11 november 1974
Het onderwerp van vanavond gaat over zelfonderzoek en al wat ermee verbonden is. De gastspreker van vanavond heeft lange tijd gedaan aan allerlei vormen van zelfonderzoek en hij is m.i. tot nogal sprekende conclusies gekomen, die hij in de geest verder heeft uitgewerkt. Hij was Italiaan in zijn laatste leven en heeft voordien een leven gehad, waarin hij geestelijke is geweest, misschien dat hij daardoor tot het zelfonderzoek is gekomen en wat hij ons gaat presenteren is, denk ik, een beschouwing over de innerlijke mens en wat daarmee samenhangt. lk zeg: “denk ik”, want in een uitwisseling, die je vooral met zo’n gastspreker hebt, komen er heel veel dingen naar voren. En wanneer die gastspreker eenmaal met u contact krijgt, dan gaat hij af op wat hij in de aanwezigen als belangrijk ziet en dat kan verschillen. Ik zal in ieder geval de inleiding baseren op datgene wat de conversatie tussen ons beheerst heeft.
Een mens die zichzelf onderzoekt, begint met zichzelf te verontschuldigen. Dat is begrijpelijk, want een mens begrijpt vaak niet waarom hij dingen doet, waarvan hij weet dat hij ze beter niet had kunnen doen, om daarna na rijpelijk overleg verder te gaan als te voren. Dat is bijna letterlijk.
Er is in de mens een geloofswereld. Nu zult u zeggen: wat is geloof? Geloof is een onzekerheid, een aannemen van iets. En hoe kun je daar een wereld van maken? Wel, een geloof wordt niet voornamelijk bepaald door de dingen die je aanvaardt – dus de geloofspunten – maar wel door de mentaliteit, de instelling die krachtens dit geloof je leven gaat beheersen. In de geloofswereld komt men tot een aantal idealen. Die idealen zijn vaak zo vergroeid met de mens, dat hij hierdoor bewust of onbewust signalen blijft uitstralen, die met dat ideaal verbonden zijn. Hij zoekt a.h.w. in zichzelf een beleving om dat ideaal mogelijk te maken en hij zal niet in staat zijn te begrijpen in hoeverre van buitenaf daaraan impulsen worden toegevoegd,
Een mens, die zichzelf ernstig onderzoekt, zal een punt bereiken, waarop hij zegt: waar komt het nu eigenlijk vandaan? Ik geloof dat wel, maar waarom beleef ik het nu juist op deze wijze? Dan ga je denken en dan ontstaat er in jezelf een soort panorama, waarin alle waarden die voor jou in het leven belangrijk zijn als het ware worden uitgestald. Het is een totale vertoning van wat je zou willen en het blijkt dat jij met je geloof in het middelpunt staat. Dat middelpunt kan zichzelf alleen omschrijven door te zien wat het naar buiten toe betekent. Zo ga je je onwillekeurig afvragen: wat zijn de punten van mijn geloof en wat betekenen ze nu in werkelijkheid?
Dan zou je als gewoon mens geneigd zijn te denken: ach, we geloven allemaal veel, maar het haalt toch niet veel uit, want we doen het andere. Dat is waar, wanneer je dat geloof eenvoudig als een deel van jezelf accepteert. Maar wanneer je nu gaat zien hoe die geloofswereld met al zijn idealen, met zijn totale oplossing van problemen vaak – want ook dat doet het geloof, het wist bepaalde problemen tijdelijk uit – aan je persoonlijkheid verandert, dan kom je tot de conclusie, dat die geloofswereld in zichzelf een corrigerende factor is.
Het geheel van mijn bestaan en het geheel van mijn leven wordt hierdoor beheerst. Wanneer ik mij niet te veel identificeer met de hoogste kracht die ik stel, dan zal die geloofswereld het mij mogelijk maken om voortdurend grotere harmonie met alles wat er om mij heen bestaat te krijgen en daarnaast met vele dingen die ik in mijzelf als waar erken, ook al kan ik die als mens zintuigelijk nog niet waarnemen.
Ga je je wel te sterk met de godsfiguur identificeren, dan komt de neiging op om je in plaats daarvan te stellen. Je gaat dan a.h.w. zelf voor God spelen en wat eens idealen waren, dus mogelijkheden waardoor je in die wereld iets zou betekenen. Zo kom je nu tot een wetmatigheid, gemaakt uit je idealen, die je probeert met alle middelen – ook de middelen die je door die idealen zou moeten verwerpen – een ander op te leggen. Wanneer je dat niet lukt, dan ontstaan er vormen van godsdienstwaanzin en wat er allemaal bij hoort.
De mens die op stap is in zichzelf zal ook ontdekken dat hij een emotiewereld heeft. Let wel, ik zeg hierbij, dat ik indelingen heb aangehouden die ik van onze gastspreker heb vernomen. Deze emotiewereld is de gevoelsmatige reactie op alle dingen. Nu kan je zeggen, dat een groot gedeelte van je emoties bepaald wordt door je opvoeding, door het milieu waarin je leeft. Door de omstandigheden 0m je heen. Dat is ook waar, maar het blijkt dat die emotie soms een veel scherpere nadruk krijgt dan ooit verklaard kan worden uit het gebeuren zelf. En daar wordt de emotiewereld belangrijk.
In die emotiewereld bestaat een voorkeur voor bepaalde belevingen; er bestaat een voorkeur voor bepaalde relaties met personen, maar ook t.a.v. sferen, werelden, ja zelfs met denkbeelden. In deze wereld ontdek je dan al heel gauw dat je een zekere mate van predestinatie (goddelijke voorbeschikking) kent. Althans in je stoffelijk bestaan. Deze betekent een gerichtheid, waardoor het gevoel bepaalt wat betekenis heeft. Dan blijkt ook dat het gevoel in vele gevallen verbonden wordt aan allerlei voorstellingen die helemaal niet terzake doende zijn. Je verbindt bv. het gevoel van zekerheid aan een bepaald fetisj, een symbool, terwijl die zekerheid uit iets geheel anders voortkomt. Maar zo weet je, dat in dat ik bepaalde emotionele zekerheden bestaan, bepaalde gaven. Ga je die nu weer met die geloofswereld confronteren, dan blijkt, dat de idealen van de geloofswereld wel uitmaken op welke manier je je em0ties voornamelijk uit, maar dat ze helemaal niet in staat is die em0ties anders te richten. Ze blijven zoals ze zijn.
