Wilsconcentratie

image_pdf

uit de cursus ‘Occult practicum’ (hoofdstuk 16) – mei 1967

Wilsconcentratie.

Wij hebben steeds weer, als wij het occulte bezien, het begrip “kil” ontmoet. Daarnaast hebben wij gehoord over concentratie en het vormen van beelden en voorstellingen. Wij horen over vereenzelviging met waarden. Laat ons daarom de concentratie van de wil een ogenblik nader beschouwen.

In de eerste plaats: ‘Willen’ komt voort uit begeren. Dit begeren kan op ideële of materiële basis zijn geschoeid; dat maakt geen verschil uit. Ik kan mij alleen maar juist concentreren, ik kan mij slechts juist richten, indien ik iets volbreng wat ik ook begeer. Als u spreekt over vrede en dit begrip is voor u vaag, zoek dan een voorstelling van vrede, die voor u spreekt, wat u werkelijk kunt begeren. Het is dikwijls beter je te concentreren op één enkel ding, waar je werkelijk je hele wezen naar voelt uitgaan, dan je te concentreren op de gehele wereld; want in dat kleine wordt de juiste wilsvorming beïnvloed. Doordat dit verlangen op de achtergrond staat, wordt ook de concentratie op datgene, wat met het willen samenhangt, eenvoudiger.

In de tweede plaats: Wanneer wij willen, dan weten wij wat wij willen. Dat wil zeggen: het willen is niet alleen maar een vage omschrijving van een algemene geneigdheid, maar een gedetailleerde uitdrukking van een vaste gerichtheid, een vaste doelomschrijving.

Om u te concentreren, zoek dus allereerst naar datgene wat voor u begeerlijk, aanvaardbaar is; iets, wat u werkelijk met heel uw wezen wilt. Of dit regel mogelijk is of niet, doet niet ter zake. Belangrijk is dat u erin opgaat.

Concentratie betekent het uitsluiten van de werkelijkheid. Indien men dus het juiste verlangen heeft gevonden en daardoor tot willen komt, moet men alles, wat buiten het begeerde, het gewilde staat, tijdelijk terzijde stellen. Men heeft met niets meer te maken. Hierdoor treedt men a.h.w. op als de verwezenlijking van hetgeen men wil. Astraal gezien, zou men kunnen zeggen: De persoonlijkheid en de eigen uitstraling en vorm maken tijdelijk plaats voor een vorm, die is ontleend aan hetgeen men wil waarmaken.

Dan moet u verder rekening houden met het feit, dat de wilsconcentratie op zichzelf dus ook een omschrijving van node heeft; en dat die omschrijving zoveel mogelijk in overeenstemming moet zijn, niet alleen met hetgeen wij wensen, maar ook met de kracht waarmee wij werken. Om het heel eenvoudig te zeggen: Als u werkt met islamieten, neem dan een voorstelling van God, want u kunt niet in Mohammed geloven. Met christenen kunt u ook aan Jezus denken. Zoek dus een voorstelling, een uitbeelding van uw wil (maar ook van de acties) in een modus, een gebruiksvorm a.h.w., die voor allen even aanvaardbaar zou zijn. Hierdoor voorkomt u discrepantie tussen het door u georigineerde willen en de werking van het veld (de harmonische waarden daarvan). U voorkomt verder grote krachtverspilling, doordat u eerst uw beeld a.h.w. aan het veld moet opleggen. Zoek dus algemene beelden, maar detailleer deze zodanig, dat uw eigen voorstelling tevens die van de anderen is.

En hier is dan het vormen van het beeld misschien ook nog afzonderlijk te beschrijven. Om een beeld op te bouwen heb ik nodig:

  1. een begrip van al datgene, wat voor een ieder in de gemeenschap aanvaardbaar zou zijn;
  2. een voorstelling, die als het even kan mede ligt in de richting van de concentratie.

