uit de cursus ‘De innerlijke weg’ (hoofdstuk 2)- november 1983
Zelfkennis en zelfbespiegeling.
Jezelf kennen is moeilijk. Wij hebben een beeld van onszelf dat altijd afwijkt van de werkelijkheid en ongetwijfeld ook van het beeld dat onze naasten van ons hebben gemaakt.
Veel mensen doen wanhopige pogingen om hun innerlijk ik te leren kennen. Maar als je een innerlijk ik benadert vanuit een vals standpunt, zul je het nooit werkelijk kunnen leren kennen, want je zoekt de bevestiging van je eigen illusie, van je eigen denkbeelden. Daarom moeten we bij zelfkennis in de eerste plaats uitgaan van al datgene wat ons op de achtergrond beweegt.
Elke mens weet het. Je hebt je denkbeelden, je droombeelden, je filosofieën en eigenlijk heb je ook een preferentie voor een bepaalde vorm van denken, van geloven en zelfs van handelen. Deze voorkeuren zeggen meer over u dan de feitelijke dingen die u bij uzelf of bij anderen weerspiegeld meent te vinden. Want wij worden gedreven door de kracht die in ons woont. Dat is de geest en daarnaast ook de ziel.
Nu is de ziel een deel van de eeuwige kracht, van de totaliteit. Maar deze ziel heeft binnen die totaliteit een eigen functie gekregen, anders had ze zich niet kunnen afzonderen van de totaliteit. Elke uiting, die voor de ziel mogelijk is, wordt bepaald door de wijze waarop zij in de totaliteit functioneert. Dat houdt in dat er dus een zekere programmatie is t.a.v. het verwerven van bewustzijn en indirect ook t.a.v. het optimale ik‑beeld dat in u kan ontstaan. Door nu niet uit te gaan van bewuste en rationele waarden ‑ hoe belangrijk die in uw wereld ook mogen zijn ‑ komt u als vanzelf terecht in het gebied waar het z.g. bovennatuurlijke, het onderbewuste en al die andere factoren, die zo moeilijk omschreven kunnen worden, een rol spelen.
Wat je werkelijk bent, wordt bepaald door de geest. De geest is evenals de ziel gericht. Er is een richting voor jezelf die niet noodzakelijk de gelijke richting moet betekenen voor ieder ander. Je kunt alleen voor jezelf de kennis verwerven. Je kunt alleen voor jezelf ook de richting bepalen waarin je je dient te ontwikkelen.
Dan heeft de geest ervaringen opgedaan. (Wij hebben dat de vorige keer reeds aangestipt.) Er zitten o.m. incarnaties in verborgen. Er zitten allerlei krachten in besloten die je hebt ondergaan in sferen, in werelden, in de oertijden misschien. Dat geheel vormt een persoonlijkheid. Deze persoonlijkheid spreken wij bij gebrek aan beter aan als Superego, het grote Ik.
Dit Superego kan zich nimmer in zijn geheel uiten in één incarnatie op aarde. Zelfs binnen een aantal geestelijke werelden is geen volledige ontplooiing van dit grote Ik mogelijk. Dat houdt in dat wat wij zijn, wanneer we op aarde vertoeven, slechts een klein deel is van het Superego en niet de totaliteit. Het betekent verder dat wij juist daardoor een beperking van gezichtsveld hebben gekregen en eveneens van mogelijkheden.
Nu zijn wij verder vrij, dat mogen we niet vergeten. Onze keuze is er een die we wel degelijk zelf maken en die niet door een ander ons wordt voorgeschreven. Als wij iets willen, dan kunnen we dat doen of we kunnen dat laten; dat is onze zaak. Er is echter iets anders. Datgene wat we willen, kan alleen voortkomen uit wat wij zijn. En als we iets laten, dan kan dat alleen het gevolg zijn van een besef dat in ons bestaat, ook al is het misschien stoffelijk onderbewust. Onze keuze wordt dus wel medebepaald door een aantal factoren in het ego dat we niet bewust kennen en waarop wij ook stoffelijk zeker en rationeel waarschijnlijk niet een greep kunnen krijgen.
Als wij nu een poging doen om het ik te leren kennen zoals het hier bestaat, dan mogen we ‑ meen ik ‑ deze wijze van beperktheid, want dat is het, niet buiten beschouwing laten. Misschien kunnen we ons afvragen waarom er bepaalde dingen in de wereld zijn die we altijd blijven verwerpen. Waarom er andere dingen in de wereld zijn die we altijd zullen toejuichen. We kunnen ons ook eens afvragen waarom sommige dingen een grote indruk op ons maken en andere niet. Heus, het zegt vaak meer over ons.
Als je beseft waarom je van Bach houdt en bv. niet van Vivaldi of meer modern van Pijper en als je dan nagaat: dit vind ik mooi en dat vind ik niet mooi. Het is de tegenstelling die we nodig hebben om kennis te krijgen van onszelf.
Zelferkenning vergt een voortdurende ontleding vooral van de kenbare tegenstellingen die in ons huidig besef en ons huidig gevoel aanwezig zijn. Wat er tussen deze ligt, blijkt steeds weer heel nabij te komen aan de hoofdlijn van ons leven. Misschien kunnen we zeggen: Het is de taak, die we hebben gekregen toen wij aan dit leven zijn begonnen vanuit een groter Ik, of als u dat liever wilt, vanuit een goddelijke Kracht.
Een besef van uw taak is tevens een besef van betekenis. Een taak echter ‑ en dat moet u goed begrijpen ‑ kan nooit betrekking hebben op anderen. Wel op het contact met anderen, maar nooit op de vrijheid van anderen of een beoordeling van anderen. U kunt uzelf zijn. U kunt uzelf waarmaken, maar u kunt nooit een ander daaraan onderwerpen.
Als u in die tegenstellingen enige richting begint te bemerken, dan kijkt u eens wat u verwerpt en wat u eigenlijk aantrekkelijk vindt. Het is misschien een beetje moeilijk om dat te doen in termen van mode of van verschijnselen in het publieke leven, maar u kunt het wel doen aan de hand van een voorkeur voor kleur. Aan welke kleur geeft u de voorkeur? Wat kies ik graag aan hoofdtonen in mijn omgeving? Houd ik van erg veel voorwerpen om mij heen of voel ik meer voor ruimte? Dergelijke dingen zeggen namelijk ook iets over uzelf. Ze zeggen niet alleen dat u een type bent dat veel of weinig nodig heeft, maar ze geven ook aan in welke straling u zich het prettigst voelt.
