16 november 1964
Als ik deze beide naast elkaar plaats, dan zullen er alweer mensen zijn die zeggen: “Ja, maar is occultisme dan geen wetenschap?” Ik kan op die vraag natuurlijk wel een antwoord geven, maar het is een antwoord dat meestal van twee kanten wordt aangevochten; n.l. door de occultisten zowel als door de wetenschapsmensen. Het is juist dat occultisme een wetenschap is en daardoor voor beide partijen onaanvaardbaar.
Occultisme is n.l. een wetenschap, die is opgebouwd op niet wetenschappelijk vaststelbare of bewijsbare fenomenen, wetten en stellingen. En daarmee zitten we eigenlijk ook precies in de controverse, die er nu eenmaal bestaat tussen die wetenschap en dat occultisme.
De occultist zoekt in zichzelf. Vanuit zichzelf, van zijn persoonlijke waarde tracht hij bepaalde resultaten te bereiken. Soms zijn die in zijn persoonlijkheid gelegen en vallen dus eigenlijk meer onder de psychologie. In andere gevallen blijkt wel, dat de zaak meer naar buiten komt; maar dan is het volgens de wetenschap toeval of een niet verklaarbaar al maar een eenmaal voorkomend fenomeen. De wetenschap eist van ons, dat we van een proef bij herhaling een vaste uitkomst krijgt en dat we onze theorie, bewijzen door soort gelijke proeven te ontwerpen, waarmee de resultaten van de eerste en van de later te nemen proeven gezamenlijk de basis vormen voor de theori, aan de hand waarvan we verder gaan onderzoeken. Ik weet niet, of er iemand is, die daartegen protest heeft. Zo ja, dan kunt u dat later doen.
De grote vraag is voor mij dan ook niet of occultisme en wetenschap met elkaar in strijd zijn. In wezen zijn ze dat. Occultisme is gebaseerd op het geestelijk, het onzienlijke, het niet direct bewijsbare. De wetenschap houdt zich juist bij het zichtbare, het onmiddellijk bewijsbare. Belangrijker is voor mij de verhouding tussen deze beide, waardoor op de wereld zoveel vreemde dingen kunnen gebeuren. Ik geef u een eenvoudig voorbeeld:
Wanneer wij horen van de oudheid of zelfs van de Middeleeuwen, dan worden ons daar overal wonderen getoond. Men vertelt ons van buitengewone verschijnselen; en iedereen neemt dat maar voor zoete koek aan. In deze dagen gebeuren ze niet meer. De wetenschap zegt, dat die verschijnselen in het verleden niet hebben bestaan. Dat ze begoochelingen zijn geweest, bijgeloof en overleveringen. Maar als dat nu het geval zou zijn, dan zouden er toch nog wel mensen tegen in opstand zijn gekomen. En juist het feit, dat sommige van die eigenaardige gebeurtenissen of mirakels zo met bewijsmateriaal, worden gestaafd, dat bepaalde verhalen – al zijn ze dan ook niet 100 % juist ‑ toch overal weer voorkomen, zou toch voor ons ‑ ook wetenschappelijk denkend ‑ aanleiding moeten zijn om te zeggen: Er is rook en dus zal er wel vuur zijn. De wetenschapsman herinnert dan onmiddellijk aan Tijl Uilenspiegel, die de damp zag van een vers gedeponeerd mussendiner, dat juist per paard was gearriveerd en ook “brand.” riep. Men kan echter volgens mij al die wonderen niet afdoen met één en dezelfde verklaring: het was iets totaal anders. Wat blijkt dan verder? Naarmate de stoffelijke wetenschap groter wordt en de beheersing van de materie eveneens juister, slinkt niet alleen het wonder, maar slinken daarbij ook de occulte beleving en de occulte belangstelling. Ja, zelfs de filosofie krijgt van de wetenschap een paar harde klappen en het duurt een hele tijd, voordat ze zich daarvan enigszins heeft hersteld. Zelfs de wijsbegeerte zal ergens moeten aansluiten bij een tijd, waarin de wetenschap nog niet zo’n al‑beheersend en materialistisch denkend geheel was als in deze dagen. Stel, dat elke mens bepaalde gaven in zich heeft. We zouden dit ten dele aanvaardbaar kunnen maken. Een semi‑wetenschap, zoals de parapsychologie of de dieptepsychologie geeft ons aanleiding genoeg te constateren, dat er in de mens nog wel wat meer verborgen is dan wat naar buiten toe zichtbaar wordt. Verder blijkt ook wel ‑ en hier beroep ik mij weer op diezelfde, door de wetenschap, erkende wijze van onderzoek ‑ dat juist degenen, die onevenwichtig zijn (en dat zijn dus degenen, die zich enigszins buiten de gemeenschap in de maatschappij plaatsen, of dat nu pubers zijn of anderen) deze wonderen, deze eigenaardige verschijnselen binnen het “ik” activeren. Degenen, die normaal zijn, kunnen dat niet. En dan vraag ik me alleen maar af. Komt dat misschien, omdat de mens die normaal is eenvoudigweg weigert het paranormale, het occulte in zich te erkennen als een persoonlijke werkelijkheid?
