5 oktober 1962
Ik wil trachten u inzicht te verschaffen in de achtergronden der magie, die men zwart noemt. Feitelijke zwarte magie bestaat niet. Ook zullen wij even stil staan bij de magische culten, waarvoor voodoo als voorbeeld werd gekozen.
Alle magie komt voort uit een intense samenwerking tussen menselijk onderbewustzijn, menselijk bewustzijn en eventuele andere krachten – of entiteiten – die, buiten de menselijke wereld bestaande, daarin toch invloed uit kunnen oefenen. Het zal u duidelijk zijn, dat de magie, met haar poging om wonderen tot stand te brengen, in het begin grotendeels als zuiver Goddelijk werd beschouwd. Van zwarte magie kan eigenlijk eerst sprake zijn op het ogenblik, dat wij een godsdienst ontmoeten, waarbij aan de mens vijandige Goden – bij het christendom later de satan – een belangrijke rol spelen. Hieruit vloeit voort, dat vele dingen, die nu als zwarte magie beschouwd worden, of door historici als voorbeelden daarvan worden aangehaald, in de tijd, waarin zij werkelijk bestonden, anders werden beschouwd, of zelfs niet bekend waren. Daarbij dient men de magie der oudheid niet te zien als een alleen werken met zuiver geestelijke krachten. Men maakte gebruik van geestelijke machten én andere middelen om een bepaald doel te bereiken; bv. een vijand te achtervolgen, of om iemand te doden. Dit was wel degelijk zwarte magie, terwijl men eveneens met zeer egoïstische doeleinden geesten trachtte op te roepen en orakels te verkrijgen, of andere verschijnselen te veroorzaken. Ook dit mag onder de rubriek “Zwarte Magie” worden gerangschikt.
In de Bijbel vindt u meerdere voorbeelden van magie. Wanneer Mozes in de woestijn een koperen slang opricht, is dit niets anders dan een gebruik van in Egypte zeer bekende dierenmagie. De slang is in de magie altijd bekend geweest als ofwel beeld van kwaad en een wreker, dan wel als een wijze en genezer. Ook bij meerdere culten in deze dagen speelt de slang nog een dergelijke rol. Voorbeeld? Een mens komt met voodooïsten in aanraking, stoort hen bij hun plechtigheden en zou normalerwijze door hen gedood moeten worden. Hij blijft gespaard, omdat hij korte tijd voordien een anaconda had gedood en daarbij door het lichaamssap, het bloed van het dier, was beroerd. Volgens de cultisten was deze mens hierdoor gezuiverd, gedoopt dus, en had zo het volste recht zich bij de leden van dit genootschap te voegen.
Een ander voorbeeld van slangenmagie vinden wij o.m. in Nieuw-Guinea, India en delen van Afrika. Hier weet men een slang te wijden. Men prikkelt de slang met een stukje van de bezittingen of kleding van degene, die men wil doen achtervolgen. Men geeft er de voorkeur aan daarvoor iets te gebruiken, dat met het zweet van het slachtoffer in aanraking kwam, of daarmee gedrenkt was. Een van de gebruikte methoden is deze: men doet de gevangen slang in een koperen pot tezamen met een lapje – als voor omschreven – en verhit de pot, tot de slang in opwinding en nijd het lapje – of voorwerp – aanvalt. Wanneer de slang enkele malen in de lap gebeten heeft, geeft men het dier enkele uren rust, om het daarna op het voetspoor van degene, die men wil treffen, vrij te laten. De slang zou, volgens de magiër, uit het voorwerp of lapje het “Mana” van de mens hebben opgenomen en is zo aan hem gebonden. Waarschijnlijker is, dat de lucht van het lapje of voorwerp door de slang wordt opgenomen, zodat degene, die deze lucht uitstraalt, door het dier als een vijand, de oorzaak van vele kwellingen, zal worden herkend en als zodanig aangevallen. In ieder geval beschouwt men deze praktijken als – zwarte – magie.
Een voorbeeld van de genezing en wijsheid brengende werkingen van de slang vinden wij bij vele medicijnmannen. Slangenhuid en levende slangen zijn vaak een belangrijk deel van hun macht gevende kleding en spelen bij de bezweringsdansen een rol. In enkele gevallen zal men zelfs de zieken door een slang laten omstrengelen, opdat deze aldus de ziekte veroorzakende demonen zal verdrijven. In de oude Aesculapiustempels en in de Egyptische genezingscentra werd eveneens met slangen gewerkt. In Griekenland treffen wij eveneens de slang aan. Niet alleen bij bepaalde godsdienstige plechtigheden maar ook als deel van inwijdingsrituelen. Bij meerdere inwijdingen is het gebruikelijk de neofiet in een duister vertrek te laten vertoeven. Later imiteert men – meestal met een zak bladeren – het geschuifel van een slang in een donker vertrek, waardoor de neofiet moet schrijden om zijn weg door de doolhof van gangen en kamers voort te kunnen zetten. De slang is hier voor degene, die inwijding zoekt, wel degelijk iets kwaads, iets demonisch. Wanneer de mens verder gaat bij dezelfde inwijdingen, wordt dezelfde slang voor hem weer een heilig symbool, een beeld van de levende kracht.
Met deze beelden hebben wij tevens een duidelijk beeld verkregen van hetgeen de zwarte magie zwart en de witte magie wit maakt. Angst, plus zelfzucht, of: erkenning, plus deelgenootschap. Hierop zal ik verder ingaan, maar eerst zal ik enkele spreuken van denkers aanhalen.
Een zeer bekende Nederlands-Portugese filosoof merkte op: “Wanneer er een God is, Die alle dingen heeft geschapen en de duivel Zijn tegenstelling is, is deze niets. Zo bestaat hij niet…”
Een Franse denker redeneert als volgt: “De demon is de vrees, die in de mens bestaat, want alle dingen zijn heilig. Doch de mens maakt door zijn vrees daaruit demonen”.
Een Engelsman merkt op: “Zo er een duivel is, ontleent hij zijn wezen en zijn macht aan de mens, die vlucht voor zijn Schepper”.
Ik zou nog verder kunnen gaan en verschillende kerkvaders kunnen citeren. Dit alles moet voeren tot de vraag, of er een wezen – of een Godheid – bestaat, of zelfs bestaan kan, die volledig kwaad is. Wij kunnen dit niet goed aannemen. Laat ons niet de fout maken alleen van een menselijk standpunt uit te denken. Wij zeggen, dat God liefde is, maar indien wij ons deze liefde menselijk voorstellen en aan de hand van menselijke opvattingen willen bepalen, is dit zeker niet waar. God doet immers vele dingen, waarmee wij het niet eens zijn, dingen, die door ons zelfs als liefdeloos enz. beschouwd worden. Aan te nemen, dat God een goedwillendheid t.a.v. de Schepping bezit, een liefde, die geheel anders is, dan onze opvatting van dergelijke beelden, is zeker aannemelijk te maken, vooral wanneer wij beseffen, dat de mens en zijn wereld ongetwijfeld slechts een zeer klein detail vormen in het geheel der Schepping.
