28 maart 1969
De inhoud van de tabula smaragdis. Daarover kunnen wij lang spreken, maar veel verder kom je er meestal niet mee. Toch is er in meer esoterische zin misschien nog iets over te zeggen.
Ik zal het proberen. De formulering: “zo boven zo beneden, waarlijk, zo is het, enzovoorts” is eigenlijk een manier om te zeggen dat alles gelijk is. De mens denkt dat er een wereld boven hem bestaat en dat er een wereld beneden hem bestaat. De tabula smaragdis zegt ongeveer dat deze werelden eigenlijk geheel hetzelfde zijn, wat echter niet geheel waar is. Wij kunnen het ons misschien beter als een soort spiegelbeeld voorstellen: een lijn boven en een lijn beneden, die voor de werelden staan, verbonden door kruisende verbindingslijnen. Wat zo ontstaat, doet denken aan een zandloper. Stel, dat het beeld juist is. Dan zal het snijpunt van de verbindingslijnen aangeven, waar de beide werelden geheel identiek zijn. Vanuit dit punt bezien is er dan maar één werkelijkheid. Begeven wij ons lager of hoger, dan is er een wereld onder ons en een wereld boven ons, die, al is het maar in afstand, verschillen.
Wanneer wij proberen in onszelf de werkelijkheid te vinden zoals wij soms wel doen, zijn wij geneigd te denken: wij moeten naar boven. Het lijkt er wat op of wij veronderstellen dat God ergens 3-hoog achter woont, terwijl wij onder aan de trappen staan te kijken en mompelen: wat een klim. Tjonge tjonge, hoe haal ik dat, zonder hijgen. Maar is God werkelijk boven of ergens anders? Wij beredeneren wel dat God overal is, maar in onszelf weten wij het niet zeker. Vandaar dat wij spreken over de noodzaak te klimmen. Daaraan is dan mede het denkbeeld verbonden dat wij iets achter moeten laten. Menige esotericus, die zich met het ‘zo boven, zo beneden’ bezighoudt, zegt voor zichzelf: wat ik hier dus doe, bestaat ergens in de oneindigheid net zo, maar toch moet ik proberen naar die andere wereld te klauteren. Ik moet dan alles achterlaten, wat ik hier ben en zal het herwinnen in die andere wereld, maar dan volmaakt.
Dat is natuurlijk niet geheel juist. Ik kan wel zeggen: “zo ben ik beneden, dus zal het zo boven ook zijn”, maar zodra ik in mijzelf naar waarheid ga zoeken, tracht ik vele dingen terzijde te leggen, als het ware van mijn wezen en leven af te zonderen. Soms redeneert men zelfs: laat ons nu maar vergeten, dat wij maar mensen zijn. Al die dingen als eten, drinken, seks en politiek en economie zijn van geen belang. Mijn lichaam is van geen belang, belangrijk is slechts wat ik innerlijk ben. Maar als je alle waarden achterlaat, moet je ook de daarop gebaseerde waarderingen en daden eveneens vergeten. Wat blijft er dan over? Een reeks oncontroleerbare denkbeelden over een God, die wel hier of daar zal zijn, maar waarover je eigenlijk niets meer te weten kunt komen, daar je geen mogelijkheid hebt de innerlijk misschien aangevoelde waarde of mogelijkheden uit te drukken in termen, die voor jezelf betekenis hebben. Je kunt je bagage niet achterlaten wanneer je naar boven wilt gaan. Zelfs indien die andere wereld anders zou zijn en niet, zoals de spreuk schijnt aan te geven, gelijk aan hetgeen u nu kent, berust nog uw gehele vermogen tot leven en oordelen, uw vermogen tot kennen en denken op hetgeen u nu bent en nu hebt. Wij kunnen dus niet de hogere wereld bereiken door ‘anders’ te worden. Wij kunnen alleen stijgen door te beseffen dat hetgeen wij boven noemen, ook nu, zoals wij nu zijn, voor ons reeds deel van de werkelijkheid is.
