20 april 1955
Aan mij de eer om nu een betoog voor u te gaan opbouwen. Ik wil u echter gezien de wijzigingen in het programma de gelegenheid laten om een eigen onderwerp te vragen, indien u hier althans behoefte aan gevoelt.
- Mogen wij het aan u overlaten?
Precies, zoals u wilt. Dan ga ik voor de aardigheid eens praten over iets, waar wij het al meer over hebben gehad. Praten gewoon over de woorden, die wij zo spreken. Wij hebben het er al vaak over gehad, dat een woord naargelang de manier, dat het gezegd wordt, een heel bijzonder impuls kan krijgen. Een bijzondere klank en drang. Naarmate wij de woorden juister plaatsen, beter gebruiken, zorgvuldiger onze zinnen bouwen niet naar de taalkundige regels, maar naar de regels van het woord ritme en met klanken samenspel, krijgen wij op de duur een muziek. Zo moet, geloof ik, wel in de oudheid ook de muziek ontstaan zijn. Ik kan het mij zo voorstellen. Een mens schreeuwt een woord en de tweede roept een woord terug. Het is, of er opeens een vonk overschiet. Er is een ritme geboren. In louter vreugde over deze ontdekking schreeuwen zij heen en terug naar elkaar. Het wordt een eigenaardige melodie. Dan gaat een derde er een woord door heen gooien en een vierde. Dan komen zij tot de ontdekking, dat de tonen van die woorden samen een wonderlijke klank vormen. Dan krijgen wij de orgelmuziek van stemmen, die een lang aangehouden woordtoon uit galmen, terwijl de anderen steeds maar weer inzetten, zoals zij willen. Menselijke stemmen, die tot orgelpijpen worden en te midden van de heuvels waar dit toch waarschijnlijk wel het eerst gebeurd zal zijn een vreemde nagalm verwekken. Dan zien wij, hoe werkelijk in de natuur opeens muziek geboren wordt.
Trouwens, kijk naar de vogels. Zij zingen en spreken, wanneer er een klank komt, waardoor zij zichzelf getroffen voelen. Dan kunnen zij niet stil blijven. Dan gaan zij er tegen in zingen. Als je goed oplet, merk je, dat zij het heel vaak precies zo weten uit te zoeken, dat, wat zij zingen en wat het andere geluid aan ritme en aan klank in zich draagt een geheel wordt. Helaas heeft de mens in zijn woorden niet alleen met ritmen en klank te maken. Het is voor hem noodzakelijk om ook een betekenis in het woord te leggen. Het is noodzakelijk echter om bij het uitspreken van het woord ook klank en ritme sterk te accentueren. Je kunt zo woorden dreigend maken, terwijl zij eigenlijk niet veel betekenen. Als wij nu nemen duister, nacht en laarzen, dan zijn het op zichzelf woorden, die niet veel zeggen. Wanneer ik nu probeer daarvan een soort van lied te vlechten, dan moet u eens opletten, hoe een eigenaardige tendens die woorden krijgen. Die laarzen worden een dreiging. Die nacht wordt sinister. Dit alleen maar door de manier, waarop wij ze samen zetten. Door de wijs, die wij a.h.w. componeren van woorden. Ik geef u een voorbeeld en misschien, dat ik u zo dadelijk achterlaat als een ijverig klank dichtende menigte. Maar in dat geval zou ik zeggen: Leg uzelf enige matiging op, want de doorsnee mens begrijpt het niet al te goed.
Daveren dreunen. stampen laarzen,
Stampen in de duistere nacht.
Losgebroken vreemde machten,
Dringen voort met helse krachten.
Duister dreunen stampen laarzen
En de aarde siddert, beeft
En er vlucht naar alle kanten,
Wat op aarde is en leeft.
Ik geef u daar een voorbeeldje. Gewoon maar een paar woorden. U heeft ongetwijfeld allerhande gedachteassociaties erbij gehad. U heeft gedacht aan die laarzen van die legermachten. Maar ik heb er niet over gesproken, dat heeft u erbij gemaakt. U heeft een beeld gebouwd. En waarom nu? Omdat ik die laarzen in dit verband heb gezet. Maar u kunt het ook anders doen. Let u maar eens op.