Ik stel: elke mens heeft gaven in zich; en ik beroep me daarbij nogmaals op de wetenschap.
Ik stel verder, dat deze gaven normalerwijze geparalyseerd zullen zijn door het denken van de wetenschapsmens,de theorieën, de meestal onjuiste leringen en verklaringen, waarmee de leek wordt geconfronteerd. Indien deze niet aanwezig zouden zijn, zo ga ik verder, zou die kracht er dus wel tot uiting kunnen komen.
Nu moeten we overstappen naar een verschijnsel, dat in deze dagen ook nogal eens voorkomt. Er zullen velen onder u zijn, die wel eens een z.g. genezingsdienst hebben meegemaakt of geestelijke genezers aan het werk hebben gezien. Het eigenaardige is, dat deze mensen niet alle zieken genezen en dat er vele gevallen zijn, waarbij we suggestie naar voren kunnen schuiven als verklaring voor een tijdelijk zich beter voelen. Maar er zijn altijd weer mensen, die werkelijk genezen. We kunnen datzelfde aantonen t.a.v. bedevaartsoorden. Of u nu naar Kevelaar gaat, naar Lourdes, naar Fatima of ergens anders heen, er worden mensen genezen. Die genezingen vinden meestal plaats tijdens of kort na de massale bijeenkomsten. Als we nog wat verder gaan dan blijkt nog iets eigenaardigs: naarmate het aantal bijeenkomenden groter is, zal het wonder met grote waarschijnlijkheid optreden. Dat is een evenredigheid. Stel dus: op het ogenblik, dat een aantal mensen zijn belemmering t.a.v. het occulte vergeet (dus als een aantal mensen tot een geloofsaanvaarding komt, waarbij de rede terzijde wordt geschoven), ontstaat er een kracht, welke ook heden ten dage nog verschijnselen kan wekken, die herinneren aan de mirakelen, waarover wij uit de oudheid horen.
En dan gaat de wetenschap die dingen onderzoeken. “In dat onderzoek wordt heel veel wegverklaard, maar er blijft een zeker percentage onverklaarbaarheden over. Indien dat onverklaarbare vaag zou zijn, zoals bv. het signaleren van een vliegende schotel, dan zouden we ons ervan af kunnen maken door te zeggen: Nou ja, dat zal dan wel een vergissing zijn geweest. Maar als we het geval van een paralyse hebben vastgesteld, die in 3 dagen geneest na een bad in Lourdes, als we te maken hebben met tuberculose, waarbij hevige laesie in de long aanwezig is en we zien dat daar binnen een week genezing optreedt (zoals, is geconstateerd te Fatima), dan moeten we toch ook wel toegeven, dat er hier iets ongebruikelijks heeft plaats gehad. En als we het niet kunnen verklaren, dan betekent het dat er iets bestaat, wat wetenschappelijk niet benaderbaar is, althans op het ogenblik niet benaderbaar. Ik wil geen aanval plegen op de wetenschap, dat zou dwaas zijn, want ze heeft de mensheid onnoemelijk veel goeds gebracht. Maar ik mag misschien wijzen op een van haar tekortkomingen; en wel, dat zij bestaat uit een hecht bouwsel, gebaseerd op een aantal stellingen, die voor een deel ook in de lucht hangen; en dat zij steeds theorieën daaraan toevoegt, maar niet geneigd is oude theorieën te verworpen. Alles moet dus in overeenstemming blijven met het reeds ontdekte. En pas als er een geheel aanwezig is wil de wetenschap werken. Zij spreekt, dan van wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijk bewijs en wetenschappelijke benadering.
