Zonnen in zonnen

image_pdf

9 oktober 1981

Zoals u bekend zal zijn, weten wij niet alles en zijn wij al evenmin onfeilbaar. Denk dus zelf na. Ons onderwerp zal vanavond een meer geestelijk karakter moeten dragen. Ik stel daarom voor te spreken over: Zonnen in zonnen

Wanneer u zich afvraagt wat dit betekent, zo hoop ik u dat duidelijk te maken.

Wanneer je tot de grenzen gaat van dat wat je kunt bereiken en zien, als geest en soms ook als mens, verdool je in een gloed van licht die witter dan wit is. Het is een absolute verblinding, maar zelfs wanneer je vandaaruit terug keert of daarvoor terugkeert zie je reeds hoe dit licht alles in zich op schijnt te nemen.

Het is een ervaring die sommigen onder ons, waaronder ondergetekende, hebben kunnen doormaken. En de titel ‘zonnen in zonnen’ duidt in feite op deze belevenis, of dit opgaan in een geheel, terwijl je beseft dat er nog steeds een ander, mogelijk groter geheel op je wacht.

Want telkens wanneer je denkt hierin kan ik niet meer blijven bestaan, ontdek je dat je toch nog weer verder kunt gaan. En verder gaande, ontdek je in die nieuwe wereld een betoverende maar verblindende zon, die evenzeer licht voor je is als die zon waarin je je meende te storten.

Wanneer je geschapen wordt, zo is dit als geest – of mogelijk als ziel. Want in het begin is er niets buiten het levende vermogen dat langzaam rond zich een besef opbouwt van zijn omgeving en van zichzelf.

Maar wanneer je incarneert als mens breng je alle voorgaande ervaringen ergens in je mee. Ook je eigen bestaan en leven is er schil na schil na schil waar je doorheen kunt dringen en elke keer wordt je bestaan je iets duidelijker. Maar elke keer wanneer je dit doet en slaagt, heb je het gevoel dat je nu het grootste mysterie bereikt hebt.

Ben je echter aan je nieuwe wijze van zien en beleven gewend, dan ontdek je dat je verder moet gaan. En niemand weet waar het eindigt. En dat is mogelijk nog het meest verbluffend van al. Leven wij in een oneindigheid? Of leven wij in een door ons niet te overzien eindigheid?

Er zijn dingen die wij wel kunnen weten, zoals het feit dat wij soms gegeseld worden door golven van geestelijk licht. En soms ook komt voor de mens op aarde een golf van kosmische energieën aandrijven die, door een kleine verandering in de kosmische straling, een wat andere penetratie van de atmosfeer, enige verandering van de statische spanningen daarin de mens en diens beleven beïnvloedt.

Zeker, wij zeggen dit is een periode van rood licht, nu wordt Al beheerst door drift en hartstochten, maar ook is er een andere visie op de zin van het leven mogelijk, een ander beleven, een andere gedrevenheid.

Soms ook bereikt ons van een onbekende zon, in een onbekende wereld, een vreemde trilling tot ons, die je zelfs wat haar werken op aarde en in de atmosfeer niet geheel kunt vastleggen. Iets wat de mens vooral beroert in dat deel van zijn wezen dat helaas bij vele moderne mensen als verdoofd is.

Kun je deze invloed nog beseffen, dan ontdekt men dat er in het bewustzijn en gevoelsleven opeens allerhande vreemde factoren meespelen. Het is of je bezig bent een dagdroom op te bouwen die zichzelf reeds weer verteert, terwijl je nog tracht haar verder op te bouwen.

Het is of je steeds weer door vlammen heen kijkt naar een hemels, vreemd land dat je toch nooit geheel werkelijk kunt zien. Dan is er sprake van wat wij plegen aan te duiden met de term ‘blauw licht’ of ‘blauwe straal’.

Maar waar komt dit vandaan? Het is een straling vol mystiek, bevorderlijk 00k voor de wijsheid. Wij kunnen haar werkingen wel omschrijven, haar namen geven. Maar waar komt zij vandaan?

Proberen wij een dergelijke invloed terug te volgen naar haar bron, dan ontdekken wij gemeenlijk dat het blauwe licht en het mystiekere paarse licht voortkomen uit een sfeer. Maar betreed je die sfeer, dan zie je dat die straal daar niet eindigt. Het is alleen of het een licht is dat hier van kleur verandert, zilverig wordt tot het langzaam maar zeker haast een manestraal lijkt die toch komt uit en verdwijnt in een kokende zon. Maar al ga je haast verder dan je kunt, je kunt nooit zeker zeggen waar die invloed vandaan komt.

