Weten en innerlijk weten

image_pdf

uit de cursus ‘Het probleem van vernieuwing en ontwikkeling’ 1984-1985

Het is misschien een wat eigenaardige samenvatting, maar toch iets waar je goed over moet nadenken. Om een voorbeeld te geven:

De Atlantische mythe wordt door een groot gedeelte van de wetenschap ontkend. Een aantal andere wetenschappen neemt aan dat het wel zoiets geweest zou zijn, maar zij zoeken het overal. De Fransen zoeken het in het vroegere Frans Afrika. De Grieken zoeken het in de Middellandse Zee vlak bij zich. Er zijn ook nog mensen die aannemen dat het ergens bij Denemarken en Noorwegen heeft gelegen. Dan zijn er ook nog mensen die vertellen dat het in de Caraïbische Zee heeft gelegen. Men heeft ook wel eens uitgemaakt dat het zich in de Sahara heeft bevonden. Dus dat wordt wetenschappelijk omstreden.

Maar nu iets eigenaardigs. Hoe komt het dat allerlei volkeren in veel verschillende delen van de wereld een mythe hebben over grote overstromingen? Dat men een mythe heeft die vertelt dat een aantal dagen de lucht verduisterd is geweest. Hoe komt het dat al die mensen eigenlijk een soortgelijk verhaal vertellen over een paar overlevenden met hun dieren op een vlot, een aak of op een berg die alles hebben kunnen overleven en daarna de stamvaders zijn geworden van een nieuw volk? Je kunt daarover een hele tijd filosoferen. Maar een bewijs daarvoor is niet zonder meer te geven.

Verder is het heel typerend dat, als we proberen die ramp wanneer die gebeurd zou moeten zijn ongeveer in de tijd te plaatsen, dan komen we tot een overstroming waarbij eerst wel water ontstaat en pas daarna eigenlijk de regens beginnen. Uitzondering is de bijbel die een omgekeerde volgorde geeft, terwijl ze het verder allemaal voortdurend hebben over een beschaving die eigenlijk helemaal was vervallen en waar allerlei zaken fout zaten.

Als dat nu op een plek op de wereld had plaatsgevonden, dan zeggen we: Nou ja, dat is de godsdienst. Maar als dat op vele plaatsen in de wereld gebeurt, dan moet er ergens een achtergrond zijn.

Kijkt een legende zal in zich natuurlijk iets sprookjesachtig hebben. Er zijn heel veel dingen niet waar. Aan de andere kant zijn heel veel dingen wel waar, want de legende is gebaseerd op feiten. Nu komen we eigenlijk bij het onderwerp waar we het vanavond over willen hebben.

Gezien de wetenschappelijke bewijzen tot nu toe bestaat er geen Atlantis. Er is mogelijk iets geweest, maar we weten niet precies wat. Er zijn geen overleveringen die door feiten kunnen worden gestaafd. Er zijn geen geschriften die duidelijk en kenbaar van deze vroege beschaving, die toch ook enige tijd een stadscultuur gekend moet hebben, zijn overgebleven. Er is niets.

Toch geloven de mensen erin. Zij weten iets omdat ze het van binnen weten.

Dat innerlijk, weten, is net te vergelijken met feitelijk weten. Ik geef u een voorbeeld. U heeft allen wel gehoord over die wonderdokters op de Filippijnen, de geestelijke dokters. Er is ook zwendel bij geweest, dat weet ik wel. Maar als we nu naar de Filippijnen gaan en we kijken daar, dan valt het volgende op:

Wij hebben te maken met een volk, dat in feite uit natuurgeloof lang­zamerhand is gekomen tot licht boeddhistisch geloof dat werd overschaduwd door ongeveer 400 jaar christelijke overheersing, voor­namelijk door de Spanjaarden. Deze mensen zullen voor bepaalde kwalen rustig naar de dokter gaan en ook moderne geneesmiddelen gebruiken. Andere kwalen echter daar zoeken ze de wonderdokter voor op. Het gekke is, dat de wonderdokter met zijn rituelen, met allerlei goochelkunsten, want die zitten er ook bij, vaak meer bereikt voor de genezing van die mensen dan de officiële wetenschappers op papier zouden kunnen doen. Hoe komt dat?