In het occulte, waarbij het persoonlijk element zo’n grote rol spoelt, is een dergelijke benadering niet mogelijk. Want men kan niet onder een noemer alles tezamen brengen van menselijke eigenschappen en kwaliteiten, van stemmingen, van persoonlijke gebeurtenissen en eventueel ook van eigen geestelijk voortbestaan. En omdat dat niet gaat, omdat er dus geen voor iets, dat buiten de stoffelijke wetenschap staat; maar in zijn resultaten blijkt het wel vaak een voortzetting ervan te zijn.
Indien de wetenschap niet zo sterk haar nuchtere logica zou trachten te hanteren en niet zo buitengewoon gebonden zou zijn aan haar eigen lievelingstheorieën dan zou ze misschien de mens meer vrijheid geven om de paranormale eigenschappen (die vreemde waarden, die de occultist weet te vinden en te ontwikkelen) in zichzelf te ontdekken. Laten we een eenvoudig voorbeeld stellen:
Stel, dat elke mens in zich voldoende kracht draagt om 1 gram gedurende 1 seconde 1 meter op te heffen. Dat is iets, wat natuurlijk zelden zal voorkomen, maar goed. Neem aan, dat die kracht daarmee kan worden vergeleken. Dat is dus de energie. Als er nu 100 mensen samen zijn, dan kunnen ze tezamen 1 gram 100 meter opheffen, of ze kunnen 100 gram 1 meter opheffen. Maar wat is dat eigenlijk? Gezien als voor genezing (dus een ingrijpen in de stof voor het bereiken van een bepaald resultaat) is dat minimaal. Nu moeten we dat als er 10.000 mensen in een vergadering bijeen zijn er wonderen kunnen gebeuren, waarbij ongetwijfeld een veel grotere energie wordt gebruikt. Zeg, dat deze energie de samengebundelde energie van allen is, die op dat ogenblik opgaan in een enkel streven, een enkel doel, zonder de belemmering van de rede. Daarvoor in de plaats is getreden een geloofsaanvaarding een vorm van onredelijkheid.
Nu neem ik een televisie‑ of een radioprogramma. Stel, dat ik de gevoelens van een groot aantal mensen (b.v. 10 miljoen gelijktijdig kan beroeren en dat zij gelijktijdig en met diezelfde intensiteit én verlangen anders hun eigen kracht projecteren, dan zou ik iets hebben, waardoor ik misschien wel 10.000 mensen gelijktijdig zou kunnen genezen. Ik zou een kracht hebben, waarmee ik ‑ optredend als een gemeenschap ‑ een paralyse ongedaan kan maken door bepaalde delen van het zenuwstelsel te activeren. Op deze wijze kan dat op een veel grotere schaal en meer algemeen gebeuren. Ik ben ervan overtuigd, dat dit in de oudheid het geval is geweest. Want wij mogen nu wel verklaringen zoeken in de sociologie voor b.v. de bouw van piramiden en grote tempels in Egypte, en we mogen zoeken naar verklaringen voor de toch zeker niet geringe prestaties van b.v. Griekenland, naar er is altijd zo enorm veel en haast onbegrijpelijk van uit het hedendaags standpunt. De wetenschap kan wel verklaren hoe het mogelijk zou zijn om b.v. de tempel van Carnac te bouwen. Maar ze voegt er onmiddellijk aan toe: Het is haast onvoorstelbaar zo lang daaraan te werken, met zoveel mensen en dan dit te bereiken. Stel nu eens, dat de mens in die oudheid, waarin we erediensten hadden met een heel ander karakter dan heden ten dage, waarin we volksagglomeraties hadden, die in verhouding groter waren dan in deze dagen én waarin dat absolute geloof aan het wonder zo sterk heerste, een groot gedeelte van zijn kracht heeft geput uit wonderen (d.w.z. uit het vermogen dat door hem kon worden gebruikt en dat de hedendaagse mens heeft verloren), dan moeten we zeggen: “Wetenschap, je hebt ons eigenlijk niet alleen maar diensten bewezen.” De wetenschap beseft dit ergens wel. Zij voelt niet voor de leek, die aan wetenschap doet of die proeven neemt. Ze is direct geneigd die te bestrijden. Hij heeft niet de achtergrond. Hij kent niet de nodige theorieën. En als hij toch resultaten bereikt, dan zal dat wel bedrog zijn, zelfmisleiding. Er moet ergens wel iets zijn, waardoor het niet deugt. Wat niet uit een laboratorium komt, is niet gezond. De wetenschap verwerpt hierdoor dus het zelfstandig denken en pogen van de niet-wetenschappelijk geschoolde. Zij verwerpt uit de aard der zaak zeker datgene, wat behoort tot het occultisme. Niet dat zij alle producten van het occultisme zonder meer terzijde wil schuiven. Zij wil ze wel in ogenschouw nemen; maar alleen als deel van een menselijke eigenaardigheid, een menselijk denken en niet als een wetenschap op zichzelf. En toch bestaat er tussen het occultisme en die wetenschap een zeer grote overeenkomst.