Altijd weer staan wij voor het raadsel in onszelf of in de kosmos. Wij zouden zo graag die raadselen oplossen en kunnen dit toch niet werkelijk. Want elke keer weer wanneer wij de grens van ons benaderen, blijkt er een soort kolkende, kokende poort voor ons te liggen waar wij nog niet doorheen durven.

Dan zeggen wij tot onszelf: dit is de bron van alle licht, dit is een lichtende levende zon die mij zou verzengen en verteren wanneer ik mij daar te dicht bij zou begeven. Toch vind je telkens weer ook het inzicht en de moed waardoor je verder gaat.

Je wordt niet werkelijk verteerd, maar staat opeens in een nieuwe wereld. En daarin wenkt je reeds weer een zonachtige poort die nog feller schijnt te stralen, nog meer kracht rond zich uit schijnt te storten: een poort waar je niet d0orheen durft voor je in die wereld geleefd hebt, haar hebt leren kennen en uiteindelijk weer je angst voor het verdergaan hebt overwonnen.

Het is wonderlijk in feite: onze gehele gang van bewustwording hangt van angsten aan elkaar wanneer je haar eerlijk bekijkt. Al zijn er mensen genoeg die dit niet toe durven geven en van hun dood en bewustwording een soort palmzondag proberen te maken, compleet met juichende menigten, palmtakken en halleluja’s.

Zeker, je denkt soms iets dergelijks te beleven. Maar dat is een droom, een kleine vertekening van uiterlijkheid die al snel vergaat bij de ontmoeting met het steeds weer gevreesde.

Ook de mens die de werelden van het paranormale betreedt, zal ontdekken dat hij steeds weer wordt geconfronteerd met raadselen en evenzeer steeds weer met een soort angst. Misschien ligt die er voornamelijk wel in dat je jezelf niet vertrouwt, omdat er in jezelf zoveel zaken schuil gaan waar je geen raad meer mee weet.

Maar ondanks dit komt er steeds weer een ogenblik waarop je het niet meer zo uit kunt houden en tot jezelf zegt: toch wil ik het proberen. Dan doorbreek je die muur van terreur die je in feite rond jezelf hebt opgetrokken. Dan kom je in een wijdere wereld.

Maar ook die nieuwe wereld heeft weer zijn wetten. Het is wonderlijk, gedreven door angst en nood ontvluchten wij een wereld waarvan de wetten ons dreigen te verstikken. Wij komen terecht in een wereld met geheel andere wetten en even menen wij vrij te zijn. Maar het is als een stropersstrik die zich langzaam toetrekt wanneer je verder wilt gaan.

Dan beginnen deze wetten je te benauwen, te verstikken. Ook hier word je weer geconfronteerd met je onvermogen al die wetten op de juiste wijze te interpreteren. Ook hier heb je een vorm van conditionering, al is het maar dat je met anderen hebt gewerkt, gedacht gesproken.

Is je nood dan weer groot geworden, dan ben je niet meer zo bang voor die zon, die je ondergang kan zijn maar gelijktijdig de enige poort is naar een ander bestaan.

Het geheel lijkt wel een telescoop die je sterker en sterker kunt maken. Steeds weer meen je: dit is nu toch wel de uiterste grens, de eindigheid van het schijnbaar oneindige. Hier is het niets de grens van een fluwelen ruimte waarin ik drijven kan met zo hier en daar een ster om even bij te rusten. Dan verstelt een onbekende de telescoop en onze grens van zo-even verdwijnt, onze werelden worden opeens stippen die razend rondwervelen alsof zij slechts elektronen zouden zijn die dansen rond een atoomkern. Dan ontstaat in jou een enorme druk die je haast niet meer kunt verwerken en je dringt tot verder gaan de zon in. En zo zon in, zon in, zon…. niemand weet waar het einde is.

Mogelijk vindt u het vreemd dat ik zo nadrukkelijk stel dat niemand weet waar het einde ligt. En toch is dit belangrijk. Want eerst wanneer wij onze onvolkomenheid en onwetendheid erkennen, zullen wij verder kunnen gaan.