Nu stel ik: in de magie maakt men gebruik met alle in het Ik liggende contacten, met andere dan menselijke, menselijk redelijk en stoffelijk redelijk kenbare waarden en verhoudingen. Deze kunnen vervangen worden door inzichten en realisaties, die bv. tijdruimtelijk van het normaal menselijke verschillen. Hierdoor zou in de magie – zwarte zowel als witte – de werkzaamheid van telepathie, telekinese, helderziendheid enz. moeten worden verondersteld. Deze waarden kunnen mijn inziens niet beschouwd worden als vormgevend voor de magie, maar vormen kennelijk een van de grondwaarden ervan. De magie is dan gebaseerd op niet redelijke waarden, maar vindt zijn basis wel degelijk in de menselijke werkelijkheid en is niet geheel afhankelijk van bovennatuurlijke normen en maatstaven.
Verder blijkt ons, dat de witmagiër iemand is, die de krachten, waarmee hij werkt, niet vreest, maar zich daarmee geheel één pleegt te voelen. In de zwarte magie blijkt een zo grote reeks van voorzorgen genomen te worden, zodat wel met recht mag worden gesteld, dat de zwartmagiër de krachten vreest, die hij tracht te beheersen. Uit de periode der middeleeuwen, toen velen zich met magie bezig hielden, kunt u nog heden terug vinden, hoe men zich ten koste van alles trachtte te beschermen tegen de demonen, die men opriep. Onder meer zijn in uw dagen ruim 70 verschillende afweer- en beschermingsmethoden bekend, die berusten op het vormen van magische cirkels, duigen van een vat, getekende diagrammen als 5-puntige en 6-puntige ster, het gebruik van geheime zegels en magische wapens. Deze magische wapens worden overigens overal ter wereld terug gevonden. Praktisch iedereen, die zich met rituele magie bezig houdt – waar ook ter wereld – blijkt bv. gebruik gemaakt te hebben van een magisch zwaard, of een magische staf – welke waarschijnlijk als fallisch symbool gezien kan worden, terwijl men daarnaast gebruik maakt van een magische dolk en een gaffel – een vork van hout. In uw streken werd hiervoor meestal een vertakte twijg van een hazelaar gebruikt – of een schild. Gezien de hierbij voorkomende ringversieringen kan dit tweede wapen vaak een vrouwelijk symboliek in zich dragen. Daarnaast speelt in zowel witte als zwarte magie vaak ook bloed een rol. Bloed wordt en werd door primitievere volkeren beschouwd als drager van een bijzondere kracht – Mana. Alles, wat van de mens stamt, tot zijn afbeelding en zijn naam toe, geeft uitdrukking aan geheel zijn wezen en kan als zodanig gebruikt worden om die mens te betoveren. Dit laatste speelt vooral in de zwarte magie een grote rol De vrees van volkeren, die aan magie geloven, is zó groot, dat men weigert zijn werkelijke naam aan iemand mede te delen, terwijl er zelfs stammen zijn, waar men zijn excrementen zo bewaart, of met aarde en water vermengt, dat niemand dezen onbesmet in handen zou kunnen krijgen. Bij deze stammen worden onvermengde excrementen, gewikkeld in magische bladeren, gebruikt als middel om aan anderen dood en ziekten te zenden. Natuurlijk berust dit alles niet geheel op waarheid en is van een dergelijke beïnvloeding geen sprake op de wijze, waarop men zich dit in primitieve landen klaarblijkelijk voorstelt. Iets anders speelt bij dit alles een grote rol.
Ik geloof aan een God. Nu kan ik uit de kracht van die God – of dit geloof – iets tot stand brengen. Wanneer dit buiten mijn eigen normale erkende vermogens gaat, beschouwt men dit als een wonder en is het resultaat dus magisch. Ook een gebed is in feite een magisch ritueel, terwijl een gebed, dat verhoord wordt, in zijn resultaat zeker een magische manifestatie genoemd mag worden. Wanneer ik iets wil volbrengen, dat volgens mijn beeld van mijn God, door deze niet volbracht zal worden, omdat het met Zijn wezen – zoals ik dit meen te kennen – in strijd is, zal ik er toe komen mij te wenden tot de tegenstelling van mijn God. Daartoe is een geloof aan een duivel of kwaadaardige Godheid noodzakelijk. Indien ik dit heb, zal ik tot een zelfzuchtig en gewelddadig gebruik kunnen komen van dezelfde krachten en middelen, die – zolang zij met God en Diens werken geassocieerd werden – wit magisch werden genoemd. De witmagiër maakt niet alleen gebruik, van gebed en bezweringen, maar zal wel degelijk ook naar andere – meestal aan de massa niet bekende – middelen grijpen. Zo maakt de zwartmagiër in vele gevallen bewust gebruik van vergiften, suggestie e.d… Daarnaast zal u wel bekend zijn, dat vele stoffelijke en geestelijke methoden van intimidatie tot het arsenaal van de magiër behoren.
Nu lijkt het mij de tijd een beeld te scheppen, dat u de geaardheid van het zwart magisch denken en werken iets duidelijker maakt.
In de middeleeuwen werd in Europa het misoffer beschouwd als de meest heilige rite, het middel, waardoor men zich met zeer grote werking en kracht onmiddellijk tot zijn God kon wenden. Dit leeft heden nog voort in sommige kringen, waar men dan een Heilige Mis laat lezen voor een bepaalde, al dan niet verder genoemde intentie. De duivelsaanbidders, die lange tijd een deel der zwartmagiërs in Europa uitmaakten, vooral in de Germaanse gebieden, eerden hun meester met de z.g. zwarte mis, die een soort parodie was op het misoffer die door een gewijde priester moest worden gelezen en zo mogelijk plaats diende te vinden in een geconsacreerde kerk. In Duitsland waren er zelfs de z.g. zwarte kloosters, die officieel deel uitmaakten van de kerk en naar buiten toe een schijn van vroomheid op wisten te houden. Hierbij is opvallend, dat in meerdere formuleringen gebruik wordt gemaakt van een omkering van woorden, een vervangen van z.g. geestelijke waarden door stoffelijke waarden, terwijl men verder geheel het formulier van de mis bleef volgen. In zwart magische formules uit die dagen komen wij o.m. bij incantaties meerdere malen de aanwijzing tegen: “Men spreke nu drie maal het Onze Vader van achteren naar voren”. Misschien lijkt u dit bijgelovig en vreemd, maar het is niet zonder enige logica. Wanneer ik mij wend tot het tegendeel van de God, die ik erken – de duivel dus – zal ik door het omkeren van de volgorde der normale gebeden, daarmee ook een contact vormen met de tegenstrever van God…
De magiërs zijn voortgekomen uit het priesterdom. Zelfs de eenvoudige dorpstovenaars en bönns hebben een band met de Goden, die duidelijk afgeleid is van vroegere godsdienstige riten en de verering van natuurgoden. Verder is de magiër bekend met de wetten van het paranormale en beschikt altijd weer over gegevens, die de normale mensen in zijn omgeving niet bekend zijn. Daarnaast blijken haast alle magiërs te beschikken over een meer dan gewone vakkennis op het gebied van zijn God, chemicaliën, vergiften, terwijl zij verder schijnen te beschikken over een meer dan normaal psychologisch inzicht. Op het ogenblik, dat een magiër zich tegen zijn God, tegen de mensen zal richten, keert hij de waarden eenvoudig om. Menigmaal blijkt een recept om mensen te doden te bestaan uit precies dezelfde bestanddelen als een recept voor genezing of welvaart, met dien verstande, dat de verhoudingen gewijzigd of zelfs verwisseld zijn. Zo-even zagen wij, dat de slang voor de mens, die dit wezen – of de wereld, waarvan het tevens het symbool is – vreest, demonisch is. In zeer vele magische brouwsels komt gif van de slang, de kop van de slang, het vet van een slang, als belangrijk bestanddeel voor. De pad werd beschouwd als een demonisch wezen, dat giftig was. In vele heksenrecepten komt hij voor. Een misdadiger was iemand, die naar de hel ging, zo treffen wij in de recepten onder meer aan: haar van het lichaam van een moordenaar, een stukje van een gebruikt galgenkoord. Kennelijk wordt hier gebruik gemaakt van de overdrachtelijkheid van eigenschappen. Iets, wat de duivel behoort, zal zijn invloed versterken en zijn aandacht richten op bezwering en tovermiddel.