Het occultisme omvat een groot aantal verschillende gebieden. De wetenschap ook. Het occultisme baseert zich in bijna al die gebieden op enkele grondstellingen. De wetenschap ook. Het occultisme kent voor elke wijze van werken en elk terrein van bereiken afzonderlijke wetten en methoden, de wetenschap ook. De wijzen van onderzoek, die de occultist eveneens kent, zijn gebaseerd op oude methodiek, maar berusten op de persoonlijke toevoeging eraan en het persoonlijk interpreteren ervan om zo nieuwe en betere resultaten te bereiken. Het wetenschappelijk onderzoek berust op hetzelfde.
Het occultisme, ongeacht zijn schijnbare vaagheid, kent een aantal zodanig vaste regels, dat zonder deze van occultisme niet kan worden gesproken. De wetenschap, mijne vrienden, is wat dit betreft al net zo dogmatisch. Beide zijn elkaars gelijke en beide zijn elkaars spiegelbeeld. Datgene, wat het occultisme doet met geestelijke gaven en geestelijke krachten, probeert de stoffelijke wetenschap te doen met materiële krachten en materiële gaven. Dan kunnen we zeggen, dat zij tegenover elkaar staan als bv., macrokosmos en microkosmos. Als licht en duister of duister en licht, naar gelang de kant van waaruit men redeneert.
En dan wordt het nog veel interessanter. Want indien occultisme en wetenschap ergens elkaars spiegelbeeld zijn, zo zullen de methodiek ‑ die in beide bestaat ‑ en de wijze van uitvoering ‑ die bij beide belangrijk is, weliswaar, tegengesteld lijken in de ogen der mensen, maar zij zullen dezelfde wetten, dezelfde proceduren volgen. De begrenzingen van de wetenschap aan de ene kant zijn identiek aan de begrenzingen van het occultisme aan de andere kant. Datgene, wat aan geestelijke waarden kan worden bereikt (en dat is mogelijk via de wetenschap), moet aan stoffelijk vermogen, bereikbaar zijn via het occultisme. Deze spiegeling is belangrijker dan u misschien denkt. Want op het ogenblik dat wij wetenschappelijk denken, hebben we een bepaalde benadering van het probleem. Willen we het occultisme bereiken, dan moeten we precies omgekeerd te werk gaan. Ik wil u hiervan een voorbeeld geven:
De wetenschap gaat uit van een aantal stellingen plus een aantal beschikbare mogelijkheden. Zij selecteert daaruit de beste mogelijkheid en daaruit komt dan het wetenschappelijk resultaat. Het wetenschappelijk resultaat kan wel geconcipieerd zijn, maar kan nimmer de omschrijving van het resultaat is pas mogelijk aan de hand van de procedure.
In het occultisme is het precies andersom. Indien ik een doel wil bereiken in het occultisme, dan begin ik met dat doel te definiëren, dus voor mijzelf waar te maken. En als ik dat doel heb waar gemaakt en een volledige voorstelling daarvan heb, pas ik mijn procedure daaraan aan. Het resultaat daarvan is, dat de samenhang van de grondbestanddelen (dus de beschikbare bestanddelen) tot stand komen aan de hand van het gestelde doel plus de procedure. Dit is een directe omkering van waarden. Indien men dit in de wetenschap zou willen erkennen en aanvaarden, zou er waarschijnlijk een grote stap voorwaarts zijn gedaan. Want zolang men probeert het occulte te meten met de maatstaf van het wetenschappelijk systeem, zal blijken dat het occulte niet meetbaar is. Indien men echter begrijpt, dat deze omkering van waarden een grote rol spoelt, dan is – zeker ook vanuit een wetenschappelijk standpunt ‑ het occulte begrijpelijk geworden. En omdat het begrijpelijk is, wordt het ook hanteerbaar. Omdat het een systeem kent en elk systeem op zichzelf voor de wetenschapsmens belangrijk is, kan de systematiek van het occulte worden overgebracht in een voor de wetenschap hanteerbaar geheel. De wetenschap kan haar eigen tekorten aanvullen met het occultisme.