Trippel trappel gaan de laarsjes
Door de duistere nacht.
En een kind, dat steunt onrustig
En het neuriet angstig zacht.
Trippel trappel gaan de laarsjes
En een licht, dat verre lacht,
Wekt een lach ook in het duister,
Het is een kind, dat terug dan lacht.
Heel wat anders, hé? Dezelfde woorden, maar l á á r z e n. Laarsjes. U kunt het zo echt zien, in de een is een bootwerker van het woord, die loopt daar stoer en stijf van: Wie doet mij wat?
En als je dat combineert met duister, dan wordt het al heel gauw iets onaangenaams, iets dreigends. Die laarsjes! Een dame, zo uit 1900. Bevallige enkeltjes, die zo koketterend door loopt. Het is iets lichts, het is iets vrolijks, het is iets aardigs. Je kunt erom lachen. Daar kun je zo stil monkelend over genieten, woorden. Natuurlijk. Woorden, die kunnen iets maken en iets breken. Stelt u zich eens voor, dat u ergens in een stad komt en er staat een nieuw gebouw. U staat er met een vriend, of een vriendin, precies, zoals dat uitkomt en u spreekt er tezamen over. Dan ga je dat nuchter beschrijven. Een vierkante betonnen kolom met zware pilaren omgeven en ruiten, die zoeken naar licht. Bovenop het werk een enkele piek, die probeert de indruk te geven van een toren en het nog niet is. Het is, alsof de bovenkant van het gebouw probeert te zweven. Zegt niets, hé? Nu ja, het zal wat zijn. Maar ga het nu eens anders zeggen: Hemellijnen in beton, getrokken uit het staal, die op ten hemel gaan, die zoeken de vrijheid allemaal en ruiten, die hunkeren naar licht en vragen om de zon. En daar boven wat pieken, wat klein en wat slicht, die schijnen te willen naar hoger licht. Dat is heel wat anders.
Zo kun je bv. iemand een ding, op twee of drie wijzen vertellen. Let u nu maar eens op.
Nietwaar, ik heb hier twee figuren over elkaar staan. Hier staat de politie en ik heb daar staan een dominee. Die beschrijven allebei een auto-ongeluk. Nu moet u eens opletten, wat een eigenaardig verschil daarin naar voren komt. De verkeersagent: Heden de zo en zoveelste te zoveel uur zoveel kwam een blauwe Chevrolet van de Laan van Meerdervoort en uitwijkende voor een wagen, die met een te grote snelheid het kruispunt Fahrenheitstraat opreed, kwam hij op het middenterrein van de Laan van Meerdervoort terecht, waar hij een kleine Volkswagen demoleerde. De aanwezigen zus en zo, opmetingen van remsporen. De dominee kan dit niet zo doen. Als die in stijl wil blijven och? ik geef toe, dat er dominees zijn, die vergeten, dat zij dominee zijn, dan worden zij pas mens maar stel je nu eens voor, dat dit zo’n echte dominee is en die moet gaan getuigen, die zegt: Ik wandelde heerlijk in de zon des Heren, toen ik achter mij een geruis en gedruis hoorde van een Chevrolet, een donkerblauwe Chevrolet, die met een grote snelheid het kruispunt naderde. En een satanische macht dreef op dat moment een wagen de straat uit en ik zag een ogenblik angstig verwrongen gezichten. Maar de wil des Heren was sterker dan het duivelse geweld. Ik zag de wagen het middenterrein opvliegen, waar in knersen en kletteren van gebroken ruiten uiteindelijk de Chevrolet tot stilstand kwam. Dank zij ‘s Heren genade werd geen mens gewond. Wat zou u ervan zeggen? Daar blijkt dus wel degelijk uit, dat je op moet letten, welke toon je aanslaat, wanneer je een bepaald iets naar voren brengt. Je kunt iets zeer heiligs, heel erg nuchter gaan zeggen. Dan lijkt het, of je een grapje maakt. Je kunt ook iets niets betekenend heel erg gewichtig gaan zeggen. Dan klinkt het buitengewoon goed. Wanneer je dat voor de radio doet, ben je een heel goed politicus. Dat zijn tenminste de mensen, die zich daarin specialiseren.