Ga je nu nog een stap dieper in jezelf, dan kom je bij een wereld, die we de geestelijke wereld moeten noemen. Het is de wereld van de veelzijdige werkelijkheid (meer-dimensionaal bewustzijn). Maar wanneer je een grotere werkelijkheid gaat zien, dan betekent dat, dat alles wat je doet, nu meebepaald wordt door datgene wat je rond je ziet. Niet meer zuiver stoffelijk, maar er zijn geestelijke tendensen. Er zijn geestelijke krachten. Er is een licht in mij dat een mogelijkheid schept, dat mij inzicht geeft. Vanuit die geestelijke wereld blijkt nu een energie te ontstaan die, zowel in die geloofswereld als in de emotionele wereld, bezielend is. Hierdoor kom je op beide terreinen tot intensifiëren van je beleven, maar daarnaast tot een aanmerkelijke toename van je prestatievermogen.
Dat is een heel interessant punt, want het is gemakkelijk genoeg om te zeggen: in onszelf gaan we ons bezighouden met de kosmische wereld, met God enz., we willen het goddelijk licht beseffen zoals het in ons werkt, en dat kunnen we nooit direct doen. Wanneer wij onszelf onderzoeken, dan blijft er altijd het onbekende. Maar dat onbekende is niet zonder meer het goddelijk licht. Dat onbekende manifesteert zich. Onze geloofswereld zegt: het is goddelijk; onze emotie zegt: het is licht. Maar wat het precies is weten we niet. We doen maar alsof we het weten.
Wie verdergaat in zichzelf zal ook de nodige kasten met skeletten aantreffen. Elke mens verbergt veel voor zichzelf. De meeste mensen begrijpen niet dat dit verbergen van iets in jezelf zonder meer nadelig of slecht behoeft te zijn. Er zijn een aantal dingen, die zo sterk afwijken van onze werkelijke persoonlijkheid op dit moment, dat ze niet meer volgens de oude norm en waarde kunnen worden aanvaard. Je kunt dingen gedaan hebben die in het verleden, volgens je eigen inzicht, je gevoel, je geloof en alles, juist waren. Nu verander je zelf en kan je dat gebeuren van vroeger niet meer aanvaarden.
De mens in zichzelf is een voortdurend veranderend wezen. U moet niet denken dat alles gelijk blijft. U moet heel goed beseffen, dat u elke dag een beetje anders bent. Wat in het verleden gebeurd is, zal ik alleen kunnen aanvaarden, wanneer ik het zie in de relatie met de vroegere omstandigheden, mijn vroegere bewustzijn en mijn vroegere wezen. Kan dat niet, dan ben ik nog niet zo ver, dan is het beter om die dingen even te laten rusten.
Er zijn ook heel veel mensen, die naast die skeletten dan alle duisternis gaan uitputten die er is. Dat vind ik altijd erg treurig, vooral als er zon is, een tuin om in te wandelen, vogels zingen, vlinders dansen en al die andere dingen die op de aarde schaars worden, maar die geestelijk nog bestaan, en dan zegt zo iemand: neen, ik moet de mestput leegscheppen. Dat kan op zijn tijd nodig zijn natuurlijk. Maar daaraan moet je je niet helemaal geven. De modder van je eigen wezen is er nu eenmaal en de kosmische regen van tijd zal die wel eens wegspoelen.
Wat wij moeten zoeken is de schoonheid die in onszelf schuilt. Wanneer een mens eenmaal zover is gekomen, dat hij zich bewust wordt van de eenheid die bestaat tussen geloofswereld, emotionele wereld en geestelijke wereld, dan zal hij ook enorm veel positieve dingen in zichzelf zien. Misschien noemt hij ze niet eens positief, alleen maar prettig of goed. Deze dingen zijn het, die voor ons op dit moment het meest belangrijk zijn. We hebben niets aan schuldcomplexen. We hebben alleen iets aan een besef, waardoor wij nu positief handelen. We hebben ook helemaal niets aan het gevoel dat we in het verleden anders hadden moeten doen. Wat we gedaan hebben, hebben we gedaan. Wat er is gebeurd, is gebeurd. Maar ik moet nu handelen volgens mijn besef van eenheid, van zeg maar: licht.
Onze gastspreker bekeek dat allemaal erg nuchter. Hij zei: “De meeste mensen zijn groter in het afbreken dan in het opbouwen. Wanneer ze eenmaal beginnen met slopen, doen ze dat met enthousiasme. Maar om te bouwen heb je geduld nodig. En wanneer je het met anderen samen doet, gaat het wel; maar als je het alleen moet doen, dan heb je het gevoel: ik kan die taak toch niet aan en dan laat je het liggen.”
Wanneer je in jezelf gaat bouwen, dan zoek je naar resultaten. Maar die resultaten zijn niet zichtbaar, want wanneer het ik verandert, verandert ook de wijze waarop dat ik de wereld ziet, waarop dat ik dat geheel ervaart zoals het bestaat. Dan zie je de zaken niet meer als vroeger. Het positieve verdwijnt op het ogenblik dat de verandering in mij plaatsvond. Want dan is het deel van mijn wezen. Dan is het normaal geworden en helemaal niet positief meer.
Ik vond dit een zeer interessante stellingname, die misschien ook verklaart waarom zo veel mensen die in de puree zitten, het gevoel hebben dat ze voortdurend tekort schieten, dat ze het allemaal verkeerd doen. Ze denken: ik moet dat positieve nu ook positief beleven. Maar wanneer je je iets eigen hebt gemaakt, dan is het deel van je wezen.
