13 september 1985
Woorden zijn eigenlijk het meest gevaarlijke dat er is. Dat weten de meeste mensen niet, omdat je door woorden communiceert met elkaar, omdat je gewend bent woorden als een soort werkelijkheid te beschouwen. Maar men realiseert zich niet dat elk woord een eenzijdigheid is. Als ik zeg “licht” , dan zeg ik gelijktijdig ook “donker”.
Want licht zonder donker kan niet bestaan. Zeg ik “juist” dan impliceer ik ook “onjuist”. Daarom is het zo gevaarlijk met woorden aan het werk te gaan. Toch hebben we woorden nodig. Wat doe ik op het ogenblik? Ik gebruik woorden. Waarom? Omdat het niet mogelijk is totaalbeelden over te dragen. Maar er zit een misleidende kant aan.
Als je zegt : Er is een God, dan moet je een tegenstelling hebben. Wij kennen niets dat absoluut is. Daardoor impliceert het woord God het woord duivel. Is die duivel er? Heel waarschijnlijk niet. Dit betekent dat God zoals wij hem ons voorstellen, zoals wij dat begrip hanteren, ook niet bestaat. Dat kan natuurlijk moeilijkheden met zich meebrengen. Laten we nog een heel eenvoudig voorbeeld nemen: Dat is een brave jongen of een brave meid , zeggen ze als je klein bent. Alleen, ze weten dan niet dat jij in feite ondeugend bent, maar het goed weet te verbergen. Ik denk dat dat het wel duidelijk maakt: alles wat wij zeggen is een vertekening van de werkelijkheid. Op avonden waarop je voortdurend praat, vind ik het toch wel goed die dingen te zeggen, dat men het weet.
Nu kun je aan de andere kant ook zeggen: Er is een totaliteit. Maar kan ik een deel van de totaliteit afzonderen en gelijktijdig die totaliteit beseffen? Ik kan zeggen: Er is niets, dus is er iets. Dat volgt uit het voorgaande. Maar het “niets” betekent: het is niet omschrijfbaar. Het iets betekent, dat het niets onvoorstelbaar is. Wat daartussen zweeft, weet ik eenvoudig niet.
Als ik zeg: Ik ben deel van de totaliteit, dan kan ik niet zeggen: Ik ben hier, want dan ben ik “ik” niet meer. De totaliteit omvat alles. Op het ogenblik dat ik zeg: Ik ben hier, is de totaliteit in haar geheel voor mij niet constateerbaar. Met deze moeilijkheden hebben wij altijd weer te maken. De bijkomende moeilijkheid is, dat eenzijdigheden bij mensen de neiging wakker roepen eenzijdigheden te verdedigen. Vreemd maar waar.
Men heeft veel godsdiensten op de wereld. Nu heb ik niets tegen godsdienst, al vind ik het idee dat je God kunt dienen op zichzelf een beetje belachelijk, want de God die dienaren nodig heeft is eigenlijk geen God. God maakt zelf waar. Maar goed , waar gaat het in feite om. Als we kijken wat een godsdienst is, dan is het een aantal woorden geworden. Als men zegt: Lees het Evangelie , dan is dat best. Begrijp ik wat daarin staat, dan gaat het niet om de woorden, dan gaat het om iets onzegbaars dat erachter staat. Op het ogenblik dat ik het Evangelie letterlijk wil gaan nemen, ben ik bezig met woorden, maar heb ik gelijktijdig de werkelijkheid weggegooid. Wanneer ik dat moet toegeven voor mijzelf, kom ik in moeilijkheden, want waar blijft mijn zekerheid? Daardoor is elke godsdienst in feite een soort denkdictatuur geworden. U kunt het prettig vinden of niet als het zo wordt gezegd , maar waar is het wel: “Je moet het zo zien”, “Je moet zo geloven” , “Je moet zo doen”. De hele wereld van de godsdienst en van alle soortgelijke ideologieën en begrippen is gebouwd op: “Je moet” en “Je mag niet”. Maar als ik moet op het ene punt en ik mag niet op het andere punt, waar blijf ik dan? Wat ben ik dan eigenlijk? Ben ik een chimaera, een soort projectie van de maatschappij aan het worden? Onttrek ik mij daaraan, dan is de maatschappij nijdig. Er is misschien geen inquisitie meer, waarbij ze je vastbinden aan een staak en verbranden, nadat ze je eerst gemarteld hebben om je ziel te redden (ook zoiets: het lichaam martelen om de ziel te redden), maar wel is het zo: als je niet past bij het geheel, dan hoor je er niet bij.