Dat wordt altijd zo mooi, zo fantastisch gezegd: “De mens gaat in tot zichzelf, hij doordringt de jungle der lusten en betreedt de tuin der bekoringen. Vanuit de tuin der bekoringen gaat hij verder en betreedt de tempel van weten. Hier vindt hij de wijsheid en hij gaat het pad der wijsheid naar de blauwe bergen van eenzaamheid. Vanaf de blauwe bergen dringt hij door in de algehele verlatenheid en dringt door tot de ravijnen van de tijd. Daar rust hij, tot hij de tijdsstroom overschrijdende, zichzelf hervindt in de eeuwigheid.” Ik citeer dit. Dit is niet van mij. Zo dichterlijk ben ik nu ook niet. Maar als je je innerlijk benadert, is er dan inderdaad een soort jungle? Nu geef ik toe dat je, wanneer je het innerlijk leven van sommige mensen binnengaat, wel eens aan een dierentuin wordt herinnerd, zoals er soms de lucht van een roofdierenhuis schijnt te hangen, in plaats van de wierrookgeur van een tempel. Maar als je eerlijk bent, geef je toe dat die voorstellingen van een jungle, een tuin, die daar weer achter ligt enzovoorts, eigenlijk niets anders is dan het uittrekken van hetgeen reeds nu bestaat in de lengte.
Een groot deel van dergelijke esoterie berust in feite op het als een stukje elastiek uitrekken van hetgeen je reeds bent. Maar men vergeet daarbij steeds weer een ding: wanneer je een elastiekje uitrekt en het loslaat, springt het onmiddellijk weer terug in de oude vorm. Een vriend van mij zei eens: “Esoterie is voor vele mensen een pogen zo hoog te denken en te leven, dat zij de grond onder de voeten kwijtraken. Er komt dan ook steeds weer een ogenblik, dat zij tot een noodlanding over moeten gaan en dat wordt meestal een buiklanding.” Hij had ergens gelijk. Wij kunnen onszelf niet uitrekken en pretenderen dat wij op deze wijze steeds verder gaan. Wij kunnen alleen maar proberen te begrijpen dat wij in ons besef van ik en wereld de zaak veel te complex zien.
Bezie ons zandlopertje van zoeven nog eens en stel dat de lijnen boven en beneden een uitgebreide weergave vormen van de wereld. Die is dan zeer complex, daar vele details zichtbaar zijn en u kunnen afleiden van de hoofdlijnen. Naarmate ik alleen nog naar hoofdzaken kijk, kom ik steeds dichter bij het kruispunt van de verbindingslijnen. Het aantal details wordt steeds minder, de verhouding van de hoofdzaken komt steeds scherper naar voren. Bereik ik het kruispunt, dan is er nog maar één enkel feit. Dit is de kern waaruit al het andere kan worden voortgebracht. Dit is de eenvoudige, maar alomvattende verklaring van alle dingen, die op de lijnen boven en beneden voorkwamen. Heb ik de kern gevonden, dan heb ik God gevonden, in mijzelf het Ultima Thule bereikt, kort en goed: ik heb mijn esoterisch doel waargemaakt. Vandaar dat het ‘zo boven, zo beneden’ voor mij niet in de eerste plaats een aanleiding vormt om nu eens heerlijk te gaan filosoferen over de beïnvloeding van werelden onderling, de spiegeling van Goddelijke wereld in menselijke wereld en dergelijke, aangevuld misschien met de opmerking, dat door de spiegeling alles wat boven rechts was, beneden tot links is geworden en omgekeerd. Ik meen dat men de oplossing van het raadsel, dat in de spreuk toch is gelegen, eerder moet worden vertaald in termen van vereenvoudiging.