Als uw voorkeur rood is, dan moet u er toch mee rekenen dat het een warme, maar tevens in reflectie een betrekkelijk lage tint is. Dat wil niet zeggen, dat u geestelijk laag bent, maar het wil over het algemeen wel zeggen, dat een groot gedeelte van uw betrokkenheden op zuiver materieel vlak zullen liggen. Blijkt daarentegen dat u een grote voorkeur heeft voor bv. blauw, dan houdt u zich bezig met kennis, met beleving. Gaat u meer de richting uit van violet of zwart, dan heeft u eigenlijk geen behoefte om te weerkaatsen. U bent dan iemand die veel opneemt
Wat de beleving betreft, zit u waarschijnlijk op de grens van mystiek. Dat zijn factoren die u gemakkelijk kunt nagaan. Als u dan op een gegeven moment zegt: Met mijn kleurenvoorkeur weet ik geen raad, dan kunt u altijd nog een keer een vraag stellen na afloop van de inleiding.
Belangrijk is verder ook onze relatie met de medemens. Waarom gaan wij op een bepaalde manier met onze medemensen om? In heel veel gevallen zeggen wij: Ik ben goed voor mijn medemensen. Maar doet u dit eigenlijk om goed te zijn, doet u het voor uw medemens of gaat het u misschien eerder om aanzien of erkenning? Ook dat is een kwestie waarop we toch even moeten ingaan, want het maakt ons iets duidelijk.
Uw motivering in het leven is namelijk niet alleen maar iets wat is geprogrammeerd door stoffelijke ervaringen. Het is wel degelijk een drijfveer die verder gaat dan dat. U heeft de neiging om in uw contact met anderen iets waar te maken van datgene wat u de laatste maal in uw geestelijk bestaan bent geweest.
Geestelijke ervaringen, zeker van kort voor de geboorte, zijn over het algemeen mede bepalend voor de relaties die u heeft met uw medemensen. Bent u in wezen zeer gevoelsrijk, op het onevenwichtige af soms, dan zou dat voor u kunnen betekenen dat u bezig bent met het compenseren van een isolement. Hetzelfde als de hond doet die de hele dag alleen thuis heeft gezeten, wanneer de baas thuiskomt. Die slibbert en breekt bijna zijn poten, die kwispelstaart tot het hele servies in gevaar komt en trakteert ook zijn baas op een paar heerlijke likken die, wanneer ze het gezicht bereiken onmiddellijk hygiënische controle nodig maken. Op diezelfde manier reageert u.
Bent u misschien wat gevoelsarm in uw relaties en toch niet onverschillig, dan zou dat weleens kunnen betekenen dat u zoveel geestelijke verbondenheden heeft die zelfs nu in uw leven nog een rol spelen, dat u daardoor niet de behoefte heeft om u geheel uit te leven op uw medemensen. U bent dan eerder bezig met datgene wat er in u leeft met de medemens te delen.
Het is dus een proces dat schijnbaar iets eenzijdiger is, maar waardoor u in werkelijkheid voortdurend leert door de reacties van anderen ten aanzien van uzelf.
Door op deze wijze steeds bezig te zijn niet met alles wat u kunt beredeneren over uzelf, maar met wat eenvoudige basisfeiten zonder een verklaring erbij te zoeken en daarnaast u af te vragen: hoe voel ik de dingen? Wat zijn mijn emotionele reacties op mijn wereld en ook op mijzelf en mijn daden? Komt u als vanzelf tot een beeld dat zolang u in de stof bent zeker voldoende is om een verdere geestelijke ontwikkeling mogelijk te maken. Maar als u dat beeld eenmaal heeft gevonden, dan zult u tot de conclusie komen: met dit beeld alleen kom ik niet veel verder. U zoudt uw innerlijk contact met uw werkelijk ik groter willen maken.
Nu spreek ik helemaal niet over de mensen die één willen worden met hun Superego. Over het algemeen zijn het mensen die hun geestelijke benadering meer egoïstisch dan altruïstisch zien. U moet in een geestelijke bewustwording juist naar het al toegroeien en niet u daarvan isoleren in een poging boven al te staan.
Wij gaan nu beginnen aan een proces dat men wel zelfbespiegeling of zelfbeschouwing pleegt te noemen. Nu is er bij bespiegeling nog de mogelijkheid om jezelf te herwaarderen en de werkelijke betekenis van je wezen te zien aan de hand van de reacties in de wereld.
De betekenis van je daden wordt zelden beseft voordat ze tot uiting komen. Maar datgene wat tot je terugkeert, zegt niet alleen iets omtrent je daden maar ook over jezelf. Je gaat eerst eens jezelf beschouwen. Hoe doe je dat?
Rustig zijn. Dat is altijd een eerste vereiste. Laat het beeld van hoe je jezelf droomt te zijn, dus datgene wat je zo graag zou willen zijn eerst in jezelf ontstaan. Vraag je af, of dat beeld nu wel ideaal is. Heel vaak zie je dat je heel veel details toevoegt die eigenlijk niet tellen; die op aarde misschien belangrijk zouden kunnen zijn, maar die je toch moet achter laten, wanneer je overgaat.
Haal het overbodige van het beeld eens weg. Wat je overhoudt is een kern. Die kern moet je niet alleen beschouwen, maar je moet proberen je daarmee één te voelen. Dat is op zichzelf ook weer een proces dat een nadere verklaring behoeft, neem ik aan.
Als je bezig bent met de kern van je wezen en je probeert daarmee één te zijn (het begrip dat je van jezelf hebt te verwisselen voor het begrip van de kernwaarde die je in jezelf vindt) dan zul je afstand nemen van datgene wat je bent. Je zult daarnaast ongetwijfeld ook een mate van beschouwen verkrijgen waardoor je hogere kracht en hoger licht in jezelf meent te veronderstellen.
Het licht is er inderdaad, laat mij dat eraan toevoegen. Het is inderdaad een kracht waaruit je kunt tappen, maar voor ons doel is dit nu niet zo belangrijk. Het gaat erom dat je door je één te voelen met dat wat je na alle overbodigheden terzijde te hebben gezet overhoudt en waarvan je zegt: Dit moet het toch wel zijn. Dan eerst kom je tot een schouwen waardoor je jezelf kunt gaan beleven als deel van het geheel.