Er bestaat ook wat men tegenwoordig tolerantie noemt. Op het ogenblik echter dat ik “tolerantie” zeg, erken ik het bestaan van intolerantie. Heeft u daar wel eens over nagedacht? Iemand die zegt dat hij tolerant is, beseft dat hij intolerant is, probeert een tegenstelling te scheppen tussen wat hij van binnen is en datgene wat hij aan de buitenkant is. Dat mag je tegenwoordig niet zeggen, want tolerantie is alles. Daarnaast bestaat er zoiets als repressieve tolerantie. Dit betekent dat er ook een bevorderende tolerantie bestaat. Met andere woorden: Als tolerantie wordt gebruikt om een verschijnsel in feite onbetekenend te maken, krijgt het voor degene die het beleven daardoor juist meer betekenis, Waar blijf je dan?
Als u wilt mag u nu ook woorden gebruiken om te zeggen dat wat ik zeg onzinnig is. Waarmee u aangeeft dat het wel enige zin heeft, maar dat het u niet interesseert.
Wanneer de werkelijkheid één geheel is, onomschrijfbaar en alomvattend, kan ik nooit mezelf zijn. Maar als ik mezelf ben, kan ik niet spreken over totaliteit. Pas wanneer ik in mezelf vergeet wie en wat ik ben, kan ik deel zijn van het geheel. Deze grote moeilijkheid voor alle mensen en ik neem aan voor vele schepselen in het Al vloeit voort uit het feit dat ons besef niet in staat is op een persoonlijke wijze het geheel te aanvaarden, te begrijpen of te omvatten. Wij willen dat vanuit onszelf doen. Wij willen niet aanvaarden dat het er is; wij willen het weten, wij willen het begrijpen, wij willen het omschrijven. Juist daardoor maken wij het onbereikbaar.
Daar kun je merkwaardige conclusies aan verbinden.
Als ik kijk naar deze tijd bv., dan valt op dat er allerlei krankzinnige dingen aan de gang zijn. Men is bezig met welvaart, met welzijn. Maar om de welvaart en het welzijn zoals men die nu beschouwt in stand te houden, moet men het milieu verontreinigen, de psychische leefomstandigheden verslechteren en zo kan ik nog even doorgaan. Wat is welvaart? Welvaart is een tevredenheid waarin al het noodzakelijke voor jou bereikbaar is, meer niet. Wat is welzijn? Dat is een toestand waarin je vrede kunt hebben met jezelf en met de wereld, indien jij zelf daartoe bereid bent. Ik ben bang dat de meeste mensen daar anders over denken. Het is net zoiets als werkgelegenheid , dat is ook zo’n mooi ding. Lieve mensen, jullie werken je een ongeluk. De meeste mensen werken het hardst wanneer ze vakantie hebben. Want werk is bezigheid. Het is eigenlijk identiek. En we zeggen “arbeid” omdat we menen dat die bezigheid productief is. Zo krijg je een hele keten. Neem bv. een zakenman. Hij wil werkzaam zijn en sticht een fabriek voor suikerwerken. Hij geeft arbeid aan een hoop mensen, kan aan een hoop mensen zoetigheid verkopen, waardoor heel veel kinderen rotte gebitten krijgen en veel tandartsen aan het werk worden gehouden, die op hun beurt weer tandtechnici nodig hebben. De gebitten verslijten en dus is er een fabriek nodig voor kunsttanden en voor smeltmassa. Die man heeft iets enorms gedaan voor de welvaart die tandbederf veroorzaakt.