Hoe meer je iets specifiek probeert te omschrijven (en ook wij hebben daarvan last, want het is een kwaal, die alle bewustzijn enigszins eigen schijnt te zijn) hoe minder wij komen tot duidelijkheid. Doordat wij ons bezighouden met de details, komen wij er zelfs vaak niet toe de hoofdzaak te zien. Wij gaan vaak met de werkelijkheid om als kinderen met een klok. Wij worden zozeer gefascineerd door het hoe en waarom, door de radertjes die er allemaal in de klok liggen, dat wij op een gegeven ogenblik niet meer kunnen zien hoe laat het is en daarmede de klok van zijn werkelijke doel ontdaan hebben. Zo verliezen wij vaak inzicht in het verband van de dingen. Wij willen graag weten hoe zij in elkaar zitten en vergeten daarom maar al te vaak te zien, hoe en waarvoor zij er zijn. Ik meen dat dit, vooral wanneer het gaat om meer innerlijke zaken, een vaak voorkomend euvel is.
Wij willen allen precies uitrekenen hoe het in elkaar zit. Wij geloven dat er engelen zijn. Maar hoeveel? Wij berekenen dat er zoveel engelen van die rang en zoveel van een andere rang zijn, wij willen weten hoe zij in de hemel wel gegroepeerd zullen zijn, maar komen er niet toe ons af te vragen wat de functie van de engel voor ons, de betekenis van dit wezen in onze wereld is. Wij stellen ons een hemel of een bewustwording voor en willen precies weten hoe dat er uitziet en hoe dit verdeeld kan worden. Maar wat heb je daaraan? Is het niet voldoende te stellen: voor mij is er een hemel. Sterker nog: heeft het zin te spreken ever een hel en een hemel, wanneer de kern van het zijn voor ons leven is, het bewust bestaan? Laat ons dan eerst maar eens aandacht geven aan dit bestaan, dat voor ons de kern vormt van alle problemen. Laat ons eerst maar eens nagaan, wat ons nu werkelijk beweegt. Niet de zaken ontleden dus, maar eenvoudig nagaan, wat ben ik, wat doe ik?
Er zijn mensen, die zeggen: ik heb dit en dat gedaan, en onmiddellijk proberen de oorzaken daarvan te vinden. Zij komen dan aandragen met jeugdtrauma’s, door ‘t verkeer veroorzaakte neurosen, hun psychotische afwijkingen, veroorzaakt door de complexiteit van de maatschappij, hun gevoelens van onlust, veroorzaakt door hun onvrijheid enzovoorts. Laat je die mensen uitspreken en luister je goed, dan komt het neer op een: ik heb heel wat redenen om te zijn zoals ik ben. Maar verder komt men niet. Mij lijkt het niet zo belangrijk al die redenen te weten. Ik ben zoals ik ben. Dat is een feit. Laat mij dan eerst maar eens constateren hoe ik werkelijk ben en handel.
Innerlijk zien wij dergelijke reacties: men gelooft in God en begint onmiddellijk God en zijn werken te ontleden, te verklaren. Beter is: geloof in God en tracht met dit geloof iets te doen.
Dan zal er in ieder geval nog enig resultaat zijn, maar ontleed je God en Zijn werken dan houd je op den duur alleen maar een reeks van niet meer voor jou geheel samenhangende onderdelen over, waarmede je dan niets meer weet te beginnen. Stel echter: God, leven en al die andere belangrijke dingen vallen voor mij samen in één gevoel, in één denken. Dan kom ik tot iets wat de kern van mijn zijn is. Het ‘zo boven als beneden’ is dan voor mij eenvoudig geworden. Het zijn is één. Ik ben verbonden met het geheel. Waarom zou dan voor mij de wereld nog anders zijn dan de hemel of de hemel anders dan de wereld?
De mensen spreken zoveel over hemel en hel op aarde. Soms denk ik wel eens dat jullie volgens je eigen definitie heel dicht bij de hel staan. Weet u hoe ik mij een hel voorstel? Heel anders dan de meeste mensen. Ik stel mij de hel voor als een twintigbaan snelweg, waarbij de banen gescheiden worden door vluchtheuvels. Daarop staan dan verdoemde zielen eeuwig te wachten, tot zij over kunnen steken. De hel lijkt mij te kunnen worden omschreven met de woorden: eeuwige frustratie. Meer niet. En de hemel? Misschien is de hemel wel hetzelfde stel snelwegen, met vluchtheuvels compleet. Alleen de mensen zijn wat handiger en zijn net snel genoeg om tussen de aansnellende wagens door te snellen, zodat zij tevreden kunnen zeggen: nu ben ik weer aan de overkant. Hemel is: vervulling. Tussen frustratie en vervulling ligt voor mij het gehele leven. Ik meen dat het de gevoelens zijn, die bepalen, zodat de vormen niet hoeven te verschillen om geheel andere reacties uit te lokken.