Als u in de bioscoop zit waar een moordfilm wordt vertoont, stel u dan rustig een man met een pistool voor, die in plaats van kogels een leven‑gevende straal bij wijze van spreken afvuurt. Dan blijft u zo dicht bij datgene wat de concentratie tot stand brengt, dat u vanzelf ook de wil uit dit beeld kunt overbrengen. En dat houdt dus in, dat we in het beeld nodig hebben het beginpunt van de ontwikkeling van de kracht. Ik moet mij altijd de bron van de kracht voorstellen. En als het even kan die bron dicht bij mijzelf en in overeenstemming met de basis van de concentratie.

Dan heb ik een voorstelling nodig van het doel. Dit doel kan iemand of iets zijn, waarvan ik absoluut geen beeld ken. Dit is niet belangrijk. Bouw u een willekeurig beeld op. Als u bv. een negerin achter in Tunesië moet ge­nezen, die Mina heet, en u weet niet hoe u zich haar moet voorstellen, dan denkt u mijnentwege aan Gina Lollobrigida, zo in die stijl. Maar noem haar Mina. Stel haar zo goed u kunt voor in de omstandigheden waarin de persoon, die u wilt helpen of beïnvloeden, verkeert. Dan is er ook een doelvoorstelling; en deze is afgestemd op de persoon zelf. De voorstelling doet dus minder ter zake dan het gevoel dat die voorstelling één is met hetgeen met wil bereiken. De meest fantastische beelden kunnen hiervoor worden gebruikt. Typerend hierbij is overigens wel, dat bij gemeenschappelijke pogingen zich uit de vele deelvoorstellingen op den duur een soort beeldtaal ontwikkelt, die voor allen voldoende spreekt en bruikbaar is.

Indien u in een bepaalde groep van genezers of mediterenden regelmatig met krachtvelden zou werken, dan is het dus ook wel belangrijk dat u langzamerhand een aantal gemeenschappelijke voorstellingen opbouwt. Dit vereenvoudigt de zaak ten zeerste.

Een beeld opbouwen is misschien niet voldoende. Wij moeten het beeld uitdrukken. Die uitdrukking kan zijn door de wil. “Nu” is een uitdrukking, die heel vaak daarbij kan worden gebruikt. Omdat het woord “Nu” het begrip is van het loslaten van kracht, een start, een begin. Onthoudt u daarbij, dat een beeld, dat overlegd en geconcentreerd is opgebouwd, ook bij een algemeen oproepen ervan (enkel maar als een flits), voor u onderbewust inhoudt: het invullen van de eens gevormde details. En daarom is het dus ook verstandig dat u leert bepaalde voorstellingen op te roepen en deze steeds weer te gebruiken, voor zover dit mogelijk is. Dit is belangrijker dan een juist beeld te hebben van uw patiënt bv. of desnoods van degene die u het geluk van te slagen voor een examen of iets dergelijks gunt.

Bij het willen moeten wij verder onthouden, dat zodra ons willen een volledige onvrijheid van onszelf inhoudt, het willen voortdurend blijft bestaan. Dus ook wanneer het krachtveld is verdwenen of de actie is afgelopen, zou de wil daarop gericht moeten blijven. Van de wilsconcentratie kan dus kort en goed worden gezegd:

  1. Tracht nooit iets waar te maken, wat u niet met heel uw wezen kunt begeren.
  2. Maak u daarvan altijd een voorstelling, die bij u zo concreet en reëel mogelijk is. Dit bevordert de bruikbaarheid,
  3. Concentratie betekent: uitsluiten van de buitenwereld; reageer op niets. Indien uw gedachten afdwalen, leid ze terug naar het doel. Het is dus niet belangrijk alle gedachten terzijde te schuiven, maar alle denkbeelden te brengen in één beeld.
  4. Hou altijd rekening met de krachten in de omgeving waarmee u werkt.

Baseer u zoveel u kunt daarop. Dit zal zowel uw eigen concentratie en daarmee de juiste uitdrukking van uw wil ten goede komen alsook het harmonisch richten en gebruiken van velden.

Bevrijding.