Onze gast is een nuchterling en die had hiervoor een heel aardige vergelijking: “Wanneer je een maaltijd eet, dan geniet je van smaak. Maar pas wanneer je het voedsel verteert, win je de kracht eruit die je nodig hebt om verder te gaan. Hij die lang blijft treuren over de smaak die er niet meer is, zal de kracht niet gebruiken op het moment dat ze beschikbaar is.”
Is het niet zo? Wat wij nodig hebben volgens de gastspreker, geest en stof, dat is het begrip dat het positieve altijd ligt in hetgeen wij gaan doen. Nooit in hetgeen wij gedaan hebben. En dat onze schulden ook nooit kunnen bestaan uit hetgeen wij gedaan hebben, maar alleen kunnen bestaan uit hetgeen wij doen.
Wanneer wij onze balans weten te vinden met de eeuwigheid, dan wordt het een samenhang, waarbij het ik een volledige balans heeft. Het ik is voortdurend ingeschakeld in alle werelden en sferen, het werkt met alle werelden en sferen, ook al is het zich van één of enkele daarvan maar bewust en door zijn evenwicht zal het voortdurend zichzelf aanpassen aan de meest positieve of meest lichtende norm, die voor dit type bewustzijn op dit moment aanwezig is.
Ik heb, dacht ik, de gedachten van de gastspreker zo goed mogelijk weergegeven en ik wilde nu een paar kanttekeningen van mijzelf maken.
De menselijke psyche is een zeer samengesteld geheel. Wanneer wij te maken hebben met schuldbewustzijn bij een mens, dan is dat heel vaak niet een werkelijk schuldgevoel volgens mij, maar eerder een verwerping. Die verwerping is een deel van jezelf. Omdat je jezelf niet verwerpen wilt, verwerp je iets wat je gedaan hebt. Schuldgevoel is over het algemeen een ontwijking, waarbij je de onvolledigheid van je eigen wezen probeert te wijten aan dingen die je gedaan hebt, ofschoon die in zichzelf misschien op dat moment volledig aanvaardbaar en juist waren volgens de toestand van je wezen.
Wanneer ik nu nog een stap verder ga, dan zeg ik: alle denkbeelden die ik heb, alle dromen hebben betekenis. Want ze drukken uit hoe ik over mijzelf denk, wat ik wil in de wereld, dat zegt wat ik zou willen zijn. Het zegt niet wat u bent. Dat wat ik in die wereld afkeur, is over het algemeen datgene, waarmede ik in mijzelf nog niet kan afrekenen. Wil ik een juist beeld krijgen van mijzelf in dat zelfonderzoek, dan is het heel erg dwaas om uit te gaan van het standpunt van schuld en boete (Dostojewski komt altijd 0m de hoek kijken) en daarnaast een verdienste.
Wij moeten onszelf nooit proberen te onderzoeken op de waarde die wij naar buiten toe misschien zouden hebben, want dat weten we toch niet. We m0eten onszelf onderzoeken op de eenheid in ons eigen wezen. Eenheid in je eigen wezen betekent, dat alles wat je doet, elke spanning die er in je bestaat – en dat zijn er altijd wel een paar – elke verwerping die in jezelf bestaat – en dat zijn er ook nogal wat – samengevoegd moeten worden tot één geheel.
Ik zal een voorbeeld geven. Iemand heeft een ongelukkige liefde. Dat is een ellende voor die man denkt u. Maar dat is het niet, want daardoor schrijft hij mooie muziek. Wanneer hij die ongelukkige liefde niet had, zou hij waarschijnlijk niets gedaan hebben. Toch ligt zijn persoonlijke uiting, zijn betekenis in de wereld, in zijn muziek. Dus dingen die schijnbaar strijdig en ellendig zijn, kunnen heel erg positief zijn. Neem Schubert, die specialist was in ongelukkige liefdes, hij heeft daardoor heel wat moois gemaakt. Wat dat betreft kunnen wij ook zeggen, dat er andere kunstenaars zijn die hun grootste inspiratie kregen uit hun huiselijke moeilijkheden.
Wat ik wil zeggen is het volgende: wanneer wij spanning in onszelf hebben, dan hebben die resultaten. Diep in onszelf weten wij dat die resultaten veel belangrijker zijn dan de illusies en desillusies waaruit die spanningen zijn ontstaan. Wanneer wij diep in onszelf doordringen, dan zien wij dat er dingen zijn, die we eenvoudig moeten zijn en moeten doen. En dat veel van hetgeen wij daar omheen weven eigenlijk maar namaak is. In vele gevallen is het zelfs een soort verontschuldiging, die je voor jezelf schept. En daarmee kun je heel ver gaan.
Er zijn mensen die dingen doen, alleen maar om iets waar te maken. Dingen waarvan ze voelen, dat het bv. niet waar kan zijn. Wanneer je gaat beseffen dat die spanningen eigenlijk niet bepalend zijn, maar dat er achter alles wat je in jezelf draagt een waarheid zit van wat je voelt te moeten zijn – geestelijk en uitgedrukt in stoffelijke waarde – kom je misschien een stap verder. Dan kom je over die eerste zuiver psychische en mentale spanningen heen, in een wereld van werkelijkheid, die je wezen 0mschrijft.
Waar het om gaat is dit: diep in mijzelf heb ik een bestemming. Die bestemming wordt bepaald door hetgeen ik in het begin ben geweest. Mijn werkelijke bestemming in het leven is vastgelegd in wat je “de ziel” kunt noemen, de kern van het wezen. De geest kan alleen maar voorstellingen bouwen, die beantwoorden aan de mogelijkheden van die kern. Anders kunnen ze niet leven.