Niet alleen, dat onze woorden moeten leiden tot de betekenis als woord, maar wij moeten ons af vragen: Hoe bereiken wij hiermee dan het grootst mogelijke effect? Hoe maken wij met onze woorden een muziek, die niet alleen maar de woorden overbrengt, maar ook de gedachten, die er achter zitten? Ik zit hier zo gezellig met u te praten. Uit de aard der zaak maakt u zich uit de toon van de stem en de wijze, waarop ik de woorden plaats vergeet niet, het is dezelfde stem, die u daarnet voor de pauze hebt gehoord en er een zekere bij toon in breng, een voor stelling van mijn persoonlijkheid. Eigenaardig eigenlijk, hé? En het gaat nog veel verder. Wanneer ik mijn woorden juist te kiezen weet, kan ik u elk gevoel doen ondergaan, dat mij maar noodzakelijk lijkt. Ik kan u tot rust brengen, ik kan u opwinden, ik kan u bang maken, ik kan u blij maken, ik kan u laten lachen en laten huilen precies zoals ik dat wil. Heus niet alleen met woorden, de woorden zijn eigenlijk een beetje bijkomstig. Die woorden doen er vaak niet zo veel aan toe. Heeft u zich wel eens afgevraagd, hoe het komt, dat de ene conferencier met al zijn afgezaagde bakken – u weet wel, zo’n baard – een daverend succes bij het publiek heeft, terwijl de ander, die qua werk en conferences veel beter is, lang zo gezien niet is. Heeft u zich dat wel eens afgevraagd? Dat komt alleen door de manier, waarop de man het weet te zeggen. Men zegt dan ook altijd: Het brengen van de dingen, dat doet het hem eigenlijk is uw hele leven een soort voorstelling. U spreekt voortdurend tegen een gehoor, waaraan u iets van uw eigen gedachten mee moet delen. Iets van uw eigen verlangens en uw eigen vrees. U moet a.h.w. met die stem wonderen kunnen doen. U moet met uw woorden niet alleen maar uitdrukken het nuchtere, dat u mee te delen heeft, maar de achtergrond ervan. Je kunt al met een woordje als Goedendag wonderen doen.
Stel het u maar voor: je zegt goeden dag. Zoiets van: Welkom, neen maar, dat jij er bent. Dat zit daar allemaal in. Je kunt ook zeggen: Goejendag. Zo van: Ben je daar weer? Zorg maar, dat je gauw weer opduvelt. Je kunt zeggen: eh goeden dag. Dat betekent dan eigenlijk: wie ben je? Stel je eens voor. Ik wil eerst eens kennis met je maken. Ook kun je nog zeggen: gedag. Zoiets van: Nou, ik zal maar beleefd zijn. Dan is er nog een hele speciale manier van goedendag zeggen. Maar dat tref je alleen bij de mensen, die van het goedendag zeggen een broodwinning maken. G dag, mneer. Daar zit in: ik sta hier nu wel, maar ik sta ook niet voor niets. Denk daarom, hoor. Tast maar eens in je zak. Dat doe je allemaal met een woord. Of neem nu eens het woordje NEEN. Nee. Begin er nu maar niet meer over, want anders. …. Daar zit een duidelijk dreigement in. Neeeee? Ik weet het eigenlijk niet, maar ik geloof toch van niet. Dat zijn hele zinnen, die door de intonatie in dat ene woord worden gelegd. Wij kennen bv. het politieke NEEN. Dat gaat zo: Hmmm, achumm, hmmm? Neen Dan bestaat er ook het werkelijke NEEEEEN. Dat kunnen wij niet aanvaarden betekent dat dan. Dat alles zit dus in zo’n een woord opgesloten, alleen maar door de intonatie. Hoeveel gedachten heeft u eigenlijk, die je zou willen uiten en die je niet kunt zeggen?