In landen buiten Europa treft men in de recepten vaak als bestanddeel een deel van een exotisch dier aan, dat met de Goden of demonen verwant geacht wordt, zoals de verpoederde hoorn van een neushoorn bv. Daarnaast komen ook heilige voorwerpen, gewijde voorwerpen of stoffen vaak als bestanddeel van een recept op de voorgrond, waarbij de wijze van verwerking bij de zwarte magie tevens een desacralisatie inhoudt. Onder meer kruimels van een gewijde hostie, die vertreden is, of in urine gedompeld werd. Ik kan niet alle recepten met u gaan bespreken, of ook maar alle vreemde aanwijzingen en vreemde bestanddelen van belangrijke zwart magische recepten met u gaan bespreken. Uit de gegeven beelden zal nu wel duidelijk zijn geworden, dat inderdaad ook bij de recepten in hoge mate een omkering van waarden een rol speelt.
Laat ons nu nagaan, aan welke vreemde vervorming van de wit magische wijsheden de zwarte magie haar ontstaan dankt. Aan het begin van alle bewuste witte magie staat een vorm van wijsbegeerte of esoterie. Daarin is – vooral in de oude tijd – sprake van een bron van Eeuwige Schoonheid, een bron van Eeuwig Leven. Dit wordt tot volksgeloof, ofschoon de werkelijke betekenis voor het volk natuurlijk duister blijft. In vele sprookjes en legenden spreekt men van de levensbron, het levende water, de vruchten van het eeuwige leven. Later zullen verwarde zoekers in zuiver stoffelijke vorm zoeken naar het Aqua Tofana en de Steen der Wijzen. Dit alles kan herleid worden tot stelling uit de oudste esoterische scholen, waar men reeds leerde, dat de innerlijke eenheid met de God de mens schoonheid schenkt en een eeuwig leven zal doen genieten.
Rond 500 v. Chr. komt dit ook in sommige godsdiensten tot uiting. Een deel van dit geloof wordt door de moderne wetenschap en vooral de psychologie toch wel bevestigd? Een mens die innerlijk vredig en zonder spanningen leeft, in zich schoonheid en zekerheid kent, blijft langer jong. Zijn lichaam zal door de goedheid van zijn leefwijze en denken over het algemeen een zekere schoonheid verwerven en tot op hoge leeftijd behouden. De basis van dit alles is – zelfs indien wij het paranormale daarbij terzijde zouden stellen – wel aanvaardbaar. Maar de eenvoudig denkende mens denkt niet aan zijn innerlijk. Voor hem komen alle krachten en werkingen uit de wereld buiten hem, waar hij afwisselend slachtoffer en gunsteling is van onbegrepen krachten. Hij zal zeggen: ergens op de wereld bestaat werkelijk een dergelijke schoonheid, en leven schenkend water… Zo werd bv. Ponce de Leon gekend, omdat hij naar de bron des levens ging zoeken, maar vele anderen zochten op gelijke wijze. Water was voor de priester en de magiër over het algemeen heiligend, de bron van het leven.
De zwartmagiër zoekt naar een tegenstelling tot dit water, naar iets, dat niet aan de eeuwige krachten gewijd is, maar een even grote kracht bevat. Hij neemt daarvoor – in navolging van de oude magie – het bloed, dat eens een vruchtbaarheidssymbool was. Dit is nog begrijpelijker, wanneer men zich realiseert, dat vele voorstellingen van duivels en demonen in het christendom – en de islam – voortkomen uit de natuurgoden van de oudere godsdiensten. De gedachtegang is: Water geeft leven aan de aarde. Het bloed is het leven van de mens en bevat zijn ziel, of bevat zijn mana. Wanneer ik het bloed van een mens of zelfs een dier aan een demon wijd, zal de band tussen mij en de levende kracht van de demon hierdoor versterkt worden… Zo vinden wij het vroegere heidens bloedoffer en zelfs het oorspronkelijk, vooral uit Assyrië en Babylon stammende, kinderoffer terug in de middeleeuwse zwarte magie. Overigens bewijst het bloedoffer vaak zijn zin door verschijnselen mogelijk te maken. Wij kunnen vanuit geestelijk standpunt wel stellen, dat het bloed van elk levend organisme een zekere lading bevat. Men zou er over kunnen twisten, of dit als een zekere statische elektrische lading moet worden beschouwd, of anderszins. Dit wil ik nu niet doen en stel slechts: er bevindt zich in het bloed een lading of spanning, die normalerwijze mede als levenskracht wordt afgegeven aan de celweefsels, naast zuurstof. De uitwaseming van vers bloed toont gelijkenis met het ectoplasma, waarin – zoals u bekend is – geesten zich gemakkelijker kunnen manifesteren. De zwartmagiër heeft behoefte aan effect, aan direct kenbare verschijnselen. Is het niet logisch, dat hij, nu dat bloed blijkt bepaalde – voor hem begerenswaardige – verschijnselen mogelijk te maken, naar het bloedoffer grijpt? Daarnaast grijpt hij, die immers de duistere machten zoekt te bewegen, naar de juiste stemming en sfeer en zal daarbij haast vanzelf gebruik gaan maken van alle handelingen, methoden en mogelijkheden, die, vanuit het standpunt der God-dienende mensheid, verdorven zijn.
Toch houdt dit nog niet in, dat de handelingen enz. ook kenbaar pervers moeten zijn. Een der misvattingen, die bij velen heersen, is wel, dat zwarte magie gepaard moet gaan met excessen op allerlei terrein. Laat mij u hier dus even wijzen op het feit, dat – zo een methode kan worden gebruikt om krachten te vergaren of te verwerven – deze methode algemeen is. De soms zelfs overdadige seksuele uitingen, die volgens de overleveringen door de zwartmagiërs zullen worden gebruikt, om ontvankelijkheid voor hun meester en kracht te doen ontstaan, zijn niet uitgesproken zwart magisch, maar komen evengoed voor bij zuiver wit magische richtingen en maken zelfs deel van de godsdiensten uit, die op ander terrein zeer hoogstaand zijn. Anderzijds, bij de grote zwartmagiërs treffen wij – zeker ook in de tijd dat het christendom domineert in het westen – vormen van ascese aan, waarbij menige heilige nog maar een kleine jongen blijft. Afzondering, boete, zelfkastijdingen, vasten, versterving, werden zowel door de zwartmagiër én de witmagiër gebruikt. Denk vooral niet, dat de te volgen procedure met het “zwart zijn” of “wit zijn” van een magisch werken – of streven – ook maar iets te doen heeft. Het is het menselijk denken, dat hier bepalend is. In het verleden gebruikten priesters en magiërs bloedoffers en reukwerken om hun God, of de door hen geroepen krachten, een zich manifesteren mogelijk te maken. In kerken is het gebruik van reukwerken nog heden betrekkelijk algemeen en draagt dit zeker bij tot het scheppen van de juiste sfeer en spanning. Een astraal wezen – dat dus een fijnstoffelijke structuur heeft – zal zich te midden van de vluchtige stoffen van het reukwerk, of uit de dampen van het bloedoffer, sneller een kenbaar voertuig kunnen scheppen. Waar wij een intense werking van de geest verwachten, of dit nu de scène van de bezwering in Faust, het werken van de Pythia, of bijvoorbeeld de bezwering van de geest van de profeet voor Saul betreft, in alle afbeeldingen zullen wij het bekken met reukwerk aantreffen. In feite gaat het hier om het vervluchtigen van etherische stoffen, die gemakkelijk door een geest tot een vorm gegroepeerd kunnen worden, of als verbinding naar de stof kunnen dienen.