Wanneer die geest zich gaat uiten, dan zal ze elke uiting weer kiezen in overeenstemming met deze primaire gerichtheid. Dat betekent, dat wanneer je op aarde komt, je een bepaalde betekenis voor de mensen zult hebben, die je zelf misschien helemaal niet prettig of aangenaam vindt, maar die op deze manier noodzakelijk was voor het diepst van je wezen of misschien wel vanuit een goddelijk plan. Het is geen voorbestemming in absolute zin. Een mens die zichzelf onderzoekt, ontdekt dat hij bepaalde dingen niet anders kan dan hij doet en dat daarnaast zoveel mogelijkheden zijn om dat toch weer te variëren. Ik geloof, dat je de voorbestemming van een mens ongeveer kunt noemen: de voorbestemming van de organist. Hij kan alles spelen op zijn orgel, maar hij is aan de mogelijkheden daarvan gebonden.
Op dezelfde wijze zijn wij gebonden aan de kernwaarde, de zielswaarde en datgene dat daardoor in de geest als een soort band ontstaat. Ik dacht dat de mens, die zichzelf gaat onderzoeken, deze conditionering in zichzelf zal moeten erkennen en duidelijk zal gaan beseffen: ik heb een bepaald iets tot stand te brengen, maar als ik het gedaan heb, dan is voor mij de lol er ook af. Dan zal ik iets anders in dezelfde geest tot stand gaan brengen, maar ik zal mij daarbij niet meer kunnen richten op de oude manier tot de wereld. Want ik moet waarmaken wat in mij is, ik moet een bepaalde waarde bereiken. Misschien dat dat gelijktijdig ook het verlossende woord is bij de zelfkennis. Misschien heeft de gastspreker daarvoor betere beelden. Maar als je al die onrust in jezelf bekijkt – de meeste mensen hebben dat – en je gaat dan over tot een werkelijk zelfonderzoek, dan kom je tot de ontdekking dat een groot gedeelte voortk0mt uit de behoefte om de wereld anders te zien dan hij is. Als hij nu maar, als zij nu nu maar…., als men nu maar, als de staat, de natuur …. enz. Dat is het beeld van onze bestemming, want onze onvrede maakt duidelijk wat wij zelf moeten zijn. Maar wij projecteren het naar buiten, we verwachten het van de buitenwereld.
In zelfonderzoek is de erkenning: dat veel van wat in ons zelf bestaat naar buiten projecteren – voor mij althans – een reden is te zeggen: neen. Dit moet ik zelf en voor mijzelf en vanuit mijzelf waarmaken. De uiterlijkheden zijn niet belangrijk. Belangrijk is wat ik daarmee ben. Dan komen we vanzelf op de vraag hoe het dan zit met al die verschillende geestelijke voertuigen. Want in een diepgaand zelfonderzoek word je geconfronteerd met allerlei voorstellingen van jezelf. Er zijn a.h.w. droombeelden in je die je eigen ik weergeven, maar in verschillende stadia, in verschillende niveaus. Dan zegt de mens: dat is net een zaadje, de hele plant zit er al in, maar die moet er nog uitkomen. Je moet het misschien omdraaien en zeggen: wij zijn de vrucht van de boom die wij erkennen in de verschillende tekens in ons eigen wezen. Alle verschillende geestelijke vormen die samenvloeien, maken tenslotte de mens tot wat hij is. Levend, waar hij is met de beperkingen die hij heeft en de vele mogelijkheden die hij bezit.
Dan ga je nog een stap verder en zeg je: Ik geloof nooit dat die mooie, lichtende delen van mijzelf negatief kunnen zijn. Dat ze iets kunnen bestrijden. Ik geloof eerder dat ze positief zijn en dat ze iets willen opbouwen. Alles wat ik dus doe volgens de geaardheid van mijn wezen is bouwend. Niet destructief. Op het ogenblik dat ik deze kern, deze diepste kern in mijn wezen verwaarloos, kom ik pas tot deze destructieve, die negatieve belevingen en benadering.
Dan ga je je ook nog afvragen – en dat is volgens mij een logische consequentie – indien in mijzelf een hoger ik bestaat dat mogelijkheden, zoveel kracht, zoveel intensiteit bezit, hoe komt het dan dat ik daaraan hier niet beantwoord? En dan moeten wij terug naar die spanningen.
Wanneer de spanning niet zou bestaan tussen de beperkt stoffelijke uiting en de hoge, positieve, geestelijke waarde, dan zou er geen mogelijkheid zijn tot wederkerige beïnvloeding. Dan zou er geen beleven zijn en dan zou er bovenal geen mogelijkheid tot streven, tot opbouw zijn. Dan kom je ergens op een punt van : “Ik ben die ik ben” en daarmee basta. Hier zeg je: “Ik ben die ik kan zijn.”. Ik ben degene, die ik kan zijn, maar die nog niet gerealiseerd is. Het is uit die spanning tussen je hoogste, geestelijke wezen en je stoffelijke vorm – en wat dat betreft die astrale vorm, levenslichaam, lagere geestelijke voertuigen – waardoor ik actief ben. Dat is actie. Dat is mijn bijdrage in het geheel en door die bijdrage leer ik mijzelf beseffen.
Dat is mijn opinie. De gastspreker kan van mening verschillen. Hij zei in ieder geval dit: “Wanneer u zo bezig bent met de mensen en u kijkt naar hun uitstraling, dan zult u zien dat sommigen van hen absoluut negatief gaan reageren op dit onderwerp en dat in anderen een positieve gloed ontstaat, terwijl een enkeling met een witte schicht beseft: hé, nu ken ik ineens iets van mijzelf. Want de spanning die ik uitdruk en die u op uw manier uitdrukt wanneer u zich in de stof uit, is eveneens een doelgerichte. Maar het is niet het doel, dat u ermee beoogt, het is de spanning, die u dwingt uzelf te beseffen en gelijktijdig daardoor een uiting tot stand brengt, die voor uzelf onvermijdelijk is. De betekenis die u daarvan rond u ziet, heeft niets te maken u zelf, maar ze is het noodzakelijke gevolg van het bestaan van uw werkelijk ik in de totaliteit van het leven.”