Dat is nog niet de kosmos. Je ziet jezelf als deel van een ontwikkeling, van een époque. Je ziet jezelf als deel van een bepaald proces, dat op aarde plaatsvindt. Door dit gevoel van deel‑zijn te aanvaarden en gelijktijdig je af te vragen: Wat ben ik eigenlijk in dit verband? Ontstaat er een nieuw ik‑beeld dat weer details en overbodigheden zal bevatten. Maar voorlopig laat je die er maar rustig bij.
U heeft nu uit de kern van uw wezen een relatie gesteld met uw wereld. Die relatie kan nooit betrekking hebben op alle kleine daden. Ach, er zijn zoveel mensen die hun daden beschouwen als iets buitengewoon belangrijks. Eigenlijk zijn daden niets anders dan waar geworden gedachten met alle ervaringsconsequenties die eraan kleven. Houdt u gewoon maar bezig met de betekenis. Betekenis voor het andere, betekenis voor uzelf. U zult dan ontdekken dat u met, bepaalde ontwikkelingen zowel geestelijke als stoffelijke trance ‑ zo’n grote verwantschap heeft dat u zich op een harmonie daarmee innerlijk durft beroepen.
Als die zelfbespiegeling, zelfbeschouwing heeft geleid tot dit punt van erkenning, dan heeft u meteen een basis gevonden voor elke verdere ontwikkeling waardoor uw bewustzijn a.h.w. over de grenzen van het rationele en zelfs van het formuleerbare heen komt. Want hoe meer harmonie en eenheid er is, hoe minder u behoefte heeft aan uitdrukking. U weet het wel, als mensen onder elkaar werkelijk goed met elkaar verbonden zijn, dan is vaak een half woord genoeg en soms zijn woorden niet eens nodig. Men wéét a.h.w. wat de ander denkt, wat de ander nodig heeft of hoe de ander reageert.
Op dezelfde manier kunt u door die harmonieën weten, zonder dat u het kunt uitleggen hoe of waarom, wat er in bepaalde relaties met de wereld aan de hand is, wat zich daarin ontwikkelt, zelfs wat de mogelijkheden ervan zijn.
De bespiegeling die we dan verder nodig hebben is: pas ik met het beeld van waaruit ik ben begonnen (mijn droombeeld van mijzelf) eigenlijk wel in de werkelijkheid zoals ik die nu ontmoet? Tot uw verbazing zal blijken dat tussen dat droombeeld en de eenmaal geconstateerde en beleefde harmonieën er een mate van congruentie bestaat. Een groot gedeelte daarvan blijkt wel met elkaar te stroken. Wat niet strookt, laat u buiten beschouwing.
Om door te dringen tot de kern van uw wezen, om langzamerhand een betere greep te krijgen op de invloed uit het totale ego die in de huidige incarnatie, de huidige bewustwordingscyclus wordt geopenbaard is het nodig dat u overbodigheden overboord weet te zetten. Ook t.a.v. uw daden, uw gedachten, uw zwakke en uw sterke punten. Alleen wat in die harmonie betekenis heeft behoud u, al het andere doet niet ter zake.
Het is een vereenvoudigings systeem, ik weet het. Elke vereenvoudiging heeft op den duur de neiging om onregelmatigheden te veroorzaken. Maar als u met uzelf bezig bent, dan bent u eigenlijk bezig te varen op een absoluut onbekende oceaan naar een doel dat u nog niet kent. Alsof u innerlijk een Christophorus Columbus bent op weg naar de Indiën die niet bestaan en tenslotte ergens terecht komt in het onbekende Caraïbische gebied. Het hindert niet waar u terecht komt. Het gaat erom dat u onderweg bent.
U zult op uw weg zeer veel dingen ontmoeten, daarvan kunt u zeker zijn, die u helemaal niet had verwacht, niet met uw geestelijke bewustwording, niet met alle lessen die u heeft gekregen, en zelfs niet met uw intuïtie. Het onverwachte doemt steeds op. Maar wij moeten vasthouden aan onze vereenvoudigde wijze van zelferkenning. Dan alleen kunnen wij namelijk voortdurend weer ons beeld in en t.a.v. onze wereld en de werelden waaraan wij deel kunnen hebben zelf dermate aanvoelen en begrijpen, zodat we op grond daarvan een keuze kunnen maken die bij ons past.
Bewustwording wordt heel veel vaak gezien als een proces dat zich met uitsluiting van de openbaarheid voltrekt. Dat is natuurlijk onzin. Bewustwording is een innerlijk proces dat, zich voortdurend bevestigt op elk niveau door de uiting en die het veroorzaakt. U moet er niet naar streven uzelf te veranderen in eigenschappen. U moet ernaar streven om uzelf in de kern aan te voelen, te erkennen en te begrijpen en dan op basis van een eenvoudig beeld daarvan de relatie met de wereld te erkennen en van daaruit te handelen.
U moet zeggen: Dit is het belangrijke en dit maak ik nu kenbaar. Door dit te doen bereikt u een verschuiving in uiting. Het kan zelfs een verschuiving betekenen in gezondheid en in andere dingen. Dat doet niet ter zake, het is een nevenverschijnsel. Maar u krijgt daardoor scherpte in het beeld dat u van uzelf neerzet.
Als je een foto wilt nemen, dan is een van de belangrijkste dingen dat datgene wat je gaat fotograferen precies in focus wordt gebracht; d.w.z. dat het zich op de juiste wijze in het brandpunt bevindt en daardoor in voldoende diepte en scherpte vertoont.
Wanneer u nu bezig bent met uzelf te beschouwen, uzelf te onderzoeken, uzelf te bespiegelen, dan is het belangrijkste toch wel dat het ik eveneens in focus komt, dat het niet een vaagheid blijft. Een mooi lichtend bolletje dat in de verte zweeft is misschien heel aardig, maar je hebt er zo weinig aan. Pas als er correctie wordt toegepast totdat de kern van het ik, zich steeds scherper en duidelijker gaat manifesteren, zal uw zelfonderzoek en uw zelferkenning altijd weer vastlopen in een wat matte, watte achtige mist van onbegrip. Probeer nu door uw daden te baseren op die kernreacties en correcties te verkrijgen waardoor u dat beeld van het ik plotseling scherper in lijnen ziet afgetekend. Dan worden eigenschappen en harmonieën op een gegeven ogenblik zo duidelijk kenbaar, dat u ze misschien niet kunt uitdrukken, maar dat u, met één gedachte a.h.w. toch dat beeld in u opkomt en daarmee de afstemming die u nodig heeft.