Men realiseert zich gewoonlijk niet hoezeer het denkbeeld van bevrijding (dus vrijmaking) een grote rol speelt in het totaal van de kosmos: Het bevrijden van mensen is over het algemeen het scheppen van een illusie. Maar in de magie, in het occultisme is bevrijding het vrijmaken van banden van mensen, denkbeelden, geesten of krachten.

Om een kracht vrij te maken moe je dus in staat zijn datgene, wat die kracht in stand houdt ‑ al is het maar op één punt ‑ te doorbreken. Het lijkt wel of je een feestballonnetje doorprikt, waarop alle onder spanning daarin gebrachte lucht onmiddellijk begint te ontsnappen.

Bevrijding is in dit geval helemaal geen overwinningsfeit. Het is eenvoudig het doorbreken van een bepaald denkbeeld. Het is eigenaardig dat er beelden zijn, waarin enorme krachten (ook occulte krachten) gelegen zijn, die zelden of nooit tot ontlading komen. Als ik mensen zie samenkomen in grote kerken, die daar werkelijk intens en eerlijk bidden, dan vraag ik mij wel eens af of ze dat werkelijk ondergaan. Maar er is kennelijk niemand, die in staat is het beeld van het gebed op zichzelf te doorbreken met het idee van een doel. En toch, als je dat zou doen, zou die totale kracht eerst werkelijk vrij worden. Nu ontstaat ze voor een ogenblik en langzaam maar zeker verdampt ze zonder dat ze nut heeft.

Als ik te maken heb met mediums, dan zie ik zo vaak mensen die worden geplaagd door bepaalde geestelijke invloeden, die soms van astrale geaardheid zijn (vaak zelfs van eigen schepping), maar daarnaast zien we ook gevallen van aanhechting. Indien je beseft hoe dit in elkaar zit, dan kun je ook hier een bevrijding tot stand brengen, die dikwijls niet alleen de persoon op aarde, maar ook de geest een nieuwe kans, een nieuwe mogelijkheid geeft. Want die gebondenheid bestaat niet alleen maar voor de mens. Die mens is verstrikt in het besturend organisme van de beheersende of aanhechtende geest, die zijn denken en handelen beïnvloedt. De geest echter is gebonden aan het reageren van die mens. Hij kan zich in feite niet meer voorstellen, hoe je je eigenlijk mot uitdrukken. Degene nu, die in staat is het besef van vrijheid bij beiden of desnoods bij één van beiden te wekken, die bereikt alleen maar door het scheppen van het denkbeeld, dat er een bevrijding tot stand komt, zijn doel; en beiden kunnen weer hun eigen weg gaan. U zou hen dan kunnen wijzen op hun eigen mogelijkheden.

Men zou het kunnen betwijfelen of dit nu een bruikbaar idee is om te bespreken. Maar op zichzelf is de mogelijkheid van een scheiding tussen een beheersende geest en de mens een terugkeer tot het normale. Begrijpen beiden dat ze vrij zijn, ach, dan heb je verder weinig moeite. Maar als ze ergens terughunkeren naar de verbondenheid, omdat ze zich niet anders kunnen zien (zoals dit ook bij mensen wel voorkomt), dan is het dus wel zaak erop te letten dat de band niet weer ontstaat. Vier of vijf keer verbreken is vaak nodig, voordat het idee van verbreking (bevrijding) werkelijk wordt aanvaard.

Hebben we te maken met bv. spoken of demonen, dan zien we ook weer hetzelfde. Deze zijn gebonden aan astrale vormen. Misschien zijn ze alleen maar uitstralingen die, onder invloed van een medium, astrale vormen aannemen. Als we nu in staat zijn de bron te vinden, waaruit die kracht voortkomt, dan kunnen we eenvoudig die kracht verbreken. Dan kunnen we zeggen: Het is afgelopen. Dit huis wordt niet meer door spoken belaagd. Dan is de sfeer vrij.

Het idee “bevrijding” komt dus ook wel voor in het occultisme. In de magie gaan we zelfs nog veel verder.

