Werkwijzen – praktisch occultisme

image_pdf

uit de cursus ‘occult practicum’ (hoofdstuk 2) – oktober 1966

Werkwijzen – praktisch occultisme.

Ik heb u reeds duidelijk gemaakt, dat een zekere methodiek bevorder­lijk is voor het bereiken van resultaten. Wij mogen hierbij echter niet uit het oog verliezen, dat niet iedereen hetzelfde gemakkelijk kan doen. Waar de een kan werken met zijn verstand, zal de ander met zijn emoties moeten werken. Waar de een zuiver stoffelijke hulpmiddelen gebruikt, zal de ander moeten volstaan met een sterke concentratie. De werkwijze moet dus worden gekozen aan de hand van de mogelijkheden en van uw persoonlijke voorkeur. Onthoudt u echter één ding: Als men een zekere werkwijze kiest, kan men deze niet meer wijzigen. Wie aan een bepaalde actie begint, moet haar volvoeren. Wie een bepaalde instelling eenmaal deelmaakt van zijn werkwijze, zal die instelling eerst moeten bereiken, voordat hij verder kan gaan. Dit is heel erg belangrijk. Men is misschien geneigd het kinderlijk te vinden, als er wordt gezegd: Wanneer men met potlood werkt (bv. voor inspiratief schilderen of tekenen), dat die potloden precies op de juiste wijze en in de juiste volg­orde moeten worden neergelegd. Men is geneigd, als men zich vergist, die vergissing eenvoudig te herstellen en begrijpt niet, dat men daarmede zijn mogelijkheden aanmerkelijk beperkt. Het is beter opnieuw te beginnen en het volledig goed te doen. Daarom zou ik u t.a.v. de werkwijze de raad willen geven: Als u een bepaalde procedure meermalen wilt volgen, leg uw werkwijze vast, noteer haar. Wanneer u een volgende maal aan hetzelf­de werk begint, raadpleeg eerst uw lijst, opdat u weet wat te doen en in welke volgorde.

Wanneer u inspiratief bepaalde woorden of klanken voelt opwellen en deze zijn voor u werkzaam, leg ze zo goed mogelijk vast, opdat u ze kunt herhalen.

Werken in het occultisme is als het werken met de stukjes van de een of andere legpuzzel. Alle delen passen op een bepaalde manier samen. Indien er één verkeerd wordt gebruikt, wordt alle verdere bereiking moeilijker en zal men ten slotte eerst moeten corrigeren. Vandaar dat het dus belangrijk is, dat u ook werkelijk systematisch handelt en systematisch reageert. Uw inspiraties ‑ en u zult daarmee in het occultisme ongetwijfeld veel te maken krijgen ‑ kunnen worden beschouwd als een aanvul­ling op, maar nimmer als een vervanging van een deel van de normale ma­nier van werken.

Nu wilde ik graag een paar werkwijzen omschrijven, die ‑ naar ik meen‑ voor de meesten wel direct bruikbaar kunnen zijn.

Harmonie met het hogere.