Iemand maakt een gloeilamp. Hij kan zonder moeite een gloeilamp maken met 10 à 20-duizend branduren. Hij heeft een heel laboratorium en tenslotte is hij zover; de feitelijke en nuttige branduren van de lamp liggen tussen de achthonderd en duizend. U zult zeggen: Die man heeft zijn productie verslechterd. Neen, hij heeft voor welvaart gezorgd. Doordat er meer lampen kapot gaan moeten er meer lampen worden gefabriceerd: werkgelegenheid. Daardoor worden er meer lampen verhandeld: winst. Daardoor zijn er meer zaken nodig die lampen verkopen: werkgelegenheid en winst. En dan zijn er nog de mensen die daardoor worden gedwongen regelmatig de lampenkap af te stoffen als er toch een nieuwe lamp in moet, dus is er wat gedaan voor de hygiëne ook. Op die manier kun je met woorden goochelen. Het is wel eenzijdig wat ik zeg, natuurlijk, maar toch kun je het zo ook bekijken.
Als u geïnteresseerd bent in de Orde dan heeft u te maken met een groep die uitgaat van verdraagzaamheid. Niet de lijdzaamheid die sommigen daarvoor menen te moeten aanzien, maar echt verdraagzaamheid in de zin van aanvaarden dat de ander anders is, aanvaarden dat anderen van mening kunnen verschillen, maar aan de andere kant ervoor zorgen dat je ook voor je eigen rechten opkomt. Of zoals een vriend van mij eens heeft gezegd: “Verdraagzaamheid betekent dat je net geen deurmat bent, omdat je niet over je laat lopen.” Op die manier verdedigen wij iets. Maar verdraagzaamheid impliceert onverdraagzaamheid. Op het ogenblik dat wij vanuit onze verdraagzaamheid kritiek hebben op een ander omdat hij onverdraagzaam is van ons standpunt uit, zijn wij zelf onverdraagzaam. Dat is duidelijk: Als wij menen dat een ander in naam van de verdraagzaamheid moet aanvaarden wat wij goedvinden, dan zijn wij eveneens onverdraagzaam, want wij tolereren niet dat de ander op een andere manier reageert. Wij van de verdraagzaamheid zijn dus in zekere zin eenzijdig. Aan de andere kant hebben wij geprobeerd een soort objectiviteit te handhaven. Ik zeg: een soort. Dat wil zeggen: Je kunt objectiviteit op veel manieren benaderen. Maar wij gaan uit van het standpunt: Als je een bepaald probleem hebt, zeg dan niet: zo is het, maar zeg: het zou zo kunnen zijn, maar volgens mij (en dat mag je er dan bij zeggen) is het zo en zo. Hier komen wij dus tot een andere benadering. Ik meen dat dit met woorden heel belangrijk is. Woorden gebruik je niet alleen maar om te zeggen wat jij wilt zeggen. Je gebruikt ze vooral om een ander iets duidelijk te maken, d.w.z. een begrip te geven van iets wat er in jou leeft. Dan blijven er nog heel wat punten ongezegd en nog heel wat zaken waarop je niet kunt ingaan, natuurlijk. Maar je hebt een begrip overgedragen. Degene die dat begrip ontvangt moet begrijpen dat het onvolledig is en in staat zijn van zichzelf uit nog weer aanvulling te vinden.
Op veel verschillende manieren kun je aan de mensheid en aan de wereld denken. Op het ogenblik leven we nog steeds in de tijd van het woord, ofschoon sommige mensen menen nog in de tijd van het slaapverwekkende beeld te leven, omdat ze veel t.v. kijken. Maar we moeten toch verder vanuit het woord. Het woord is een onvolledige begripsoverdracht, het kan ons nooit de werkelijkheid laten benaderen. Dan zouden we moeten komen tot een soort overkoepeling van het woord, een overbrugging van de tegenstellingen die voor ons in ons leven en voor onze uitdrukking noodzakelijk zijn. De vraag is: Waar zou die liggen?
Nu bestaat er zoiets als een gemeenschappelijk bewustzijn. Men zegt ook wel: gemeenschappelijk bovenbewustzijn. Onder het gemeenschappelijk bewustzijn of bovenbewustzijn verstaan wij het totaal van de menselijke gedachteprocessen die zijn uitgezonden en in feite in een zekere toestand blijven bestaan. Dat wil zeggen dat alle denkbeelden en alle gedachten aanwezig zijn , zeker van deze tijd , maar ook die van honderd jaar geleden, ook die zijn er nog. Op het ogenblik dat je een begrip zou kunnen putten uit dit gemeenschappelijk bewustzijn, zou het niet meer in woorden uitdrukbaar zijn. Het is echter wel completer. Het omvat een mate van objectiviteit, een mate van helderheid, die met het woord niet te bereiken is.