Een moeder zal wel eens tegen haar kind willen zeggen: Ja, schat, je bent nu wel heel erg vervelend, maar ik hou toch zo dol veel van je. Dat kun je op sommige momenten eigenlijk niet doen. Dan kijkt zo’n moeder eens en dan zegt zij met iets speciaals in haar stem: Ja, hoor, maar dan ook zoet zijn. Daar zit het hele verhaal in. Daar zit de moederliefde in, het beschermende, het zoveel gunnen, met aan de andere kant echt zo maar denk erom, dat je niet te lastig wordt. Dat zit daar allemaal in. Een heel verhaal in een paar woorden. Het gebeurt zo vaak, dat je een mens ontmoet, tegen wie je zou willen zeggen: Kerel, kop op het is zo erg toch niet. Maak je nu toch niet zo druk. Maar je kunt niets anders zeggen als: Goed weer, ho? Of: het ziet er naar uit, dat het nu eindelijk eens lente zal worden om dan met die woorden zo te werken, dat dat kop op er in zit, dat is eigenlijk pas een goed gebruik maken van de taal, Ja. Er zijn zelfs gedachten, die je niet met woorden weer kunt geven. Gedachten, die je wel in klanken kan interpreteren. Vandaar juist, dat ik dit onderwerp zo belangrijk vind. U vindt het misschien wel een aardig betoog en voor de rest gelooft u het wel. Maar ga nu eens nadenken. Hoe vaak denkt u, zullen de mensen u werkelijk goed verstaan? Begrijpen, wat u bedoelt? Hoe vaak zullen zij de achtergrond begrijpen, van al hetgeen u daar zit te zeggen? De goede bedoelingen misschien, of uw aarzelende weigering? Uw toegeven tegen wil en dank. Al die dingen meer? Hoe vaak heeft u misschien ook nog dat vage gevoel van: eigenlijk moet het nog anders zijn? Hoe vaak een gevoel van vreugde, dat je aan een ander niet kunt overdragen? Er zijn zoveel dingen, die je zo graag met je medemensen zou willen delen, wanneer je naar wist, hoe. Heus, wij kunnen met woorden wonderen doen. Ik wil u nog een voorbeeld geven. En nu zal ik proberen iets te illustreren, dat bijna niet met woorden te zeggen is. Het ligt achter de woorden. Het is een sfeer. Dat kun je zo niet omschrijven. Toch meen ik, dat u er iets van zult gaan voelen, om dat ik mijn woorden op de juiste manier ga plaatsen. Het is een reis door de eeuwen heen. Wie weet in welke tijd je zult gaan belanden, wie weet, waar het leven ons heen zal voeren en wie kan zeggen, wanneer wij elkaar weer zien en waar, op welke wereld, in welke omstandigheden. Het lot is wel bekend en bepaald bij God, maar ons is het een voortdurend raadsel. Wij dolen in de grote dwaaltuin van de schepping maar er zijn stemmen, die verder reiken dan dat. Want wanneer mens tot mens heeft leren spreken, wanneer geest tot geest een band heeft weten te leggen, dan kun je niet meer verdolen. Dan kun je gaan van tijd tot tijd en van ruimte tot ruimte. Je zult nooit meer eenzaam zijn, omdat er dan een groot geheim van de schepping is geopenbaard. Een geheim van eenheid, dat in alle dingen schuilt.
Dat klinkt u misschien allemaal heel mooi. Maar nu de reacties erop. Ik heb hier iemand bereikt. Ik heb expres de reflexen eens een keer gecontroleerd. Die dacht aan een sterrenhemel, waarin alleen maar sterren te zien zijn. Aan twee mensen, die a.h.w. stuivertje wisselen van ster tot ster. En steeds ging er van de ster, waarop zij kwamen een lichtstraaltje naar de ander toe, onverschillig, waar die ook was. Een eigenlijk half onbewust gedachtebeeldje. Toch geeft het iets weer, van hetgeen ik met woorden niet kan zeggen. Ik kan gaan spreken over de eeuwige liefde Gods. Ik kan spreken over onverbrekelijke banden. Maar deze eenheid van zijn in tweeheid van uiting, kun je niet uitleggen. Dan is het niet logisch meer. Toch zijn er een paar bij, die het begrijpen. Voor hen heb ik met die paar woorden meer gezegd, dan ik met een wetenschappelijk betoog van uren zou kunnen zeggen. Daar gaat het eigenlijk om. Het gaat er om, dat je leert; dat de taal niet alleen maar iets is, om van vreemde smetten vrij te houden. Dat het niet alleen maar iets is, waardoor je elkaar iets meedeelt. Dat de taal, wanneer je op de juiste manier je stem weet te gebruiken, wanneer je de woorden a.h.w. weet te plaatsen, je hele scala van stoffelijke en geestelijke emoties, verlangens en nog meer uit kunt drukken.