Misschien zou u mij hier moeten onderbreken met de opmerking: vriend, u zou ons spreken over een hermetische wet. Zeker. Want de spreuk wordt toegeschreven aan Hermes Trismegistros. Maar dat is maar een naam, waarvan wij zeker niet weten, waarvan hij eigenlijk afstamt. Hermes heeft zoveel boeken geschreven, dat als alle boeken, die aan Hermes toegeschreven worden, door Hermes zelf geschreven zouden zijn, Hermes de oudste mens ter aarde geweest zou moeten zijn en zijn dagen alleen met schrijven zou moeten hebben doorgebracht, zelfs al schrijvende etend. Onder de naam van Hermes vinden wij een groot complex van denkbeelden, gaande misschien vanaf vroeg Egypte tot betrekkelijk ver in de Alexandrijnse filosofie en van daaruit omgevormd en overgezet in de termen van kabbala en alchemie tot in het middeleeuwse Frankrijk. Daar kreeg dit alles weer bekendheid en werd van een verborgen leer tot iets, waarover eenieder wel iets meent te moeten weten.
Nu zijn die wetten van Hermes in wezen pogingen tot vereenvoudiging. Daarbij wordt hij wel aangesproken als Hermes Toth en als zodanig vereenzelvigd met de god van dood en wijsheid.
Onder de hermetische geheimen rangschikt men dan ook de papyrus van Toth, die uit twee rollen of bladen zou bestaan. Men zei daarvan: Hij, die het eerste blad heeft gelezen, is meester over alle elementen, beheerst de geesten en kan ingaan in de onderwereld of de wereld der goden, zonder dat iets hem daarvan zal kunnen terughouden. Wie echter het tweede blad gelezen heeft, hij spreekt het woord dat hij kent, en werelden worden uitgeblust, nieuwe werelden worden geboren, want zie, hij kent de krachten, waaruit alles bestaat en beheerst hen. Die geheime naam van God als machtsteken kennen wij ook in het joodse geloof, waar de Naam van de Heer eveneens de macht geeft om wonderen te doen. Omtrent Salomo wordt ongeveer hetzelfde verteld. Alles ligt in de sfeer van magie. Wij weten natuurlijk niet of Salomo nu werkelijk de vorst van alle magiërs was. Maar ik weet wel, dat er reeds in Salomo’s tijd zeer veel aan magie werd gedaan. En alle magie was een poging om het leven te verklaren en te beheersen.
De grote wijsheid van de aan Hermes toegeschreven wetten vloeit dan mijns inziens ook in de eerste plaats voort uit het feit, dat zij het distillaat zijn van ontelbare proeven en stellingen van vele geslachten van magiërs en esoterici zelfs. De regel: “zo boven zo beneden, zo beneden zo boven”, is maar een van de Hermetische stellingen. Deze stelling wil zeggen: de werelden van goden en demonen zijn niet anders dan hier. Dit wat hier gebeurt, gebeurt boven net zo en omgekeerd. Bedenk hierbij dat in de oude magie men heel vaak dacht: wanneer wij op aarde nu maar iets doen, dan zal de hemel ons daarin volgen. Wanneer men in Babylon een stier op een bepaalde wijze offerde en het bloed en het zaad van het dier over akkers uitstrooide, dan was dat om de aarde vruchtbaar te maken. De stier was hierbij een beeld van de kracht der goden, der gehele wereld. Denk aan de hemelkoe, die wij in Egypte ontmoeten. Door die kracht op aarde zo uit te storten, bracht men de goden er toe hetzelfde te doen, want: ‘zo beneden zo boven’. Vele soortgelijke riten en offers berustten op dezelfde veronderstelling. De regel komt voort uit de magie: wat je hier op aarde doet, maak je ook in de bovenwereld waar. De gevolgen van wat je als mens op aarde doet, zijn dus als het ware kosmisch. Wij moeten begrijpen dat de regels van Hermes uit dergelijke gedachten zijn afgeleid.