Dat zou de volgende fase van de mensheid kunnen zijn: mensen die steeds meer uit het bovenbewustzjjn gaan putten. Het woord krijgt dan ook een andere betekenis. Het is niet meer de waarde op zichzelf, maar het is als het ware het beginpunt, waardoor een innerlijk proces op gang komt dat een omvattender begrip mogelijk maakt dan in het woord zelf uitdrukbaar is en dat gelijktijdig vele woorden overbodig maakt.
De Akasha kroniek?
Dat zijn namen die men eraan geeft, maar waar ik het nu over heb, ligt hoogstens op het niveau van mentaal en astraal. Dus het putten van werkelijkheid zou voor die mensen noodzakelijk zijn, denk ik. Dan pas zal men gaan begrijpen dat je bepaalde tegenstellingen niet kunt handhaven en dat je niet het ene boven het andere kunt verkiezen, maar dat je de totaliteit moet zien. Welvaart en welzijn zijn in wezen identiek als je de werkelijke betekenis van de woorden accepteert. Dit houdt in dat er ook een periode van niet-welvaart en niet-welzijn is. Wat wij moeten doen, is niet meer kiezen voor het een of het ander, maar als het ware gewoon de gulden middenweg kiezen. Neem de milieuverontreinigingen Er zijn op het ogenblik in Nederland heel veel chemische fabrieken. Als een buitenlander zou zeggen dat Nederland stinkt (hij is meestal te beleefd), dan zou hij geen ongelijk hebben, want er is nogal wat bodem-, lucht- en waterverontreiniging. Nu is het argument om daarmee voort te gaan: Ja, maar als we dat niet doen dan krijgen we minder welvaart, het welzijn van de mensen wordt aangetast. Maar in feite wissel je alleen de ene aantasting voor de andere uit. Je kunt niet onbeperkt voortgaan. Je kunt ook niet, zoals sommige milieubeschermers zo graag doen, op een bijna Rousseau-achtige wijze teruggaan naar de natuur. Dat zijn punten daar moet je eens over nadenken. Je kunt niet terug.
De moderne mens is in steeds sterkere mate afhankelijk geworden van een milieu dat in feite kunstmatig is. Denk nu niet dat ik het alleen over de steden heb. Als u het land opgaat dan moet u eens zien hoe weinig echte natuur er is. Alle natuur is gereguleerd, zoals de bossen worden gereguleerd; er wordt hout gekapt, er wordt aangeplant, het is allemaal deel van een geïndustrialiseerd proces geworden. Als je dat wegneemt dan staan alle mensen ineens voor het feit dat ze volledig voor zichzelf moeten gaan zorgen. Dan kun je een mooi boek gaan schrijven over een interessant onderwerp, dat zijn dan leuke dingen die voor een paar mensen mogelijk zouden kunnen zijn. Maar ziet u heel Nederland al op jacht gaan? Er zijn geen hazen genoeg. Dat kan gewoon niet. Ook hier moeten we heel voorzichtig zijn met wat we doen. We kunnen niet zeggen: Wij moeten het milieu beschermen. Wij kunnen alleen zeggen: Wij moeten een samenhang vinden tussen milieu en productie, tussen werk en welzijn. Wij moeten een samenhang vinden tussen welvaart en een nuttig verbruikspatroon.
U ziet, we zitten dan weer met die tweeledigheid. Altijd weer twee waarden die bij elkaar horen en die eigenlijk alleen maar een monster zijn, dat je trekt uit een veel grotere en onoverzienbare samenhang.