Uzelf ontwikkelen is een eigenaardige procedure. Misschien mag ik ook hier een fotografisch voorbeeld geven. Als u een film ontwikkelt wat krijgt u dan? Een negatief. Als u een beeld van uzelf geestelijk ontwikkelt en u gaat dat stoffelijk bezien, wat krijgt u dan? Een negatief. Met andere woorden: de waarden zijn omgekeerd. Maar een geoefend fotograaf draait onbewust de waarden om. Hij ziet in het negatief de foto zoals ze afgedrukt zal zijn. Die bekwaamheid kunt u op den duur ook verwerven, maar niet onmiddellijk.
Onthoudt u één ding: Zeer veel van uw stoffelijke benaderingen en beoordelingen zijn, als ze in een geestelijk verband worden geplaatst, in feite negatief. Dat wat u zwart noemt, ‑ kan wit zijn en wat u wit noemt, kan zwart zijn wanneer zo dadelijk de afdruk komt en wij zo dadelijk de werkelijke betekenis ervan gaan zien. Dit is een van de punten die na de overgang een grote belasting betekent, voor veel mensen die te zeer van zichzelf overtuigd waren. Ik moet zeggen, dat ik daarmee ook persoonlijk enige ervaring heb opgedaan.
Realiseer u dus, mijn beoordeling op dit ogenblik kan nooit zijn op grond van waarden als goed en kwaad, als wit en zwart. U kunt alleen proberen vormen te zien.
Een harmonie is niet een lijn zonder meer. Een harmonie is een verbindingslijn. Het belangrijke is niet hoe die lijn eruitziet. Het belangrijke is, welke punten ze met elkaar verbindt. Op deze manier krijgt u langzaam maar zeker een begrip voor uw relatie met de wereld. Dat voert mij tot het laatste deel van deze voordracht.
Als je een relatie met de wereld kent, dan besef je dat misschien niet helemaal, maar dan heb je gelijktijdig een relatie met de kosmos geconstateerd. Ons werkelijk kosmisch contact komt voort uit de ik‑persoonlijkheid (de ziel) die wij zijn als deel van de totaliteit. Daarin ligt de bepaling van ons wezen. Elke relatie die ooit voor ons kan bestaan is daarin reeds geconcretiseerd. Wat wij dus doen is: bevestigen wat is en vooral niet creëren wat nog niet is.
De kosmische relatie kan voor ons kenbaar worden op het ogenblik dat wij haar structuur binnen de beperkingen van de sfeer of wereld waarin wij leven zodanig benaderen dat wij daardoor het gevoel van kosmische verbondenheid krijgen.
Wie zich bezighoudt met zelfbeschouwing, zelferkenning, zich misschien ook aan vele bespiegelingen te buiten gaat, moet zich wel realiseren dat, als men precies de goede lijn te pakken heeft, het bewustzijn tijdelijk schijnt te verdwijnen. Men ervaart het wel, maar niet meer op een in de stof nog vast te leggen niveau. Wat er overblijft is een aantal onbegrepen toestanden resulterend in een bepaalde gevoelsbeleving die eventueel ook lichamelijke weerslag kan hebben.
Wanneer u werkelijk één wordt met een van de delen van uw hoogste ik, dan zult u a.h.w. ondergaan in een zinderende stilte. Er blijft niets meer over. Er is zelfs niet meer iets van licht of duister. Er is eerder een opgenomen zijn in een levende tinteling waarin eigenlijk niet veel meer overblijft van het ik dan een soort mateloze vreugdigheid en gelijktijdig een gevoel van onmetelijke kracht, onmetelijke verzadiging. Er is geen verdere behoefte meer.
Wanneer u daaruit terugkeert, dan kan het een kwestie zijn geweest van 1/10 seconde en het lijkt of u uren bent weg geweest. Of het kan uren zijn geweest en het lijkt of het geen seconde heeft geduurd. Tijd is hier geen maatstaf. Ook niet de tijd die u volgens de klok onderweg bent geweest. De beleving zelf is het enige waarop u zich kunt richten.
Op het ogenblik dat u uit uw zelfbeschouwing, uw zelferkenning, zelfbespiegeling komt tot dit moment van rust en stilte, bent u gekomen tot een erkenning van een werkelijke betekenis die u overal ‑ zelfs in uw eigen wereld of welke sfeer dan ook ‑ zult bezitten. Deze is u dermate eigen dat ze onvervreemdbaar is. Ze kan nimmer en door niets teniet worden gedaan.
De aanvaarding van een dergelijke vaagheid zal ongetwijfeld voor velen niet bevredigend zijn, ik kan mij dat voorstellen. Maar dit is dan voor u misschien meer een controlemiddel dan een situatie waar u met alle geweld naartoe moet streven. Het vloeit automatisch voort uit uw poging uzelf te erkennen voor wat u bent, u te beleven in de kern van uw wezen. Het is dus niet noodzakelijk om dit afzonderlijk na te streven.
Als zo’n gebeuren optreedt, zal het soms in uw leven nog wel een keer of twee worden herhaald. Reken er echter niet op dat het een steeds weerkerend beleven is. Dat bestaat niet. Wat wel bestaat en dat is erg belangrijk elke keer, dat u een dergelijke beleving heeft gehad, kunt u door u alleen dit zo goed mogelijk voor te stellen en te herinneren u voorzien van de krachten die nodig zijn om harmonischer en juister te handelen dan u zonder dat ooit gedaan zou hebben. U krijgt zelfs de mogelijkheid om zwaardere lasten te dragen of schijnbaar onmogelijke taken te volbrengen.
Er is dus inderdaad een kosmische eenheid die juist, als we tot een beleving komen van de ware harmonie die in ons wezen hoort te heersen, zich in en aan ons manifesteert en zelfs door ons aan onze wereld. Het is dus de moeite waard om u een beetje bezig te houden met uzelf en te proberen alle bijkomstigheden af te tappen. Haal ze er maar af.
Het is nog veel belangrijker om, als u bezig bent in de kern van uw wezen tevens te komen tot een begrip van verbondenheden. Zie de tegenstellingen die in u bestaan en besef, dat tussen deze tegenstellingen zoals u ze kent en ervaart, dat punt ligt wat u werkelijk bent, waarmee uw taak, uw verbinding met allen medebepaald is.