Die mensen voelen innerlijk aan dat er een aantal kwalen en ziekten zijn die samenhangen met een gevoel van isolement, van afgesloten zijn. Je zou kunnen zeggen dat bv. eenzaamheid de volgende kwalen o.a. kan op­roepen, kanker, nierziekten, leveraandoeningen en hart- en bloeddrukkwa­len. Dus hoofdzakelijk bloedsomloop.

Als die mensen nu in een ritueel worden verbonden met anderen, dan wordt de eenzaamheid doorbroken. Hiermee wordt onbewust de psychische druk opgeheven die mede oorzaak is geweest voor de kwaal. En nu pas krijgt het lichaam de mogelijkheid zich tegen die kwaal te verweren en zich in­ daad te herstellen.

Dat is een innerlijk weten dat kun je niet bewijzen. Wetenschappelijk kun je het niet waarmaken zomin als je wetenschappelijk kunt waarmaken dat de wondergenezers van de Filippijnen inderdaad wonderen van genezing tot stand brengen. Vooral omdat patiënten, die niet behoren tot hun cul­tuur, dan teruggaan naar o.a. Amerika en daar in een heel andere gemeen­schap terechtkomen. Daardoor blijft het magische van de behandeling ei­genlijk een soort herinnering, maar de allegorie is niet de aanleiding geworden tot een feitelijke verandering van de relatie ik – gemeenschap zoals noodzakelijk zou zijn.

Er zijn meer van die dingen. Een mens weet innerlijk dat er een God bestaat. Toch kunnen we niet bewijzen dat er een God is. Als we nu teruggaan heel ver in het verleden, dan vinden we zonaanbidding en dergelijke. Maar wat blijkt nu? De zon is een symbool. Zij is symbool van kracht. Kijken we nu terug naar de eerste filosofieën op dit gebied, dan vertelt de mens dat de aarde met de zon een geheel vormt, één kracht is, één leven. De zon is de kenbare uitstraling van het gehele levensproces dat alles omgeeft. Dan zeg je tegen jezelf. Dat is allemaal wel waar, maar hoe kan ik het waarmaken?

In de oudheid geloofde men daarin. Men zei niet. Het is misschien wel waar. Men wist het. Het eigenaardige is dat in de oudheid allerlei dingen zijn voorgekomen, waar men tegenwoordig geen raad mee weet. Het stilstaan van de zon bv. Joshua bezweert God. De zon staat stil. Is dat waar? Of is het misschien een verschuiving van tijdsbesef. Je kunt erover vechten. Maar als het voor de mensen zeker is dat er iets werkt, dan zal het gebeuren voor hen een bevestiging zijn, maar tevens veroorzaken zij het gebeuren voor een groot gedeelte zelf.

Iemand, die een beetje filosofisch was aangelegd, heeft eens de volgende theorie geopperd. De aarde is vroeger plat geweest, want alle mensen zagen haar plat en dus was ze plat. Tot er iemand was die zei. De aarde is niet plat. Dat waren de Grieken, geloof ik, die het eerst het topje van de mast zagen en dan de rest, die het eerst tot die een conclusie kwamen. De werkelijkheid is, zegt hij, dat toen de mensen dachten dat de wereld rond kon zijn, ze ook rond werd. Die man heeft dat zelfs allemaal gestaafd met jaartallen.

Het is toch wel heel gek dat bepaalde waarheden plotseling worden ontdekt en dat ze dan binnen een eeuw het gehele denken van bijna alle mensen beïnvloeden. Is het nu zo, dat die werkelijkheid anders is of is het zo dat het denken van de mens de werkelijkheid anders maakt? Een moeilijk probleem waar je wetenschappelijk natuurlijk geen cent mee opschiet.

Wat ons weten betreft, we hebben te maken met de feiten. En de fei­ten worden bepaald door hetgeen wij zintuiglijk en anderszins kunnen waar­nemen.