In de magie vangt men a,h.w, bepaalde dingen. Bij het oproepen van een geest worden er lijnen getrokken (een pentagram). Daarin moet de geest zich manifesteren. Ze is daarin gebonden, Maar doorbreek één lijn en de hele figuur wordt waardeloos. En dat is iets, wat de meeste mensen eigenlijk niet goed begrijpen. Ze denken: bevrijding, dat is een algemene vrijmaking. Neen, bevrijding is het scheppen van een nieuwe mogelijkheid. Het doen wegvallen van de betekenis van het oude.

De bevrijding van 1945 heeft dat zeker niet gedaan. Integendeel, ze is gewoon een terugkeer tot de oude gewoonten geworden. De mensen, die allemaal hadden samengewerkt, die het allemaal eens waren, waren plotseling weer even verdeeld en even vol ruzie als voordien. En dat kunnen we geen bevrijding noemen. Hier is niet werkelijk de keten doorbroken.

Nu is dat voor een volk wel erg moeilijk. Maar voor jezelf, in geestelijk of in occult opzicht, is het gemakkelijker. Bevrijding betekent eenvoudig: een bepaalde voorstelling of denkbeeld laten wegvallen op één punt, zodat het geheel niet meer werkt en daarvoor in de plaats stellen een ander, minder begrensd geheel.

Een mens is een wezen dat eeuwig is. Het menselijk bestaan op aarde is slechts één enkele fase in het totaal. De begrenzingen, die wij zoeken of menen te kennen, zijn niet helemaal reëel. Maar we hebben ze als werkelijkheid aanvaard,

Als ik tegen mijzelf zeg, dat ik niet kan genezen, dan stel ik een grens. Maar als ik één keer heb gedacht dat ik iemand heb genezen ( ik heb het dus geprobeerd), dan zal ‑ ook indien ik niet geslaagd ben ‑ hierdoor misschien een denken of een reageren ontstaan, waardoor ik het wel kan doen.

Als je zegt, dat je niet kunt psychometreren, ach mensen, als je het probeert en denkt dat het niet gaat, dan gaat het ook niet en zit je voor gek. Maar als je denkt dat je het wel kunt, dan zul je misschien de eerste keren meer fabuleren dan werkelijkheden aflezen. Je hebt echter een nieuwe denkwereld geopend. Daardoor ben je gevoeliger geworden en kun je leren ermee te werken.

Als je denkt dat magie onzin is, dan zul je er nooit iets van terecht brengen. Maar als je beseft dat magie eigenlijk niets anders is dan het niet-erkennen van bestaande grenzen en het eenvoudig daarvoor aannemen van andere mogelijkheden, dan heb je de mogelijkheid tot slagen.

De mens zou zichzelf moeten bevrijden van heel veel dingen die hem vasthouden of waaraan hij zich gebonden heeft. Dingen, die eigenlijk niet zo belangrijk zijn. Het is zo dat menigeen eigenlijk wordt geboren en opgevoed in een bepaald milieu (en dus ook in een denkwijze) en meent, dat die denkwijze voor alle dingen al‑beslissend is, terwijl ze in feite maar voor één punt, nl. zijn eigen omgeving, geldt. Besef je dat, dan ben je vrij. Dan behoef je jezelf nog niet eens te veranderen. Maar dan wordt de natuur anders. Je zult haar krachten anders beleven en anders ondergaan.

Als ik in het wetenschappelijk denken (ook esoterisch bestaat er iets dergelijks, vol stellingen en filosofieën) een trap van bewustwording voor mij nog noodzakelijk acht, dan ben ik eenvoudig blind voor alle andere mogelijkheden van bewustwording (tot zelfs de realisatie van de hoogste waarden), die er voor mij zijn. De trap, welke ik trede voor trede moet beklimmen, is een voorstelling, die ik mijzelf maak. Het is een voorstelling, die voor menig mens bijna onvermijdelijk is, omdat hij zich zonder de idee van trap of trapjes de oneindigheid niet durft voorstellen. Maar als die mens zijn begrip van beperktheid kan loslaten, dan heeft hij die trap ineens niet meer nodig en ligt de hele wijde wereld rond hem.