Door op deze wijze te groeien in de richting van het kosmische wezen dat u bent, volbrengt u niet alleen een verdere geestelijke bewustwording, maar verkrijgt u bovendien een veel grotere mogelijkheid tot verdere geestelijke ontplooiing, gebruik van innerlijke krachten en daarnaast zeer zeker ook van een juister en bewuster reageren op de omstandigheden van uw wereld die het voor u, zoals u bekend zal zijn, niet altijd even gemakkelijk maken.
Vragen.
U sprak over de lichamelijke weerslag als je één bent met het grote geheel. Wat betekent dat?
Over het algemeen betekent het een absolute gelijkrichting van de levensstromen. U zult zich dus veerkrachtiger voelen. Het betekent tevens dat de energieën in uw lichaam en speciaal in het zenuwstelsel op een zodanige manier worden aangevuld en gelijkgericht dat u het gevoel heeft, dat u verfrist wakker wordt en uw veerkracht maar ook uw rustbehoefte tijdelijk aanmerkelijk ziet verminderen. Dit is een van de meest kentekenende lichamelijke reacties.
Een vraag betreffende negatieve en positieve effecten. Moet men beide zijden van een harmonie, kunnen aanvaarden…?
Negatief en positief komen voort uit uw beoordeling. Uw beoordeling komt voor een groot gedeelte weer voort uit de maatstaven die u heeft geleerd te hanteren in uw wereld. Ze zijn dus niet absoluut.
Positieve en negatieve zaken beschouwen betekent alleen maar erkennen dat ze er zijn. De werkelijke betekenis ervan kunt u pas later beseffen. Ga uit van hetgeen u als positief ervaart, omdat u immers in dit positieve u gemakkelijker één zult voelen met hetgeen deel uitmaakt van uw leven, en als eigenschap in u bestaat.
Een boer heeft eens gezegd. “Wie onkruid wiedt, gaat aan onkruid ten onder. Maar wie koren zaait, zal zien dat het opschiet en het onkruid verstikt.” Op deze zelfde manier moogt u uw positiviteit ook benaderen met de zekerheid dat, naarmate u meer het positieve ziet als de basis van harmonie, u als vanzelf het negatieve dat werkelijk negatief is, doet verdwijnen uit uw bestaan en eindelijk uit uw bewustzijn.
Kunt u nog iets zeggen over het gevoelsleven in verband met het beter kennen van je eigen persoonlijkheid.
Het gevoelsleven is grotendeels een niet rationele reactie op omstandigheden die wel rationeel constateerbaar zijn. Je kunt zeggen dat het gevoelsleven van een mens dus medebepalend is voor zijn voorkeuren en daarmee een aanwijzing geeft voor de oriëntatie die de werkelijke kern van zijn ik, voor zover het zich in de stof manifesteert, heeft.
Het betekent gewoon dat uw aangetrokken zijn tot bepaalde punten, uw afgestoten worden door bepaalde zaken, uw vrees voor het ene en uw begeren naar het andere (allemaal emotionele toestanden) samen een beeld vormen van datgene wat voor u als kern van het ik in deze manifestatie mens belangrijk is. In deze zin zijn de gevoelens dus heel erg belangrijk, zelfs als u ze in een eenvoudige zelfbeheersing benadert.
Ga je verder tot de bespiegeling, dan zal blijken dat de emotie de aanvulling gaat vormen van de rede en tenslotte voor een groot gedeelte de rede vervangt omdat je dan het boven‑redelijke ervaart en vertaalt in gevoelens. Als u dit alles samenvat, zult u ontdekken dat gevoel, bewust werken en beschouwen dienen samen te vloeien en dat ze op den duur uitmonden in een gevoelsbeleving die een waardebepaling betekent van al hetgeen nog reëel en t.a.v. uzelf kenbaar is.
De zwevende Boeddha.
Er was eens een arme boerenzoon die zwervende langs vele wegen terecht kwam in een klooster en lama werd. En lama zijnde verdiepte hij zich in de leringen van de Heer Siddartha, van de vele filosofen en in de geschriften waarin Vivekananda de vele wijsheden heeft opgetekend die nu onder stof begraven wachten op degenen die ze soms toch trachten te verteren.
Zo trok hij zich verder en verder terug uit het leven. Steeds minder interesseerde het hem wat er in zijn bedelnap werd geworpen. Hij proefde zijn voedsel haast niet meer. Zelfs de gezamenlijke recitatieven in de tempel gingen aan hem voorbij als een vage dreun, het gezoem van een geestelijk georiënteerde bij.
Zo begaf hij zich dieper en dieper in een innerlijke wereld waarin hij zocht naar de samenhangen, maar vooral naar dat wat hem met de oneindigheid verbond.
Zo gebeurde het op een dag dat zijn medemonniken hem aantroffen, toen zij hem kwamen halen voor de dagelijkse bedeltocht, zwevende boven de grond, verzonken in beschouwing, omringd door een straling van licht. Ze mompelden tegen elkaar: “Ziet, deze is de verlichting deelachtig geworden”. Nu ja, het straalde er dan ook wel uit.
Toen dat echter enige dagen had geduurd, dacht men erover na of men de broeder toch niet uit zijn vreemde toestand van verrukking zou kunnen wekken. Men wilde hem a.h.w. terughalen naar de aarde om deelachtig te worden aan zijn wijsheid. Maar wat ze ook deden, het ging niet.
Er werden ladders neergezet, men wierp touwen om de zeereerwaarde broeder, maar wat er ook gebeurde, hij zweefde als een appel buiten het bereik van de plukkers.
Toen besloot men om bedevaartgangers toe te laten. En inderdaad, velen die gesticht werden door een dergelijke vrome verhevenheid, schuwden de prijs niet die werd gevraagd om het wonder te mogen aanschouwen. Al duizenden hadden hun munten geofferd en in vrome bewondering zich vergaapt, voordat ze zich gingen richten tot de verkopers van thee en andere consumpties, toen er plotseling iets gebeurde. De boeddha sloeg zijn ogen op.
Hij zag en overzag wat er was geschied. En wat hij toen zei, was niet zeer goddelijk. Ternauwernood hadden zijn woorden zijn mond verlaten of hij daalde toornig ter aarde neer.
Hij ging weg uit het klooster en werd nooit meer gezien. Maar iemand vertelde mij dat hij boer is geworden en op een karige akker ploegend en zwoegend, nu gesteund door een vrouw en een aantal kinderen (op dat punt had hij kennelijk geen geestelijke schade geleden) zijn karig dagelijks brood verdient.