Ik begin met mij een voorstelling te maken van dit hogere. Hoe nauwkeuriger ik het doel omschrijf, hoe beter. Besteed desnoods vele uren of zelfs dagen eraan om een juis­te formulering voor uw doel te vinden: een zo kort en compleet mo­gelijke omschrijving.
Ga niet onmiddellijk met uw omschrijving aan het werk. Gebruik de formule en tracht het beeld daarbij te vinden, totdat dit een ge­woonte is.
Harmonie met het hogere betekent verder, dat ik zuiver ontvan­kelijk ben voor het hogere. Wanneer ik dit dus zover heb gedaan, zal ik trachten mij voor te stellen, dat dit door mij ontworpen symbool of beeld, eventueel deze door mij gebruikte emotie, in mij persoonlijk aanwezig is. Probeer u te identificeren met de omschrijving of met de voorstelling. Ook dit vergt enige oefening.
Is dit volbracht, dan kan men zich één‑gevoelende met dit ho­gere zijn vragen, problemen of verdere wensen uitspreken. Zij zijn dan in het hogere uitgedrukt en het is dus niet meer noodzakelijk erover na te denken. Volsta in dergelijke gevallen na het gevoel van een­heid met een eenvoudige en wederom zo kort mogelijke opsomming van hetgeen men wenst of wil bereiken. Daarna is rust noodzakelijk. Alleen in rust en ontspannenheid is het mogelijk dat het antwoord zich ook binnen uzelf kenbaar maakt. Op het hogere vlak zal het ant­woord er altijd zijn, maar u wilt er deel aan hebben. Dit wordt be­reikt door de eigen gedachten zo vaag en zo ijl mogelijk te houden. Dwalende gedachten zijn hier niet schadelijk. Alle denkwijzen, zelfs t.a.v. werkwijze of doel, die echter een vaste en langdurige samenhang krijgen, dienen te worden verworpen. Ook dit z.g. receptief zijn vergt enige oefening.
Ten laatste wil ik bij deze werkwijze nog opmerken: Het is niet vol­doende te ontvangen alleen. Het ontvangene wordt zonder meer geabsorbeerd; daarna stelt men bewust zichzelf weer gescheiden van het ideaal of van de stelregel voor. Wanneer men het gevoel heeft, dat die scheiding er is ‑ en niet voordien ‑ zal men de resultaten (als het even kan door ze weer op enigerlei wijze vast te leggen) fixeren. Deze resultaten laat men dan tenminste enige uren met rust. Het gereproduceerde wordt daarna verstandelijk en emotioneel overwogen. De resultaten van een dergelijk contact met het hogere en harmonie met het hogere zijn over het algemeen een veel juister begrip voor eigen mogelijkheden en eigen noodzaken in de materie.

Contact met de geest.

Een tweede werkwijze, wat in dit geval belangrijk kan zijn. Men wil contact hebben met de geest.
In de eerste plaats: welke geest? Wat is de waarde, die men aan die geest toekent? Hierop móét een antwoord gegeven worden. Er moet een voorstelling aanwezig zijn.
In de tweede plaats: Zorg ervoor dat uw omgeving gereinigd is, dat u zelf het gevoel van rein‑zijn bezit.
Schep een zo groot mogelijke rust. Indien anderen aanwezig zijn, verzoek hen zich van elke afleiding te onthouden. Is er een mogelijkheid van sto­ring van buitenaf, zo kan men deze overvleugelen, desnoods door mate­rieel de een of andere overheersende, maar voor het “ik” harmonische invloed tot stand te brengen: bv. het spelen van muziek e.d.
Roep nimmer de geest op. Wie een geest roept, roept alle geesten. Wie antwoordt is dubieus. Zend uw geest uit naar de ander. Bouw u als vooromschreven een beeld van deze geest en probeer in gedachten met dit beeld in contact te komen. In het begin zal zelfmisleiding hierbij vaak voorkomen. Door oefening leert men echter ook dit vermijden.
De manifestatie van die geest is afhankelijk van die geest. Tracht niet de wijze van optreden te beïnvloeden; wees receptief. Tracht ook uw omgeving daartoe te brengen.
Indien u werkt met een kring of met een medium, zorg ervoor dat bui­ten de kring (en natuurlijk ook zoveel mogelijk buiten de onmiddellijke na­bijheid van het medium) iemand aanwezig is, die de noodzakelijke notities kan maken. Wacht niet tot de geest u doet spreken; dit is volledig medium­schap. Spreek de beelden of gedachten, die in u rijzen, uit. Vraag u niet af, of zij redelijk zijn. Wanneer u bepaalde geluiden hoort, zeg niet: dit is wel of niet de geest. Wanneer er regelmatige klopgeluiden zijn, kunt u trachten een code vast te stellen: bv. “ja” 2 keer kloppen, “Neen” 3 keer kloppen, of iets dergelijks. Gebruik nimmer 1 tik of 1 klop als signaal. Dit kan incidenteel tot stand komen door natuurlijke omstandigheden of door ingrijpen van anderen. Indien men “rappings” van tenminste 2 of 3 signaal­normen neemt, gaat het eenvoudiger.
Tracht niet door middel van de “rappings” alleen het contact tot stand te brengen. Ga uit van hetgeen u in zich voelt opkomen ‑ zelfs wan­neer dit fantasie is ‑ en verzoek in een dergelijk geval de aanwezige geest het al of niet juist zijn van het gesprokene aan te geven door het aantal “rappings”. Laat dit noteren en vaststellen door een ander. Richt u niet op de bevestiging of afkeuring. Ga door met het weergeven van uw gedach­ten of de beelden.
Tracht nimmer een persoonlijk contact met de geest tot stand te bren­gen uit behoefte aan het herstel van relatie e.d.. Zoek desnoods naar een innerlijk contact, dat op de vooromschreven wijze tot uiting kan worden ge­bracht, maar probeer niet de geest ertoe te verleiden zich te manifeste­ren. Wanneer u de harmonie schept en de behoefte tot manifestatie is aan­wezig, zal deze zeer waarschijnlijk op een persoonlijke en voor u volledig kenbare wijze plaatsvinden. Er zijn hieraan vele andere aspecten verbonden, maar wij zullen daarop la­ter verder gaan.