Nu heeft hij wat die uitstraling betreft, vaak gelijk. Want wanneer je met zo een onderwerp bezig bent en je kijkt rond, dan zit er één: “komt er nu nog wat nieuws?” of: “hé, dat heb ik ook wel eens gedacht”, dat is dan een wit tipje, of: “dat is een openbaring, die zullen wij later wel begrijpen”. Daar kom je ook niet veel verder mee en er zijn er ook die afwijzend reageren: “dit gooit alle maatstaven omver, dat kan niet”. Dat is met elk onderwerp. Alleen wanneer het gaat met een uitstraling, met een sfeer die je van jezelf uit opbouwt, dan wordt het anders.
Dat is één van de betekenissen van onze gastsprekers, die werken met een uitstraling. Daardoor zijn ze misschien veel eenvoudiger en simpeler dan wij als inleider zouden kunnen zijn. Die uitstraling wekt iets diep in de persoonlijkheid en nu gaat de persoonlijkheid niet meer reageren op wat er gezegd wordt, dus op een begripsuitwisseling, neen, die gaat op een emotioneel en geloofsniveau gebaseerde reactie geven. Dat is dan een harmonie; daardoor ontstaat licht in het ik. Dat ik wordt als een soort emotionele gloed ervaren en dan zegt men: dat is een goede spreker.
U moet zelf maar eens rondzien, wanneer er een onderwerp is wat u niet raakt, dan ziet u naarmate het onderwerp verdergaat, dat de mensen zich gaan bewegen, aan hun neus gaan kriebelen enz. Hoe komt dit nu? Wel, wanneer mij dat nu overk0mt, dan vloeit het voort uit het feit, dat hetgeen ik op dit moment te zeggen heb, misschien maar voor de helft of minder van de mensen positief is. Die kunnen meedenken. De anderen niet. En dan ben ik kritisch genoeg om te zeggen: had je het niet anders kunnen doen? Wanneer ik mijzelf niet zou zijn geweest: ja. Dan had ik het beter kunnen doen. Maar omdat ik mijzelf ben, ben ik gebonden aan een innerlijke limiet. Dat kan eenvoudig niet anders. Ik kan een bepaald probleem benaderen, maar zodra ik mij zelf daarbij te pas ga brengen, ben ik gebonden aan een bepaalde uiting en die uiting impliceert een uitstraling, een vorm van argumentatie. Een manier van de mensen benaderen. Een poging om de mensen te biologeren.
Al die dingen horen erbij. Al zou ik willen, en al weet ik dat het anders kan, dan kan ik het niet zonder gelijktijdig onoprecht te worden. Dan geloof ik er zelf niet meer in en dan kan ik ook niet meer een uitstraling geven, die degenen die harmonisch zijn a.h.w. voedt. Maar wanneer dat voor mij zo is, moet het voor een ieder zo zijn.
Er zijn momenten dat je dingen zegt en dat je je niet afvraagt: hoe moet ik dit nu gaan zeggen? Maar dat je gewoon voelt: zo moet ik het zeggen. Wanneer je diep in jezelf kijkt: waarom heb ik dat nu gezegd? Dat is stom om dat zo te zeggen. Maar je hebt het gezegd. Je kon op dat moment niet anders. Dat was een deel van je innerlijke waarheid. Als je jezelf 0nderzoekt, dan zul je zien dat er ogenblikken zijn waar je eigen bestemming door alle voertuigen heen breekt en dan in een daad, een manipulatie, in een krankzinnig plan of schema zelfs tot uiting komt en dan besef je, dat het ergens niet helemaal deugt en je weet toch dat het niet anders kan. Dat is wat voor mij bij zelfonderzoek het meest belangrijke is.
Wanneer ik mijzelf tracht te onderzoeken, dan komt dit voren. Mijn bestemdheid, mijn gelimiteerdheid op een bepaald terrein – en dat is nu het wonderlijke — het feit dat die gelimiteerdheid met alles wat er aan vastzit eigenlijk het enige is, waardoor in mijzelf de krachten, de spanningen, de velden ontstaan die mijn hogere ik waarmaken in mijzelf en door mijzelf in de wereld. Dat is voor mij het belangrijkste.
Nu hoor je zo’n filosoof zo eenvoudig praten en zeg je: “Het is mooi. Maar er zijn dingen die ik gewoon niet vatten kan.” Op een gegeven moment zei onze gastspreker: “Datgene wat wij zien als onze belemmering, is vaak de reden voor onze grootheid. Wanneer wij alles hebben, zijn wij niets, maar wanneer wij in een voortdurende spanning zijn, waardoor wij willen waarmaken of willen manifesteren of willen bereiken, dan ontstaat in ons de mogelijkheid om de hoogste kracht naar de laagste toe te laten vloeien.” Mij zegt dat iets; het denkbeeld dat lijden, smart en nood eigenlijk zelf opgelegde waarden zijn – want daar kwam de hele redenering op neer – die het ons mogelijk moeten maken ons diepste innerlijk een uiting te geven, dan zeg ik: “Nou, als dat nou met ellende moet, kan dat nu niet op een andere manier?” Dat spreekt mij persoonlijk niet aan. Anderen zullen misschien zeggen: “Nu ga ik iets begrijpen. Nu begrijp ik, waarom ik op bepaalde ogenblikken steeds moet mislukken, anders zou ik op andere punten niet kunnen slagen.” Ik ben gelimiteerd, u eveneens op uw manier.
Ik sluit deze lezing af met één heel eenvoudige waarheid, die niet komt van de gastspreker en ook niet van mijzelf, maar van één van onze broeders, die voor dit uitvoerende deel van de Orde wel één van de belangrijkste is. Hij zei nl. dit:
“Wanneer je beseft, dat je diep in jezelf een deel van de volmaaktheid draagt, dan zul je niet meer zo bezorgd zijn over de onvolmaaktheden die uit je en rond je ontstaan, omdat je weet dat ze alleen de bouwstenen zijn waaruit de volmaaktheid kan voortvloeien.” Dat was een opmerking, die mij iets heeft gedaan, al weet ik niet eens precies waarom.
Begrijp goed, dat ook een gastspreker niets kan zeggen wat niet behoort tot zijn persoonlijk deel van de waarheid. U moet dus niet zoeken naar een aanvaarding van zijn waarheid zonder meer, maar u moet proberen te zoeken naar een harmonie tussen zijn waarheid en de uwe.