Er is nog een andere factor, datgene waarvan we aannemen dat ande­ren het weten. Misschien is dat wel de meest eigenaardige situatie. Ons weten is voor een groot gedeelte gebaseerd op het gezag van anderen. Weet u, of de economische theorieën van de heer Lubbers of van de hoer Den Uyl juist zijn? Ik denk dat er maar weinigen onder u in staat zijn de redelijkheid van hun argumenten technisch en feitelijk te volgen. Het is voor een groot gedeelte iets wat in de lucht hang. Maar iemand gelooft in Den Uyl, in Lubbers, wat mij betreft in Lenin en anderen. Het geloof daarin is beheersend voor het gedrag van de mens, maar ook voor hetgeen ze zien op aarde.

Ik wil u geen lijst gaan opsommen van allerlei eigenaardige situa­ties bij het verklaren van: wij hebben Atlantis gevonden. Wist u dat te­genover de 97 geleerden die bevestigen dat Atlantis in de Atlantische Oceaan moet liggen er 47 staan die zeggen: Het bestaat niet. Het heeft nooit bestaan. Maar dat er ruim 40 anderen zijn die allemaal een andere plaats aangeven, soms de Middellandse Zee, soms ergens anders. En als u kijkt waardoor die mensen worden beïnvloed, dan blijkt dat daarbij na­tionalistisch denken een rol speelt.

Als wij het nu redelijk bezien, dan zouden we kunnen zeggen: Luister nu eens even, die mensen interpreteren hetgeen ze zien volgens datgene wat voor hen het meest belangrijke is. Ik denk dat dat waar is. Ik denk dat we het allemaal doen.

Als wij te maken hebben met feiten, dan denken wij dat we het weten. Maar eigenlijk weten we niet, wij interpreteren feiten. Wij zijn niet zeker van betekenissen, maar wij passen de feiten aan de betekenissen aan die voor ons belangrijk zijn, En dan is er de corrigerende factor die door heel veel mensen wordt onderdrukt, de innerlijke stem, het innerlijk weten.

Dat is een heel eigenaardig weten. Hoe kun je anders verklaren dat bv. in de nu lopende periode steeds meer jonge mensen zich vooral erg gaan interesseren voor zielenleven, voortbestaan, kortom voor allerlei dingen die eigenlijk met de psyche te maken hebben en niet direct met de feiten. Hoe zou dat komen? Ik denkt dat het innerlijke weten wel degelijk het voortbestaan van de mens als een zekerheid in zich doet wonen, maar je kunt het niet bewijzen. Zelfs als je het zou kunnen bewijzen, dan is het bewijs altijd voor velerlei uitleggingen vatbaar. Innerlijk voel je dit echter aan. Als het innerlijke weten nu sterker wordt, dan zal hierdoor de benadering van de fenomenen van het constateerbare veranderen. Maar dat betekent dat de inhoud van het leven verandert.

Wij zijn in deze cursus bezig met de ontwikkeling van de bewustwording en de verandering van de wereld. Hoe kan een wereld beter veranderen dan door een verandering van inzicht. Gewoon een verandering in het denken, in de waardering van de mens.

Mag ik opmerken dat in 1600 de zuiver hiërarchische indeling van de maatschappij in geheel Europa nog werd erkend en dat dit ongeveer 800 jaar het geval was. Dan ontstaat er een kleine beweging, ten slotte in Frankrijk uitlopend in de Jakobijnen waardoor men anders gaat denken over gezagsverhouding. De wereld verandert dan binnen 50 jaar. Er zijn struc­turele veranderingen, niet alleen in Frankrijk maar ook in Duitsland, in Nederland, in Engeland zelfs. Er komt een geheel nieuwe ontwikkeling. Hetzelfde beleven wij op het ogenblik.

De gezagswaardering en de meerwaardigheidserkenning van bepaalde mensen nemen steeds meer af. Een dokter was eens een zeergeleerde wonderdoener. Tegenwoordig wordt hij door de meeste mensen beschouwd als een soort mecanicien voor het herstel van eventuele lichamelijke fou­ten. Op deze manier is er dus iets aan het verdwijnen.