Zolang wij ons voor blijven houden dat de wereld die wij nu kennen de enige is, zullen wij ook wanneer onze mogelijkheden veranderen daar naar blijven terughunkeren. En wanneer je door het leven dan al wordt uitgedreven uit je wereld zoals het moederlichaam tijdens de geboorte het kind uitdrijft, blijf je terughunkeren naar de geborgenheid van die oude wereld en zul je je geconfronteerd met een ‘ander’ leven af blijven vragen of je droomt en niet meer wakker kunt worden of werkelijk gek bent geworden.

Nu ja, het is en blijft steeds zo dat wij zodra wij iets menen te weten over een wereld ook veronderstellen dat wij nu onze weg wel kunnen vinden. Het is alsof iemand ooit eens een paar flarden heeft gezien met scènes en iets van de situatie in een grote stad als bv. Rome, Parijs of desnoods Amsterdam.

Mensen denken vaak over hetgeen komt: ik weet er nu iets van, nu ken ik daar de weg wel, want ik heb er al iets van gezien. Vergis je niet. Ook dan dreigt de verwarring, is en blijft er een noodzaak je te oriënteren en geen plaats of kaart heeft je duidelijk kunnen maken hoe degenen die hier leven reageren en zich gedragen. Ook al denk je mogelijk dat je hiermede je eindbestemming reeds hebt gevonden.

Nu ja, u weet het allen: eerst reist men naar Rome, want alle wegen voeren nu eenmaal naar Rome. Maar wanneer je daar bent, wat krijg je dan te horen? Eerst Napels zien en dan Mori – verkeerdelijk door velen vertaald als ‘sterven’.

Wanneer wij nu maar kunnen aanvaarden dat wij niet voldoende weten, dat de voorstellingen die wij ons hebben gemaakt nooit geheel juist kunnen zijn, zullen wij een nieuwe wereld gemakkelijker kunnen aanvaarden zoals deze werkelijk is.

Dan ook zullen wij niet meer zo verbaasd zijn dat wij, eenmaal de beproeving gekend hebbende van een dood, een veranderen van wereld en zijn, in de verte al weer een dergelijke beleving zien schijnen als een zon, die ons aanlokt en toch enige angst inboezemt, de angst doet kennen onder te gaan, verteerd te worden.

O, elke maal wanneer wij iets verder gaan, laten wij ook iets achter. Maar elke keer wanneer wij verder gaan worden wij ook iets vrijer. Ik weet niet goed hoe ik dit middels een duidelijk vergelijk moet uitdrukken.

Mogelijk kunt u zich voorstellen dat het een heel strenge winter is, polair koud. Stel u voor dat u met vele kleren aan, vele paren sokken over elkaar of kousen overeen en zware logge laarzen aan rond loopt te sloffen. Stel u voor dat het iets warmer wordt en stel u de verlichting voor dat je eindelijk eens iets meer uit kunt trekken al, heb je nog kleren genoeg aan natuurlijk

Wij hebben wanneer wij mensen zijn, maar ook wanneer wij geestelijk leven in een hogere wereld nog zovele voertuigen. Wij zijn aan die voertuigen gemeenlijk sterk gehecht tot de omstandigheden veranderen, juist omdat wij niet weten waar de essentie van ons wezen schuilt, waar wij niets meer kunnen verliezen zonder ook zelf geheel verloren te gaan.

Daarom weten wij ook niet waar het einde ligt. Wanneer iemand zegt: “Ik ben u de weg”, aanvaard dat tenminste voorlopig. Want een weg is iets wat je moet gaan. Maar indien iemand u zegt: “Ik breng u de enige waarheid, de enige wijsheid, ik breng u een hemel of een hel, onveranderlijk en eeuwig”, haal dan liever de schouders eens wat op.

De mensen weten niet bepaald veel, maar veel zeggen zij steeds weer omtrent de werelden na de dood. Of u nu vraagt hoe het is in de hemel, de hel, het vagevuur, het Zomerland of een andere sfeer, er is altijd wel iemand te vinden die bereidt lijkt u precies te vertellen hoe alles daar in elkaar zit.

Indien er al enige waarheid in schuilt, is alles wat zij u kunnen brengen toch nooit meer dan een momentopname van enkele details. Ook ik kan u vertellen over de dreven van Zomerland, lotusvijvers die een wonderlijke hemel vol gouden licht weerspiegelen, van een gloed die herinnert aan een zoele zomerdag. Ook ik kan u vertellen over bergen waarin beken neerruisen en kleine tempels en gebouwen staan alsof zij willen uitn0digen tot mediteren, rusten, wijzer worden.