Dan komt ik nu aan het tweede gedeelte.
Wat is, er dus in het occultisme mogelijk? U moet me niet kwalijk nemen, dat ik hier eenvoudig uitga van dingen, die u misschien als legenden beschouwt.
Opwekking van bepaalde krachten binnen het “ik” kan worden gebruikt voor levitatie; d.w.z. dat zware lasten kunnen worden verplaatst door een geestelijke energie.
Het occultisme kan materie van geaardheid doen veranderen. Denkt u hier niet aan de alchemie maar bv. het ontstaan van geurstoffen (bv. rozengeur of elke andere geur) door middel van gedachteconcentratie; zonlicht en een willekeurig grondmateriaal, bv. water.
Het occultisme kan vooruitzien in de tijd. De prognose van de wetenschap is het onderzoek van de waarschijnlijkheden. De prognose van de occultist is het stellen van een zekerheid, dat een bepaalde toestand zal ontstaan en vervolgens het afleiden van de waarschijnlijke trappen, die hier toe voeren.
Het occultisme kent waarneming op afstand. Dit bestaat in de wetenschap langs de elektrotechnische weg. Denkt u aan televisie. Daarbij gaat de occultist niet uit van een bestaand signaal, maar hij gaat alleen uit van de bestaande affiniteit. Waar eigen wil en voorstellingsvermogen voldoende zijn, kan overal ter wereld zonder meer worden ingeschakeld in de werkelijkheid en kunnen de belangrijkste ontwikkelingen aldaar worden waargenomen.
Het contact tussen individuen (de telefonie of telegrafie van de wetenschap) wordt voor het occultisme de telepathie hierbij hebben we te maken met een overdracht. Hetzij door beelden (het zien a.h.w. door andermans ogen) hetzij door gedachten; het relayeren van indrukken, waarbij dus het beeld en de woordvolgorde door de ontvanger worden bepaald, maar het codesignaal elders wordt uitgezonden. Zoiets als bv. een gelukstelegram. Daar krijgt u bv. ook: LX 5 plus eventueel tekst 23.
Er zijn in het occultisme dus heel veel mogelijkheden, die direct net de wetenschap overeenstemmen. Maar er is meer.
In het occultisme kennen we het bezweren; het uitdrijven van demonen, van geesten. Dat wordt gebruikt bij ziektebestrijding zowel als bij het uitdrijven van kwade invloeden uit een bepaalde plaats. Men kan geestelijke krachten concentreren en die gebruiken om te doden, om effecten op afstand tot stand te brengen etc.. Omgekeerd kan men die aanwezigheid van invloeden weer aflezen en ze eventueel neutraliseren. Dat zijn dingen, die voor de wetenschap een beetje moeilijker zijn, maar ook daar bestaan. Een van de meest opvallende punten in het occultisme is n.l., dat de werkelijke occultist de kern der dingen ziet. De wetenschap is zover gekomen, dat ze een mens of materiaal kan doorlichten; dat ze via ultrasonische of andere trillingen, werkingen en stralingen b.v. fouten in het materiaal kan opsporen. De occultist doet dit zonder meer. De seismologische waarnemingen (eigenlijk een vorm van seismografie) maakt het mogelijk om de structuur van de aardlagen vast te stellen. De occultist kan gevoelig zijn voor een bepaalde stof en deze aanwijzen; in de simpelste vorm met de wichelroede, maar in een wat minder eenvoudige vorm door direct die lagen te zien. Waarbij “zien” maar een aanduiding is van de ervaring zelf en geen omschrijving. Het occultisme kan dus onnoemelijk veel. En ik geloof, dat het een goede aanvulling maar nooit een vervanging kan zijn voor de wetenschap. Zolang de wetenschap achter het occultisme verwerpt, bestrijdt of tracht terug te dringen in een sfeer van irrealiteit (zoals b.v. ook binnen bepaalde geloofsbelijdenissen geschiedt. Vroeger was er het wonder, maar in deze tijd is het niet meer nodig; nu kan het niet meer of nu bestaat het niet meer), zal de gehele mensheid geen deel kunnen hebben aan deze buitengewone eigenschap of kwaliteit. De gehele mensheid zou zich dus bij een tekort schieten van de wetenschap kunnen beroepen op de inzichten en mogelijkheden, die het occultisme verschaft. Omdat allen daarvan gebruik zouden maken, zouden de effecten van het occultisme niet meer dode theorie zijn uit oude boeken of ‑ laten we maar zeggen ‑ de afwijking van een aantal niet helemaal normale mensen, maar ze zouden zijn geworden tot een normaal en veelvuldig voorkomend fenomeen. En eerst dan zou een redelijke wetenschappelijke analyse van het occulte mogelijk zijn. Mijn conclusie is dus;
- Het occulte en de stoffelijke wetenschap vormen van uit een menselijk standpunt elkaars aanvulling. Waar deze beide gelijktijdig optreden, komt een maximum aan prestatie tot stand. Waar beide afzonderlijk optreden, schieten zij tekort en door dit tekort schieten zullen zij over het algemeen niet dat effect bereiken, wat bereikbaar, wat mogelijk is.