Maar hoe komt het dan dat er gelijktijdig innerlijk iets onlogisch tegenover staat? Na de Franse Revolutie bv. werden toch de geloof­waardigheid en de geloofsverhouding aanmerkelijk geschokt, bijna meer nog dan door de revolutie die Luther heeft ontketend, want die was in zich nog zeer gezagsgetrouw. Als wij nu kijken, dan zien we dat gezag en macht zaken zijn geworden die niet zonder meer van God komen of be­horen tot de sociale ordening, maar dat ze gewoon zaken zijn die nu een­maal een rol spelen. Je zult je ten dele daarbij moeten neerleggen, maar ze zijn niet terecht.

Toch nemen de mensen die zo denken onmiddellijk het gezag aan van de één of andere geestelijke leraar. Er komt een goeroe en ze veranderen hun hele leven, hun denken, hun zien van de wereld. Waarom? Dat kan nooit worden verklaard met logica. Wij kunnen het psychologisch misschien ver­klaren met onzekerheden van de maatschappij. Maar die onzekerheden heb­ben toch bij anderen heel andere resultaten gehad. Daar kun je nog min­der regel op stellen. We kunnen alleen zeggen: Die mensen voelen zich aangetrokken tot iets waarbij het niet meer gaat om macht en gezag of om de functie van de leraar, maar om een innerlijk beleven, om een werkelijk­heid die je van binnenuit beleeft en die voor jou volledig geldt en werk­zaam is ook als die voor anderen geen rol speelt.

Als je dat zo bekijkt, dan zeg je: Dat innerlijke weten komt toch langzaam maar zeker een beetje meer op de voorgrond. Vanuit de zuiver nuchtere beredenering en de gezagserkenning (dat is een knappe kop, die professor weet het) komen we nu langzamerhand tot de vraag hoe reageer ik innerlijk op datgene wat die ander mij voorlegt? Daarmee hebben we, meen ik, wel een bepaalde revolutie doorgemaakt en die zullen we ook verder doormaken.

Wij zullen een andere keer nog wel gaan praten over de eventuele ontwikkeling van het innerlijke weten en de samenhangen zoals die in de toekomst zullen zijn. Laten wij vandaag alleen maar eens kijken naar de wereld.

Hoeveel mensen geloven nog onaantastbaar in het Godgegeven ge­zag van het één of ander koningshuis? Hoeveel mensen geloven nog dat een politicus iemand is die alleen wordt gedreven door zijn belofte om het volk te dienen? Toch waren dat dingen die eens vanzelfsprekend waren. Hoeveel mensen geloven nog dat de werkgever altijd de meerdere is van de arbeider of omgekeerd? Het blijkt dat de mensen eenvoudig niet meer ge­loven. Dan kan men hele theorieën opstellen, maar terwijl men eens dacht: de communistische theorie is goed, is het zo dat zelfs in de regering van Rusland en wat dat betreft ook van China op het ogenblik het groot­ste gedeelte van de belangrijke mensen overtuigd is dat die theorieën niet letterlijk te volgen zijn. Of ze nu van Lenin, Stalin of Mao komen; het blijkt dat die theorieën onjuist zijn. Men moet variëren, men moet aanpassen. En dat betekent dat men moet veranderen, moet evolueren.

Die evolutie komt niet voort uit één of ander weten. Ze weten het eenvoudig niet. Het komt uit aan aftasten van mogelijkheden. Maar hoe kom je daartoe? Door innerlijk weten.

Zo heeft u in uzelf ook een stemmetje, een weten dat heel anders is dan wat u logischerwijs zou weten. Heeft u weleens van die dagen dat u denkt: eigenlijk zou ik niets moeten doen? Als u dan toch wat doet, gaat het vaak verkeerd. En toch redelijk gezien, moet u de dingen doen want zo hoort het nu eenmaal. Dat is redelijk. Feitelijk gezien is het zelfs onvermijdelijk. Maar innerlijk zegt u; Neen, laat ik mij zoveel mo­gelijk daarvan distantiëren.

Dan zegt het innerlijke weten tegen u: Ik ben op dit ogenblik onder deze invloeden en omstandigheden niet in staat optimaal te functioneren. Dat komt gewoon voor. Dan kan iedereen zeggen; Wetenschappelijk gezien is dat onzin. En als het mis zou gaan, het is de wil van God. Iedereen heeft zo zijn argumenten.