De moderne mens is nogal gesteld op zijn zekerheid en ook nogal eens op zijn gemak. Dus de moderne mens wil bescherming. Hij wil zeker zijn van ten minste een minimum inkomen. Hij wil zeker zijn dat hij zich op straat niet behoeft te verdedigen, daar moet iemand anders voor zijn. Hij wil zeker zijn als er brand is, dat er ook mensen komen om te blussen. Maar die zekerheid kun je alleen verkrijgen door steeds verder af te wijken van hetgeen je zelf bent. Om het heel simpel te zeggen (en dat is al veel ouder dan deze tijd): Om een maatschappij te krijgen die een mate van zekerheid en geborgenheid biedt, moet je de mensen van zichzelf vervreemden. Je moet ze maken tot individuen die zodanig gedrild zijn in bepaalde manieren van denken, in bepaalde responsen, in bepaalde handelingen, dat het niet meer mogelijk is naar eigen geaardheid te leven. Je kunt zeggen: “Goed, dat is ons een offer waard. Wij willen zekerheid”. Best. Maar mijn vraag is: Waar blijf je dan als mens?
Er zijn een hele hoop gekke dingen gebeurd in de loop der tijden. De meeste mensen hebben nooit precies geweten wat erachter zat. U heeft wel eens van de bokkenrijders gehoord? De bokkenrijders waren volgens alle overleveringen roversbenden. Daarnaast waren het ook nog duivelaanbidders, heksenmeesters en dergelijke. In de moderne tijd zou je dat anders moeten uitdrukken. Deze mensen waren revolutionairen, opstandelingen. Hun verwerpen van God was niet een verwerpen van God, maar van de macht van de kerk. Hun gewelddadige aanval op de maatschappij verschilde niets in motivering van wat op het ogenblik de IRA of wie dan ook doet. Wat was hun achtergrond? In feite ook een geloof. Een geloof aan de innerlijke vrijheid. Zij meenden dat een mens het recht had zichzelf te zijn en dat het niet redelijk was van die mens te verwachten dat hij zich zou voegen in een leefpatroon, een gemeenschapspatroon, waarin hij niet gelukkig kon zijn. U zult zeggen: Waarom haal je dat erbij? Heel eenvoudig: hier blijkt in de eerste plaats de macht van het woord. De bokkenrijders waren rovers, wreedaards en duivelaanbidders, ongetwijfeld. Maar ze waren veel meer en dat wordt niet gezegd. Hierdoor is het beeld vertekend. In deze tijd zijn de drop-out, de hippie, de terrorist ook mensen die onvrede uiten. In de bokkenrijderstijd was het oude geloof waarschijnlijk niet zo ver uitgestorven als in deze dagen. Toen had men nog het oude natuurgeloof en het rijden op de bok. Dat wijst weer op een samenhang met bepaalde christelijke orden, waarin de bok een grote rol speelt, en tenslotte naar de oude natuurverering. Denk maar aan Pan, Saters enz. Ook allemaal bokken.
Tegenwoordig zijn we ook gewend om alle problemen van één kant te benaderen. Dat wil zeggen: terroristen zijn zonder meer verwerpelijk, wethandhavers zijn zonder meer, tenminste zolang het in eigen land is, aanvaardbaar. Alleen als ze in Zuid-Afrika zijn, zijn ze natuurlijk niet aanvaardbaar , want dan staan ze toevallig aan de andere kant. Eenzijdigheid. Maar is die eenzijdigheid terecht? Als wij kijken naar de drop-out met zijn stickie, of nog erger, kunnen we wel zeggen: Zo iemand, dat is een ziekte, een parasitisme. Maar waar komt het vandaan? Het feit dat ze er zijn maakt duidelijk, dat de gemeenschap hun geen mogelijkheid geeft op een andere manier zichzelf te zijn. Als we dat dan niet vergeten, kunnen we misschien erger voorkomen. Dan is een oplossing mogelijk.