Dan vallen we zo veel grenzen weg, die de mens en kunstmatig hebben geschapen. Je kunt niet zeggen tegen iemand, die er zo heel erg beroerd uit ziet: Juffrouw, wat ziet u er slecht uit. Mankeert er iets aan? Kan ik wat voor u doen? Want in 9 van de 10 gevallen krijg je dan een reactie, die niet goed is. Dat is iets, dat kan alleen eigenlijk een gezellige brede, goedige volksvrouw zeggen. Die zou zelfs tegen de koningin nog kunnen zeggen: God, kind, wat zie je er pips uit, moet je een koppie thee? Maar dat kunt u niet doen. En omdat u het zo niet kunt doen, probeert u dus een manier te zoeken, waarmee u het toch uit kunt drukken, maar dan zo, dat het begrepen wordt en het toch niet behoeft te worden uitgesproken. In de taal is vaak het belangrijkst nog, datgene wat niet gezegd wordt. Hetgeen, wat mee klinkt. Dat meeklinken te versterken en tegenover de wereld te uiten, zo als wij werkelijk zijn en niet alleen, zoals de poppenkast, die onze woorden en taalgebruik naar voren brengen. Dat is heel erg belangrijk. Voor degenen, die je kennen, is dat nog niet zo erg.
Voorbeeld: Een studentikoos type komt naar voren en zegt: Nou zag. Een verdomd gezellige avond, zag, echt be bop, zág. Wat hij eigenlijk bedoelt is heel iets anders. U denkt misschien, dat hij het heeft over een dansavondje. Maar daar heeft hij het eigenlijk helemaal niet over. Hij praat over een strijkkwintet van Haydn, dat hij gisteren heeft gehoord. Als je dat niet weet en je hoort hem zo, dan denk je; Bah, wat een kwal van een vent. Maar zou hij het anders hebben kunnen uit drukken, of zou u het kunnen begrijpen, dan heeft hij eigenlijk dit willen zeggen. Ik was gisteren helemaal onder de indruk, ik voelde mij helemaal gegrepen door de muziek. Wat is er toch een hoop moois inde wereld. Wat een geluk, dat ik dat op die manier heb mogen en kunnen beleven Zou hij het op die manier zeggen, dan zou een ieder hem kunnen begrijpen. Maar dat zo te zeggen, dat kan hij voor zich zelf niet. Wanneer hij nu maar weet, hoe hij dan met de woorden, die hij gebruikt, die dan de modewoordjes zijn, moet werken, dan kan hij toch ieder laten voelen, wat er achter zit. Wanneer de mensen dat konden, dan zou blijken, dat de agent van politie u nou geen bekeuring geeft, omdat hij nu eenmaal dat zo graag doet.
Dan blijkt, dat degene, die met zijn ruwe woorden en vloeken u zo choqueert, van binnen zo zacht en teer is als een pas geboren kind. Dat die woorden alleen maar een masker zijn. De taal geeft ons de mogelijkheid ook om de maskers af te nemen, terwijl wij voor onszelf toch de eer redden. Zij geeft je de gelegenheid om nader tot de mensen te komen. Zij geeft je de gelegenheid om een sfeer te scheppen. Daarom geloof ik in de eeuwige betekenis van het woord, dat werkelijk goed wordt gebruikt. Nu zegt u natuurlijk in uw hart: Dit is allemaal oude koek geweest, op een aardige manier geïllustreerd. Ik geef het onmiddellijk toe. Daarom wil ik als besluit dan nog iets voor u gaan doen. Ik wil eens proberen, wat ik met deze stembanden voor u tot stand kan brengen. U moogt natuurlijk naar de woorden luisteren, want die zal ik zeker niet zinloos kiezen. Maar ik ben benieuwd, of u ook zult kunnen luisteren naar hetgeen er, als achtergrond meeklinkt.