De praktijk is echter doodgewoon: als wij het innerlijk weten en we houden daar rekening mee, dan gaat het ons goed. En als we het niet doen, gaat het fout. Zouden we misschien kunnen zeggen, dat het inner­lijke weten het harmoniserende principe is waardoor wij ons weten kunnen samenvatten in een wereldbeeld waarbinnen wij ons optimaal kunnen mani­festeren?

Ik stel dit: Als je rekening houdt met dat innerlijke weten, dat eigenaardige gevoel bijna dat opwelt en dat dan soms vorm krijgt in … ik zou eigenlijk zo of zo…. Als je daarmee rekening houdt, dan veran­der je voor jezelf je relatie tot de wereld van de feiten. En als je dat niet doet, dan ontstaat er een discrepantie, een onregelmatige scheiding tussen jou en de geconstateerde feiten. Daardoor kun je niet optimaal werkzaam zijn, kun je niet het juiste meer weten en doen. Dan ben je te laat of te snel met je reacties.

Nu we dat aannemen (Ik vraag niet van u dat u het als geloofsar­tikel accepteert maar gewoon omwille van de feiten), zouden er eigenlijk heel veel andere dingen zijn die eveneens in ons leven een veel grotere rol zouden moeten spelen.

Waarom gelooft een mens eigenlijk niet dat de dood het einde is? Alle feiten spreken daarvoor. Omdat hij in zich een besef van duurzaam­heid bezit dat niet kan worden uitgedrukt in zuiver stoffelijke termen. Maar als dit het geval is, dan is de stoffelijke rede en de redelijkheid eigenlijk van minder belang dan de innerlijke zekerheid.

Als wij een wereld weten te bouwen in een vorig leven, dan is dat onze wereld. Dat is een feit. Dat zult u nog wel merken als u eenmaal overleden bent. U komt dan in een wereld die voor een groot gedeelte door uzelf wordt bepaald. Het wereldbeeld komt dan ook uit uw innerlijk. Maar het bestaan zelf wordt niet bepaald door een innerlijk beeld. Dat is ook een feit.

Ik denk dat de mensen aanvoelen dat het bestaan op zichzelf niet de eindigheid bezit van een menselijk leven. En dat ze dan proberen om dat uit te beelden door hun eigen droomwereld en droombeelden te gebrui­ken als een soort rationalisatie van het zijn zonder tijdgebonden te zijn.

Ik denk ook dat de erkenning van een God als een persoonlijke God een poging van de mens is geweest om dat gevoel van een bestaande macht waarvan hij deel is uit te drukken op een manier waarop je dat menselijk kunt zien, terwijl God in feite de totaliteit is.

God is de kracht waarvan je deel bent, niet een mannetje dat zit om te oordelen. Toch maakt de mens dat ervan, omdat Hij alleen in de menselijke voorstelling voor zich een hanteerbaarheid krijgt waardoor dat inner­lijke weten niet meer albeheersend is, maar door het stoffelijke weten mee verwerkt kan worden en zelfs soms daarvan gescheiden.

Er zijn heel veel dingen die we daarover kunnen zeggen. Het is niet aan mij om argumenten te geven voor of tegen God, godsdienst, geloof. Het is slechts aan mij te zeggen: Als dergelijke dingen voor u een rol spelen, hoe dan ook, dan komt het toch van binnen. Er zijn zoveel dingen die van binnenuit komen en waarvan u innerlijk weet: dat is aanvaardbaar of dat is niet aanvaardbaar. Waarom laat u zich dan regeren door wetten en normen die buiten u zijn opgesteld? Of doet u alsof. Misschien wel omdat u een wereld zonder die uiterlijke ordening niet zou kunnen hanteren.

Een weten is gebonden aan maatstaven, aan vaste verhoudingen, aan vaste herhaalde constateerbare relaties. Een innerlijk weten niet. Dan kunt u uw innerlijk weten gebruiken om uw zijn, uw eigen wezen uit te drukken, maar dan wel alstublieft binnen een kader waarbinnen het hanteerbaar is.

