uit de cursus ‘De mens in al zijn aspecten’ (hoofdstuk 8) – mei 1972
Werkelijkheidszin.
Een mens, die leeft, ondergaat een aantal invloeden waaraan hij zich niet kan onttrekken. Deze invloeden staan vast. Het is alsof zijn lot daardoor ‑ althans ten dele ‑ gedetermineerd is. Deze invloeden vormen, wat je kunt noemen de werkelijkheid. Deze werkelijkheid hebben wij voor een deel in het verleden reeds aangestipt. Kort herhalende:
- De mens is genetisch bepaald. Dat wil zeggen: zijn lichaam beschikt over bepaalde eigenschappen en capaciteiten, welke voor hem een dwang tot het doen van bepaalde handelingen of een rem bij het uitvoeren van bepaalde handelingen mee inhoudt.
- De mens is geestelijk bepaald. De geest heeft in het verleden levens doorgemaakt. Bij de keuze van haar tegenwoordige incarnatie zal hij ‑ bewust of onbewust, geheel of ten dele ‑ geleid zijn door datgene wat hij heeft ervaren. Zijn behoeften, zijn voorstellingen zijn eveneens bepalend voor de invloed, die hij tijdens de groei van het lichaam uitoefent op de ontwikkeling ervan, terwijl hij daarnaast juist op de punten, die voor hem belangrijk zijn, een zekere harmonie tot stand weet te brengen waardoor, vooral in de kinderperiode, diepe indrukken uit de geest en soms ook uit het verleden kunnen doordringen tot de mens op aarde en daardoor eveneens diens patroon van handelen weer mee helpen bepalen.
- De mens wordt natuurlijk ook door zijn omgeving bepaald. De maatschappij waarin hij leeft, bepaalt voor een groot gedeelte wat voor hem mogelijk is. De denkbeelden, die je van jongs af aan worden bijgebracht, bepalen in welke termen je je ervaringen zult registreren en op welke wijze je die zult zien
Het zal u duidelijk zijn dat al deze factoren voor ons onontkoombaar zijn. Als wij in de stof leven, dan kunnen wij wel zeggen dat wij ons willen beheersen maar dan moet die beheersingsmogelijkheid in het lichaam aanwezig zijn en eventueel ook de mogelijkheid om in dat lichaam bepaalde veranderingen tot stand te brengen. Zijn deze er niet, dan zit je aan een instinctieve gedragsnorm vast, waaraan je niet kunt ontkomen.
De werkelijkheid wordt bepaald door deze dingen. Wij moeten ze zien zoals ze zijn. Een mens heeft de neiging zijn verhouding tot de wereld nogal eens te idealiseren. Hij heeft daarnaast de neiging blind te zijn voor bepaalde verschijnselen, die niet passen in zijn wereldbeeld. Wat is dan de werkelijkheid?
Een mens in de stof kan zijn wezen niet onmiddellijk veranderen. Indien hij voldoende wilskracht opbrengt (wat betekent dat er in hem een voldoende sterke begeerte ontstaat naar verandering), dan zal hij op de duur alleen kunnen veranderen indien door zijn geestelijke inspanning en zijn pogingen zichzelf te richten ook in het lichaam veranderingen tot stand komen. Dat moeten wij goed onthouden. Het is heel aardig te zeggen: je kunt anders, maar heel vaak is dat niet waar. Dit geldt voor jezelf, dit geldt ook voor anderen.
Dan moeten wij ook begrijpen dat wij op aarde denkbeelden hebben ten aanzien van geestelijke wenselijkheden en geestelijke mogelijkheden, die worden uitgedrukt in de referentie-mogelijkheden, die wij op aarde hebben gevonden. Wij beschouwen b.v. als ‘goed’ datgene wat algemeen als zodanig wordt bevestigd. In de praktijk is ‘goed’ eerder ‑ en dat weet u net zo goed als ik ‑ datgene wat beantwoordt aan de werkelijke behoefte die het ‘ik’ heeft om tot een rijkere ervaring en een juistere expressie van zichzelf te komen; harmonische ontwikkeling dus. Ook hieraan kun je weinig veranderen want je denkt nu eenmaal in de termen van datgene wat je hebt geleerd. Maar je kunt die termen misschien toch wel op een andere manier met elkaar in overeenstemming brengen.
Wij hebben de laatste tijd in alle leringen, die van de Orde zijn uitgegaan, de nadruk gelegd op relativisme. Dat wil zeggen: het inzien van de betrekkelijkheid der dingen. Dit kan dodelijk zijn voor iemand, die meent dat het er dan niet meer op aan komt wat je doet omdat alles toch betrekkelijk is. De betrekkelijkheid bestaat echter t.a.v. onze wereld, niet t.a.v. onszelf. Voor onszelf bestaan er wel degelijk vastgestelde regels en vastgelegde waarden. Ook dit moeten wij beseffen. En dan komen wij tot een zekere aanvaarding van de feiten, van de werkelijkheid.
Hier treedt bovendien ook nog, en in deze tijd in toenemende mate (de laatste uitstorting van kracht heeft daarop nog bijzonder de nadruk gelegd), een aantal gevoeligheden bij de mens op, waarmee hij in zijn dagelijks leven misschien ook geen raad weet. Per slot van rekening, als u helderziend bent en er komt plotseling iemand door het vertrek wandelen waar u aan het werk bent, dan kunt u daaraan geen aandacht besteden zonder gelijktijdig in conflict te komen met degene voor wie u werkt en misschien ook fouten te maken in uw werk. Maar die gevoeligheid is er wel en die neemt toe.
