi verpakte mummie waar je de windsels afhaalt: wat er in zit valt tegen. Heb je eenmaal de moed, jezelf toe te geven dat je anders bent dan je je voordoet of zou willen zijn, bijvoorbeeld: “Ik ben een egoïst, al doe ik altijd weer erg altruïstisch”, of “ik doe wel veel voor anderen, maar daarvoor verwacht ik erkenning en verering of zelfs meer materiële voordelen terug”, dan sta je eindelijk eens in de wereld zonder illusies omtrent jezelf. Dan kun je de wereld veel eerder aanvaarden, zoals zij is. Je zult, toegevende wat je in feite bent, beter begrijpen wat je in de wereld doet. Maar nu worden ook de reacties van de wereld beter begrijpelijk, want je gaat beseffen dat die wereld ook niet zo dom is, als je dacht en wel degelijk iets weet of aanvoelt van je werkelijke persoon en bedoelingen.

De consequenties van zelfbedrog en het verbergen van de feiten omtrent het ego gaan veel verder dan men wel meent. Wanneer ik om het eens grof te zeggen, voortdurend de wereld belazer, zal ik ook vaak gedwongen worden, bedrog van anderen te dulden, ja, als werkelijkheid, waarheid, belangrijk te verdedigen. Want wanneer je anderen ontmaskert, bestaat het gevaar dat je mede het eigen ik van zijn masker ontdoet. Indien je stellingen verkondigt die onjuist zijn, bestaat misschien nog wel de mogelijkheid een mens aan te vallen die zich eveneens met die stellingen bezig houdt, maar je kunt onmogelijk het geheel aanvallen. Je kunt bij wijze van spreken wel de encycliek van de paus aanvallen, maar je kunt niet zover gaan dat je het gezag van de paus zonder meer ontkent, wanneer je in dezelfde groep een plaats van gezag bekleedt, je zou immers je eigen plaats verliezen en je eigen mogelijkheid je inzichten door te zetten hij anderen schaden. De mens die zichzelf kent, zal in vele gevallen wel een juiste beslissing kunnen nemen. Hij verdedigt niet alles wat verkeerd is of wat goed is, maar beseft eenvoudig beter, waaraan hij toe is.

Hij beseft waarom het gevaarlijk is bepaalde dingen aan te vallen, hij ziet in dat, ondanks de vele bezwaren, bepaalde instellingen en denkwijzen beter niet bestreden kunnen worden, daar anders ook het ego te lijden zou krijgen. Zelfs een volkomen egocentrisch mens met werkelijkheidszin zal dus reeds beter en juister handelen. Iemand die zich bewust is van zijn plaats in de wereld en de werkelijke betekenis daarvan – dus geestelijk meer bewust – zal het goede steeds weer doen, omdat het de enige mogelijkheid is om aan eigen Ik, roeping en erkenningen trouw te blijven. Je beseft meer omtrent alles wat zich zowel in eigen wezen als rond dit Ik afspeelt. Je bedriegt jezelf niet en handelt dus altijd in overeenstemming met de werkelijkheid.

Het resultaat is niet alleen een beter aangepast leven en denken, maar ook het niet meer lijden onder vele illusies. Vele mensen verbergen achter geloof, illusies en schijnargumenten de hogere waarden die zij toch wel in het bestaan vermoeden en beleven. Iemand die zich baseert op de werkelijkheid, zal dergelijke uitvluchten vermijden, maar daardoor ook bewust zijn van de vele krachten, werkingen, wezens die meer dan menselijk zijn en toch invloed hebben, zelfs in de menselijke wereld.

Denk niet dat ik de geest er nu met alle geweld bij wil slepen. Ik constateer alleen maar dat de werkelijkheid nu eenmaal verder reikt dan de vermogens van de mens, om werkelijkheid te kennen vanuit zijn stoffelijke wereld alleen. De mens kan veel. Hij kan bijvoorbeeld atoombommen maken. Maar sterren kan hij nog niet maken. Hij weet zelfs nog niet helemaal hoe sterren nu feitelijk werken en ontstaan. De mens kan kunstmatige cellen maken en misschien zelfs op de duur stukken kunstmatig weefsel, maar een mens maken kan hij niet. Ofschoon er mensen zijn die op die mogelijkheid rekenen. Een van hen zei: “de eerste androïde, – kunstmens – die wij maken, zal maar voor twee dingen bruikbaar zijn: ongeschoold arbeider of politiek leider”.

Wat een leuke grap is, maar gelijktijdig toch iets uitdrukt: aan het mens-zijn is meer verbonden dan het bezitten van een menselijke vorm alleen, of het juist functioneren van organen. Het wezen van de mens omvat een denken dat een zekere originaliteit bevat die niet geheel definieerbaar is. Zoals er krachten zijn in de natuur die de mens leert kennen, gebruiken en misschien zelfs geheel beheersen. Maar ergens in het Zijn komen soortgelijke krachten voor in zodanige opbouw en samenhang dat de mens hier geen beheersing, duplicatie en dergelijke, als mogelijk zal vinden, zelfs al zou hij op de duur weten wat zij zijn. Er is iets meer dan het uiterlijke en stoffelijke, zelfs bij materie die de mens dood pleegt te noemen.