Zeker, ook die dingen zij er voor sommigen wel. Maar zij vormen niet de essentie van deze wereld. Wanneer ik u zou spreken over wit-gewade mensen die liederen zingen en rond zuilen van licht zich verzamelen die uit hogere sferen tot hen spreken, zo is dit geen leugen. Maar het is maar een zo gering deel van alles wat mogelijk is in die wereld, wat er voor u kan bestaan.

Kunt u geheel Den haag beschrijven door alleen maar te vertellen over het Binnenhof? Kun je Nederland karakteriseren door te wijzen op Volendam of het standbeeld op de Dam? Er behoort immers zoveel meer bij!

Dit geldt voor elke sfeer waarvan men u iets vertelt. Elke wereld omvat meer dan men u zeggen kan, dan u nu begrijpen kunt zelfs. Daarom moet je niet al te zeker zijn dat je het nu wel weet. Er is maar één ding waarvan je zeker kunt zijn:

Wanneer je gaat door een poort, of het nu de schijnbaar duistere poort is van de dood, die vaak verblindend wordt op het laatste ogenblik, danwel een poort als een zon die tussen sfeer en sfeer, tussen besef en besef ligt, altijd weer is het land dat daarachter ligt nieuw, hoeveel je er ook van meent te weten.

Altijd weer is het eerste wat wij zullen moeten doen: ons oriënteren. Steeds weer zullen wij ons af moeten gaan vragen wat de regels en wetten zijn die hier gelden en daarna wat is nu de essentie van mijn bestaan?

En laat ons vooral ook niet al te trots worden op alles wat wij in de een of andere wereld vergaren. Op aarde zegt men soms zo mooi: “Een doodshemd heeft geen zakken.” Neen. Dat zouden de erfgenamen vast niet goed vinden.

Maar alles wat u op aarde hebt gehad aan eer, macht, aan inkomen, bezit en schoonheid, wat blijft u daar uiteindelijk van over? Van de schoonheid alleen wat er woont aan ervaren daarvan in je ziel en wezen. Dan is en blijft het een kloppend gevoel dat je uit op jouw manier. Want schoonheid die je beleeft, is gelijktijdig omvattender dan je uit kunt drukken en intenser, maar ook vager dan al het andere wat je kent in het leven.

Zeker, wanneer je macht over jezelf hebt verkregen, meester bent over jezelf, zeker, dan blijft iets van die beheersing je bij. Maar wanneer je de gehele aarde geregeerd hebt en niet jezelf, dan ben je alleen nog maar een slaaf wanneer je door de poort gaat.

Dit te beseffen valt vaak moeilijk. Er zijn dan ook heel wat mensen die zeggen: “Ik heb toch de genade wel verdiend.” Waarbij het lijkt of de Heer hen voor bewezen diensten reeds te voren enig hemels wisselgeld heeft uitgereikt. Maar dergelijke dingen kun je niet ‘verdienen’. Je kunt ten hoogste aan je uiting iets veranderen, in jezelf mogelijk een dieper begrip van God en werkelijkheid vinden, in jezelf iets zo intens beleven dat het deel van je blijft en je mogelijk helpt in een nieuwe wereld die God en die waarheid weer te vinden die je reeds meende te kennen op aarde.

Maar het is wel zeker dat je, zelfs met goede daden, op aarde niets aan zekerheid kunt kopen, zo min als je op aarde al de waarheid en alle regels van een hiernamaals kunt kennen en toch, zon in zon in zon, door alle poorten gaande, in alle werelden, vinden wij steeds weer iets terug wat bij ons schijnt te horen. U zult dit eerst geheel erkennen wanneer de dood komt. In de uren van het sterven is er soms reeds die lichte schemering, die troostende stem die fluistert, de gestalte die zich voor een ogenblik op je netvlies lijkt te spiegelen terwijl je mogelijk nog kunt beseffen dat zij er niet menselijk werkelijk is.

Soms hoor je ergens al een muziek die nog aards lijkt en toch niet geheel aards meer klinkt. Want je hebt banden. Een mens die op aarde leeft, heeft banden met de sferen. Een wezen dat in een sfeer leeft, is verbonden met anderen die een hoger of lager bewustzijn bereikt hebben.