Indien wij deze dingen terzijde stellen als onbetekenend, dan zullen wij voorbijgaan aan dingen die voor ons erg belangrijk zijn. Indien wij daarentegen deze dingen als zeer belangrijk beschouwen, dan zullen wij juist falen in de stoffelijke ontwikkeling, die voor ons persoonlijk (als geest en natuurlijk ook als mens) op het ogenblik toch wel het voornaamste is. Wij moeten dus een juiste weg vinden om geestelijke effecten, inspiraties e.d. in de werkelijkheid te plaatsen. Dan is werkelijkheidszin in dit verband als volgt te formuleren:
Ik houd rekening met het feit dat ik geen absolute vrijheid van handelen en zelfs niet van denken bezit.
Ik ga uit van een zo maximaal mogelijke vrijheid van handelen en denken voor mijzelf en zal daarom elke invloed en elke indruk, die ik opneem, gebruiken in overeenstemming met mijn wezen en mijn persoonlijkheid, beseffend dat die betekenis voor anderen in de wereld niet zo behoeft te zijn.
Dan kom je vanzelf weer een stap verder en zeg je: Hoe moet ik werkelijkheid dan definiëren? Wat is werkelijkheidszin?
Dat is eigenlijk niet vast te leggen. Je kunt zeggen: Werkelijkheid is ‘voor mij het feit dat er één kracht is, die in vele verschillende vormen in verschijning treedt. Maar is dat de werkelijkheid voor u? Kunt u dat waarmaken?
Anderen zeggen: De werkelijkheid is dat er een God is, Die ons hele leven regeert. Best! Maar kunt u dat waarmaken? Kunt u er een bewijs van overleggen? Neen. U verklaart op die manier alleen bepaalde verschijnselen. U moet dan stellen:
De werkelijkheid is het totaal der voor mij vast te stellen en controleerbare verschijnselen plus al mijn erkende eigenschappen. Alleen deze bepalen de werkelijkheid. Iemand met werkelijkheidszin zal zich slechts hierop baseren om een beeld van de wereld buiten hem te ontwerpen.
U ziet, het is dus eigenlijk een aanvulling van datgene wat wij aangaande maya hebben gezegd.
De mens leeft in een maatschappij. Wat is die maatschappij werkelijk? Als u denkt dat er een directe relatie bestaat tussen datgene wat u betaalt aan de gemeenschap en dat wat de gemeenschap voor u doet, dan heeft u het mis. Dat is geen werkelijkheidszin. Er is een relatie, maar geen directe relatie omdat de verhoudingen waarin je geeft en waarin je ontvangt, sterk afwijken. Er is altijd een loze factor; iets wat je niet kunt bepalen. Als je dat weet, dan heeft het toch geen zin om je tegen die bijdrage aan de gemeenschap te verzetten. Dat zou dwaas zijn. Maar je dient je geen illusies dienaangaande te maken. Je verwachtingen zullen dan meer in overeenstemming zijn met de feiten.
Als wij kijken naar een economische gemeenschap ‑ en dat is een land toch in zekere zin ‑ dan blijkt dat wij te maken hebben met een producerend gedeelte (dat is voor Nederland ongeveer 40%), met een docerend gedeelte (dat zijn degenen die de stellingen ontwikkelen aan de hand waarvan zal worden gewerkt; voor Nederland ongeveer 20%) en dan hebben wij dus 40 % die economisch gezien parasitair zijn. Dat wil zeggen dat zij leven van de productiviteit van anderen zonder daarvoor zelf een product op te leveren, dat voor allen belangrijk is.
Dat klinkt weer ontzettend vreemd, maar de werkelijkheid is zo. Indien ik economisch reken, dan is elke ambtenaar en elke man die overbodig op een kantoor zit te werken, parasitair te noemen. Hij ontvangt wel maar wat hij oplevert, is niet in overeenstemming met het product en de behoefte om dat product te vergroten. Werkelijkheidszin beseft dit. Ook als wij daarnaast op andere gronden stellen dat het bestaan van registratie, van ambtenaren, ook van groepen kunstenaars, die wij eveneens als parasitair kunnen beschouwen t.a.v. de economische toestanden, noodzakelijk is. Dan kunnen wij daaruit weer een regel trekken.
Werkelijkheidszin zegt: Een parasitair element is alleen dan tolerabel, indien het vrijwillig wordt gevoed door degenen, die het in stand houden. Daar ligt dus de nadruk op ‘vrijwillig’. Indien het onvrijwillig gebeurt, is er iets verkeerd.
Als wij nu kijken naar de moderne economie, dan blijkt dit ook onmiddellijk. Het aantal zogenaamde dienstregulerende en dienstverlenende organen en organismen in deze maatschappij is in aantal zo sterk toegenomen dat het geheel daarvan alleen in Rijks‑ en Gemeentediensten (dus Openbare Diensten) rond 20 % van de bevolking bedraagt, terwijl daarnaast nog vele andere vaak parallel lopende groepen bestaan, die tot het z.g. particulier initiatief behoren en die dan de andere 20 % ruimschoots vol maken.