Reiniging.

Een derde werkwijze.
Reiniging houdt altijd in: frisse lucht; zo mogelijk zonlicht, althans vrij invallend daglicht. Zij kan verder omvatten: het gebruik van reinigen­de wierook. Bij gebrek aan kennis kan hier in Europa meestal de z. g. adyar­wierook worden gebruikt.
Na gereinigd te zijn zal een vertrek, bestemd voor geestelijke oefe­ningen, seances, andere proeven of samenkomsten, niet meer voor profane doeleinden mogen worden gebruikt. Het is dus niet voldoende ‘s middags eens te luchten en licht te laten binnenvallen, dan de kamer te sluiten, gezellig te gaan eten in die kamer, om dan later daarin te seanceren, want zij is gereinigd. Men moet alle niet met de taak verbonden gedachten en niet met de taak verbonden handelingen tot een minimum beperken.

Wanneer u werkt in meer magische zin, volsta nimmer met een improvisatie. Wilt u een diagram trekken en gebruikt u daarvoor papier, zorg er dan voor dat alle vellen papier geheel met elkaar verbonden zijn, anders ontstaan er hiaten.

Wanneer er gebruik moet worden gemaakt van lampen met bv. olijfolie, vervang deze nimmer door andere olie. Houdt u aan uw voorschrift.

Voorkom het overmatig gebruik van reukwerken in besloten ruimten. Het kan schadelijk zijn.

Bedenk dat elke magische plechtigheid, waarbij een bloedoffer te pas komt, niet slechts zwart‑magisch is, maar dat zij bovendien stoffelijk een grote kwetsbaarheid voor uzelf betekent. U bent dan gebonden en niet vrij meer.

Wenst u enig ander resultaat in een dergelijke ruimte te bereiken, ga dan uit van het denkbeeld dat altijd bij elke meditatie ofwel een vaststaande formule moet worden gebruikt dan wel ‑ zo men vrijelijk wil mediteren ‑ er moet worden gesproken en gedacht vanuit de gevoelswereld. Meditatie is een gevoelskwestie. Gebeden kunnen worden gesproken volgens een vaste formule. Het is beter het gebed te spreken vanuit de gevoelswereld.

Handelingen, die harmonie uitdrukken, kunnen altijd deel zijn van een harmonisch streven. Handelingen, die enige verdeeldheid of disharmonie uitdrukken, zullen altijd moeten worden vermeden.

Zoekt men een van al het andere streng gescheiden doel na te streven, voorkom handelingen, die onderlinge harmonie weergeven en volsta met een concentratie van gedachten. In een dergelijk geval is zelfs het schudden van handen bij het binnenkomen af te raden.

Ik heb u hier enkele werkwijzen gegeven. Wij zullen daarop meermalen moeten terugkomen in de loop van deze cursus. Dit is een aanloop. Ik hoop echter dat u ‑ wanneer wij de magische en occulte mogelijkheden verder zullen nagaan ‑ deze kleine regels en voorschriften goed in het oog wilt houden. Het is niet alleen belangrijk dat u een bepaalde proef neemt, dat u een bepaalde mogelijkheid kent, het is bovenal belangrijk dat u de juiste procedure vindt. De juiste procedure is alles bepalend.

Inwijdingen.