De enige zekerheid die wij hebben, is altijd weer: wij zullen niet alleen zijn. Nooit. Waar wij ook gaan, hoe vaak wij ook weer, gedreven tot een schijn van zelfvernietiging, ons werpen in een licht dat wij menen niet te kunnen verdragen of aanschouwen, wij zullen steeds weer ontwaken in een wereld waarin er iemand naast je staat, iemand met je gaat, iemand probeert je duidelijk te maken dat je welkom bent en toch nu leeft in een andere wereld met andere wetten, andere mogelijkheden en noodzaken.

Dat is niet veel zekerheid. De gehele aarde hunkert naar zekerheid. Mensen hunkeren naar geboden en richtlijnen die zeggen hoe je zalig kunt worden. En degenen die zich het meest zalig voelen, zijn maar al te vaak degenen die in feite alleen profiteren van andermans vroomheid. Al is het maar hun voldoening dat zij het zijn die anderen daartoe gebracht hebben.

Neen. Zekerheden zijn er niet voor ons buiten de zekerheden die wij tijdelijk scheppen in een wereld waarvan wij menen dat het de onze is. En al wat ons zal blijven van al wat die wereld voor ons is en betekent, is datgene wat in onszelf daarvan kan voortleven.

Er is 00k niemand die zegt: “Dit is de wet”, ook al zijn er mensen genoeg die u dit zeggen zonder zelf te weten wat zij zeggen. Zoals er entiteiten zijn die u duidelijk proberen te maken hoe u moet leven en sterven.

Maar de werkelijkheid is toch altijd weer dat je het feitelijk niet geheel weet. Al lijkt een uitspraak als deze erg negatief, is zij het wel? Wanneer je zon na zon, na zon de poorten doorgaat, blijf je jezelf. Vorm je jezelf. Groei je in en vanuit jezelf. Elke wereld die je betreedt is er een die je mee helpt scheppen alsof je een direct deel zou zijn van Zijn bestaan, iets wat mede vorm geeft aan Zijn wezen.

Je bent zelf alle dingen die werkelijk met je verbonden zijn, die je werkelijk heel dierbaar zijn, kun je ook altijd weer bereiken. Daarmede kun je altijd ook weer contact opnemen. Je bent niet geïsoleerd.

Maar er is geen vaste wet die alle werelden regeert. Ook in uw wereld is dat niet zo. Of men nu mensen doodt in de naam van Allah, in de naam van Christus, in naam van de vrijheid van de arbeider of in naam van de democratie. De delen van een leer die men citeert, de goddelijke wetten” die men in dergelijk gevallen pleegt te noemen, vormen alleen maar ‘een deel’ van een poging tot zelfrechtvaardiging, meer niet.

Maar wanneer je leeft met de mensen, jezelf herkent in de mensen, wanneer je jezelf waarmaakt zoals je innerlijk voelt wat je bent, vergaar je ondanks het ontbreken van algemeen geldende wetten in jezelf een rijkdom die niemand je ooit af kan nemen. Want dan is het een uiten van hetgeen in je leeft en zo een erkenning en zelferkenning en vaak ook het vinden van een beheersing over dit ik, het bereiken van een meesterschap.

Het betekent het vinden van een ware wil die steeds sterker wordt, het ondergaan van een besef dat steeds groter wordt, zo goed als het sterven van vele begeerten die alleen op zelfbedrog zijn gebaseerd. Begeerten verdwijnen omdat hetgeen er de bron en oorzaak van was voor jou niet langer zo belangrijk kan zijn.

Neen, aan dit alles zijn vele positieve kanten te vinden. Zeker, je bestaan betekent nooit een geheel leven zoals je op het ogenblik wilt, in de zin mogelijk van een mens: leef er maar op los.

Er zijn nu eenmaal zekere grenzen, dingen die je niet kunt doen. Zoals er heel wat mensen zijn die een bepaalde plek op hun rug niet zelf en zonder gebruik van kunstmiddelen werkelijk goed kunnen wassen.

Er zijn nu eenmaal dingen die je krachtens hetgeen je bent, in de wereld waarin je leeft, niet kunt bereiken, al wens je dit ook nog zozeer. Een mens kan bv. niet op eigen kracht vliegen zonder daarbij krachten uit een geheel andere wereld op te wekken.

Er zijn grenzen, dingen die voortvloeien uit datgene wat je bent en dat wat je wereld is. Indien je dit goed beseft, zul je zeggen: De wet die mij regeert, is de wet die in mij woont. Het gaat er niet om wat waan is en wat niet, wat de mensen juist of niet juist achten. Zolang ik het in mijzelf als waar en juist voel, uit ik dat in mijn wereld.