- Juist omdat de wetenschap het bewijs eist van het occultisme, voordat het bereid is het te aanvaarden, maakt zij de aanvaarding van het occultisme voor zichzelf onmogelijk en ook voor de wereld onmogelijk om het voor haar aanvaardbare bewijs te accepteren, dat het occultisme reële bestaat als kracht en niet alleen als theorie.
Het derde deel is misschien voor u ook wel weer interessant, maar bevat ongetwijfeld een aantal stellingen, die van u wel ernstige overdenkingen zullen vergen. In de occulte wereld blijkt, dat de innerlijke mens (die dan meestal alleen wordt gezien als de ziel of als de geest) in een bepaalde toestand moet verkeren, voordat zij een bepaalde bereiking mogelijk maakt voor zich zelf of voor anderen. Wij kunnen aantonen, dat deze toestand niet alleen innerlijk bereikt wordt, maar dat zij ook onder een zekere suggestie van het lichamelijke bereikt wordt, dat er tussen lichamelijke toestand, evenwicht van interne secreties, zenuwspanningen etc. en de innerlijke mogelijkheden wel degelijk een directe relatie bestaat. het occultisme heeft dat zeker ontdekt.
Als wij zien dat men bv. reiniging, vasten, in andere gevallen orgieën of beproevingen waarbij grote angsten optreden ofwel een roes, waar in een mens zichzelf niet meer kunt, gebruikt als beginpunt voor een bepaald procedé, dan mogen we dus wel aannemen dat het lichaam wel degelijk mede een rol speelt. Het occultisme erkent dit en gebruikt het, maar in zijn theorieën gaat het daarop niet in. Het acht het materiële, over het algemeen zo onbelangrijk, dat hoogstens bij een beschrijving maar nimmer bij de werkelijke theorie dit materiële grondbeginsel ‑ wat het dan toch in ‑ wordt genoemd. Dit geeft aanleiding tot veel misverstand. Er is een directe relatie tussen de emotionaliteit van de mens, zijn innerlijke gerichtheid, de pressie waaronder hij a.h.w. staat op een bepaald moment en de resultaten die hij geestelijk (occult) kan bereiken. Dan zouden wij dus juist hier behoefte hebben aan de wetenschap, die ons zeggen kan, hoe deze toestand te analyseren en hoe haar zo getrouw mogelijk in elke mens te reproduceren. Het occultisme kan toegankelijk worden gemaakt, indien men daarbij ook nog durft uitgaan van het feit, dat niet alleen de geestelijke instelling maar ook wel degelijk bepaalde lichamelijke reacties van groot belang zijn.