Dan zouden we ons ook nog kunnen afvragen, hoe het komt dat de men­sen aan een aantal dingen voortdurend voorbijgaan. Weet u nog iets over de Joruba’s? Het is van de Jorubastam (een neger­stam) bekend, dat is nu 800 jaar geleden, dat ze een beschaving hadden die betrekkelijk hoog was dat ze kennelijk over een geschreven taal be­schikten die op het ogenblik voor een groot gedeelte alweer is verdwe­nen, zoals ook een groot deel van de Joruba’s.

De mensen die dat bekijken zeggen; Nu ja, dat is een geïsoleerd cul­tuurtje. Als dat waar is, waarom gebruiken ze dan symbolen zoals wij die aantreffen in Mexico, in Peru, in Bolivia? Waarom dezelfde symbolen? Waarom is een deel van hun manier van bouwen vergelijkbaar met de bouwwijze die voorkomt in het Andesgedeelte dat grenst aan Brazilië? Hoe komt dat? Het moet dan wel uit Azië afkomstig zijn. Het kan niet zonder meer bij een stam ontstaan zijn, zegt men dan. Want als je zou toegeven dat de Joruba’s die cultuur ergens van hadden overgenomen, dan zou je ook moeten toegeven dat bv. de grottekeningen met jachtafbeeldingen grotendeels aanduiden dat de mens van een hogere cultuurfase naar een lagere is geëvolueerd. Dan zou je ook moeten toegeven dat er vroeger dus een hogere top moest zijn geweest dan men nu heeft bereikt. En dat kun je nu weer niet doen. Dus daarom hanteer je je zgn. weten. Maar hoe diep in jezelf weet je dat het anders is?

Je praten over je vroegere incarnaties is voor een deel wel waar. Maar als je daarover praat, gaat het dan om een innerlijk weten of gaat het, zoals vaak om je te oriënteren in het heden? Ik krijg het gevoel dat op het ogenblik dat wij het innerlijke weten proberen vast te leggen, een hanteerbare vorm te geven waarmee wij het in de wereld kunnen gebrui­ken, dat wij het gelijktijdig van onszelf vervreemden, dat wij zijn eigen­lijke bedoeling en betekenis voor een deel tijdelijk verliezen.

Ik stel het volgende: Ons innerlijk weten is een uitdrukking van onze wezenlijke verbondenheid met een totaliteit die we zelf niet beseffen. Daardoor is het innerlijke weten de uitdrukking van feiten zoals ze ons innerlijk bekend zijn, maar tevens de weergave van harmonieën zoals die voor ons binnen het geheel mogelijk zijn. Op het ogenblik dat wij proberen ons weten tegenover ons innerlijk weten te stellen, beperken wij echter de totaliteit dermate sterk, dat wij niet meer in staat zijn wezenlijk harmonisch te reageren, maar onze harmonie tot een zo klein deel specialistisch beperken dat wij daardoor onevenwichtigheden t.a.v. het geheel veroorzaken.

Daarom zou het voor de mensheid van groot belang zijn om eindelijk los te komen van wereldbeelden en denkbeelden van zijn zgn. weten, zoals hij die zelf heeft ontworpen. Hij zal veel meer dan eens en ook meer dan nu weer moeten grijpen naar het innerlijke weten. Dan zal de harmonie op de voorgrond komen en het samengaan a.h.w. een eenheid vormen. Dan zullen de tegenstellingen die uit weten, schijnweten en vervalste wereldvoorstellingen zijn voortgekomen verdwijnen. Anders gezegd: Het egocentrisme van de mens, zijn zucht naar bezit, zijn zucht tot heer­sen, tot macht, tot vernietiging zelfs zoals die op het ogenblik bestaan, kunnen wegsmelten op het moment dat het innerlijke weten bepalend wordt voor het hanteren van hetgeen men weet.

De wereldvoorstelling zal zich wijzigen. Het menselijk zijn, het men­selijk gedrag zal zich wijzigen en uit het geheel zal dan een vernieuwde mens geboren kunnen worden. Voor dit laatste en de manier waarop dat ge­schiedt, zullen wij later in deze cursus nog verder ingaan.

Denk eens na over wat ik u heb gezegd en vraag u eens af wat u nu innerlijk weet en wat u van buiten wordt aangepraat. Als u dat verschil weet te maken, dan zult u van deze les ontzettend veel voordeel hebben.

image_pdf