Theoretisch zou het mogelijk moeten zijn op deze wijze vele verschijningen te doen plaats vinden. Wanneer men een verschijning met een zeer beperkt en egoïstisch doel verricht, zal een deel van de kosmos en zelfs van het menselijk bestaan uit moeten worden gesloten. Daar komt vooral macht in het geding en zal men de optredende verschijningen vrezen. Men wapent zich daartegen, gebruikt zo mogelijk dwang, anders omkoperij en overreding. Dit beperkte werken is het kenmerk der zwarte magie. Dit houdt in, dat iemand, die overwegend zwart magisch werkt, wel wit magisch zal kunnen werken, indien hij de elementen van beperking, vrees en dwang uit zijn eigen denken weet te bannen. Omgekeerd zal de witmagiër, die in nood naar zijn magische mogelijkheden grijpt, zwart magisch werken In vele gevallen wordt het al dan niet zwart magisch zijn van een rite of bezwering niet alleen door de magiër bepaald, maar ook door anderen, die daarbij aanwezig zijn en daaraan – soms slechts passief – deel hebben. Hier kan de heks van Endor dienen als voorbeeld. Deze heks is eigenlijk wel een goed mens: zij verleent een vorst gastvrijheid, die haar vervolgd heeft. Het uitoefenen van haar beroep werd door de vorst verboden, zodat zij arm is. Desondanks biedt zij hem als verfrissing het beste voedsel aan, dat zij heeft. Haar roep moet zeer groot geweest zijn, anders zou Saul zich zeker niet tot haar gewend hebben. Wij mogen aannemen, dat zij haar metier geheel beheerst. Toch schrikt zij, wanneer de verschijning optreedt. Waarom? Volgens mij, omdat de bezwering weliswaar door de heks werd verricht, maar het resultaat daarvan niet door haar, maar door Saul werd beheerst. De heks was het middel; haar werken was waarschijnlijk niet eens zwart magisch. Maar Saul verkeerde in grote spanning. Behoefte aan macht beheerste hem, maar gelijktijdig was hij bevreesd voor alles, wat kon optreden en leefde in hem het bewustzijn, dat hij zijn God en de wetten van deze God door zijn deelnemen aan de bezwering verloochende. Daarom is de verschijning verschrikkelijker en krachtiger, dan de heks had verwacht. Dit verklaart haar verwarring en angst. Dat zij eerlijk is, blijkt uit het feit, dat de profetie, die volgt, voor Saul allesbehalve gunstig is, zonder dat zij tracht de waarde daarvan te veranderen, of de verschijning voortijdig te verdrijven. Dit voert volgens mij tot een duidelijke demonstratie van het feit, dat de zwart magische inhoud van een op zich neutrale bezwering, of zelfs wit magische bezwering door één enkele mens kan worden bepaald, zolang daar niet een tenminste even sterke positieve gedachtekracht van de magiër of andere deelnemers tegenover staat.
De magie heeft altijd weer blijk gegeven van pogingen om zich zoveel mogelijk aan te passen bij de godsdienst, de filosofie en menselijke inzichten of opvattingen in de tijd, dat zij werkzaam was. Daarnaast valt bij alle magiërs een groot respect voor het oude op. Vaak zal men oude spreuken herhalen, waarvan de betekenis reeds teloor ging, terwijl men tovernamen uit het verleden herhaalt, zonder de achtergronden daarvan ook maar te kennen. Verder zal men in de magie vaak symbolische situaties aanduiden, die vroeger geheel in werkelijkheid bestonden. In de plaats van bloed treedt wijn. In de plaats van een algemeen seksueel contact, treedt de gezamenlijke maaltijd. Toch zal zij hiermee niet haar wezen veranderen en blijft zij uit het oneindige werken, terwijl haar kracht is gelegen in het zoeken naar eenheid. Het streven naar eenheid met andere machten blijft overheersen, onverschillig of de werkingen wit dan wel zwart magisch zijn, terwijl de witte magie diezelfde eenheid zonder enige beperking zoekt en ondergaat. Gezien het feit, dat deze eenheid steeds weer eeuwige machten of waarden betreft, mogen wij dan ook alle vormen van magie als een vorm van godsdienst beschouwen.
Dit brengt mij tot de voodoo. Hier immers is het magische element zeer sterk, maar blijkt de verering van bepaalde Goden of machten de kern bij elk van de vele sekten en groepen, die onder deze verzamelnaam worden begrepen. Over geheel Z. Amerika, op de West-Indische Eilanden en verspreid in kleine groepen ook verder in de wereld, vinden wij groepen, die door hun wijze van werken en denken, het karakter van hun samenkomsten de benaming “voodooïsten” verdienen.
Het is mij niet mogelijk de werkwijze en opvattingen van al deze groepen afzonderlijk te bespreken. Wij treffen vereringen aan van Afrikaanse goden – onder andere namen als Moacambo – oude Tolteekse Goden, Christelijke heiligen, Jezus en Maria, in de meest vreemde mengsels. Kentekenend is het gezamenlijk vereren van Goden en heiligen, die tot geheel verschillende godsdiensten behoren. Toch zijn er enkele gezamenlijke punten voor al deze groepen te geven.
Allereerst kan worden gezegd, dat de voodoo in wezen een ontwikkeling is van de Afrikaanse natuurverering en magie. Bij ontleding van begrippen blijkt er sprake te zijn van een pantheïsme, een natuurgeloof, dat overal en in alles Goddelijke waarden, demonen e.d. erkent. Ten tweede gaat men uit van de stelling, dat men de beschikkende Goden en krachten, die er bestaan, kan aantrekken, binden en beheersen door bepaalde rituelen, terwijl deze machten en Goden tot de mens kunnen spreken door middel van bepaalde profeten of mediums. Wanneer de krachten en Goden zich openbaren, is het mogelijk van hen bepaalde macht en bepaalde gunsten te verkrijgen. Sommige personen kunnen met een macht of God tot een zodanige eenheid komen, dat zij ook zonder verder ritueel de macht van die Godheid bezitten en uit diens naam kunnen handelen. Wel zullen zij hun contact met die God op geregelde tijden ritueel moeten vernieuwen en zullen zij ook in hun dagelijkse leven voortdurend aan bepaalde eisen moeten voldoen.