Gastspreker.
Wat je werkelijk wilt wezen, kun je zijn.
Een onderwerp heb ik eigenlijk niet voor u. Ik hoop dat u dat niet verbaast. Ik ben één van degenen die zich een heel leven, en eigenlijk nog wel wat langer, heeft beziggehouden met zelfonderzoek. Voor veel mensen is dat een soort patience. Je bladert in jezelf en je hoopt dat het uitkomt.
Toen men mij heeft gevraagd of ik er bezwaar tegen had om door een medium door te komen, heb ik gezegd: “Meer dan voor gek staan tegenover mijzelf kan ik tegenover een ander niet doen.” Maar aan de andere kant voelde ik toch ook niet direct en diep de behoefte om u nu met een afgerond deel te confronteren. Want ieder mens die wel eens naar zichzelf gekeken heeft, weet dat wij als wezens nu niet bepaald een afgerond geheel zijn. Integendeel, menig draadje zit los en er zijn nog heel wat scherpe kantjes die weggewerkt moeten worden. Wat moet ik dan over dat ego van een mens zeggen? Want dat heeft nu eenmaal mijn belangstelling.
Laten we beginnen met dit: Elk mens is gedoemd zichzelf te zijn, ook al lijkt hem dit oneerlijk. Elke persoonlijkheid is gebonden aan zijn mogelijkheden of hij dat aanvaardt of niet. Elk ik beschikt over ongelimiteerde krachten, wanneer het maar beseft hoe het zijn krachten moet gebruiken. De conclusies liggen voor de hand. Wanneer u mij vergeeft, wanneer ik wat persoonlijk praat – dat is mijn aard – ik ben zo lang in de eerste persoon enkelvoud bezig geweest, dat het mij moeilijk valt om een meer beleefde benadering te gebruiken – dan zou ik u dit willen vragen: “Hebt u wel eens gedroomd dat u wonderen kon doen?” U hoeft geen antwoord te geven. Hier en daar komt wel een ja—signaaltje. Maar het meeste is met sterk voorbehoud omgeven. Als u ook maar droomt dat het zou kunnen, dan zegt u tegen uzelf dat het kan. En als het kan en je doet het niet, dan schiet u tekort. Zo eenvoudig is het. Niet tekort tegenover een ander, tegenover de kosmos, maar tegenover uzelf.
Datgene wat ik weet te zijn, dat moet ik uiten, want alleen door mijzelf te uiten, kan ik mijzelf beleven en aanvaarden. Op het ogenblik dat ik een verschil maak tussen wat ik ben en wat ik uit, maak ik het mijzelf onmogelijk mijzelf te aanvaarden en dat kan in sommige gevallen gunstige spanningen voor bewustwording betekenen, maar het is altijd een minder aangename situatie.
Nu ik toch bezig ben met gewetensonderzoek en nog wel bij anderen: “Hebt u wel eens het gevoel, dat u iets toch nog een beetje anders zou moeten doen?” Ja! Juist, dat hebben we ook alweer gemeen, daar heb ik ook onder geleden. Maar wat? Ik zal niet ingaan op enkele beelden die hier rijzen, maar als u dat nu weet, waar ligt dan de onmogelijkheid? Zodra de onmogelijkheid bij anderen ligt, gaat het u niet aan. Dan bent u uzelf voor zover het mogelijk is. Maar vraag u ook eens af of u de zaak misschien verkeerd hebt aangepakt.
Wanneer je jezelf onderzoekt, dan kom je tot allerlei vreemde conclusies. Ik heb mij zelf eens afgevraagd – ik herinner het mij nog als de dag van gisteren – waarom spreekt God niet tot jou? Verwaande vraag; maar ik vroeg het. En ja, ik luisterde, maar er kwam nergens antwoord op. Ook niet van mijzelf. Toen heb ik geprobeerd er achter te komen waarom ik mijzelf hierop geen antwoord wilde geven. Het antwoord was eenvoudig genoeg. God sprak wel, maar ik vertikte het om te luisteren. Zou dat soms bij u ook kunnen gebeuren? Je weet het maar niet, maar we zouden het eens aan kunnen nemen. Want al die benaderingen van binnenuit zijn mooi, maar ze zijn alleen mooi wanneer ze mij in staat stellen om als geheel in de wereld waarin ik leef, in de sfeer waarin ik besta, in die totale kracht waarvan ik deel uitmaak, mijzelf te zijn.
‘Wij denken maar al te vaak: het is genoeg om mijzelf te kennen. Ik herinner mij – mijn verleden ligt al wat verder terug – dat ik iemand gekend heb die de tafels van vermenigvuldiging uitstekend kende, maar hij paste ze nooit toe wanneer hij een rekening opmaakte. Die man dacht gewoon: het is voldoende dat ik het weet en een ander behoeft daar niet achter te komen. Hij was dus ergens niet integer.
En nu gaat het bij ons niet om tafels van vermenigvuldiging. Als ik mijzelf bekijk, dan was het veelal een traagheid, een angst om teveel te moeten doen, de grote verantwoordelijkheid te aanvaarden en daarom was ik ook niet t.a.v. mijn innerlijk weten integer. Dat mag u gerust weten, waarom niet? Waar ik mijzelf ken, moet ik niet bang zijn een ander toe te staan om mij ook te kennen. U hebt gelijk, u weet toch niet wie ik ben, laten we dat dan maar als een klein voordeel aan mijn kant beschouwen.
Ik had een zeer schone naam in mijn laatste bestaan. In het Nederlands vertaald zou dat Klaassens geweest zijn, maar mijn voornaam was geen Jan. Ofschoon gedrag dat wel aannemelijk gemaakt zou hebben.