Het luidt weer het land, als bronzen klokken,
Die galmen in de ochtendwind,
Het is, als lacht de wijde wereld vrolijk als een spelend kind.
Het is, als jubelt heel de hemel over het licht, dat thans herleeft,
Als siddert wachtend nu de wereld,
Die eens het licht gedragen heeft.
Dan klinkt er gerommel, dan rolt er de donder,
Dan slaat er de bliksem met felle flits
En toch blijft, blijft het licht nog regeren, o, wonder.
De wereld, ondanks de rollende donder,
ondanks gewelden, ondanks krijg,
Spreekt luidt de lichtstraal, beveelt hen: Zwijg.
Stil wordt de wereld, stiller van klank
Stamelt naklepelend langzaam haar dank de klok.
Het wordt stil, zelfs de wind ruist niet in eer.
Onberoerd als ochtendlijk meer, ligt da wereld en wacht.
Zij wacht op de geest, die altijd is geest deser aarde geweest.
Er bouwen uit wolken en winden en krachten,
Gestalten aan de hemel, de ongeziene machten
En scheppen uit gewemel van vormen
Een wereld, zo wonder en schoon,
Dat zij klinkt als kristal.
De klank spreidt zich uit, bereikt al wat wacht,
De wereld herleeft uit onweersnacht.
Zij is herschapen uit het zwanger gewold
En toont ons een wonder ter aarde gesteld.
Dan hoort men een stap, zij gaat door de velden,
Zij gaat door de steden en over het land,
Het is, of de dingen zeggen de mensen
Zeg’nende hand heeft ons zachtjes beroerd,
De mensheid voelt tot haar God zich gevoerd.
Een gefluister gaat door het mensenras.
Stilt Spreek niet te luid, het geeft nog geen pas,
Maar de Verlosser is gekomen, ik heb Hem gezien in de nacht.
In mijn dromen voelde ik, dat Hij voorbij is g’gaan,
Ik voel, dat Hij dadelijk naast mij zal staan.
Het Wonder herleeft, de wereld herboren
Zal aan de hemel gloren
Als ster van de geest met een wondere kracht
Dit is het grote Wonder, dat alle geest verrukt,
Want bevrijdt is de mens van stoffelijke keten,
Die hem zolang reeds ten neer heeft gedrukt.
Daar heb ik dan eigenlijk een lied gezongen. Een lied met allerlei melodie en tegelijk erin, met vele en grootse achtergronden. O, ik ben er niet op uitgeweest om u te overdonderen, of te beroeren.
Ik heb helemaal niet geprobeerd om u in tranen uit te laten barsten, maar alleen om u iets te laten voelen van het alomtegenwoordige van het goede, het goede, dat werkelijk door de wereld gaat en op het ogenblik zelfs rond u is, u te doen zien, dat die wereld alleen maar van haar gedachten bevrijd moet worden. De gedachten, die voor het ogenblik de mensen nog zo vast ketenen. Die moeten verdwijnen om de mensheid weer vrij door het leven te doen gaan.
Dat zijn dingen, daar kan ik woorden genoeg voor gebruiken, maar de juiste uitdrukkingen vind ik niet. Toch heb ik het op die manier kunnen zeggen. Ziet u, dat is nu eigenlijk de kunst van het woord. De dingen juist zeggen, ook wanneer er geen woorden voor zijn, want. Ja, daar kan ik eigenlijk ook geen woorden voor vinden. Dat is nu eigenlijk jammer, hé? Ik zou moeten proberen het als een soort slotzin ook weer tot uit drukking te brengen op de manier, die ik dan klank magisch zou kunnen noemen. Denkt u niet aan die radioterm, hoor. Die klankmagie is weer heel iets anders, dat is techniek. En in hoofdzaak nog reclame en verkooptechniek. De rest hangt er daar maar een beetje bij.
Het wonder van de klank.