Het is helemaal niet erg dat b.v. een toneelgezelschap tekort komt. Maar onze werkelijkheidszin zegt: wij moeten deze mensen niet betalen opdat zij wat zij als kunst zien, aan ons voorleggen. Wij moeten deze mensen in de gelegenheid stellen zodanig te verdienen door hetgeen zij ‑ beantwoordende aan de behoefte van allen ‑ produceren, dat zij zelf daarvan kunnen leven en zo een directe functie hebben, die ‑ zij het economisch dan parasitair ‑ toch sociologisch zeer nuttig is. Dat is één van de vele argumenten, die ik hier kan aanvoeren. U moet mij maar niet kwalijk nemen dat ik met economie en dergelijke niet verder ga.
Als wij op aarde te maken hebben met macht, dan moeten wij weer reëel denken: Macht ‘is niet datgene wat een ander per se bezit. Macht is datgene wat wij een ander ‑ onverschillig om welke reden – aan zeggenschap over ons gunnen. Dat is macht voor ons. Als je dit begrijpt, dan worden de machtsverhoudingen ook duidelijker. De mens zegt: Er is een leger, er is politie en daar kun je toch niet tegen op, dus moet je dat maar aanvaarden. Die mens zou ook kunnen zeggen: Ik ben niet bereid die macht te aanvaarden en dientengevolge zal ik mij niet houden aan de voorschriften welke van die macht uitgaan, ongeacht de gevolgen. Indien voldoende mensen dat doen, gaat de macht daardoor teniet ofwel zij perverteert zichzelf tot geweld. En waar geweld is, daar blijkt geweld zichzelf te vernietigen. Dat geloven de mensen niet, maar het is wel degelijk waar. Macht is dus in de menselijke gemeenschap iets dat ontstaat door het dulden van allen. Als wij een macht niet dulden, kunnen wij deze verwerpen. Hetzelfde geldt voor moraliteit. Dit zijn voor ons geldende regels op het ogenblik dat wij ze aanvaarden. Op het ogenblik echter, dat wij ze verwerpen en ons toch daaraan onderwerpen, zijn wij weer dwazen omdat wij niet inzien dat moraliteit een kwestie is van innerlijk en daarom nooit door uiterlijke regels kan worden bepaald. Werkelijkheidszin is dus wel degelijk het zoeken naar de kern van de zaak, maar op een praktische wijze. Wat kan er in deze tijd praktisch gezegd worden over de toestand, waarin uw land, of de wereld verkeert?
- Teveel mensen kijken naar hun idealen en naar hun verlangens, te weinig mensen kijken naar de feiten. Hierdoor is er een toestand ontstaan waardoor de feiten onbeheersbaar worden, daar zij niet voldoende en niet tijdig genoeg worden beseft.
- Als wij te maken hebben met een wisseling van standen ‑ en dat is op het ogenblik inderdaad het geval ‑ dan dienen wij te beseffen dat een stand alleen dan zeggenschap kan aanvaarden, indien zij gelijktijdig daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden eveneens aanvaardt.
In uw tijd zijn degenen, die proberen alles te regeren, nog steeds degenen, die de verantwoordelijkheid voor het geheel afwijzen. Hierdoor ontstaat er eveneens verwarring.
Realiseer u dat iemand, die zegt: Wij moeten meer loon hebben in het bedrijf, daarmee gelijktijdig ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van de rendabiliteit van het bedrijf aanvaardt.
In uw wereld zijn er heel veel mensen, die zeggen: Wij moeten de maatschappij vernieuwen, dus moeten wij haar afbreken. Een anarchistische instelling.
Deze anarchistische instelling bestaat vreemd genoeg niet alleen uiterst links maar eveneens uiterst rechts. Want de greep naar de rechtse dictatuur, waardoor een totale verandering van verhoudingen en machtsverhoudingen tot stand wordt gebracht, breekt eveneens oude verworvenheden, gebruiken en gewoonten af en niet slechts de directe of misschien terroristische aanval op het bezit. Terreur op mensen is gelijk aan terreur op bezit. In beide gevallen hebben wij te maken met een anarchistische structuur. Een anarchistische structuur zal nimmer in staat zijn een juiste ontwikkeling tot stand te brengen omdat zij verzuimt de hiaten die zij veroorzaakt, aan te vullen met hanteerbare en vergelijkbare waarden, waaruit men kan leven.
Er is echter nog meer aan de hand.
Geldontwaarding.
Geldontwaarding is niet een kwestie die te wijten is aan de financiers. Zij komt voort uit de blindheid van mensen, die menen dat een getal meer waard is dan de koopkracht. Indien mensen liever honderd gulden hebben dan tien gulden, ook als de koopkracht van beide gelijk is, dan zijn zij dwazen omdat bij een verschuiving van waarde altijd voor de kleine man de koopkrachtdaling vooraf zal gaan aan de correctie van koopkracht zodat zij altijd nadelig uit zijn. Dat is ook werkelijkheidszin.
Geloof.
Iemand met werkelijkheidszin zal geloven omdat er zoveel onverklaarbaars is voor zijn stoffelijk denken dat hij het geloof nodig heeft om een afgerond beeld te krijgen van zijn bestaan en van de wereld waarin hij leeft. Maar hij zal zijn geloof niet zien als de dominerende factor waaraan alles moet worden aangepast, maar als de factor die dient om een afgerond geheel te bereiken waarbij elke verandering in het geheel een verandering in het geloof impliceert en een aanpassing daaraan.