Meen niet, dat deze stellingen zonder meer dwaasheid en bijgeloof zijn. Omdat de voodoo in feite een natuurverering inhoudt, wordt zij door de gehele westelijke wereld zonder meer als zwart magisch beschouwd. Ook dit is niet waar. Uitgaande van hetgeen wordt gezegd omtrent eigen instelling als bepalend voor het wit-zijn of zwart-zijn van magische rituelen, durf ik zelfs te stellen, dat ook onder de voodooïsten vele goede en krachtige witmagiërs zijn. Indien echter menselijke lusten, haat, vrees enz. de overhand krijgen, dan wordt de voodoo tot een van de meest duistere ritueel magische praktijken van deze tijd. Ik wil u een klein beeld geven van de wijze, waarop men pleegt te werken.
Ik vestig uw aandacht op de vele parallellen met inwijdingsgebruiken en magische riten die in Europa, bv. in Griekenland en Rome voor meerdere eeuwen nog in zwang waren. Azië laten wij – daar u daarvan te weinig weet – buiten beschouwing. Er is muziek, die verdooft en bij de hoorder een soort roes wekt. Meestal een voortdurend dreunen en ratelen der trommen. Er is een hoofdman, opperpriester, of medium. In Z. Amerika zal dit vaak een vrouw zijn, die dan een soort vertegenwoordigster is van de Almoeder. In Haïti, in bepaalde delen van Guyana, in Suriname vinden wij daarentegen meestal een man aan het hoofd, die tijdens de plechtigheden de vruchtbaarheid en doodgevende Algod vertegenwoordigt. Dit wordt dus door de gelovigen niet precies zo gezegd, maar vormt de kern van het geloof en daardoor ook het middelpunt van elk geloof.
Degenen, die leiding geven, nemen altijd plaats op een soort verhoging. De plechtigheid vindt steeds op een afgezonderde plek plaats, die door onbevoegden niet zal worden betreden. Bij kleinere groepen in de omgeving van grotere nederzettingen is dit vaak een soort keet of grote hut. De belangrijke plechtigheden vinden plaats op een afgelegen plek in oerwoud of moeras. Door het geroffel der trommen en het gebruik van bepaalde dranken, of bepaalde reukwerken, ontstaat een algemene roes. Wanneer deze roes groot genoeg is, dansen de priesteressen. Deze danseressen zijn dan opgezweept tot een soort razernij. Bij vele sekten zal het ogenblik, dat zij van uitputting neervallen, het geroffel der trommen onderbreken. De danseressen komen tot een tijdelijke stoffelijke eenheid met een aantal priesters, of enkele der belangrijkste aanwezigen. Opvallend is hierbij, dat andere aanwezigen onder invloed van de roes dit voorbeeld volgen met elkaar, of elkaar gaan bestrijden. Dit deel der plechtigheid bevat in ieder geval altijd een vreemde mengeling van seksualiteit, verrukking, zelfexpressie enz. Hierdoor ontstaat een buitengewoon sterke sfeer, terwijl de gevoeligheid daarvoor bij de aanwezigen eveneens – vaak mede als gevolg van de uitspattingen – toeneemt. De trommen beginnen opnieuw te roffelen. Eventueel worden nu offers gebracht. Daarna spreekt de hoofdman, priesteres, of een medium. Vaak komt het hierbij voor, dat in de groep der aanwezigen iemand in een trance geraakt, en daarbij uiting geeft aan de stemmen van overgeganen, voorvaderen, of Goden en demonen.
In sommige gevallen wordt – meestal met een stukje hout uit het vuur – op vlakke aarde een tekening gemaakt. In andere gevallen vervaardigt men nu een soort amulet. In beide gevallen is het eindresultaat een reeks van lijnen, waarin bepaalde namen en tekens voorkomen. Later wordt het ontstane geheel door de priester of diens helpers op blik gekrast, of in een stuk van een blad gekerfd. Dit wordt verkocht of uitgedeeld en geldt dan als een goede bescherming tegen de kwaadwilligheid van anderen, of een teken van bijzondere macht door de Goden in dit teken geschonken. Dergelijke tekens kunnen dus zowel een band met goede als kwade Goden betekenen. In het tweede geval kunnen de amuletten of zegels ook gebruikt worden om anderen te dwingen of te verderven; in het eerste geval geven zij Goddelijke bescherming, kunnen aan anderen worden geschonken zonder hun invloed te verliezen. Men beëindigt de bijeenkomsten meestal met het spreken van bepaalde zegeningen en/of vloek- en wraakformules. Daarna blijft men vaak bijeen in een feest, dat een orgie gelijkt.
Uit het laatste deel blijkt, dat ook hier de mensen geloven in de grote macht van het gesproken woord. Het magische geloof zegt, dat de naam en de persoon gebonden zijn, elkaar zelfs vaak kunnen vervangen. Wanneer ik de naam van een god ken, deze naam uitspreek, bv. in een vloekformule – zeker wanneer ik daarbij bovendien beschik over iets, dat deel van, of eigendom is geweest van degene, die ik vervloeken wil – richt ik de toorn van die god tegen de gevloekte. De ander is dan in disharmonie met die god, waardoor, hetgeen ik in de vloek op hem heb gelegd, aan hem tot werkelijkheid zal worden. Deze praktijken vinden wij in de Bijbel bij sommige profeten terug, maar ook de voodooïst kent deze mogelijkheden en aarzelt niet daarvan gebruik te maken.
De voodooïst meent, dat hij bij een werkelijk belangrijke vervloeking dient te beschikken over de diensten van vele demonen. Daarom zal hij in dit geval overgaan tot bloedoffers. Ook mensenoffers worden daarbij wel gebracht. In de tijd van de grote slavenopstand in Haïti werden dagelijks meerdere mensenoffers gebracht om zo de overheersers te kunnen overwinnen en verzekerd te zijn van de daadwerkelijke hulp van Goden en demonen. In de stichting van de slavenrepubliek speelde de voodoo een alles overheersende rol. Ook later werden regelmatig offers gebracht aan de Goden en demonen om de macht van dit rijkje – dat niet zo heel lang heeft bestaan – uit te breiden en groter te maken. Men onderwierp zich aan de voorschriften, zelfs aan het bevel zich te laten offeren, zonder enig verzet, want het hoofd van de cultus, zij het – zoals in genoemd geval – een vertegenwoordiger van de vruchtbaarheid en dood schenkende Algod of van de Almoeder, is tijdens de plechtigheden – maar daarbuiten in droom of trance eveneens – de persoon van de macht of God zelf en heeft daardoor dus ook geweld over bezit, recht op leven en dood van de leden der groep.
Hiermee gaf ik u een beeld van de eigenaardige menging van godsdienst en magie, die “voodoo” wordt genoemd. Laat ons nu de vergelijking maken.
De grote Romeinse feesten, de Saturnaliën, waren oorspronkelijk eveneens religieuze feesten, waarbij men vruchtbaarheid, sterkte en kracht met sympathisch magische middelen probeerde af te dwingen van de Goden. Vooral voordat deze feesten tot meer mondaine aangelegenheden ontaardden, waren muziek, dans, roes en seksuele uitspattingen hier het voorspel voor bepaalde incantaties en brandoffers. Er is zeker enige overeenkomst met het voorgaande. Laat ons daarnaast nog even denken aan de feesten van de vrouwengenootschappen in Griekenland, waarbij de vrouwen, evenals sommige voodoogroepen plegen te doen, wegtrokken uit de beschaving om meerdere dagen onbekleed door de wouden te gaan en daarbij hun eigen mysteriën te vieren, die ook hier een stempel van seksualiteit, zelfkwelling en gewelddadigheid droegen.