Wanneer wij kennis maken met de z.g. inwijdingsriten van de oudheid, als wij de symbolen zien die bij inwijdingen in vele groeperingen zelfs heden nog bestaan, dan komen wij wel tot de conclusie, dat er altijd een beproevingstijd aan voorafgaat.

Deze beproevingen zijn in de oudheid altijd weer confrontaties met de vier elementen; daarnaast confrontatie met het eigen “ik”.
De mensen zijn geneigd te denken, dat je dit alleen naar nodig hebt, als je hoge geestelijke waarden wilt bereiken, en dat is helemaal niet waar. Inwijding betekent niets anders dan het doordringen in de geheimen; het bereiken dus van een zekere mate van beheersing, een zekere mate van kracht. Een dergelijke inwijding kan niet worden uitgedrukt in formules.

Een inwijding is altijd een beleving, ook als je ‑ laten we maar zeggen ‑ satanist bent. Dan zal die inwijding een confrontatie moeten inhouden met de verschillende elementen. Het is zelfs zo dat wij van bepaalde groepen van duivelsaanbidders weten, dat hun inwijdingsritueel o.m inhoudt: De confrontatie met de aarde. Men wordt neergeworpen op de aarde en heel vaak wordt er ook nog aarde of zand over de persoon uitgestort. De confrontatie met vloeistof, waarbij het water meestal door bloed is vervangen; de bloeddoop, zegt men ook wel. Daarna de lucht. Men wordt zeer sterk in allerhande wierookdampen gezet. Dan natuurlijk ook nog het vuur. De mens wordt over het algemeen licht geschroeid door een vlam, terwijl alles verder duister is. Dat is dus kennelijk de beproeving van de vier elementen. Daarna volgt dan een aantal geloften en vragen, waarop men antwoord moet geven, zodat de mens zichzelf eigenlijk openbaart. Nu kunnen wij dergelijke praktijken wel afwijzen, maar het is toch wel ten inwijding in de werkelijke zin van het woord.

De mensen in de moderne tijd piekeren natuurlijk over de inwijding op een heel andere manier. Zij zien dit als het innerlijk bereiken van een nieuwe status, het bereiken van nieuwe symbolen, het kennen misschien van nieuwe krachten en waarden. En juist omdat de ­persoonlijke inwijding, die dus buiten de organisatie omgaat, in deze tijden veel voorkomt, meent men dan dat dat zo maar gaat. Laat mij u nadrukkelijk vertellen, dat dat niet het geval is. Een inwijdingsrite, waarbij u niet de steun hebt van de groep, zodat het ritueel stoffelijk en formalistisch kan worden uitgevoerd, zal in uw eigen leven tot uiting komen.

Laten wij eens stellen, dat u bent uitverkoren voor een gehele of gedeeltelijke geestelijke inwijding in dit leven vanuit de geest. Wat zullen wij dan zien?

Wij zullen zien, dat u in uw leven achtereenvolgens met een aantal problemen wordt geconfronteerd. Die problemen kunnen zeer lastig en emo­tioneel zijn. U zult worden geconfronteerd met bv. een val. U valt er­gens. U wordt geconfronteerd met de grond, de aarde, met de materie. Het kan zijn dat u een tuin moet omspitten. Het kan ook zijn dat er op een gegeven moment een hele hoop aarde op u valt en dat u dat dan maar welgemoed moet dragen en moet oplossen. Doet u het niet, dan herhaalt zich de proef.

U zult ontdekken dat u ook met vloeistoffen te maken krijgt; en heel vaak is dat zelfs een veelvuldigheid, zodat u niet slechts te maken krijgt met bv. regen of met een aquarium dat lek is ‑ wat natuurlijk ergens ook wel op zijn plaats zou kunnen zijn ‑ maar daarnaast meestal met de elementen; of u moet plotseling een zeereis gaan maken, waarop u allerhande ervaringen hebt.

Met de lucht is het al precies hetzelfde. U wordt geconfronteerd met problemen van de lucht: aandoening van de luchtwegen e.d.. Dat is over het algemeen voor de mens emotioneel nog onaangenaam. Hij moet zichzelf overwinnen. Hij moet pijn overwinnen. Hij moet leren door te gaan, wat er ook gebeurt. Doet hij het niet, dan zal een verdere inwij­ding niet volgen.