Laten we proberen om het simpel te zeggen. Wat wil je? Niet, wat wil je dat anderen zijn of wat anderen doen, maar: wat wil ik zelf zijn? Weet wat je werkelijk wilt zijn. Dan kun je dat waarmaken. Je bent niet hulpeloos, niet in deze wereld en niet in andere werelden. Er is niet ergens iemand die je de voet in de nek zet en naar beneden drukt en zegt: “En nu in de duisternis!” Er is niet iemand, die je beetpakt en optilt en zegt: “Hier is jouw plaats in het hoogste licht aan de kapstok vlakbij Onze Heer.” Er is alleen maar het ik. Het ik zelf, dat aanvaardt; het zichzelf-zijn dat de uitdrukking is, de werkelijkheid die alles bepaalt. Je relatie met je diepste innerlijke erkenning, zo goed als je relatie met je wereld.
Wat wil je zijn? Zelf. Wat wil je werkelijk betekenen? Niet voor iemand of iets of voor de wereld of wat anders. Wat wil je betekenen? Welke klank wil je zijn in de kosmische muziek die de Schepping uitdrukt? Vraag je dat af, want dat is het wat je kunt zijn. Het is niet alleen gemakkelijk gezegd en moeilijk gedaan, want ik heb het gedaan. En als iemand als ik het kan doen, dan kunt u het ook.
Men komt soms bij mij en zegt: “Maar gij hoge geest!” Dan ben ik als ziek en heb ik buikpijn, al heb ik geen buik meer. Want ik ben om de dooie dood geen hoge of lage geest. Ik ben deel van een geheel en ik leer mijzelf te zijn in dat geheel en dat is alles. Misschien dat ik een paar illusies minder koester dan anderen; dat ik begrijp dat het bij mij ligt. Maar dat maakt mij niet hoger of lagere. Hoogstens wat meer mijzelf.
Wanneer je diep zoekt in jezelf, dan lijkt het vaak een rebus; raadselschrift, waarbij de uitkomst maar moeilijk verondersteld wordt. Maar dat komt, omdat je de dingen niet durft noemen. Je durft niet te zeggen: “Dit wil ik, dat wil ik, daarvoor ben ik bang. Dat kan ik niet aanvaarden en dat wil ik bereiken.” Ik, egocentrisch, ja. Maar de wereld is egocentrisch. De kosmos is egocentrisch. Niet in de zin van alles tot zich halend, maar omdat je hele betekenis en je hele zijn in de kosmos bepaald wordt door dat ik. En door niets anders.
Er is een kosmische kracht. Gelooft u daaraan? Ja! Als die kracht kosmisch is, dan is ze hier. Als ze hier is, is ze ook in u. Waarom doet u er dan niets mee? Een mooie vraag aan uzelf. Waarom doe ik er niets mee? En wat blijkt dan? Ik doe er niets mee omdat ik te verliefd ben op de onwerkelijkheden, om de werkelijkheid van mijn bestaan te aanvaarden. Ik spreek uit ervaring, ik mag het dus zeggen. Ik denk, dat ik het op mijn manier kan doen, al voel ik dat ik het anders moet doen .
We zijn wat dat betreft allemaal precies hetzelfde. Kijk maar eens goed in uzelf, kosmische kracht is er, maar die kosmische kracht moet zich niet uiten zoals ze is in ons, maar zoals wij het leuk vinden. Helderziendheid. . . ik zou natuurlijk graag willen zien wat er in de kosmos is. Maar het moet mooi zijn, belangrijk. En als dat niet kan, dan tenminste het lot van de loterij waar de hoofdprijs op valt. Wat heb ik aan een paar gewone visioenen, waar of niet?
Waarom wil je die honderdduizend? Waarom wil je die belangrijkheid? Omdat je denkt dat je daar meer mee wordt in belangrijkheid. Omdat je denkt, dat anderen meer in je zullen zien. Waar is het eigenlijk voor nodig? Als er een kip komt, die haar veren geverfd heeft en zegt: “lk wil een pauw zijn”, dan lach je je dood. Maar als een mens pretenties gaat maken over wat hij zou willen zijn voor anderen, dan lachen we ons niet dood. Dan nemen we het allemaal ernstig en serieus. Ik heb het bij mijzelf gedaan en u doet het bij uzelf, daarvan ben ik overtuigd.
We weten het allemaal heel goed. Wij kunnen méér zijn. Niet wat wij willen zijn, maar wat wij kunnen zijn. Iedereen is verbonden met een geheel. Noem dat nu maar precies zoals u wilt. Noem het God, het eeuwige licht, enz. Het maakt geen verschil! Namen maken geen verschil, al denkt de mens van wel. Maar wat voel je in jezelf? Als je die verbinding aanvaardt, eindelijk aanvaardt en jezelf probeert te zijn zoals je dat voelt in die verbinding met al wat in jezelf bestaat, dan pas heeft het leven een beetje zin, krijgt het een beetje gestalte.
Denk nu niet, dat uw leven al zin heeft en dat u al zoveel te doen heeft. De helft van wat u doet heeft geen zin. De helft van hetgeen u dan nog doet en zinrijk lijkt, heeft geen werkelijke betekenis; van het kwart dat er overblijft kun je driekwart aan een ander overlaten. Zo is het nu eenmaal. En daarom moet je gewoon proberen dit in jezelf te aanvaarden.
Wanneer je diep in jezelf kijkt en je vindt de waarheid die in je is, dan kun je daar wat mee doen. Dan kun je zeggen: de rest interesseert mij niet. Dan kun je het laten zingen zoals je het wilt.
Ik heb nog niet eens zo erg lang geleden in uw tijd zo’n contact gevonden. Dat contact was voor mij iets wonderlijks. Ik wil niet zeggen: het was mooi. Het was meer. Het was of ik verzwolgen werd door wat ik in mijzelf erkende en aanvaardde, misschien kunt u het zich voorstellen. Een duisternis, helemaal niets, alleen duisternis. Maar die duisternis leeft. Ik voel haar vibreren. Ik voel hoe in die duisternis alles naar elkaar toetrekt. En ik zie dat ineens openbarsten in een licht alsof er een fotograaf met een flits bezig is. En in dat licht zie ik plotseling werveling. Die werveling wordt langzaam een kloppen, een ritme. Het gaat zingen in tonen en ik zie er steeds meer bij komen. Ik zie hoe er kleine vonkjes bijkomen. Ik weet: dat zijn zielen en ze zingen allemaal een eigen toon en het klinkt als een lied en het gaat door elkaar heen. Het slurpt je op. Je kunt niets anders meer doen dan die ene toon zijn in die oneindige melodie. Je wordt overrompeld door de intensiteit ervan.