Maar voeg er dan aan toe: ik moet leren mij niet te laten regeren door dingen die niet volledig door mijzelf aanvaard kunnen worden.

Ik probeer u hiermede duidelijk te maken dat geen enkele wet die mensen kennen blijvend en onveranderlijk juist is, zelfs niet wanneer de mensen pretenderen dat die wet direct van God stamt. Want dat zegt men al snel.

De enige wet die waar en blijvend is voor ons, is de wet van ons leven, de wet die in ons woont. En het enige wat behouden blijft, wanneer wij gaan van wereld tot wereld – soms terugkerende tot een oude wereld, soms bijna ondergaand in de magnesiumachtige gloed van het verblindende licht van een nieuwe poort, van een nieuwe zon – zijn wijzelf.

Wij, met onze wet, de wet die deel is van ons wezen. Wij, met ons besef dat steeds weer voor ons de gehele wereld bepaalt. Wij, met ons vermogen tot willen, tot beheersen, waardoor wij onszelf steeds weer kunnen aanpassen aan al datgene wat wij op onze weg ontmoeten.

Waar het eindpunt ligt weet niemand. Niemand weet hoe en wanneer; misschien in een laatste entropie wanneer de laatste ster dooft en een nieuwe andere kosmos zal ontstaan of mogelijk een hemelwereld zich openbaren zal. Niemand weet het, ook al zegt bijna iedereen dat hij dit wel weet.

Wij hebben twee dingen waaraan wij onszelf vast kunnen houden: ons gevoel van betekenis in onszelf en aan het wezen dat wij zijn, de kracht in ons ik – die wij overigens soms God noemen – dan weer proberen tot een ideaal om te toveren of leren zien als werkelijk beeld van hetgeen wij zijn.

Wij hebben de god in onszelf. Ja. Wij hebben de tempel van kracht die de kern is van ons eigen wezen en daarnaast hebben wij datgene wat wij zijn, hetgeen wij middels ontelbare trappen van leven geworden zijn, het besef dat wij in ons dragen, dit besef wat werkelijk, ja, wezenlijk bij ons behoort. En onze erkenningsmogelijkheid natuurlijk, waardoor wij in steeds weer hogere werelden steeds meer de belangrijkste zaken van het bestaan leren begrijpen.

Nogmaals, waar de weg eindigt weten wij niet. Maar wel beseffen wij reeds nu dat deze weg ondanks alles niet geheel zonder vreugde gegaan wordt. Zeker, soms is er de angst. Dan gaan wij door het dal van de schaduwen des doods, gaan wij door krochten vol duisternis, of gaan – ook niet zonder angsten – door de zinderende poorten van licht wanneer wij uiteindelijk besloten hebben ons leven toch toe te vertrouwen aan dat vreemde lichtende iets in ons, dat wij geest, god of ziel kunnen noemen.

Wees niet bang. Wanneer de tijden voor u rijp zijn, wanneer uw wezen daarvoor rijp is, komt er verandering. U zult dit nooit bewust kunnen bestemmen. Zo min als u kunt zeggen: zo lang zal ik nog leven aleer ik sterf, 0f zolang zal ik nog in deze sfeer vertoeven aleer ik overga naar gene …..

Er zijn geen normen en regels die je menselijk kunt constateren of vaststellen. Dat is waar. Maar er is een kracht in ons die ons verder drijft. Zo gaat onze weg verder, van besef tot besef, van verandering naar verandering en uiteindelijk van poort tot poort, van ster tot ster, tot wij ergens een eindpunt bereiken.

Wat dit is weet men niet. Het enige wat ik u hierbij kan zeggen is: Wanneer het ik alleen door het nader komen tot dit doel al een zo intense vreugde, een zo intens geluk kan kennen, moet het bereiken van dit einddoel overstelpend zijn. Maar wat het is, wanneer het komt? Ik weet het niet.

Elke keer wanneer wij verder gaan, laten wij een deel van onszelf achter. Het is alsof wij het vuil wegbranden dat ons zou kunnen hinderen om een nieuwe wereld onbevangen te betreden.

Daarom sprak ik over dit alles onder de titel: zonnen in zonnen. Want steeds gaat de weg verder, maar steeds ook wordt hij lichter, blijer, gelukkiger. Steeds weer wanneer wij de zelfoverwinning hebben behaald waardoor wij zonder angsten verder kunnen gaan, altijd weer wanneer wij eindelijk de angsten meester zijn geworden en verder gaan, licht er voor ons een nieuwe wereld op met een nieuwe zon, een nieuwe poort. Een wereld vol van nieuwe vreugden, ervaringen en soms ook smart. Maar vooral een wereld vol van nieuwe mogelijkheden.