Een andere overeenkomst vinden wij in de Dyonisiusmysteriën, die onder meer in Eulusys werden vertoond. De symbolische voorstellingen waren hier voor iedereen te volgen. De daaropvolgende besloten vieringen der ingewijden berustten ook hier op het doen ontstaan van roes, seksualiteit, een offer en ten laatste een openbaring. Er blijkt wel degelijk een zekere parallel te trekken tussen de door velen ook nu nog heilig geachte inwijdingsriten en mysteriën en de gebruiken van vele voodoosekten. Hieruit volgt, dat wij nimmer mogen stellen, dat bepaalde handelingen en riten zwart magisch zijn, alleen omdat zij gepaard gaan met roes, seksualiteit enz. Zelfs indien vele van deze gebruiken voor de moderne mens niet meer aanvaardbaar blijken te zijn en daarom veroordeeld worden, moet nog gesteld worden, dat de resultaten van dergelijke bijeenkomsten zwart- of wit magisch zullen zijn, naargelang de betekenis, die de mens door zijn eigen gedachten daarin legt.
Nu wil ik nog enkele punten bespreken en daarbij allereerst de nadruk leggen op de vertekende invloed, die het christendom heeft gehad op de werkelijke inhoud en betekenis van vele gebruiken en voorstellingen.
Wanneer wij de Griekse natuurgodsdiensten zien, zo treffen wij daarin als belangrijke macht Pan met zijn saters, gehoornd en met bokspoten. In de oude godsdiensten blijkt deze verbondenheid met de natuur wel een zeer grote rol te spelen. Het beeld van de duivel, dat de Christenen scheppen, toont een opvallende overeenkomst met Pan. Wanneer wij in de middeleeuwen de magiërs horen – ook bij de heksenprocessen komt dit ter sprake – ontmoeten wij het beeld van de Grote Bok, die door de niet-wetenden maar al te snel voor het beeld van de satan zelf wordt gehouden. De grote bok, de bok van Mendez, zijn demonische krachten, naar men meent. Toch zijn deze beelden en rituelen tot zwarte magie geworden, omdat de mens daarin – ondanks zijn vrees en verwerping – steeds weer eigen voordeel wil zoeken. Wij horen bv. van heksen, die rijkdommen zouden verwerven door een contract met de duivel, die hen dan bezoekt in de gedaante van een edelman of een … bok! Dit zijn legenden. Wel historisch juist zijn de verhalen over heksen, die door middel van bepaalde dranken of smeersels zichzelf in een roes of trance brengen en daarbij menen grote reizen door de lucht te maken. Zij hebben – vaak op grote afstand van hun woningen – samenkomsten met andere heksen. Hun lichaam verlaat de woning niet. Daarom meent men wel, dat dit alles slechts zelfbedrog of suggestie zou zijn.
Wat wel vergeten wordt door hen, die dit alles zonder meer weg willen verklaren, is het volgende. In de eerste plaats zijn de gebruiken van de heksen opvallend sterk verwant met de riten van vroegere natuurgodsdiensten. In de tweede plaats zijn, begraven onder de vele misinterpretaties – in afgedwongen bekentenissen van gevatte heksen – meerdere verklaringen te vinden, waaruit blijkt, dat heksen, die op grote afstand van elkaar woonden en redelijkerwijze nooit van elkaar gehoord hadden, noch elkaar ooit gezien hadden, elkaar herkenden en zelfs elkaars namen en heksennamen kenden van de heksensabbat. Dit geeft te denken en doet veronderstellen, dat hier wel degelijk een werkelijke beleving ten grondslag ligt aan de verhalen, zij het, dat deze niet zuiver lichamelijk, maar eerder in de geest, of op astraal gebied plaats vond. Ik vestig er uw aandacht op, dat de bestaande beschrijvingen van een heksensabbat praktisch allen stammen van, of gebaseerd zijn op gegevens van inquisitoren, die ongetwijfeld alle reden hadden om het duister en demonische karakter van deze riten op de voorgrond te schuiven. Indien wij de nadruk op het duivelse karakter van de bijeenkomsten terzijde stellen, vinden wij ook in deze beschrijvingen de elementen van de vroegere Saturnaliën en andere natuurgodsdiensten terug. Dit wettigt m.i. de gevolgtrekking, dat de heksen op bescheiden schaal inderdaad stoffelijk plachten samen te komen en in de eerste plaats aanbidsters van de oude natuurkrachten waren. Eerst het menselijke ingrijpen, de haat, die gewekt werd, hebben hiervan inderdaad in vele gevallen zwarte magie – of poging daartoe – gemaakt. Veel van hetgeen onder de invloed van de grote dogmatische godsdiensten, maar vooral onder invloed van het christendom tot de zwarte magie werd gerekend, was in feite natuurgeloof en had zelfs geen enkele waarde of betekenis in de zin van het gebruiken of oproepen van bovennatuurlijke krachten.
De conclusies, die men aan deze misvatting placht te verbinden, geven blijk van inzicht in de werkelijke magie: wanneer iemand zich verbonden heeft aan een natuurgeest, als bv. de wind – waarvan men vroeger aannam, dat zij bepaalde ziekten kon aanbrengen zonder verdere bron – is het logisch aan te nemen, dat een dienaar/dienares eveneens deze ziekte zal kunnen brengen.
Het begrip der overdrachtelijkheid, dat in alle magie een belangrijke rol speelt, maakt ook alle andere uitwerkingen van hekserij aanvaardbaar, wanneer men uitgaat van het standpunt, dat men zich alleen met demonische machten op deze wijze kan verbinden en alleen de duivel buiten een kerkelijke structuur om wonderen zal willen volbrengen. Ook het wegnemen van ziekten, het uitdrijven van de duivel door de duivel, speelt in de zwart magische praktijken van de middeleeuwen en zelfs van deze dagen een zeer grote rol. De machthebbende groep overtuigt de mensen ervan, dat het werken en streven van deze vrouwen demonisch is. De mens, die desondanks grijpen wil naar de macht en de middelen, die hij in de magie vinden kan, wordt door zijn eigen angst, schuldgevoelens enz. – het onderbewuste speelt hierbij een zeer belangrijke rol – tot zwartmagiër en brengt de invloed van deze angst en zijn duivel geloof over op elke mens, die hij via zijn magie beïnvloedt, terwijl alles, wat dank zij deze magie wordt gepresteerd, eveneens het besloten en demonische karakter zal dragen.
Begrijp mij niet verkeerd. Ik tracht niet de zwarte magie te verdedigen, maar tracht alleen de begrippen en werkingen te verklaren, die met de imaginaire en werkelijke zwarte magie verbonden zijn.