Het is geen schoonheid, het is anders. Het absorbeert je. Het laat niets over. Dan is het langzaam maar zeker zo, dat je weet: het is niet genoeg om alleen dat te zijn. Je moet niet alleen beseffen welke toon je zingt in dat geheel, je moet leren die toon bewust te zijn, bewust uit te stralen, bewust als een kracht te nemen en in die hele wereld duidelijk te maken: dit is mijn aandeel in jullie harm0nie. Hoe gaat dat dan? Dan kom je weer en dan zeg je tegen jezelf: “Heb ik het nu verkeerd gedaan of heb ik het goed gedaan?” En dan zeg je: “Wat doet het er eigenlijk toe? Het is niet belangrijk meer.” Wat ben ik nu, wat weet ik te zijn, diep in mijzelf? Dat is eigenlijk maar een heel klein toontje, dat merk je wel. Het is geen orkest dat ik voor jullie kan produceren. Het is maar een klein toontje van die hele oneindigheid, want meer ben ik niet. Maar die toon moet klinken, die moet stralen, die moet kracht zijn, die moet licht zijn en die moet werken. En dan niet met suggestie. Wanneer je in de menselijke vorm komt, dan probeer je die weer te gebruiken.
Ik heb jullie vragen gesteld, maar ik heb ook wat anders gezegd. Ik heb gezegd: jullie zijn waarheid en ik ben een waarheid en samen zijn we een akkoord in een grotere waarheid. Dat is het enige wat ik eigenlijk zou willen proberen. Ik ben nog niet ver genoeg. Ik zou nog veel verder moeten gaan. Maar in mij zingt het. En iets van dat zingen zou ik jullie toch mee willen geven. Niet 0mdat het jullie lied is. Het is mijn lied ook niet. Niet omdat het jullie kracht is, want er is maar één kracht waar we allemaal wat van hebben. Maar gewoon opdat jullie zoeken zullen naar je eigen toon die er bij past.
Wij zijn samen één breukdeel van een kosmisch lied. Wij zijn samen een kleine trilling in de formatie van het scheppend woord. Wij zijn ergens één klein deel van een totaliteit, zó groot dat ze ons overweldigt en dat we haar niet kennen. Maar als we daarin onszelf zijn, niet alleen, samen, onszelf kennende, dan, versmeltende in harmonie met het geheel, dan eindelijk hebben we iets. Dan hebben we die ene waarheid, waarvoor wij niet bang behoeven te zijn, waar we niet naar behoeven te streven, maar die er is.
De waarheid die ik ben. Let we, ik zeg u niet: “Ik ben u de waarheid,” Dat kunnen alleen de hele hogen u misschien zeggen. Degenen die het bewust beheersen en niet, zoals ik, een ogenblik beleven. Maar ik zeg u: “Ik ben waarheid”. En dan mag het jullie nog zo onbeholpen klinken, dat is niet belangrijk. Ik ben één deel van een geheel. Ik ben waarheid, zoals jullie waarheid in jullie dragen.
Onderzoek jezelf maar. Niet om jezelf uit te pluizen. Dat doen anderen wel voor je. Dat vinden ze nog leuk ook, dan hebben ze wat te roddelen. Neen. Je moet het zo zien en dan ga ik langzamerhand dit lichaam weer met rust laten en ga ik terug naar een wereld zonder ontstoken slijmvliezen.
Ik wil jullie alleen dit zeggen: Zoek nu eens in jezelf. Niet naar wat je bent of wat je niet bent. Dat interesseert mij geen jota. Zoek gewoon naar die waarheid die je bent. Zoek naar die waarheid, ze is kracht, maar ze is ook zinvolheid, ze is omvattendheid, ze is geluk. Die waarheid maakt ons allemaal tot één geheel. Al het andere is franje. Vergeet dat maar. Hoelang je jezelf ook onderzoekt, je komt niet verder, tenzij je die ene waarheid kunt aanvaarden. Je kent haar, je bent er vaak bang voor. De waarheid, die je schijnbaar betekenisloos maakt, maar die – omdat je ik weinig betekent, behalve door zijn bestaan – een totale betekenis geeft aan al het zijnde, ook aan jou. Die meer is dan woorden kunnen zeggen. Dat is werkelijk alles.
Wanneer je de kracht wilt gebruiken die in je is, doe het dan, maar op je eigen manier. Of je het nu met flutter-de-flut, of gewampel en gedampel of met wat anders doet, maakt geen verschil uit. Gebruik de kracht die in je is. Maar gebruik ze niet als mijn kracht, maar als De Harmonie. Gebruik die waarheid en dat licht dat in je is. Niet als mijn openbaring, maar gewoon als dat wat werkelijk is in alles.
Leef die werkelijkheid, leef ze volledig. Omvat het geheel, ook al kun je er nog geen woorden voor vinden. Dan zul je zien, dat het zoeken in jezelf de sleutel is, niet alleen tot een beperkt ego, maar tot een grootse werkelijkheid, die zo fantastisch is, dat je er vrede mee hebt om niets bijzonders te zijn. Ik heb ook in de gaten, dat ik niets bijzonders meer te zeggen heb.
Vriendinnen en vrienden, zullen we toch proberen dat beetje, dat diep in ons ligt, te gebruiken om de totaliteit een beetje zingender te maken, ook voor ons? Wat mij betreft: ik doe mijn best. Meer kan ik niet doen. Doet u ook uw best, meer kunt u niet doen. Dan zingt de kosmos wel het lied, dat wij uit onszelf niet kunnen scheppen. Het gaat u allen goed.