Een woord verklinkt, een stem zwijgt.
Een gedachte, die ten hemel stijgt.
Een woord, zo aarzelend gesproken
Heeft de zegels vaak verbroken van een gesloten ziel.
Een woord, dat schijnbaar onbedacht zo aan een mond ontviel,
Heeft vaak veel leed en scha gebracht,
Het woord draagt in zich wondere kracht, die niet vaak wordt beseft.
Het woord, dat is een wondermacht, die neerslaat of verheft.
Het woord zingt ons zijn vreemde zang,
Het zingt ons allen dagen,
Het woord is vaak een stille klacht, die alles aan wil klagen,
Wat het zijn tot aanzijn heeft gebracht.
Het woord is ook een stille dank voor alle gaven in het leven ontvangen,
Het woord is een loflied, een reeks van schone gezangen,
Die doorbreken tot aan de hemeltroon
En keren tot de diepste sferen.
Het woord is eens een kracht van de mens,
Waar achter buiten de stoffelijke grens
Verscholen ligt de macht Onzes Heren.
Het woord is een bede, het woord is een dank,
Een klank, wat stamelend gesproken.
Dat woord heeft de grenzen van wereld en zijn
Van ruimte en tijd soms verbroken.
Het woord is een sleutel, die overal past,
Waarmede gij overal binnen kunt gaan,
Maar dan moet gij des woords ware zin en betekenis kunnen verstaan.
Faalt u het woord, laat dan spreken het hart
En geef dat gestalte in klank.
Dan weet met begrip een ieder, die ‘t hoort
Voor het woord, dat gij spraakt zijn dank.
Een woord is een lied van de eeuwigheid
Door mensen als zacht akkoord ontlokt aan ‘s levens strijd.
Met uw woorden speelt gij op de levensvloed,
Zij dragen u daar voort, Zo hoede u ze goed.
En zoek vooral naar rein en juist akkoord.
Zoek naar de woorden, die samenzijn een levensmelodie.
Zoek naar de woorden, die vreugde geven,
Zoek naar de woorden, die u doen leven.
Zoek naar de woorden, die werkelijkheid zijn,
Geen maskerade, geen waan en geen schijn.
Zoek naar een woord. dat zegt, wat gij zijt,
Dan is het uw sleutel voor ruimte en tijd,
Ja, zelfs voor de kracht der eeuwigheid.
Misschien heeft u enigszins aangevoeld, wat ik bedoel. Indien u begrijpt, hoe belangrijk ook dit is, dan zult u misschien met hetgeen ik hier heb weergegeven uw voordeel doen. Dan zult u, wanneer u weer spreekt en werkelijk iets gewichtigs te zeggen hebt, proberen om het zo te zeggen, dat niet alleen de woorden een boodschap betekenen, maar dat u uw boodschap zendt op die woorden. Een woord moet niet de boodschap zelf zijn, het is de postbode en het adres. Daarachter schuilt de brief met alle hartsgeheimen. Veilig verborgen voor een ieder, behalve voor degenen, tot wie zij gericht is en door wie zij dan ook wordt verstaan.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Meditatie: Bevrijding, kentering
Bevrijding, waar je naar haakt, is het weten van onderdrukking en gevangenschap. Het zoeken naar vrijheid is een teken van haat. Want waar je dient en willig dient, waar je begrijpt, daar bevrijdt je jezelf.
Die bevrijding kan in vele gevallen meer betekenen dan alleen naar een feest van: Nu zijn wij verlost, terwijl in werkelijkheid alleen maar de meesters wisselen. Een mens kan niet vrij zijn, omdat de ene heer verdwijnt en de ander daarvoor keert. Een mens kan niet vrij zijn, zolang als hij wordt geregeerd door zijn lusten en begeerten, zijn angsten en zijn haat, door zijn stomme vooroordelen.
Wij kunnen niet vrij zijn, zolang wij geketend blijven aan materiële gedachten en voorstellingen. Zolang als wij onze waarden zoeken in de stof, zolang als wij onze waarden zoeken in de vormen, die wij scheppen in onze sferen en werelden, dan zijn wij geketenden, dan zijn wij gebonden.