Men spreekt over verlicht worden op duizenderlei manieren. Men maakt er iets moois van. Maar in feite is bewustwording niets anders dan het uitbreiden van je besef van de wereld.

En dan zeggen ze: inwijding. Inwijding is ook alleen maar een bevrijding van de beperkingen waarin je leeft. Het is een steeds meer leven met het geheel en met de omstandigheden. Zodra we terugkeren tot de nuchtere logica van het oude, zijn we gebonden, geketend. En dan kunnen tienduizend geesten trachten ons te bevrijden en het lukt niet.

Als Jezus hier zou staan en zou zeggen: “Om mij te volgen moet je alles achterlaten” en de mens zou zeggen: “Ja, maar dit horloge heb ik van mijn vader gekregen; dat wil ik houden.” dan is de zaak al verloren. Maar als iemand dat hoort en terwille van diezelfde Jezus ook maar één dingetje weggeeft, dan is het idee van “mijn eigendom” al veranderd. Dan is dat eigendom een functie van de taakvervulling geworden die Jezus biedt. En op dat ogenblik is het een zaak van bevrijding. Maar die bevrijding gaat veel verder dan het alleen maar geven. Want dan geldt ook wat Jezus zegt: “Ga uit, drijf de duivelen uit, genees de zieken in mijn naam en de naam des Vaders. Dat geldt dan op dat ogenblik.

De bevrijding op deze wereld van de ene vorm van dictatuur voor een andere interesseert mij niet. Het is misschien erg onvriendelijk van mij, dat ik uw grote bevrijdingsstrijd tegen de Duitsers, uw bevrijding door de Canadezen (die ons althans de mogelijkheid tot incarneren hebben gegeven) niet zo hoog kan aanslaan als u doet. Voor mij is de bevrijding: het vinden van een geestelijke vrijheid. Het vinden van een vrijheid van denken en van leven, waardoor je in staat bent om alle mogelijkheden, die je hebt, op een juiste manier te benutten en waardoor je jezelf kunt waarmaken.

Ik ben helemaal geen advocaat voor bevrijding van alle banden in deze maatschappij. Maar ik zou wel willen zeggen: Op het ogenblik zijn er duizenden deuren gesloten. De mens zit in een cel, in een gevangenis. Een gevangenis, die het hem onmogelijk maakt om gebruik te maken van zijn capaciteiten, ja, zelfs van zijn denkvermogen, van zijn gevoelens. En omdat je zo onnoemelijk veel kunt doen met emoties, is dat zo belangrijk in het occultisme. Als de mens nu eindelijk die deuren zou kunnen openmaken, zodat hij tenminste naar buiten kan gaan, wanneer het nodig is. Het is belangrijk, dat de mens de grenzen, die hij om zijn bewustzijn, zijn denken en zijn geestelijk leven heeft getrokken, doorbreekt.

De tijd is een vliedende illusie. Of we nu mensen zijn of geesten, maakt eigenlijk geen verschil. We kunnen werken met de krachten Gods. We kunnen putten uit de Heren der Stralen. We kunnen ons begrip doen groeien, waardoor onze gedachten uitgaan tot in de oneindigheid. We kunnen spreken met mensen op verre afstand, waarbij onze dromen de sleutel worden tot het totaal erkennen van een mogelijkheid tot ontwikkeling.

U zou uzelf moeten bevrijden van al uw beperkingen en vooroordelen. Niet door anders in de wereld te gaan staan, maar door uw beperktheid niet meer te aanvaarden. Zodat u weet: als de noodzaak komt, dan kan ik. En dan niet alleen maar denken, maar dan kan ik ook handelen buiten alle wetten van de mensheid om, desnoods, wanneer ik weet dat het een noodzaak is, dat het de waarheid van mijn wezen is.