Dit nu strookt met alle ervaringen die ik tot op dit ogenblik heb opgedaan. Misschien is dit alles vanuit uw standpunt bezien eerder een soort geloofsbelijdenis dan een constatering. Maar indien u het al als zodanig wilt beschouwen, zo is dit toch een geloofsbelijdenis die haar waarheid duidelijker demonstreert naarmate je verder gaat. En daarvan ben ik nu reeds zeker.

Mijn boodschap voor heden aan u is dan ook een zeer eenvoudige:

Gehoorzaam allereerst de wet die in u woont. Vrees niet en zo angsten u toch bevangen, leer deze overwinnen. Wees meester over uzelf, maar ook over uw angsten. Wees zelfs meester over uw onvolmaaktheden, opdat deze u niet kunnen beletten om verder te gaan. En wees er zeker van dat elk leven en elke wereld u zijn vreugden brengt. Zoals elke wereld opnieuw ons ook de lasten brengt die in je ontstaan wanneer iets in je of in je wereld je dwingt of dringt tot verder gaan.

En keert u terug naar deze wereld, uw bestaan in menselijke vorm hernieuwende, breng dan tot die nieuwe mens waarin u wonen zult dit besef mee: ik ben mijzelf, in mij woont het licht en ook vanuit mijzelf zal ik de weg vinden tot de vele zonnen die in elkaar besloten zijn, gaande tot dat ene punt waarop alleen nog waarheid kan bestaan en geen illusie of droom meer het geluk van de werkelijkheid verstoort.

Dit is alles wat ik u te zeggen heb. Indien u commentaar hebt bent u welkom.

Vragen.

  • Wij mogen dus zeggen dat de eindbestemming van de mens de eeuwige weg is die hij af te leggen heeft?

Zeggen mogen wij allen alles, indien wij maar een ding beseffen: hetgeen wij zeggen is vaak voor een groot deel eerder dat wat wij hopen of geloven dan een weten.

Indien u het mij vraagt, zeg ik: onze bestemming is een waarheid te bereiken waarbij de kern van ons wezen onveranderlijk is vastgelegd als een deel van, of desnoods als een weerkaatsing van datgene waaruit wij zijn voortgekomen.

Maar ook dit is een geloof. En vergeet niet dat ons geloof altijd weer de mythos is die wij weven rond een werkelijkheid die in ons leeft, maar die wij zonder omschrijvingen en “een leer” in feite niet eens durven aanvaarden.

  • Wij hebben een uitgangspunt gehad. Kunnen wij dan zeggen dat wij terug moeten gaan naar dit uitgangspunt door alle levens, incarnaties en werelden heen om zo tot het besef te komen van dit punt?

Zoals reeds gesteld: u moogt voor mij alles zeggen. Persoonlijk meen ik: wij weten niet waar wij begonnen zijn. Want wij waren vóór wij beseften, maar eerst toen wij bewust beseften, wisten wij ook dat wij waren.

Ons denken brengt ons inderdaad tot het als waarschijnlijk aanvaarden van een kringloop, uitgaande van het Ene en terugkerende tot dit Ene. Maar is dit de waarheid? Wij weten het niet. Mogelijk is het een beeld, een symbool.

De oude gnostici hadden ook een symbool: de slang die zichzelve eet. Misschien zijn wij wel iets dergelijks, zijn wij de verwezenlijking van alle delen van ons zijn tot wij, weerkerende tot een wereld als eenheid, uiteindelijk bewust zijn van alles wat wij altijd reeds geweest zijn: zuivere energie die deel is van de enige werkelijke kracht.

Je kunt het zeggen, je kunt het geloven, maar je kunt niet zeggen dat dit bewezen is en dus het enige werkelijke doel van alle leven. Je kunt ten hoogste stellen: zo voel ik dit aan, dit is mijn waarheid, zolang ik deze waarheid in mijzelf draag, zal ik trachten daar ook naar te leven.

Maar deze door mij ervaren ‘waarheid’ is niet onveranderlijk, eeuwig. Zij is alleen maar mijn omschrijving van datgene wat zich nog aan mijn begrip onttrekt.

  • Gaat de angst altijd met je mee?