Je kunt je beklagen over alle verslaafden en het feit dat ze blijven doorgaan, dat zij zichzelf doodspuiten, doodroken en dood snuiven. Maar is dat reëel? Ja, je kunt er heel mooie woorden voor vinden en dan lijkt het alsof je gelijk hebt. Je kunt ook het tegendeel bepleiten en als je het handig formuleert, heb je ook weer gelijk. Maar zou de werkelijkheid niet in het midden liggen? De verslaafdheid komt voor een groot deel voort uit het feit dat er geen motivering is in de mensen zelf om aan de verslaafdheid te ontkomen. Die motivering kan niet alleen uit henzelf voortkomen. Ze moet voortkomen uit een persoonlijke relatie met hun wereld. Zolang wij nog zeggen “ik” en het totaal-beleven vergeten, zullen wij er rekening mee moeten houden dat ieder deel van het ik zijn eigen waarde en betekenis heeft en dat elk deel moet kunnen functioneren. Als dat niet kan, dan gaat er iets verkeerd. Denk maar aan de korsetten van de dames van 100 jaar geleden. Hoe vaak vielen zij niet flauw, doodgewoon omdat hun lichaam niet normaal kon functioneren door deze zgn. ondersteuning, die in feite alleen een verkrachting betekende van het middenrif en de rest.
Realiseer u, een maatschappij moet vrij zijn . Zolang er een ik is, moet het ik ook zichzelf kunnen zijn. Het moet naar buiten kunnen komen. Als het dat niet kan, om welke reden dan ook, dan is er iets fout met de samenleving, met de maatschappij, met de samenhang. Als iemand geen werk kan krijgen – terwijl die mens met alle geweld wil werken – omdat het milieu schoon moet worden, is dat net zo verkeerd als wanneer iemand geen vrije natuur meer kan vinden omdat er zoveel moest worden gebouwd en zoveel moest worden gedaan voor de werkgelegenheid, Allebei verkeerd. Wij moeten het midden weten te vinden. Het grote gevaar bij dit alles is steeds weer dat wij argumenteren met woorden. Mensen doen dat en ik moet het op dit ogenblik ook wel doen. Met woorden zijn wij altijd eenzijdig, omdat wij niet begrijpen dat elk woord zijn eigen tegenstelling als bestaande waarde in zich draagt. Wij doen gewoon of de helft van de werkelijkheid niet bestaat om ons eigen gelijk maar te kunnen aantonen en door te zetten.
Het is begonnen met “Het Woord”.
God was niet en Hij was. En uit God kwam het Woord , de uiting, en het Woord was God. Het Woord was in God en uit God. U kijkt nu naar Het Woord, omdat u denkt: in deze zinsnede gaat het om het woord, het spreken. Maar met “Het Woord” werd in feite bedoeld: de naam, of de openbaring of bekendmaking. De grote naam van God is één van de grootste geheimen geweest van vele religies.
Dus: In den beginne was het Woord en het Woord was in God en uit God, zoals dat tegenwoordig in het begin staat. Dat betekent doodgewoon: In den beginne was er iets, dit iets werd kenbaar en het was in zichzelf onkenbaar en gelijktijdig kenbaar voor al datgene wat niet het geheel kende. Dat staat er eigenlijk te lezen. Ik geloof dat ik de vraag heb beantwoord vanuit mijn standpunt. U behoeft het er niet mee eens te zijn.
Dit is trouwens ook zoiets. Als ik zeg dat u het met mij eens bent, bedoel ik dat ik geen tekenen heb geconstateerd dat u het met mij oneens bent. Maar als u het werkelijk met mij eens bent, moet ik het met u oneens zijn, omdat er meer is dan datgene waar u het mee eens bent. Een woordenspel, maar het is nog waar ook.
Wanneer ik kijk naar de tijd dan zeg ik: Nu, het heden. Maar als ik “nu” uitspreek, dan is het al verleden tijd, want zodra ik het zeg is het niet meer nu.
En als ik het opschrijf?
Als u het heeft opgeschreven, dan is het ‘nu’ dat u bedoelde op het ogenblik dat u het schreef reeds voorbij. Het is er niet meer.
Eigenlijk is het een gekke situatie. Wij hebben het heden, maar wat is het heden? Het heden is het denkbeeld van een nabij verleden, dat wij nog koesteren terwijl de toekomst ons reeds vormt.