En dan komt de vraag; Wat geeft nu de felste resultaten? Waar zien we de meest onwaarschijnlijke voorvallen a.h.w. gebeuren? Het spijt me, dat ik hier moet herinneren aan iets onaangenaams. In oorlogen, waar een maximum aan angst of een maximum aan zelfvergetelheid of een roes optreedt, zien wij de meest eigenaardige voorvallen gebeuren. Wij zien daar niet alleen mensen, die buitengewoon snel genezen, terwijl we aan de andere kant mensen zien, die eenvoudig niet meer functioneren, maar we zien ook mensen, die recht tegen het vijandelijk vuur in lopen, zodat het lijkt, of de kogels, die toch recht op hen worden afgevuurd, alle net een bocht maken als ze in de buurt komen. We beschouwen dat niet als een wonder. We zeggen: Het is een toeval. Maar het bestaat. Daardoor worden dingen mogelijk, die anders niet mogelijk zijn. Wij zien, dat mensen onder een dergelijke spanning van angst en vaak van haat komen tot prestaties, die ze anders nooit zouden kunnen leveren. Wij zien dat in sommige gevallen iemand een tempo van voortbeweging weet vol te houden, dat we alleen maar kennen bij getrainde als bv. de lunggen‑pa, de Tibetaanse snelwandel-monnik. We zien dat die mensen hoger springen dan volgens een olympisch record aanvaardbaar is. Dat zij kortom de gekste dingen presteren en dat het soms zelfs lijkt, of ze gewoon een deel van de weg overslaan. We zien dan verder, dat zowel bij grote vreugde als bij grote angstspanning de tijd voor het “ik” relatief wordt en dat dus het tijdselement kan worden gehanteerd om in korte tijd zeer veel te presteren, of de tijd waarin iets kan worden gepresteerd a.h.w. in het bewustzijn over te springen. We kunnen zeggen; Dat is een psychologische kwestie. Maar het feit blijft bestaan, dat sommige mensen onder voldoende spanning ongeveer 30 maal zo vlug reageren en 30 maal zo nauwkeurig werken als iemand, die onder normale condities hetzelfde probeert. Verder blijkt, dat er mensen bij zijn, die onder een zekere spanning (b.v. een micromontage, dus de montage van de kleinste onderdelen) met een fantastische snelheid en nauwkeurigheid kunnen werken, terwijl ze het anders met de beste hulpmiddelen maar heel matig doen. De prestatiemogelijkheid van de mens is dus klaarblijkelijk afhankelijk van zijn innerlijke gesteldheid en toestand.
Wanneer we echter verder gaan, dan blijkt dat telepathische contacten eveneens voorkomen, wanneer mensen in doodsgevaar zijn. Oorlogen, maar ook stormen, grote rampen schijnen dit op te wekken. Mensen, die bewust of onbewust verbonden zijn met een mogelijke ramp, blijken waarschuwingen te ontvangen, waar sommigen zich wel degelijk van bewust worden, ook al negeren ze deze soms. Ze hebben dus een zekere voorwetenschap. En dat voert mij tót de conclusie, dat een bepaalde lichamelijke gesteldheid beslissend is voor het vermogen, dat de mens heeft om deze occulte krachten te wekken, de occulte wetten te hanteren en het occulte beloven voor zich mogelijk te maken. Ook dat lijkt me wel zeer interessant, want op het ogenblik dat wij dergelijke spanningen en gemoedsgesteldheden kunnen gebruiken om een ontwikkeling te bevorderen, moet er ook een maatstaf te vinden zijn, die zowel wetenschappelijk en stoffelijk als geestelijk geldt. En wat meer is, aan de hand hiervan zou het mogelijk moeten worden het occulte verschijnsel op wetenschappelijke basis te constateren, te controleren en te leren hanteren.
U vindt misschien, dat ik te weinig zeg over de wetenschap. Maar de wetenschap is het middel, dat de mens van deze dagen heeft om zijn wereld te hanteren. Hij doet het vaak misschien wat slecht; en de wetenschap loopt dikwijls vooruit op de ethische en morele ontwikkeling van de mens. Maar goed, dat is nu eenmaal zo. Die wetenschap is voor de doorsnee‑mens zijn mogelijkheid tot manipulatie van de wereld, tot erkenning van die wereld. En het occulte blijkt ‑ hoe verwaarloosd dan ook ‑ de mogelijkheid te zijn om die manipulatie buiten de z.g. normen van waarschijnlijkheid om voort te zetten. Wat we in deze dagen nodig hebben, vrienden, is heel wat meer dan alleen maar waarschijnlijkheid. Wij moeten dingen met zekerheid tot stand kunnen brengen, omdat anders de wereld er misschien wel eens aan ten onder zou gaan. Wij moeten ontdekkingen doen in een tijd, die ‑ wetenschappelijk gezien ‑ daarvoor krankzinnig, kort is. Omdat als we ze niet doen, de mensheid in gevaar is. We moeten dus wel degelijk gebruik maken van de mogelijkheden, die het occultisme geeft. De wetenschap kan de hulp van het occultisme verkrijgen, maar dan moet zij beginnen met haar afwijzende houding tegenover het occultisme, te laten varen. Zij moet niet uitgaan van één of twee proeven, die zij zelf stelt en de daaruit voortvloeiende bewijzen, want dit blijft alleen in haar eigen lijn en kader een bewijs; en meestal een onvoldoende bewijs. Zij zal moeten overgaan tot het klakkeloos – hoe moeilijk het ook voor haar is ‑ aanvaarden van de juistheid van de occulte stellingen. Zij zal het occultisme niet moeten hanteren als iets, dat moet worden bewezen, maar zal ervan moeten uitgaan als van een bewezen feit.