Te weten dat u vrij bent, alleen al, stelt u in staat veel meer te presteren. Soms beleeft u iets en bent u voor een ogenblik vrij. Dan durft u dingen te doen, die niet meer gewoon zijn. En dan keren de normale omstandigheden terug en u mist dat vertrouwen. U heeft niet meer het geloof in uzelf en in de krachten boven u. U heeft niet meer de openheid voor de krachten. En gaat u verder, dan kunt u niets meer.

Ik wens u toe, dat u een andere bevrijding vindt dan die men nu viert. Niet de bevrijding van een heerschappij. Die wordt weer vervangen door een andere heerschappij. Maar de bevrijding van uw te grote begrensdheid, waardoor u leert alle krachten, die er in u zijn op de juiste wijze te gebruiken en uw eigen geest te brengen tot de verwezenlijking van uw totaliteit.

Het nut van het nutteloze.

Dit is een paradox. Kan het nutteloze nuttig zijn? Het feit, dat het nutteloos is, ontneemt het in wezen alle nut. Maar nutteloosheid is een relatief begrip. Datgene, wat onnut is voor de een, kan nuttig zijn voor de ander. En als zodanig moeten wij stellen, dat het nut van het nutteloze vaak is gelegen in het feit dat wij, het onnut-zijn daarvan beseffende, het aan anderen overlaten, die er wel hun nut van kunnen hebben.

Dit moge spitsvondig lijken, maar wij moeten wel begrijpen, dat ‑ indien wij, het onnutte niet aan anderen willen overlaten, maar het voortdurend willen behouden, ook als wij erkennen dat het in feite overbodig is ‑ wij daarmee het aantal onnutte dingen in ons leven steeds vermeerderen.

Een mens, die een in feite onnut beleefdheidsleugentje gebruikt, ziet zich vaak genoopt een heel web van beleefdheidsleugens daaraan vast te knopen om niet door de mand te vallen. De mens, die begint een in feite onnutte administratieve handeling te verrichten, zal zich genoopt voelen deze handeling te rechtvaardigen en daardoor een systeem te bedenken, waarin steeds meer onnutte handelingen worden opgenomen en een steeds grotere dupliciteit van handelingen optreedt. Wie dit begrijpt, zal dus moeten toegeven, dat het onnutte altijd onnut is, zolang wij er geen onmiddellijk nut van kunnen hebben.

Indien wij het echter daarom niet geheel verwerpen, maar erkennen dat het voor anderen betekenis en nut kan hebben, dan zullen wij het onnutte tot een nuttig iets maken. Daarbij zou ik dan willen wijzen op het feit dat nimmer een onnuttig iets nuttig is, als het alleen maar dient voor aanzien, prestige of zelfs maar als werkverschaffing e.d.. Want degene, die een dergelijke taak verricht of daaraan prestige ontleent, is zich van de schijn, waarin hij leeft en werkt, bewust en zal als zodanig daarin nimmer vrede en geluk kunnen vinden. Maar zodra iemand dat volkomen au serieux neemt, kan hij in dit voor anderen volledig onnutte en overbodige, zijn geluk, zijn taak en zijn persoonlijkheidsuitdrukking gewinnen. Zodra dit gebeurt, kan ook het onnutte zijn nut hebben en dan kunnen wij zeggen:

Het onnutte is voor degene, die het onnut‑zijn daarvan nog niet beseft, vaak een middel tot bewustwording, waardoor hij op den duur beseft dat hetgeen hij nuttig achtte in feite onnut was; en daarmee heeft het nutteloze zijn nut bewezen.

Als ik daaraan nog één les mag toevoegen: Vele mensen doen dingen, omdat zij die altijd hebben gedaan, terwijl ze geen zin meer hebben. Anderen laten dingen na, omdat zij die altijd hebben nagelaten, terwijl deze terughoudendheid in feite geen zin meer heeft. Degene, die wijs is, beseft wat op dit moment voor hem nuttig is en handelt daarnaar, zonder zich af te vragen wat de daaruit voortkomende consequenties zijn, steeds het grootste nut nastrevende.

Door zo te handelen zal hij het onnutte aan anderen overlaten, die daaruit misschien dan wel waardevolle dingen kunnen putten.

image_pdf