Soms zo zegt men, verheft hij zich nog wel in beschouwing. Maar niet meer voor het oog van de vele nieuwsgierigen, doch in de stilte van zijn eigen akker, wanneer de maan de nacht soms wat verguldt, wanneer de verzilverde gewassen een ogenblik ophouden te ruisen. Dan spreekt hij met het Al, maar hij keert onmiddellijk terug en looft op aarde. Want ziet, dit is zijn lot, niet de verheerlijking.
Met deze korte vertelling probeer ik u iets duidelijk te maken van mijn persoonlijke benadering van het fenomeen der zelfbeschouwing.
Wie zichzelf voortdurend beschouwt, kan het punt bereiken waarop hij zich verheft boven de aarde en in diepe eenheid met het Al alles vergeet wat er rond hem of haar is. Maar wee degene die blijft zweven! Hij wordt een bezienswaardigheid. En daar het uw doel zeker niet zal zijn om nieuwe attracties voor het VVV voort te brengen, moet ik u dan ook de raad geven uw innerlijke beschouwing, uw poging tot zelferkenning, tot kosmische relatie‑erkenning zodanig te beperken dat u niet waarlijk zweeft. Want al wat zweeft, komt ter aarde neer, en meestal is het dan met een smak. Een dergelijke smak brengt verklaringen met zich die niet in overeenstemming zijn met welke schijn van heiligheid dan ook.
Zoek diep in uzelf en wees niet bang voor alle wonderlijke dingen die u daar zult aantreffen. Want de meeste mensen zijn innerlijk beschouwd een soort esoterisch Artis waarin het Natura Artis Magistra bij sommigen vervangen schijnt te zijn door Dante’s opschrift “Wie hier binnengaat, laat alle hope varen.”
Wie binnengaat in de wildernis van zijn eigen persoonlijkheid, moet altijd wel beseffen dat alles wat je ziet je ook zelf bent.
Natuurlijk is het niet leuk, als je daar binnengaat en ontdekt dat je zo nu en dan voor aap staat. Zomin het prettig is om te ontdekken dat vooral je geestelijke beschaving zo nu en dan een aardige gifslang kan zijn. Om niet te spreken van een alligator, ofschoon die meer in de mode is. Dit gezien de bijna heilig geworden wrokkende uitspraak: “See you later, alligator.”
De moeilijkheid is te aanvaarden wat je bent. En nog veel moeilijker is het om er niet een vorm van schijn‑gedrag uit te distilleren die je toch zelf niet kunt waarmaken.
Als een aap moet krabben, dan moet hij krabben. Als hij probeert niet te krabben, dan wordt hij tenslotte alleen maar een dolle aap. En ofschoon dergelijke wezens op aarde onder de mensheid zeker vaak losbreken, is het toch geen blijk van geestelijke bewustwording, als het zover met je komt.
Als je bent doorgedrongen in deze innerlijke vergadering van allerlei dierlijke en onmenselijke aspecten, is er misschien een rustpunt. Bijna eenieder kent in zichzelf dat ene punt waarin je neergehurkt in een klein tempeltje een ogenblik bidt tot de Oneindige en onbewust jezelf zit te vereren. Een dergelijke rust zij u gegund!
Een beetje zelfwaardering kan heus geen kwaad. Maar bedenk wel, dat wie blijft zitten niet verder komt. Degenen, die op hun geestelijke lauweren rusten en denken dat ze kunnen blijven wachten, zullen tot hun spijt moeten constateren dat geestelijke lauweren wel degelijk verwelken en dat daardoor een gat ontstaat waardoor je met een smak naar lagere regionen afdaalt.
Ga verder. De rust is u gegund, maar rust niet te lang. Probeer in uw hele leven de dingen waar te maken die u in uzelf kent. Vraagt u zich steeds af of er nog een hogere innerlijke kracht is, of er nog een punt is in uzelf dat u nog niet heeft bereikt en dat u misschien een ander gezichtspunt zou kunnen verschaffen.
Alleen degene die de moeite neemt om in het land te leven volgens de gewoonten van het land, leert het land en zijn bewoners kennen. Alleen degene die de moed heeft om in zichzelf de verscheidenheid van ontwikkelingen en standpunten alle te leren kennen, ontmoet op den duur de werkelijkheid waarvan hijzelf de representant is. En zo u dit nog niet voldoende is, u kunt verdergaan. Een zij het ietwat vaag recept daartoe heeft u van mijn voorganger, naar ik aanneem, reeds ontvangen. Zo niet, dan wil ik dit voor u nog in leesbaar schrift herhalen, want een doktersprescriptie resulteert vaak in onbegrip en aqua distillata met wat onschuldige bijvoegingen.
Als je in jezelf de relatie met anderen werkelijk kent en je maakt er geen strijdpunt van, dan ontstaat een verbondenheid die gelijktijdig aan je wezen een nieuwe betekenis geeft. De betekenis die je hebt door hetgeen je bent in de wereld is tevens de weergave van datgene wat voor jou harmonisch is, datgene waarmee jij kunt bereiken. Daar komt het eenvoudig op neer.
Nu ik van potjes Latijn ontdaan u dit recept heb gegeven, wil ik u een ander niet onthouden.
Wanneer men in een toestand van lichte neerslachtigheid verkeert, zo heeft het weinig zin te gaan zitten treuren. Maar een goed glas wijn (tenzij u een sterkere consumptie prefereert) wat kaarslicht en zachte muziek zijn heel vaak de middelen om het zelfmedelijden langzaam maar zeker om te vormen tot een zelfaanvaarding. De mens, die zichzelf aanvaardt, is in staat zijn wereld beter te aanvaarden. Alleen wie zijn wereld kan aanvaarden zoals ze is, zal door zijn wereld gemakkelijker worden aanvaard. Wat mij nu brengt tot een volgend punt.
Er zijn in de loop der tijd op bijeenkomsten als deze en op de meer open bijeenkomsten nogal wat hemelpoortlegenden en verhalen verteld. Laten wij ons dan eens het volgende voorstellen:
Een mens, in diepe beschouwing verzonken, vindt de weg om zijn geest van de stof los te maken. Het eerste dat hij ontdekt is, dat bouwvoorschriften in het hiernamaals niet gelden, want de trap is meer dan vier verdiepingen hoog en er is geen ingebouwde lift.