Realiseer u nu even dat al wat ik heb gezegd voor uw tijd en voor uw wereld van vandaag van het hoogste belang is. Realiseer u dat deze dingen niet alleen waar zijn, maar dat de praktische hantering van deze waarheden noodzakelijk is om voor uzelf een oplossing te vinden voor de vele problemen, die uw wereld opwerpt en gelijktijdig voor u belangrijk is voor het bereiken van een innerlijke harmonie.
Kinderen hebben recht het beter te hebben dan hun ouders. Fout! Kinderen hebben recht zich een beter leven te verwerven dan hun ouders. Alle verwerving in de wereld ‑ geestelijk of stoffelijk ‑ staat in betrekking tot de persoonlijkheid. Al datgene, wat men middels anderen verwerft en zich gelijktijdig niet tot volledig en persoonlijk beseft en beheerst eigendom maakt, is in feite verloren. Dit is iets waarmee de moderne jeugd het misschien niet eens zal zijn maar het is een waarheid als een koe.
Wij moeten begrijpen dat wij niets waarlijk kunnen bezitten dan datgene wat ons innerlijk eigen is geworden. Een beeld, een herinnering, kennis kunnen waarlijk een bezit zijn. A1 wat er buiten ons bestaat, kan nimmer werkelijk bezit heten. Wie op die manier in de wereld staat, zal ongetwijfeld niet alleen kijken naar het spel der economische en sociale ontwikkeling, maar hij zal zich ook gaan afvragen: Wat betekent dit voor het heelal, voor de kosmos, voor de krachten die daarmee gepaard gaan?
Ik kan de verschijnselen constateren, ook als deze niet verklaarbaar zijn. Ik zal een verklaring nimmer geven, tenzij de reeks verschijnselen mij dwingt een tijdelijke verklaring hiervoor te stellen. Zelfs in dat geval zal ik mijn verklaring nimmer beschouwen als bewezen of als een regel voor alle toekomstige ontwikkelingen maar slechts als een middel waardoor ik de zich herhalende verschijnselen beter kan begrijpen en daardoor hanteren.
Wij zijn geest en niet alleen mens. Elk voertuig, dat men als mens in de geest bezit, is actief. Elke activiteit geschiedt op haar eigen niveau op een geheel eigen wijze: Dit betekent:
- Wat op de ene wereld licht is, kan op een andere duister zijn.
- Wat in de ene wereld kracht betekent, wordt in een andere wereld gezien als een blijk van zwakheid.
- Elke wereld regeert volgens een eigen wetmatigheid. In elke wereld wordt onze betekenis door die wetmatigheid in de eerste plaats bepaald en niet door datgene wat wij bewust in een bepaalde sfeer of in de materie zijn.
- Het geheel der werkingen, die in een bepaald voertuig en door dit voertuig in de gehele mens mogelijk is, wordt bepaald door datgene wat men in die wereld of in die sfeer is waarin het voertuig bestaat. Ik geloof dat ook dit moet worden gerealiseerd.
Het is zo gemakkelijk te denken: ach, ik verplaats mij wat in een hogere wereld en dan krijg ik wel alle kosmische kracht. Neen. Ik moet mij verplaatsen in een wereld, waarin kracht voor mij een eigenschap is. Dat wil zeggen dat wij, als wij in de materie leven en een geestelijke realiteit willen gebruiken om daarmee iets te doen of iets te bereiken, dan moeten zoeken naar dat deel van ons wezen, dat hanteerbaar is, dat daarmee in overeenstemming is en dat bovenal de begeerde eigenschappen bezit.
Wij kennen daarvoor bepaalde procedures. Daarvoor bestaan magische klankformules, de beschouwing van bepaalde voorstellingen, het scheppen van een harmonie middels visuele trillingen, die het menselijk oerwezen beroeren en daardoor bepaalde verbindingen met de geest (chakra’s) openmaken. Daarnaast hebben wij allerlei rituele mogelijkheden om hetzelfde te bereiken. Hieruit volgt dat het niet belangrijk is wat het ritueel is, maar dat het belangrijk is wat het ritueel voor ons betekent, wat het voor ons mogelijk maakt.
Maar al te vaak gaat de mens uit van het standpunt dat de middelen bepalend moeten zijn. Het resultaat is iets dat uit de middelen voortvloeit. Ik zou zeggen dat de middelen moeten voortvloeien uit ons besef van noodzaak ten aanzien van die middelen en dat wij dan ons moeten instellen op het punt waarop die middelen verkrijgbaar zijn. Het is natuurlijk aardig te zeggen: Ik heb een radio. Ik heb elektriciteit nodig, dus moet ik zorgen dat er een batterij komt. Maar het is ook mogelijk te zeggen: Ik heb een batterij en nu is een radio dus mogelijk. Maar als ik uitga van de batterij, dan heb ik vele mogelijkheden. Ga ik uit van de radio, dan heb ik één bepaalde relatie, die ik reeds heb vastgesteld.
Voor de mens met werkelijkheidszin is het dus belangrijker dat hij beschikt over een krachtbron. De toepassingsmogelijkheden daarvan kan hij altijd later nog uitbreiden. Maar hij moet nimmer alleen uitgaan van een probleem en alleen op grond daarvan de geestelijke krachten wekken, want dan ziet hij de vele mogelijkheden, die hij verder bezit, over hot hoofd. Dit is dus ook werkelijkheidszin.