De angst gaat altijd met je mee. Mogelijk vindt u dit vreemd. Maar als wezen zijn wij voortdurend verdeeld tussen de innerlijke drijfveren en bestemming die wij niet geheel bewust kennen en ons contact met een wereld waarin wij voor ons eigen gevoel eigenlijk nooit geheel passen.

Dan zien wij ons contact tussen ik en wereld vaak als onjuistheid en verwerpen delen van ons leven of handelen. Wij vrezen die discrepanties en trachten ons steeds weer a.h.w. aan de verantwoordelijkheid daarvoor te ontworstelen. Niet voor niets is de biechtstoel en later ook de psychiater zo belangrijk geworden voor vele mensen: het zijn middelen om de dingen van je af te kunnen zetten. Maar wat wezenlijk bij je behoort, kun je niet werkelijk van je af zetten. Wat betekent dat wij onszelf maar moeizaam kunnen aanvaarden zoals wij zijn en dat wij steeds weer, wanneer er een ogenblik komt waarin de zelfaanvaarding onvermijdelijk wordt, in onszelf een angst beleven die alleen overwonnen kan worden wanneer wij in onszelf de grote zekerheid dragen van een licht en de beheersing die mede voortkomt uit het besef dat uiteindelijk altijd, ook nu onze bestemming verwezenlijkt zal worden, of wij dit nu weten of niet.

  • Kennen wezens in de geest ook een denken zoals wij dit ervaren?

Wanneer wij ons tot u wenden, trachten wij ons op een dergelijk denken te baseren. Maar kennen? Mag ik u vragen of u misschien even kort een vergelijk kunt geven tussen aap, noot, mies en de werken van Vondel?

Ergens hebben zij iets gemeen, beide bestaan uit letters. Al is in beide gevallen de basis een bereikt bewustzijn, toch verschillen de wijzen van denken van mens en geest evenveel of meer, omdat de samenhangen anders zijn, de wijze van beleven en beseffen anders blijft en zelfs het gehele wereldbeleven anders is.

Wij kennen bv. geen woorden. Onze communicatie, maar ook realisatie, wordt uitgedrukt in iets wat half een beeld, half gevoel is. Ons denken is ook geen ordening, zoals bij u gemeenlijk het geval is, maar eerder het vinden van een punt van overzicht. En ook dit is toch wel afwijkend naar mijn mening.

Op grond van dit alles en nog meer argumenten is het voor mij wel heel moeilijk om te stellen dat ons denken hetzelfde is. Laat mij een beeld hiervoor geven: ons denken omvat voor een deel dezelfde mogelijkheden die ook het normaal menselijke denken bezit. Er zijn echter afwijkingen die het onmogelijk maken van gelijkheid of zelfs maar volledige vergelijkbaarheid te spreken.

  • Is er dan niemand van dit laatste punt weergekeerd, zoals bv. de Christus die in Jezus heeft geleefd?

Hoe kunnen wij dit weten? Hoe kun je een kleur exact aanvoelen wanneer je blind bent? Je kunt soms mogelijk de hoofdtoon aanvoelen, maar weten wat die tint werkelijk en precies is, neen.

Wanneer iemand terugkeert, wordt deze voor ons eerst kenbaar in de hoogste wereld die wij nog kennen en durven betreden. Al wat daarvoor ligt, onttrekt zich aan ons weten. Daarom kan ik hier geen zeker en feitelijk waar antwoord op geven.

En daarmede mag ik dan hopelijk gaan sluiten. Ik heb uw vragen zo goed en eerlijk mogelijk beantwoord. Mogelijk heb ik u met twijfel achtergelaten. Wel, twijfel nu maar aan de voorstellingen die u hebt. Dat kan u alleen maar helpen om onbevangener te staan tegenover de werelden en krachten die u eens zult ontmoeten.

Maar vergeet één ding niet: u bent deel van de kracht waaruit alles voortkomt. Hoe en waarom weet ik niet. Ik kan het niet zeggen. Maar dat dit zo is, wordt steeds weer in elk leven aangetoond, keer na keer na keer, omdat de kern van uw wezen bij deze kracht behoort zal alles wat u ooit bent, doet, beleeft, doormaakt, zinvol zijn in het geheel.

U zult steeds weer leren het voor u zinvolle te behouden en ook altijd weer het voor u niet zinvolle verliezen wanneer u verder gaat van leven tot leven, van poort tot poort. Tot u uiteindelijk die laatste ster in alle sterren bereikt die waar is en onveranderlijk en in zich het enige licht vormt.

image_pdf