De regel die wij bespreken, heeft niet alleen te maken met de spiegeling der werelden en oneindigheden tegenover de tijd. Zij grijpt terug op het denken van een mens, die in een voor hem zo complexe wereld leeft, dat hij zich geen bestaan, ontdaan van die complexiteit, kan voorstellen. Terwijl hij toch steeds weer het gevoel heeft op een andere macht of wereld een beroep te moeten doen, omdat hij zoveel van zich en van de eigen wereld niet werkelijk kent of kan verklaren. Zo ontstonden dus deze en dergelijke stellingen.
Zoals u weet, is de door mij besproken spreuk gevonden bij het graf van een Egyptische priester uit een van de latere dynastieën. Men heeft gezegd: dat is dan wel de geheime leer van Egypte, wat echter kennelijk niet waar is, want wij zouden immers anders deze stellingen veel meer aantreffen. Bovendien vinden wij soortgelijke uitspraken in bepaalde zogenaamde heilige hindoeboeken en zelfs bij bepaalde indianenstammen in het zuiden van Noord-Amerika soortgelijke denkbeelden. Zij spraken over een wereld van de zon, die gelijk was aan de wereld der mensen. Bij al deze volkeren vinden wij overdrachts-magie in vele soorten.
Wanneer wij met dergelijke regels esoterie willen gaan bedrijven, zo moeten wij eerst eens beseffen hoe zij zijn ontstaan. Kort gezegd: dergelijke regels zijn voortgekomen uit een vereenvoudiging van het magische denken en magisch geloof. Om te beginnen hadden zij dus niets met esoterie en de innerlijke mens te maken. Maar de mens, die door wetenschap, kennis enzovoorts, boven dat alles is uitgegroeid, gaat vanzelf de zaak verinnerlijken en stelt dan: “Zo boven zo beneden” en vice versa, wat betekent: Zoals ik hier ben, zal ik ergens anders zijn, wat ik hier doe, doe ik tevens elders. Ik besef dit nu nog wel niet, maar zoals ik hier ben, zal ik ook elders zijn. Misschien maakt de mens alles nog eenvoudiger en stelt dan: mijn wereld is dus de weerkaatsing van een prototype, een goddelijke wereld. En zo kom je tot vele waardevolle gedachten. Maar in de praktijk kom je met dergelijke denkbeelden niet veel verder, tenzij je het magische karakter daarvan beseft en daarmede rekening houdt.
Daarom stel ik wat je, ook als esotericus, in de eerste plaats moet doen, is alles vereenvoudigen. De meest eenvoudige benadering is meestal de beste. Gebruik ook de regel die men Ocams Razor noemt: waar vele verklaringen mogelijk zijn, aanvaard de eenvoudigste.
Dit geldt dan zowel voor innerlijke belevingen, leefregels, de problemen van je wereld, als al het andere, waaraan u nog zou kunnen denken. Misschien mogen wij zelfs zeggen dat Ocams Razor de technische weergave is van de regel: ‘zo beneden zo boven, zo boven zo beneden’.
De mens moet uit complexiteiten van denken die hij zichzelf oplegt terug naar de eenvoud, waarbij je alles weer als geheel kunt zien.
Er is geen behoefte aan een lijst van onderdelen van de klok, maar wel aan een harmonisch lopende klok, die ons vertellen kan hoe laat het is. En als u esoterisch wilt weten hoe laat het is, verklaar uzelf dan niet waarom u bent zoals u bent, maar besef eenvoudig hoe en wat u bent en leef daarmede zo goed mogelijk in het besef dat daarin voor u de grootste waarheid ligt, een waarheid die zelfs wel eens kosmisch zou kunnen zijn. Dan kunt u juiste oplossingen vinden en door uw eenvoud een inzicht, een overzicht en vermogen verwerven, waardoor u uw wereld kunt samenbundelen tot iets, waarmede u iets kunt doen.