Ten laatste nog het volgende! U weet, dat de doorsnee mens over vermogens en begaafdheden beschikt, die hij veelal niet eens beseft en in ieder geval zelden bewust en beheerst gebruikt. Hierbij ligt de nadruk op helderziendheid, telepathie en andere vormen van sensitiviteit. Zij, die iets meer van deze krachten weten, durven deze niet aanvaarden, of trachten ze weg te redeneren. Het gevolg is een gebrek aan zelfvertrouwen, dat een ontwikkelen van genoemde gaven onmogelijk pleegt te maken. Nu wordt bij de magie – evenals in bepaalde godsdienstige plechtigheden en leringen – de menselijke rede, ja, zelfs het waakbewustzijn onderdrukt, of tijdelijk uitgedoofd. De gebruikte rituelen hebben altijd weer een zeer suggestieve vorm, en paren muziek / oor, beweging / oog, geur/ reuk en ritme/emotie aan onredelijke, maar geheel het wezen beheersende gedachten. Daardoor wordt men vatbaar voor andere impressies. De remmen van de rede worden tijdelijk buiten werking gesteld, waardoor men het vermogen krijgt met de werelden van het ongeziene te communiceren. Iedere mens is in wezen voortdurend met deze werelden en de daarin optredende krachten verbonden, maar kan dit vaak niet beseffen of aanvaarden. Daarom hebben rituelen en magie eigenlijk altijd zin en zullen zij altijd wit of goed genoemd mogen worden, zolang de zelfzucht of haat daarin niet de boventoon gaan voeren.
De mens wordt hierdoor wederom meer bewust verbonden met deze krachten en zal zich er een meer verantwoord en blijvend gebruik ervan door kunnen verwerven. Door ritueel en magie worden voor de mens de oude Goden weer kenbaar en zelfs zichtbaar, ofschoon hij hen geen Goden meer noemen zal. Weerom leert hij te zien in ruimte en tijd, zodat de ogen van de geest niet langer blind of onbewust zijn. Het magische ritueel zal de mens leren aandachtiger te luisteren naar de stemmen van waarden en krachten, die zowel in hemzelf, als buiten hem, bestaan.
Er is waarlijk veel goeds te zeggen over de magie. Maar stel u nu voor, dat dit streven voortkomt uit angst, uit de behoefte om meer te zijn, of meer te bezitten, dan anderen, dat het verbonden wordt met een zekere haat tegen de wereld. U zult begrijpen, dat de mens dan uit het geheel voor zich de elementen put, die voor de wereld en hemzelf het meest schadelijk, het meest demonisch zullen zijn. Wanneer men de krachten Gods neemt, en dezen maakt tot een instrument om zichzelf te wreken, is deze God dan niet door de mens tot duivel geworden? Is de mens zelf dan niet, ongeacht het waarlijk Goddelijke wezen van de kracht, waaruit hij werkt, een zwartmagiër?
De zwarte magie werkt evenzeer uit de Goddelijke kracht als iedere andere vorm van gebed, magie, streven; maar de mogelijkheden, die zo ontstaan, de krachten en gaven, die men op deze wijze verwerft, worden op een geheel verkeerde manier gebruikt. Een dergelijk misbruik van de Goddelijke kracht en de gaven van de geest bestaat in uw dagen nog. Men noemt het geen magie meer, maar de wijze van werken, de daarbij insluipende gebruiken tonen overtuigend de verwantschap met de magie, de zwarte magie, aan.
Ik meen ook hiervoor nog even uw aandacht te mogen vragen. Massasuggestie in deze dagen is wel een van de belangrijkste middelen, die in politiek, in zakenleven en economie, gehanteerd worden. Uw zogenaamde koude oorlog is in feite een gevecht, waarbij illusies de hoofdrol spelen en de beïnvloeding van het onderbewuste bij anderen tot de werkelijke overwinningen wordt gerekend.
Het beheersend optreden van een dogma, een vaste leer, een vast gezag, dat over de middelen van mededing en lering beschikt, betekent, dat de mens de mogelijkheid tot leven en denken, ja, zelfs de eigen vrije wil verliezen kan. Een ieder, die zich op deze wijze bezig houdt met het verkrijgen van macht, zal met geheel zijn wezen, alle middelen van geest en stof, ernaar streven anderen die macht als vaststaande en onontkoombaar te doen aanvaarden. Hierbij is opvallend, dat velen onder de heersers, die door u daartoe niet in staat worden geacht, of als daar bovenstaande beschouwd, gebruik maken van zogenaamde occulte wetenschappen en zich vaak in zeer grote mate laten beïnvloeden door orakels. Tevens plegen zij gebruik te maken – of trachten zij gebruik te maken – van paranormale eigenschappen, mogelijkheden en kwaliteiten, die zij openlijk beweren te verachten en te bestrijden. Vele belangrijke personen, waaronder ook gezagsdragers, die zeggen niet in een God te geloven, hebben nog in deze dagen hun lijfastrologen, hun helderzienden, occultisten en mediums. In bepaalde landen zoekt men zelfs – zij het in het geheim – naar mensen, die enige telepathische begaafdheid vertonen, of op andere wijze gedachten schijnen te kunnen uitzenden om hen zo tot groepen te bundelen, die haat en verderf, zelfs dood, kunnen uitzenden naar belangrijke vijanden. Dit is een feit, ook nu. Dit is echter zwarte magie in een van haar ergste vormen.
Er is meer. Wanneer ik u, vrienden, het vermogen zou ontnemen om zelf in vrijheid van denken en handelen, de krachten te hanteren, die voor mij een vaak gebruikte en grote macht vormen, ben ik uw heerser. Gelijktijdig put ik uit uw krachten, om mijn eigen wil verder door te zetten. Dit is zwarte magie. Wanneer ik een mens verbied zelf na te denken over bepaalde vragen, hem verbied voor zich te experimenteren, wanneer ik een mens het recht ontzeg zich met oude wijsheid bezig te houden, of met nieuwe en andere velden van weten, dan de wereld of ikzelf op dit ogenblik aanvaardbaar achten, bedrijf ik in feite ook zwarte magie. Want ook daardoor knoopt men geestelijke banden. In uw dagen wordt op voornoemde wijze enorm sterk op u ingewerkt, waarbij men vooral een beroep doet op uw onderbewustzijn, uw angsten en uw begeerten. Uw mening wordt voor u gevormd, zonder dat uzelf zich daarvan bewust bent. Er worden voor u taboes geschapen, die u in zekere zin tot fetisjist maken – een bepaalde auto is een teken van bereiken, van welstand, een wasmachine is geen luxe, doch noodzakelijk bezit – wanneer men verder wil komen in de wereld enz. Geluk en welvaart worden – volkomen onredelijk – door velen reeds nu geassocieerd met een vakantie in het buitenland, het bezit van luxe goederen enz. Hiervoor offert men zijn tijd, zijn rust en zelfs zijn ziel.
Vroeger deed men dergelijke dingen wel door stenen voorwerpen met deze krachten te laden en zo zijn vijanden en vrienden te beheersen. Dit was zwarte magie en werd strafbaar geacht in de hoogste mate. Ook eenvoudiger vormen van fetisjisme en met producten verbonden bijgelovigheden worden bevorderd en uitgebuit. Men spreekt dan over “statussymbolen”. Het is wel degelijk mogelijk op deze wijze het innerlijk bewustzijn, geweten en denken van mensen zozeer te wijzigen, dat hieruit voor anderen een grote macht voortvloeit. Degene, die u eenmaal gewend heeft aan een dergelijke onredelijke gebondenheid aan stoffelijke waarden of ideeën, is meester van uw denken geworden en kan u zonder veel moeite opzwepen tot een tomeloze haat of een wilde paniek, kan u doen beven, of tot in berserker woede losstormende soldaten maken.