Als ik geld heb, dan dient dat niet alleen om eten te kopen. Ik kan er van alles mee doen. Als ik geestelijke kracht heb en die helpt mij iemand te genezen, dan zegt men: Dit is een kracht om iedereen te genezen. Neen. Dit is een kracht. En behalve genezen, zal ik daarmee vele andere dingen kunnen doen indien ik besef wat de geaardheid van die kracht is of althans probeer dit. aan te voelen.
Voor de mens kan dit alles misschien nog theoretisch blijven. Maar wij hebben het toch over de mens in al zijn aspecten. U moet wel begrijpen dat de werkelijkheidsvervreemding (maya, waarover wij ook de vorige keer zoveel hebben gezegd), van heel groot belang is voor de wijze waarop een mens zichzelf kent, zichzelf realiseert.
Het is gemakkelijk genoeg te zeggen: Ach, sterven zal mij niets doen. Maar in feite wordt dat alleen waar indien het sterven de een of andere emotionele zin voor u heeft. Dat is vreemd genoeg, maar het is zo. Of dit nu het beëindigen van een lijden of het bevestigen van iets is wat je in de ogen van anderen wilt zijn, de dood is pas aanvaardbaar als hij zin heeft voor ons, hoe dan ook. Die dingen moeten wij beseffen.
Als wij contact maken met ander leven, met andere wezens, dan is dit contact natuurlijk wel belangrijk en het kan, indien het stoffelijk is, bepaalde gevolgen hebben. Het belangrijkste voor ons is echter niet het contact in de eerste plaats, maar de communicatie die daardoor ontstaat. Ook dat moeten wij begrijpen.
Er zijn mensen die gehuwd zijn, die regelmatig de stoffelijke reden van de huwelijksband tot uitdrukking plegen te brengen met elkaar en die verder elkaar nimmer kunnen beroeren en bereiken.
Dan hebben wij hier te maken met een leegte, die zo nu en dan door een sensuele explosie wordt onderbroken. Dat is natuurlijk krankzinnig. Mijn contact met de medemens, maar evengoed met een landschap of met een dier, is een communicatie‑probleem. De wijze waarop het gebeurt, is minder belangrijk dan de uitwisseling van krachten en gegevens. Op welk niveau dit plaatsvindt, doet ook weinig ter zake. Dit is ook iets waaraan vele mensen zich waarschijnlijk zullen stoten.
Als u naar een bank gaat om een cheque te innen, is het dan belangrijk of u wordt uitbetaald op de 13e verdieping of in de kelder? Het gaat erom dat u datgene krijgt, waarvoor u naar de bank bent gegaan. En dat is in het leven precies hetzelfde. Die communicatie is zo belangrijk omdat wij slechts door het verkrijgen van toenemende contacten met eenieder en met alles rond ons kunnen komen tot een bestaan waarin de uitdrukking van ons wezen voor onszelf aanvaardbaar blijft en gelijktijdig de indrukken, die wij hebben gekregen, tot nieuwe ervaringen worden verwerkt. In isolement worden ervaringen wel ondergaan maar zij worden zelden geabsorbeerd en slechts in zeer zeldzame gevallen verwerkt tot nieuwe en voor het ‘ik’ belangrijke ervaringen, die het geheel van de geestelijke harmonie kunnen vergroten of kunnen wijzigen.
Als u met al die punten rekening houdt, dan zult u begrijpen waarom werkelijkheidszin in deze les het onderwerp was. Uw menselijk leven, al uw menselijke verschijnselen worden mee bepaald door de mate van werkelijkheidszin, die u bezit. A1 uw mogelijkheden zullen alleen kunnen worden verwerkelijkt indien u ze met voldoende werkelijkheidszin benadert. En bovenal: de strijdigheden, die u ook innerlijk voortdurend kent, kunnen alleen worden opgelost indien men uitgaat van de werkelijkheid en niet van wensdromen of zelfgeschapen regels onder omstandigheden.
Conclusie van deze les:
Wij, mensen en geesten, hebben deel aan het totaal van de kosmos. Maar slechts voor zover wij dit deel‑zijn beseffen en kunnen waarmaken voor en vanuit onszelf, zullen wij daardoor onze wereld, ons bestaan en ons concept van het bestaan kunnen aanpassen aan de totaliteit waaruit wij zijn voortgekomen.
Hebben dodenherdenkingen nog zin?
Bij ons in de geest herdenken wij de wereld niet; wij doen er alleen wat aan. De mens herdenkt de doden en doet er verder niets aan. Ik geloof dat dit op zichzelf voldoende is om mijn mening over het nut van dergelijke herdenkingen tot uitdrukking te brengen.
Iemand met een beetje werkelijkheidszin begrijpt dat, wat in het verleden is gebeurd, is afgedaan, dat degenen die gestorven zijn voor een ideaal of voor de vrijheid niet in deze dagen voortdurend moeten worden teruggeroepen naar de wereld opdat men dan deel heeft aan hun heldhaftigheid ‑ want daar komt het vaak op neer ‑ maar dat men zich eerder rustig moet wenden naar het heden en zich moet afvragen: is er iets waartegen ik mij kan verzetten? Dat lijkt mij logisch.