Dus zwoegt hij hijgend, murmelend en mopperend de trappen op totdat hij eindelijk bijna uitgeput aan de hemelpoort staat. Hier vraagt hij, zoals iedereen dat pleegt te doen, aan de welbebaarde poortwachter die zeker geen reclame voor scheermesjes kan maken: “Petrus mag ik binnen?”
Petrus kijkt hem aan en zegt: “Ja, dat zou wel kunnen, maar dan moet je eerst dood zijn.” Waarop de geest een ogenblik achter zijn niet bestaande oren krabt en vervolgens vraagt: “Mag ik dan even naar binnen kijken of het wel de moeite waard is?” “Dat mag” zegt Petrus.
Glurend door de spijlen van de poort hoort hij in de verte de nieuwste engelen‑beatband met hardrock. Hij aanschouwt het zweefvertier dat ongehinderd door verkeerslichten in vele richtingen door elkaar flitst. Hij ziet in de verte, maar voor het oog nog net verborgen, de glanzen van de lichtshow die ongetwijfeld behoren bij de troon des Heren zelve. Hij denkt: het is geloof ik best de moeite waard om daarvoor dood te gaan.
Dus huppelt hij, een gems met enig succes imiterend, met grote sprongen de hemeltrap af en besluit: “ik moet deze band met het lichaam verbreken”. Dat lukt hem.
En terwijl het lichaam langzaam maar zeker bijdraagt tot de werkvoorziening voor begrafenisondernemers begeeft hij zich wederom, nu met bijna lichte en vreugdige tred, opwaarts. Zo nu en dan nog hijgend, maar denkend aan de heerlijkheid die achter de traliepoort van de hemel hem zal opwachten.
Hij komt bij Petrus en zegt: “Mag ik nu naar binnen?”
Petrus krabt wat in zijn baard, verwijdert onopvallend een vogelnestje dat daar in de laatste eeuw terecht is gekomen en zegt wat meewarig: “Ja, dat zal wat tegenvallen, want dan moet u eerst een hele tijd naar de onderste verdieping toe.”
“De onderste verdieping? Maar u zei dat ik naar binnen mocht!”
“Ja, u mocht naar binnen, omdat u toen de band met het lichaam zelf niet had verbroken. Maar aangezien u dit nu wel heeft gedaan, hetwelk u volgens art. 374 sub. A, b, etc. etc. komt te staan op een verblijf op hellehoogte van tenminste 700 jaar, zou ik u moeten verzoeken hier links de trap afwaarts te volgen naar uw nieuwe bestemming”. “Petrus”, smeekt de ziel, “dat lijkt mij te erg. Is daar niets aan te doen?” Petrus krabt nu in zijn niet bestaand haar. “Ja, u zou terug moeten gaan, maar ik weet niet of dat nog lukt.” “Maar hoe krijg ik dan weer contact met mijn lichaam?” Petrus denkt en denkt. De ziel voelt hoe het niet aanwezige gezicht langer en langer wordt en staat op het punt in niet plengbare tranen uit te barsten.
En dan, als het doorbreken van de zon achter de wolken, vertrekt zich de baard en wordt zelfs een stuk lip zichtbaar voorzien van een nog niet gesaneerd gebit. Petrus mompelt: “Dat zou het kunnen doen!”. Hij roept tegen een engel die net voorbijflitst. “Zeg, haal voor mij even bij de fourier een tubetje hemelse Velpon.” Als het is gebracht, geeft hij dat aan de ziel en zegt: “Kijk, je plakt je geest weer aan het lichaam vast. Met Velpon zie je er geen barst van.” En zo is het dan gebeurd.
Het reeds mooie gestoffeerde lichaam, omringd door enkele kandelaars, ontwaakte en gaf een priester, die goed bedoelend bezig was met de Absolutie de gelegenheid om onmiddellijk naar Petrus te vertrekken.
Toen stapte de ziel op en nadat hij zijn doodshemd had verwisseld voor meer recente kleding, ging hij weer de dagelijkse gang der dingen na. Soms keert hij in zichzelf. Maar als hij de hemeltrap ziet, loopt hij liever een straatje om en mompelt tot zichzelf: “Dat kan nog even wachten.”
Mag ik u de raad geven: wanneer u al te hoog stijgt, even te kijken of het niet beter is soms een straatje om te lopen en nog even te wachten. Want zij die snel, boven alles verheven hun bewustzijn ten hemel willen richten, komen voor ze het weten in een zelfgeschapen hel terecht.
Langzaam moeten wij groeien. Het bewustzijn moet zich langzaam ontplooien. Het moet zich langzaam uitbreiden totdat niet het ik opstijgt ten hemel, maar het ik door zijn groei iets van de hemel leert bevatten. Dan pas heb je deel aan de hemel en niet op een andere manier.
Nu weet ik wel, dat mijn hemelpoortlegende niet in de schaduw kan staan van die welke u door zovele andere sprekers zijn gebracht. Maar de lering die ik daarin heb willen verbergen is misschien duidelijk genoeg.
Zelferkenning is schitterend. Zelfbespiegeling kan zeker geen kwaad. Het onderzoek van je eigen werkelijkheid kan leiden tot een beter begrip voor hetgeen je bent. Maar probeer niet anders of meer te zijn dan je nu bent. Want door hetgeen je nu bent, zul je later worden wat je in de eeuwigheid moet zijn. Maar als je nu probeert te worden wat je in de eeuwigheid moet zijn en daardoor verwaarloost wat je nu bent, schep je alleen maar condities waarvoor je moet terugkeren.
Reïncarnatie is geen sprookje. Al koester ik soms een vage hoop dat het waar zal blijken te zijn dat het alleen maar een schrikbeeld is. Want om eerlijk te zijn ik kwam uit een wereld met kaaskoppen en voel er weinig voor terug te keren in een wereld met kernkoppen.
Als wij tekortschieten, zullen we moeten herhalen, zullen we moeten terugkeren totdat we dat stukje ik‑besef hebben gevonden dat nodig is om onze grote werkelijkheid te aanvaarden.
Ik heb grote bewondering voor mensen die denken dat het allemaal vlug kan gaan. Er zijn dan ook systemen die mij doen denken aan hetgeen men mij vertelde over bepaalde fotoautomaten die in uw tijd zouden moeten bestaan.