Maar laten wij nu eens aannemen, dat iemand al die proeven in de loop der tijden wel doorstaat. Wat gebeurt er dan? Dan moet hij met zich­zelf worden geconfronteerd. Er zullen dan een aantal belevingen optreden, die voor hem conflictstof zijn. Het leven gaat hem de vragen stellen die in de plechtige rituele inwijding van een genootschap worden voorgelegd door de voorzitter; en de antwoorden daarop zijn persoonlijke, maar daar­om ook veel beduidender dan zij ooit in een rituele bijeenkomst kunnen zijn. De oplossing van al die problemen, die jezelf betreffen (ook weer een voor de mens heel zware opgave) wordt dan gevolgd door wat men noemt: het moment van verlichting. Dat kun je vergelijken met het ritueel weg­nemen van de blinddoek of het maken van licht, dat wij in die groeperin­gen steeds weer tegenkomen. Het is plotseling een gevoel van innerlijk hoog zijn, innerlijk verbonden zijn. Dan denkt de mens: Nou heb ik het. Maar ook dàt is niet waar, want na dit vaak betrekkelijk korte moment van een gevoel van innerlijke verbondenheid en verhevenheid flop je terug op de aarde. Je hebt een emotie gevoeld. Je hebt dus het begrip van ver­bondenheid te pakken. Dàt is inwijding. En nu moet je gaan bewijzen dat je er zelf iets mee kunt doen.

U ziet dus, dat zo’n inwijding eigenlijk geheel anders verloopt dan men zich dat meestal voorstelt. Er komen geen geheimzinnige mannetjes bij te pas, al kunnen zij u soms wel eens komen helpen, maar dan weet u meestal pas dat zij geheimzinnige mannetjes zijn, als zij weg zijn.

U zult ontdekken, dat u met dromen, met allerhande onaangenaamhe­den wordt geconfronteerd, ook na die bereiking. U zegt dan: Ja, maar ben ik daarvoor dan ingewijd?

Ja. Het doel van de inwijding is nl. niet u op een hoger niveau te plaatsen, zoals men wel verkeerd pleegt te denken. Zij is bedoeld om u de middelen in handen te geven te leven volgens een hogere norm van geestelijk bewustzijn; en dat is heel wat anders.

Ingewijd zijn kan dus ook wel eens inhouden, dat je kunt zeggen: Nou, jongens, dat getal wint de honderdduizend, dat paard zal winnen en op de roulette zal het kogeltje achtereenvolgens 17 keer op rood vallen. Dat gaat allemaal wel. Maar indien je er geen bestemming voor hebt, loopt het onmiddellijk mis. Je kunt die 100.000 gulden krijgen, in­dien die werkelijk nodig zijn, indien het onvermijdelijk is. Dat paard zal winnen, natuurlijk. Maar als jij daarop zet, wint het alleen als de in­zet een doel heeft; en dat doel ligt altijd buiten jezelf.

Een mens kan nimmer zichzelf als doel kiezen. Misschien is dat wel het belangrijkste punt, dat je in een inwijding kunt leren. Zodra je je­zelf als doel gaat stellen, ben je al verloren. Zie je jezelf als mid­del, dan wordt de zaak anders. Maar dan zul je alleen die extra krach­ten en mogelijkheden hebben op het punt, waar het middel dus ook wordt gebruikt.

De noodzaak, die voor de primitieve mens vaak bestaat om dat alle­maal ergens symbolisch uit te drukken en allerhande overdrachtelijke ac­ties uit te voeren, kan voor iemand die ingewijd is wel eens wegvallen. Maar hij zal er nooit aan kunnen ontkomen, dát hij zelf altijd deel is van hetgeen hij doet. Ook dat ziet men vaak over het hoofd.

Een inwijding is niet alleen maar het herkrijgen van kennis en macht, of een bereiking of het verkrijgen van middelen. Het is ook verantwoorde­lijkheid. Het is misschien eenvoudig om het zo uit te drukken:

Een voetganger heeft veel minder met de verkeersregels te maken dan een automobilist. Op het ogenblik dat je een vehiculum krijgt (een auto bv.), waardoor je dus sneller meer kunt doen, zul je ook aan meer re­gels gebonden zijn en ook aan meer beperkingen onderworpen. Je aansprakelijkheid­ wordt groter.