Het is opvallend dat al deze vormen van dodenherdenking, kransleggingen bij Onbekende Soldaten, op oorlogsgraven e.d. ergens de achtergrond hebben van: het is toch goed om voor het Vaderland te sterven. Ik kan u uit directe wetenschap en ervaring meedelen dat de spreuk ‘het is schoon en goed te sterven’ misschien moge gelden voor politici maar niet voor degenen, die begraven liggen op oorlogskerkhoven.
Het is niet goed voor het Vaderland te sterven. Het is goed te sterven voor iets waarin je gelooft. Het is niet belangrijk waarin je gelooft omdat een mens, die overgaat met de zekerheid dat hij het beste heeft gedaan dat hij kon, dat hij zo waar en trouw aan zichzelf is geweest als maar mogelijk was, zonder berouw sterft; berouw over het feit dat hij moet sterven. Hij aanvaardt de dood als een logische consequentie van datgene wat hij heeft gedaan, wat hij heeft gedacht. Zo iemand heeft geen herdenkingen nodig. Zo iemand heeft hoogstens behoefte aan mensen, die reageren op datgene wat hij hun wil inspireren.
Ik heb nog nooit gehoord dat door de herdenking van de dode helden van een oorlog of revolutie er meer vrede op aarde is gekomen. Ik heb nog nooit gehoord dat bij het herdenken van hen, die in het bestrijden van het onrecht zijn gevallen, het onrecht op aarde is verminderd. Zolang dit niet het geval is, lijken mij dergelijke herdenkingen niet slechts overbodig maar een valse coulisse, die wordt opgetrokken om op grond van het goede uit het verleden de fouten, die aan de demonische werkingen van het heden te wijten zijn, te vermommen en te verhullen.
Concentratievermogen.
Zich concentreren betekent: zich geheel richten op één punt. Dat kan een actie zijn, dat kan een denkbeeld zijn, dat kan het lezen van een boek zijn of zelfs het uitwerken van een denkbeeld in jezelf.
Concentratie kan alleen tot stand komen indien datgene wat wij doen, voor ons werkelijk belangrijk is. Je kunt je nooit waarlijk concentreren op iets waarvan je de belangrijkheid niet inziet. Dus, indien u concentratie wenst, dan zult u zich eerst de zin van hetgeen u doet ‑ op welke basis dan ook ‑ moeten realiseren. Als u dat heeft gedaan, dan moet u verder tegen uzelf zeggen: Ik heb alle tijd. Iemand die haastig is, kan zich niet concentreren.
Concentratie is geen kwestie van een maximale inspanning. Integendeel, het is een zodanig ontspannende werking dat de gehele wereld ons koud laat en wij dat ene, waarmee wij ons op dat ogenblik verwant gevoelen of dat ons interesseert, juist daarom met al onze vermogens en attentie kunnen benaderen.
Zijn er mogelijkheden of regels om het concentratievermogen van de mens te verhogen?
Er zijn er verschillende. Een enkele daarvan heb ik u reeds gegeven.
Wijdt u geconcentreerd aan die problemen en die vragen, welke voor u een werkelijke betekenis hebben. Bestaat die betekenis niet, concentreer u dan zo weinig mogelijk. Soms is enige gerichtheid op een taak, die u nu niet interesseert, onvermijdelijk maar doe dan niet meer dan het werkelijk noodzakelijke. Iemand, die zich voortdurend probeert te concentreren op een groot aantal taken, waarmee hij zich in wezen helemaal niet verwant gevoelt en die hem niets zeggen, zal op de duur zich niet alleen niet kunnen concentreren op deze taken (vergeetachtigheid, het verwaarlozen van allerlei kleinigheden gaan dan een rol spelen), maar hij zal bovendien zijn vermogen om zich reëel te concentreren op zaken, die voor hem wel belangrijk zijn, aanmerkelijk zien verminderen.
Dan moet u zich verder realiseren dat het niet belangrijk is hoeveel tijd wij nodig hebben om iets te doen. Omdat de dingen, die waarlijk belangrijk zijn, ook de moeite waard zijn goed gedaan te worden. Of dat nu een gedachte is die wij uitstralen of een lering die wij in ons opnemen of een arbeid die wij verrichten, als iets de moeite waard is goed gedaan te worden, dan moeten wij niet vragen hoeveel tijd wij daarvoor nodig hebben. Juist door ons tijdsbesef en het tijdselement uit te schakelen, krijgen wij een zo perfect mogelijke samenwerking van alle vermogens, die wij hebben en een gemakkelijke toegankelijkheid tot een groot gedeelte van ons bewustzijn. Kortom, juist door de tijd te nemen voor ons werk, kunnen wij het in minder tijd voor elkaar brengen.
Dan moet u zich ook nog te binnen brengen dat wij ons alleen op iets kunnen concentreren indien er geen even belangrijke invloeden zijn. Er zijn mensen, die een optocht erg belangrijk vinden en een boek ook. Nu weten zij op een gegeven ogenblik niet of zij zullen blijven lezen of naar de optocht gaan kijken. Zij zien de optocht niet geheel en wat zij hebben gelezen, onthouden ze niet, zodat zij opnieuw moeten beginnen. Dergelijke dingen komen regelmatig voor.
Soms heb je een korte periode van werkelijke concentratie; dan kun je dus een taak aan. Zij verwatert dan. Op een gegeven ogenblik merk je dat het niet meer wil. En dan is het de hoogste tijd om wat anders te gaan doen. Wij moeten nimmer proberen onze concentratie door te voeren totdat een taak is voleindigd, maar wij moeten ons met de taak bezighouden zolang concentratie voor ons mogelijk is. Daarna moeten wij ons een behoorlijke tijdsduur toestaan om ons met andere dingen bezig te houden. Ontspanning is erg belangrijk.