Je gaat op een kruk zitten en als je bent neergevlijd, werp je, het geld in de automaat en dan staar je naar een leeg vlak van waaruit lichten flitsen. En voor je het weet, kun je buiten ontdekken hoe lelijk je bent.
Kijk, als wij de slechte dingen willen hebben, dan gaat het vlug genoeg. Maar als we de waarheid willen vinden, dan kunnen wij ons uiterlijk ik‑beeld niet aanvaarden zonder enige retouche aan de hand van de innerlijke werkelijkheid. En dat lijkt mij, mijne vrienden, de betere weg om jezelf te leren kennen.
Maak geen haast, maar doe er wel iets aan. Loop nooit te hard, maar loop gestaag verder. Want hardlopers zijn, zoals u weet, doodlopers. Ik moet zeggen: Een doodloper heb ik nog niet ontmoet, maar zo’n wandelend geraamte lijkt mij toch geen aangenaam gezicht.
Neen, laten we rustig en eerlijk zeggen: Als wij werkelijk een innerlijke bewustwording en een geestelijke bewustwording nastreven, dan moeten wij beginnen bij onszelf. Dat is waar. Maar wij moeten dan ook leren onszelf te zijn. Want slechts de mens die leert zichzelf te zijn en zijn innerlijke waarheid te maken tot een deel van zijn gehele wezen, zal in staat zijn die andere werelden te bevatten waarin die waarheid eveneens leeft. Wie het zover brengt, mag zich gelukkig prijzen.
Stel u eens voor hoe aangenaam en hoe goedkoop het is, als u heeft geleerd een of twee geestelijke werelden te bereiken en daar een ogenblik te vertoeven. U heeft uw vakantiehuisje in Zomerland. U heeft uw retraite‑mogelijkheid in Hoog‑Zomerland en wie weet, uw scholing voor vermaak en sport aan de grenzen van die trillingsgebieden waar de vormen ophouden te bestaan.
Het is goed om het zover te brengen. Maar u kunt nooit de ene wereld verlaten voor de andere, tenzij uw lot zover voltrokken is dat die andere wereld de enig echte is geworden. Ik kan nog wel meer vertellen, maar ik denk dat ik de essentie aardig heb uitgedrukt.
Wie zoekt naar een geestelijke ontwikkeling en een geestelijke bewustwording moet niet denken dat het in één week of in één jaar gaat. Het streven daarnaar is een wijze van leven, niet alleen maar een zeker kunstje waarmee je je plotseling boven alles weet te verheffen. De manier waarop je leeft, geeft je innerlijk kracht en ook inzicht en licht.
Houd rekening met de anderen die je in de wereld ontmoet en kent, maar durf ook jezelf te zijn als dat nodig is. Probeer de waarheid die in je leeft niet in waarden te formuleren, want wie een kosmische waarheid in woorden verklankt, heeft in feite geprobeerd een schilderstuk op muziek te zetten; weinigen van u zijn een Mussorgsky. Leef jezelf. Laat de waarheid in je bestaan als één vaag licht. Vaagheid in de termen van uw wereld betekent heel vaak juist het zinvolle van een deel van je leven wanneer je verder gaat.
De verschijningen en droombeelden van vandaag, schijnbaar zinloos, blijken later de bouwstenen te zijn van een wereld waarin je juist daardoor gemakkelijker kunt aarden, waaruit je beter verder kunt gaan. Vraag je niet af: waarom? Wees jezelf en probeer nooit een zwevende boeddha te worden. Want ik garandeer u, indien u daarin slaagt, dan wordt u ongetwijfeld boven Scheveningen verankerd, dat kan vooral met stormweer een koude bedoening zijn.
Applaus.
Het ratelen van handen en soms het stampen van voeten die samen niet alleen dat wat je doet verzoeten, maar zelfs het loon zijn voor de moeite die je je hebt gegeven. En toch, ben je een beter mens? Misschien een betere Paus, alleen doordat men steeds weer juicht door al dat groot applaus?
Applaus is een erkenning. Ze wenkt tot dankbaarheid. Maar is het niet beter om jezelf te wezen en door een innerlijke kracht en weten voortdurend geleid, zodat je kunt leven en sterven zonder ooit te vrezen dat je wegen niet verder zullen gaan tot aan het bereiken.
De Schepper geeft je geen applaus. Hij erkent je slechts als deel van Zijn Wezen. Maar op de weg daarheen, dat geef ik toe, stilt het applaus vaak vele vrezen.
Niet modern zijnde applaudisseer ik niet terug, maar dank ik u wel voor de mij verleende aandacht en spreek ik de hoop uit dat ik u toch ondanks alles enkele punten ter overweging heb mogen geven. Misschien heb ik u zelfs iets duidelijk gemaakt. Maar wat voor mij duidelijk is, kan voor u nog steeds verwarrend blijven. En dat is dan mijn schuld. In dat geval mijn excuses.
Doel.
Een doel. Wat is een doel? Voor mensen al te vaak drie latten, met of zonder net. Een leegte waarin je dan een keeper hebt gezet om net te doen alsof het toch gesloten is.
Stel je een doel zo edel en menslievend als je je maar kunt denken, dan blijkt maar al te vaak dat wat je de wereld wilt gaan schenken hetzelfde is: wat lege lijnen, daarachter misschien een net van gevoel en de idealist zelf als keeper in het doel.
Is er een doel? Wij weten het niet. Wij kennen niet zin, betekenis, reden van alles wat er in de sferen gebeurt of op aarde bij de mensen beneden. Wij weten alleen, dat het zinrijk moet zijn, ons leven, ons wezen, geboorte, bestaan, het sterven, het gaan van de weg door de sferen, het altijd en altijd maar verder gaan.
Het doel van die reis? Wij kunnen het dromen, maar weten doen we het niet. Want waar is de mens en waar is de geest, die de tijd van begin tot eind overziet en kan zeggen: Daarom al dit gebeuren. Dit is de reden van al dit bestaan. Misschien is er een doel, maar ik kan het niet kennen. En als ik soms denk dat ik het ken, blijkt het waan.
Ik hoop hiermede u niet van uw doelbewust streven te hebben afgeleid. Als u zich een doel stelt, maakt u een illusie waar om te ontdekken in hoeverre ze werkelijkheid bevat.
Als u doelbewust wilt streven, kan ik U slechts toewensen, dat u na het bereiken veel werkelijkheid constateert in datgene wat u zo ijverig en naarstig heeft gepoogd te bereiken.