De inwijding is, als je haar op de keper gaat beschouwen, niets anders dan het bereiken van het punt, waarop je meer verantwoordelijk­heid kunt dragen. Naarmate de mogelijkheid om verantwoordelijkheid te dra­gen t.o.v. de wereld, je God en ook jezelf toeneemt, neemt de inwijding toe.

Het denkbeeld, dat inwijding een specifieke kennis omvat, is even­eens alweer uit de lucht gegrepen. Natuurlijk, in de oudheid had men zo van die spreuken, die werden ingefluisterd, maar eigenlijk waren dat meer wachtwoorden om mede‑ingewijden te herkennen. Het had niet werkelijk iets te maken met het innerlijk, met de bereiking.

Je kunt alleen werken met het materiaal dat je hebt. Niemand zal denken dat je van bv. bamboe een bronzen beeld kunt maken. En niemand denkt dat je van een bronzen beeld levende bamboe kunt maken. Maar de mensen denken wel vaak dat, wat zij ook zijn, de inwijding hen gelijk maakt aan elke andere ingewijde; hetzelfde materiaal. Neen, de inwijding zal al­tijd het persoonlijk karakter behouden, doordat zij alleen de in het “ik” aanwezige eigenschappen richt, gebruikt en eventueel bevestigt of verstevigt.

Iemand, wiens beroep dansen is, kan nooit worden ingewijd tot concertpianist. Hij kan ervoor studeren, maar hij zal het misschien nooit helemaal bereiken. Maar als hij met dansen die inwijding ondergaat, dan wordt zijn scala van uitdrukking rijker.

Onze scala van uitdrukking wordt rijker in de inwijding. Wij hebben dus veel meer mogelijkheid de wereld en ook de geest te bereiken. Want naarmate het “ik” groter en sterker is, zal het een groter deel van het leven als werkelijkheid kunnen aanvaarden en daarmee ook in een veel gro­ter deel van het leven werkelijk kunnen streven en werkelijk kunnen bestaan.

De contacten met de geest, die men in de inwijdingen heel vaak ziet als iets wat je cadeau krijgt, zijn eigenlijk een normaal resultaat daar­van en niet het doel.

Leven met de geest kan erg moeilijk zijn. Maar als je eigen bewustzijn de wereld van de geest omvat, dan zul je met de geest leven. Geesten be­velen ‑ wat mogelijk is voor een ingewijde ‑ lijkt misschien een aardig spel, maar het betekent de verantwoordelijkheid dragen voor die geesten, aan hen de kracht te geven de opgedragen taak te vervullen; en dat is niet zo een­voudig. Daarom wil ik dit korte onderwerp besluiten met iedereen, die naar inwijding streeft, toch vooral één raad te geven: Probeer niet te snel te veel te bereiken. Consolideer liever wat je hebt. Want als je zoveel wilt zijn en zoveel ineens wilt bereiken, schiet je tekort. En wie tekortschiet draagt de gevolgen, niet alleen van het persoonlijk tekortschieten, maar van alle gevolgen daarvan in zijn omgeving, in de wereld van de geest en in de wereld van de stof.

Dus als u zoekt naar inwijding, loop niet te hard. En als u wordt be­proefd in uw leven, dan is het mogelijk dat het een inwijding is. Mogelijk, niet zeker. Probeer dus in ieder geval te handelen, alsof het een inwij­ding is. Stel steeds uw veerkracht, uw gevoel van optimisme, van berei­king tegenover de problemen, die u ‑ hetzij lichamelijk, hetzij in de om­standigheden ‑ tegemoetkomen. Overwin zo niet alleen maar met een gezicht van: Hè, hè, dat is voorbij, maar maak er iets van. Zorg dat u zelfs van een kwaal die u overwint iets overhoudt. Zorg ervoor dat uw ongeluk u rijker maakt. Dat is mogelijk.

Als u zo leeft, dan zal de inwijding zich vanzelf manifesteren. Maar als u ingewijd wilt worden en hoopt de entreeprijs voor het selecte gezelschap te ontduiken, dan vrees ik dat u zwaar teleurgesteld zult zijn in de geest zowel als in de stof.

image_pdf