Dat zal de wetenschapsmens over het algemeen niet kunnen doen; want wie eenmaal is gevormd volgens het wetenschappelijk denken van de moderne universiteiten, die kan zo moeilijk zichzelf vergeten in de grotere wetten, in de grotere gerichtheden en mogelijkheden, die het occulte biedt. Dan blijft er dus maar één ding over: de occultist van voorheen moet wetenschapsmens worden. En dat is een moeilijke taak, want meestal begeeft men zich tegenwoordig pas in het occultisme, als het leven verder niets meer te bieden heeft. Het is voor velen een soort uitvlucht.
Toch kan ik mij voorstellen dat een mens, die bv. de Kabbala beheerst en door de berekeningen van die Kabbala wetenschappelijke resultaten kan controleren en de gerichtheid van bepaalde proefnemingen op de juiste wijze kan bevorderen, zich buitengewoon veel moeite zou besparen. Ik kan mij voorstellen, dat de toepassing van de astrologie, hoe krankzinnig die wetenschappelijk misschien ook moge zijn, kan bijdragen tot het bereiken van juistere en snellere resultaten op wetenschappelijk terrein. Ik ben er zelfs van overtuigd, dat schijnbaar zinloze methoden (Zoals contemplatie, bepaalde vormen van concentratie, zelfprojectie e.d., die in het occultisme zoveel voorkomen) de mens kunnen bijstaan om in veel kortere tijd en veel juister dan anders een oplossing te vinden voor zijn probleem.
En bovenal ben ik ervan overtuigd, dat het occultisme in staat is vragen en problemen op te lossen, waarvoor wetenschappelijk en sociaal geen oplossing mogelijk is. Maar dan moet eerst de occultist wetenschapsmens worden.
Nu bezitten wij op het ogenblik in vele landen een kader (nu pas gevormd op veelal nieuwe universiteiten, soms ook opgeleid in andere landen, zoals bv. in Nederland), die in wezen een geloof nog heel dicht staat bij de magie, bij de beschouwelijke occulte wijsheid bv. van de Brahmanen. Wij weten, dat deze mensen in zich steeds zullen teruggrijpen naar het occulte. Doordat deze mensen leren ook de stoffelijke wetenschap te hanteren zullen zij, voor zover zij niet losslaan van hun verankerd zijn in de meer mystieke en meer occulte levensbeschouwing, waaruit zij zijn voortgekomen, de eerste stap doen in de goede richting. Zij zullen het mogelijk maken om bij alle mensen de occulte begaafdheid te ontwikkelen.
Daarmee ben ik dan eigenlijk wel gekomen aan het einde van het betoog. Ik heb natuurlijk nog wat opmerkingen te plaatsen; en om er enkele te noemen: Bij vele mensen blijkt ten gevolge van bepaalde schokken, emoties en ervaringen de occulte begaafdheid zich te ontwikkelen. Wij zien, dat vele gaven ‑ zoals dat heet ‑ tot uiting komen, wanneer de mens in bijzondere omstandigheden verkeert. Wij zien, dat bepaalde riten en rituelen vaak bijdragen tot de mogelijkheid om de occulte wijsheid om te zetten in een praktisch hanteerbaar iets. We moeten dus wel heel voorzichtig zijn met het beoordelen en veroordelen van dergelijke procedures. We moeten heel goed begrijpen, dat ook voor elk van u en voor elke mens op deze wereld er een aantal emoties of belevingen bestaan, waardoor vatbaarheid voor het occulte groter wordt, waardoor begrip van het occulte, fenomeen misschien niet, maar de beleving ervan wel degelijk wordt bevorderd.
De oplossing daarvoor ligt dus in het samengaan van het occultisme met het dagelijks leven, waardoor men ‑ gesteend door de theorie van het occultisme en anderzijds door de materiële zekerheid van de wetenschap ‑ zijn begaafdheid en zijn beleving beheerst en niet daardoor wordt overheerst, zoals voor de minder bewusten helaas al te vaak moet worden vastgesteld.