Ik zou nu dit willen zeggen: Wanneer ons besef totaler wordt (nu grijp ik even terug naar die mensen met het gemeenschappelijk bewustzijn), dan zijn een aantal dingen die voor de eenling niet kenbaar zijn, in het geheel al duidelijk aanwezig. Met andere woorden: het nu wordt een grotere factor. Er ontstaat een overzienbaarheid. Vanuit uw standpunt kunt u dan bepaalde dingen voorspellen en u kunt gelijktijdig de werkelijkheid met betrekking tot het nabije verleden bv. aflezen. Maar alle factoren zijn aanwezig. Als u de toekomst afleest, voorspelt, op welke manier dan ook, dan kijkt u naar een groot aantal factoren. Uit die factoren ontstaat een beeld dat onvermijdelijk waar wordt. Dat is toekomstvoorspelling,
Maar stel nu dat je al die dingen met zekerheid weet. Dan weet je ook dat er geen andere mogelijkheden zijn. Dan is het gebeuren vastgelegd en blijft alleen de reactie op het gebeuren vrij.
Dit wilde ik hier ook bij betrekken, omdat wij woorden als verleden, heden, toekomst gebruiken, zonder te begrijpen dat ze waarden zijn uit een en hetzelfde geheel. Pas als wij het geheel kunnen benaderen – en dan moeten we de woorden en begrippen tijdelijk vergeten – zullen wij weten wat het geheel betekent, dus gisteren, vandaag en morgen. Deze ontwikkeling voorzie ik in de mensheid. Het is mij al duidelijk geworden dat er in de laatste tijd steeds meer mensen zijn, die zich zowel bezighouden met het vinden van de toestand waarin je jezelf niet meer bent, oosterse wegen, mahayana, en de langzame weg, het langzaam doen verdwijnen van het ik-besef om daarvoor een totaal besef te krijgen. Je kunt ook Zen nemen, de verschillende vormen daarvan. In het Zen krijg je dan een beetje haastiger “de korte weg”, een poging om jezelf te dwingen, jezelf te vergeten. Dat al die technieken over de wereld opeens zo aanslaan, moet zijn betekenis hebben. Ook die betekenis zal tweeledig moeten zijn. In de eerste plaats houdt het in dat de mensen zoeken naar een vollediger besef, waarmee ze in feite een nieuwe fase van mens-zijn aan het voorbereiden zijn. In de tweede plaats betekent het ook, dat de beperkingen van het huidige besef en bestaan zo groot zijn geworden, dat ze door velen als een last worden ervaren. Dat vind ik het hoopgevende.
Mijn eindconclusie is de volgende: Naarmate wij meer gaan begrijpen hoe onvolledig het woord is als uitdrukking van feiten, waarheden enz. , zullen wij terug gaan grijpen naar een innerlijk deel-zijn van een groter geheel. Naarmate dit in toenemende mate gebeurt zal de mensheid veranderen. Zij zal steeds minder individualistisch worden in de huidige zin van het woord. Zij zal minder of geestelijk of materialistisch zijn, maar zal in zichzelf komen tot een synthese van alle dingen. Op den duur zal daardoor hun werkelijkheid zelfs manifesteerbaar worden in de materie met al haar beperkingen.
Een vraag over tijd en tijdloosheid (onverstaanbaar).
Er is geen tijd , behalve voor degenen die proberen het tijdloze te meten. Je kunt niet zeggen: Het zal in zoveel tijd gebeuren. Het is een proces dat op het ogenblik aan de gang is en zich al sedert 1860 aan het voltrekken is. Op het ogenblik krijgt dit proces steeds meer momentum, maar je kunt niet zeggen wanneer het voltooid is. Omdat er geen einde is aan te geven, kun je ook niet zeggen: In hoeveel tijd ziet u dat. Als ik al in tijd moet denken is de grootste waarschijnlijkheid ongeveer 6 tot 7 eeuwen. Op de manier waarop mensen in tijd rekenen is dat tamelijk dichtbij. Als je rekent in levensjaren is het natuurlijk ver weg. Maar geloof me, je zit aan de andere kant op een logeplaats om te zien wat er gebeurt.
Nu zit iedereen te wachten dat ik zal zeggen: Nu ga ik ermee ophouden. Ik weet dat dit betekent dat u een mate van geduld heeft gehad; maar ik wil uw ongeduld niet langer prikkelen en uw geduld niet langer op de proef stellen. Daarom nu een laatste woord.
Vrienden, ik hoop dat ik u aan het denken heb gezet. En als u niet denkt, dan zult u erover moeten denken. Want niet-denken en denken zijn één deel, samenvloeiend in het proces van bewustzijn.