Ik kan mij voorstellen dat u op kantoor een zekere taak verricht die grote concentratie vereist. Wanneer u daarmee bezig bent, dan komt er een ogenblik dat u het niet meer aan kunt. Ga dan rustig wat anders doen. Ga niet alleen maar even een kopje koffie of een glaasje water drinken om dan weer opnieuw te beginnen. Kijk even of er nog wat anders is waarover u met iemand kunt gaan praten, of dat er misschien zelfs een zekere informatie is, die u nog even wilt nagaan. Hierdoor schept u voor uzelf de gelegenheid om te ontspannen voor zover het het probleem aangaat en om vastgelegde denksporen weer een beetje los te maken, de krampachtigheid weg te nemen. U zult ontdekken dat u daarna ‑ zeg maar met een tussenruimte van misschien een half uur, soms een uur ‑ in staat bent om wederom volledig geconcentreerd verder te gaan. Het lijkt misschien tijdverspilling, maar in de praktijk blijkt dat u dan veel meer presteert omdat u door uw concentratie foutloos en zeer gestadig kunt doorwerken in de periode, dat die concentratie voor u mogelijk is.
Wat moet men doen om afleiding te vermijden?
Alles wat ik kan verwachten, waarvan ik dus weet dat het kan optreden, zal mijn concentratie niet verstoren tenzij ik mij daaraan erger. Probeert u zich dus niet te ergeren aan de regelmatig voorkomende storingen. Het bespaart u niet alleen energie, maar het voorkomt ook dat u met uw gedachten plotseling zodanig bij de storing bent, dat het geheel van de in uw ontstane gedachten en eventuele handelingsbekwaamheid en precisie teloor gaan in de ergernis.
Indien u zich geestelijk wilt concentreren, zorg dat er geen onverwachte storingen kunnen optreden. Een verwachte storing is niet erg; die registreert u en u gaat verder. Het is het onverwachte en onbekende, waardoor u a.h.w. wakker schrikt, daardoor tot het nulpunt van concentratie terugkeert en dan van daaruit weer een geheel nieuwe opbouw moet maken.
Concentreer u niet te vaak en niet te veel indien het even vermeden kan worden. Indien ik daarvoor een regel zou mogen geven voor een mens, dan zou ik zeggen: ongeveer 1,5 à 2 uur volledig geconcentreerde arbeid of volledig geconcentreerd nadenken is het maximum dat iemand regelmatig en zonder enige schade kan opbrengen. Al wat meer is dan dit, wordt op de duur schadelijk en veroorzaakt een toenemend gebrek aan concentratievermogen.
Concentratie betekent in feite een verdichting. Verdichting, het samenpersen van waarden. Iemand, die geconcentreerd denkt, moet zich realiseren dat hij daardoor alle reacties, die buiten een bepaald punt samenhangen, buiten werking stelt. Hij brengt echter alle daarmee in verband staande referentiewaarden a.h.w. veel dichter bij elkaar. De gedachtenprocessen verlopen sneller en zijn logischer, maar door de concentratie ook eenzijdiger.
Indien u zich dus filosofisch of esoterisch concentreert, is het goed uw eindconclusie later ontspannen en niet geconcentreerd nogmaals te bezien. U zult dan veelal ontdekken dat u bepaalde waarden buiten beschouwing heeft gelaten. Maar door de concentratie heeft u een eindconclusie kunnen bereiken, die ‑ ongeacht de daarop aan te brengen varianten ‑ in veel kortere tijd tot stand kwam dan zonder dit denkbaar zou zijn.
De meeste mensen kunnen zich het gemakkelijkst concentreren op bepaalde indrukken. Als wij proberen inzicht te krijgen in wat de mens nu wel en wat hij niet kan, dan moeten we uitgaan van het standpunt: Concentratie kan soms gemakkelijk worden opgebracht via geluid, soms visueel (lezen of kijken naar iets). Als het even mogelijk is, zullen wij datgene waarop wij ons concentreren dus vergezeld doen gaan van een daaraan verwant zijnde prikkel voor die organen, waardoor de concentratie voor ons het gemakkelijkst is. U zult zich afvragen hoe ik dit bedoel.
Als u wilt nadenken, dan kan het erg handig zijn indien u bepaalde kleurvlakken gaat bekijken. In sommige gevallen kunt u een kleursamenstelling nemen b.v. geel ‑ rood. In andere gevallen neemt u bepaalde vormen of lijnen, in nog andere gevallen kan ik mij voorstellen dat u zich concentreert door b.v. te kijken naar een paar vogels in een kooi. Het is niet noodzakelijk dat er een logische relatie bestaat tussen hetgeen wij waarnemen en hetgeen waarop wij ons willen concentreren. Wel is noodzakelijk dat hetgeen waarop wij onze concentratie visueel baseren, niet in strijd is met dat wat wij willen overwegen. Dat geldt voor geluid eveneens. Het kan dus zijn dat iemand veel gemakkelijker feiten opneemt terwijl hij als het ware ontspannen en gelijktijdig wordt gericht door muziek van Bach en een ander voelt misschien meer voor de Beach Boys e.d. Het is dus niet belangrijk wat voor muziek je speelt. Het is wel belangrijk dat de geluidsachtergrond ontspannend werkt en daardoor juist een sterke concentratiemogelijkheid geeft.