Dit “meer” heeft ook een eigen patroon. Wie werkelijkheidszin heeft zal niet kunnen zeggen dat het God is die de aarde steeds weer doet beven. In Cambodja is een sekte die beweert dat een aardbeving ontstaat, wanneer de aarde jeuk heeft en zich wil krabben – alsof de aarde een hond met inwoning zou zijn. Werkelijkheidszin stelt dat het mechanisme van de aardbeving en zelfs de waarschijnlijkheid van het optreden ervan in tijd en plaats kan worden berekend. Niet verklaarbaar is het samentreffen van dergelijke rampen met daaraan veelal voorafgaande ontwikkelingen van meer mentale aard en de zo ontstaanswijzigingen in het menselijk gedrag.

De samenhang komt echter zo vaak voor dat een samenhang moet worden verondersteld. Ik stel dat er vele dergelijke samenhangen bestaan in het leven die men echter alleen zal kunnen vinden en begrijpen, wanneer men alle mooie woorden en fantastische verklaringen terzijde legt, om zich in de eerste plaats met de feiten zelf bezig te gaan houden. Met de feiten moet je werken.

Neem bijvoorbeeld het verhaal in de bijbel, over de zondvloed. Op grond van de feiten kunnen wij stellen dat van een overstroming van de gehele wereld niet redelijk gesproken kan worden.

Toch kan iemand zich met vee en familie gered hebben in een soort vaartuig. Met andere woorden er is een overlevering die ergens op feiten berust. Zoals wij Adam en Eva in het paradijs moeilijk letterlijk kunnen nemen. Aan de andere kant moet er een ogenblik zijn geweest, waarop een mens begon voor het eerst vanuit zich de waarden in zijn omgeving te benoemen. Adam gaf alles namen, dus er ontstond een taal. Dat is een feit. Zoals er een ogenblik moet zijn geweest dat de mens naar kennis en werktuigen greep om zich los te maken van de natuurlijke gang van zaken – wat veel lijkt op eten van de boom van kennis. Er ontstaat immers daardoor een ruimer oordeel en het gevolg is een pogen het milieu te beheersen. U kunt dit kennis van goed en kwaad noemen of anders, maar dit moet eens zijn voorgekomen. De kern, de werkelijkheid, blijkt in de gehele bijbel echter achter dichterlijkheden, opschepperij en dergelijke verborgen te zijn.

Zoeken wij achter de uiterlijkheden, dan vinden wij echter een goede weergave van de gehele ontwikkeling van de mensen. Wat meer is, de gehele bijbel toont een lijn van menselijke ontwikkeling die met feiten geboekstaafd kan worden. Dan mogen wij ook aannemen dat een dergelijke ontwikkeling zich verder heeft voortgezet en nu nog bestaat, terwijl de richting van de ontwikkeling zodanig één enkele lijn vormt dat wij aan mogen nemen dat de ontwikkelingen zelfs heden en in de toekomst ongeveer dezelfde gerichtheid en richting zullen vertonen. De bijbel zelf helpt ons te begrijpen, hoe de algemene waarde van de mens steeds ongeveer gelijk blijft.

Werkelijkheidszin maakt het mogelijk, zelfs uit de bijbel meer te leren, dan wat God misschien in het verleden heeft gedaan. Hij confronteert ons evenzeer met de mens van vandaag. Zoals ons – en heus niet alleen uit het verhaal van het gouden kalf – blijkt dat de mensen steeds weer God noemen en als God eren, waarvan zij menen iets te kunnen verwachten, waaraan zij iets menen te hebben. Kortom, met enige zin voor de werkelijkheid kunnen wij veel begrijpen en vinden dat voor onszelf en ons begrip van de wereld, van het hoogste belang is.

Wanneer wij werkelijkheidszin hebben, zullen wij niet afgaan op de interpretatie van feiten door anderen, maar op de waarden die wijzelf overal vinden. Wanneer wij zien dat een ontwikkeling in 10 fasen tot op heden een gelijke ontwikkeling vertoonde, stellen wij zonder meer de waarschijnlijkheid van eenzelfde fase die gelijksoortige karakteristiek zal vertonen. Maar wij zullen niet trachten 10 fasen vooruit te zien, daar wij beseffen dat een kleine verandering in het heden alle speculaties vruchteloos kan maken.

Werkelijkheidszin leert ons, dat wij de betekenis van de dingen voor onszelf grotendeels, kunnen bepalen, maar doet ons tevens beseffen dat wij de ontwikkeling der dingen evenmin stil kunnen zetten als de loop van de tijd. Zij leert ons dat wij meester kunnen zijn over onszelf, zolang wij de feiten blijven zien, maar dat wij tot slaven worden van onze theorieën zodra wij de feiten tot een conformeren aan die theorieën trachten te brengen. Zij leert ons dat wij innerlijk zekere waarde bezitten, maar voorkomt dat wij onze dromen in de plaats stellen van onze werkelijke mogelijkheden. Daarom sprak ik u heden eens over werkelijkheidszin.

image_pdf