Moge het leven dan nog zo hard of nog zo schoon zijn, wij voelen onze ketenen en hunkeren naar de vrijheid. Wij dromen van de kracht, die zal komen en ons bevrijden. Die de kluisters zal door slaan en ons voeren naar het wondere land van beloften en dromen.
Maar wanneer komt er zo’n Wonderdoener, zo’n Bevrijder? Voor veel mensen is bevrijding het veranderen van juk. En juk, dat wat zachter of harder kan zijn dan het oude. Het is het wisselen van de ketenen, of ook wel het vervangen van de ene band door de andere. Maar dat kan geen vrijheid zijn. Vrij kunnen wij alleen zijn, wanneer wij de lasten, die wij dragen, zelf aanvaarden en zelve kiezen. Vrij kunnen wij alleen zijn, wanneer wij meester zijn over de omstandigheden en niet de slaven ervan. Daarom zullen wij geketend blijven en zal er in ons een hunkeren blijven naar een bevrijding. Tot het bewustzijn komt, dat alle vormen en alle materie slechts een waan zijn, die ons afleidt van de werkelijkheid. Wanneer wij begrijpen, dat onze behoeften, zoals wij ons die voorstellen in werkelijkheid wensen, zijn, die op zich tot ketenen worden. Dan eerst kunnen wij misschien aan bevrijding gaan denken. Dan wachten wij niet meer op de held, die ons zal komen bevrijden. De Prins uit het Sprookjesland, die met een slag alles goed en gezond maakt. Dan beslissen wij zachtjes en onopvallend zelf, welke ketenen wij willen dragen en welke wij af willen leggen. Dat is een kentering in ons zijn. Een kentering in ons leven en bewustzijn. Wij leren zeggen: Die gewoonte bevalt mij niet. Die zal ik bestrijden en de rest wil ik dragen. Ik ben een vrij mens, want wanneer ik die gewoonte overwonnen heb, kan ik verder gaan.
Bevrijden: is voor mij niet meer iets, dat van buiten af moet komen. Mijn verzet is niet meer een machteloos protest. Ik heb geleerd, dat ik door mijzelf te beheersen, door mijn eisen anders te stellen, aan elke keten van materie en sfeer kan ontkomen. Heeft u dit begrepen, dan komt er voor u een bevrijding. Een bevrijding, omdat je niets meer vraagt, omdat je niets meer begeert. Je geniet alle dingen, maar je vraagt er niet om. Zij zijn geen behoefte. Je neemt, wat het leven je geeft en je verheugt je erom. Geeft het niets, dan voel je je daardoor niet verongelijkt, voel je je daarom niet te neer geslagen. Er is geen noodzaak. Je bent tot een geheiligde van het leven geworden. Er is een kracht, waarvan je weet, dat zij altijd voor je zal zorgen. Dat is God.
En moet het lichaam sterven, dan zwerft de geest voort. Is er een sfeer, die je zijn poorten sluit, omdat je nog het voertuig van een andere sfeer draagt, dan werp je het voertuig af en gaat verder. Er is niets meer om aan gebonden te zijn. Je bent vrij. Je bent meester van jezelf. Wanneer je dit beseft en deze gedachte tot zijn volle waarheid in je ontwaakt, wanneer zij langzaam maar zeker van een vlucht gedachte, of een theorie wordt tot een werkelijkheid, dan nadert het ogenblik der bevrijding. Want wie zegt: Ik vrees niet en ik vraag niet, is vrij.
Vrij als God zelf want wie de kern van zijn wezen uit, uit God ‘s Wet en God ‘s Wezen. Wie het Wezen God’s uit, is bevrijdt van alle waan, leeft in de grote werkelijkheid, die een volmaaktheid is in vrezen en uiting. Moge deze kentering op uw levenspad komen en u bevrijden uit de ketenen, waarin gij maar al te vaak u zelf hebt geslagen. Moge uwe bevrijding zijn een vreugde, een bewustwording, maar voor alles een inkeer tot de kern der eeuwigheid, die is de enige waarheid, werkelijkheid en vrijheid, die er bestaat, waar dan ook in de schepping.