Wij moeten dus omstandigheden kunnen scheppen waardoor wij gemakkelijker tot goede concentratie kunnen komen. Kleur kan daarbij ook een rol spelen. Er zijn mensen, die zich boven een groen bureaublad goed kunnen concentreren. Geef hun een rood bureaublad en de concentratie is weg; dan zijn ze veel verstrooider. Iedereen zal dat voor zichzelf moeten nagaan.
Vraag je gewoon af: Waarop reageer ik? Wat geeft mij rust? Wat geeft mij stilte? Als u vindt dat het te moeilijk is een bureau om te wisselen, dan kunt u er desnoods een stuk gekleurd papier of plastic op leggen. Sommige mensen kunnen zich gemakkelijker concentreren als er planten of bloemen in de buurt zijn. Waarom zou u ze dan niet neerzetten? Ze behoeven geen directe relatie te hebben met hetgeen u doet, maar als hun aanwezigheid het u gemakkelijker maakt u sterk te bepalen tot datgene wat op dat ogenblik belangrijk is, dan moet u ze gewoon gebruiken.
Het blijkt in vele gevallen dat ook bepaalde geuren storend kunnen werken. Als u een vertrek heeft dat een beetje naar verschaalde sigarenrook ruikt, dan kunnen heel veel mensen niet tot een geestelijke concentratie komen. Laten wij dan zorgen dat wij daar een geur brengen, die voor hen wel aanvaardbaar is. Als het even kan: frisse lucht! Kan het niet, laten wij dan desnoods wierook branden, parfum verstuiven of iets anders zodat wij ons a.h.w. aangenaam voelen in die omgeving want dat is een van de belangrijkste punten. Om u goed te kunnen concentreren, moet u uw omgeving aanvaarden. U moet niet erdoor worden gestoord of gehinderd. Dan pas kunt u zover in uw onderwerp verzinken dat eventueel later optredende storingen geen invloed meer hebben.
RUST.
Is rust stilstand? Als de tijd stilstaat, heerst er dan rust? Of is rust eerder de aanvaarding van al het zijnde? De verandering, die niet meer storend is maar harmonisch voor het geheel. Ware rust vind je eerst indien je. datgene wat je bent en wat rond je is, hebt aanvaard. Aanvaarding brengt de ontspanning; en uit ontspanning ontstaat rust.
Rust in zichzelf is geen volledige daadloosheid. Zelfs degene, die in staat is om het onmiddellijk‑verblindende licht te aanvaarden en daarin vanuit menselijk standpunt volledig tot rust te komen, rust slechts in een bepaalde vorm. Hij is niet actief maar hij ondergaat in totaliteit. Hij beseft, terwijl hij niet reageert. De buitenstaander noemt dat rust.
Als een mens slaapt, dan kan hij dromen. Hij kan bezig zijn met gesloten ogen de belangrijkste problemen te overwegen. De buitenstaander zegt: hij rust.
Rust is een verschijnsel van uiterlijkheden. Werkelijke rust ontstaat eerst door harmonie. Harmonie in en met jezelf. Harmonie met de hele kosmos rond je. Wie dus rust zoekt, hij zoeke eerst de vrede met zichzelf en de aanvaarding van zijn wereld te vinden, zoals ze is. Deze zal waarlijk rusten. En in een korte tijd van rust zal hij levenskracht en veerkracht in zichzelf ervaren en erkennen, die een ander zelfs na vele uren loodzware rust niet herwint.
Rust is er in de wereld indien ons besef die wereld als harmonisch ziet. Niet het landschap brengt ons rust, maar onze aanvaarding van het landschap doet ons rustig worden en daardoor ons ontspannen.
Onze confrontatie met de hoogste kracht kan een oorlog zijn, een voortdurende strijd die wij hel noemen, een voortdurend gebonden zijn aan gewoonten, aan eigenschappen en voorstellingen, die wij niet kwijt willen raken en het kan rust zijn omdat we aanvaarden wat wij zijn, maar vooral datgene wat er rond ons is.
Bewustwording zelf is rust. De rust, waarin de totaliteit kan spreken tot ons, zonder dat wij verstoord trachten hieraan actief deel te nemen.
Alles wat rust is, is harmonie. Zonder ware harmonie is er geen rust. Daar, waar rust ontstaat door het ontbreken der dingen, is er geen ware rust maar een zich aankondigend conflict.
Wie deze dingen in zichzelf verwezenlijkt en verwerkt, hij vindt voor zichzelf een streven naar rust dat gebaseerd is op zijn instelling en zijn aanvaarding. Hij vindt voor zich een aanvaarding van de wereld, die hem rust brengt. En hij weet vooral zijn eisen aan zichzelf en aan de wereld zodanig te beperken dat het werkelijke leven voor hem betekenis kan krijgen in de totaliteit van het ‘zijn. Dit is ware rust. Ware rust in de dood zowel als in het leven, zowel in de hoogste sfeer als in de stof.
Overwin dus de schijnbare rus’, de stilstand die geen rust is maar wordend conflict en vind de harmonische eenheid met het zijnde, waardoor u voortdurend kunt rusten en toch deel zijn van elke ontwikkeling. Dan zult u in deze rust de harmonie met de kosmos voor uzelf gewinnen.