Dit is magie. Vroeger noemde men zoiets wel eens: “Het stelen der ziel…”. Wetenschappelijk bedreven magie, psychologisch verantwoord optreden enz.; zeker, maar de achtergrond, het principe is hetzelfde. Ook nu nog geldt, dat de menselijke gedachte, vooral wanneer zij wordt gesteund door de gevoelens en onderbewustzijn, een zeer grote macht heeft over materie en andere schepselen. De kracht der gedachten beroert en beweegt verder de astrale wereld en via deze meerdere duistere en lichtende werelden. Zolang uw gedachtenkracht door anderen wordt gericht op angsten, haat, vernietiging, na-ijver, brengt men u er in feite toe demonen op te roepen. Hoe meer demonen van haat, hoe meer onevenwichtige natuurkrachten de mens nu oproept, hoe meer van dergelijke demonen de mensheid dadelijk zal moeten overwinnen, wanneer hij zijn bestaan in de stof voort wil zetten.
De zwarte magie vreest – in de oudheid zowel als in het heden – maar één ding werkelijk: het lichtende schild van de waarheid, het lichtende schild van de onschuldige, van de ware wijze. In vele magische boeken wordt gesteld, dat, zelfs indien men de groten uit de hel zelf als een vernietigend leger zou kunnen uitzenden, Beëlzebub, Lucifugem, Ashteroth, dezen zouden worden afgeweerd door het Lichtende Schild, dat mensen omringd, die bewust met God leven en geen haat kennen. De boeken waarschuwen ervoor, dat in dit geval de krachten, die werden opgeroepen, zich in woede zouden kunnen keren tegen hen, die hen allereerst hebben opgeroepen en uitgezonden. Juist de zwartmagiër neemt altijd de voorzorgen om te voorkomen, dat de krachten, die hij oproept, hem zouden kunnen deren, of tot hem terug kunnen keren. Hiertoe gebruikt hij ritueel, geheimhouding en misleiding. Bevend van angst en spanning dirigeert hij de krachten, die hij vreest, tegen zijn vijanden. Om veilig te zijn stelt hij zichzelf in een cirkel – of hoepel – die omgeven wordt met namen, die hij eigenlijk zegt niet te dienen, of zelfs te verachten, oude heilige namen als Adonaï en Jehova. Want de zwartmagiër wordt verteerd door angst voor de demonen, die hijzelf oproept en kent maar één enkel middel, wanneer hij ziet, dat deze krachten op hem zelf terug gaan kaatsen: nog grotere bezweringen, nog meer krachten oproepen, nog gevreesdere wezens uitzenden.
Ergens zult u misschien parallellen met het gebeuren van uw eigen dagen kunnen ontdekken. Wanneer dergelijke magiërs gesteund worden door de gedachtekrachten of het geloof van velen, kan een waarlijk helse strijd ontstaan, waarbij vele sferen in oproer zijn, waarbij de aarde zelf beroerd wordt door de ontketende krachten en beeft. Dan wil men u misschien zeggen, dat dit de straf is voor de zonden der mensheid. Zelfs dit hanteren van het begrip zonde, waarbij men zich steunt op buiten u geschapen wetten en niet op dat, wat werkelijk in u leeft, is een vorm van suggestie, die sterk ruikt naar zwart magische praktijken.
Vergeet niet, dat juist zij, die de magie het meeste bestrijden en vervolgen, zelf de meeste magische gebruiken in stand hebben gehouden en zelfs vaak een groot deel van hun macht op magische formules en werkingen baseren. De wassing met water, die men heden “doop” noemt, was vroeger deel van de strijd met de elementen, die vooraf ging aan de magische inwijding. De gemeenschappelijke maaltijd, het liefdemaal, de liefdesdronk, zijn in feite delen van de oude magische gebruiken. Het zich bevrijden door de waarheid te spreken en eigen onvolmaaktheden te bekennen, was vroeger een louteringsmiddel, waardoor de harmonie in de gemeenschap werd verbeterd en een betere samenwerking tussen ingewijden en hun helpers werd verkregen.
Hieruit vloeit de vraag voort, of het niet juist een vorm van al dan niet als zodanig besefte, zwarte magie is, waardoor men in uw dagen de banden tussen de mensen onderling tracht te veranderen en het contact van de mens met de geest te doden, hem zo te binden aan alles, wat anderen goed, macht bevorderend en juist achten.
Geloof mij, wanneer wij de magie erkennen, is de Goddelijke kracht met ons. Dan kunnen alle priesters werkelijk zieken genezen en duivelen uitdrijven. Maar wanneer wij menen, dat dit alleen voor hen, voor anderen bestemd is, doden wij iets in onszelf, namelijk de overtuiging en innerlijke kracht, waardoor het werkelijke Ik in samenwerking met de krachten van zijn Schepper in geest en stof de volmaaktheid kan verwerkelijken. Wie dit beweert, bevordert verdeeldheid en splijting. Zwarte magie is verwant aan de chaos en ontleend zijn mogelijkheden voor een groot gedeelte aan het scheppen van onevenwichtigheden, het tot verdeeldheid brengen van anderen.
Naast de door mij genoemde groepen en werkingen, die weigeren te erkennen, dat hun werken in feite magie is, zijn er nog andere groepen, die actief de magie beoefenen. Wij spraken reeds over voodoo en macambo-diensten. Daarnaast zouden wij – indien er meer tijd was – aandacht kunnen wijden aan de magische bonden en hun gebruiken in Afrika, in Indië, China. Zelfs in Europa bestaan verschillende wit- of zwart magisch werkende groeperingen voort, ook nú. De ware magie gaat niet teloor. Zij is deel van de menselijke weg, van het menselijke leven. Het onderbewustzijn van de mens moet een aansluiting vinden met meer dan eigen beperkingen én eigen stoffelijke periode, om de mens tot een ware ontwikkeling te doen komen. De mens zelf is nog niet rijp genoeg om alleen het lichte, het zuivere, het eerlijke, na te streven. Op het ogenblik, dat hij de krachten en wetten, die gezamenlijk magie worden genoemd, gebruikt om verdeeldheid te scheppen, ontstaat de ware zwarte magie. Alles, wat de mensen van elkaar verwijderd houdt, angst en haat in de mens doet rijzen is daarom, zodra buitenredelijke werkingen, of bovenzinnelijke krachten daarbij betrokken zijn, zwarte magie. Alles, wat in de mens op gelijke wijze een begrip van eenheid en saamhorigheid doet ontstaan, alles, wat hem zich meer één doet gevoelen met de Schepper en de Schepping, is Witte magie. Elke kracht, die voortkomt uit de behoefte eenheid en harmonie te scheppen is wit en Lichtend, elke poging eigen wezen of eigen groep ten koste van anderen te bevoordelen is duister en demonisch.
Ook in uw dagelijkse leven spelen deze krachten en invloeden een enorme rol. Trek hieruit uw les. Tot de laatste mens van deze wereld is heengegaan, zal datgene, wat men magie noemt, blijven bestaan: een gebruik van innerlijke kennis en een bewust of zelfs halfbewust gebruiken van eigen banden met andere werelden en de Goddelijke kracht. Dezen zijn een deel van uw bestaan. Wie zijn krachten wijdt aan chaos, aan macht over anderen zal tot het einde der mensheid ook de zwarte magie beoefenen, die voor de mens demonisch en duister en daardoor voor hem uitermate verderfelijk is.
Alles ontstaat uit God. Er zijn dus geen ongoddelijke krachten of wegen. Zijn er daaronder, die zich in het bijzonder voor zwart magische praktijken lenen?
Er zijn inderdaad krachten, die vanuit een menselijk standpunt gezien, duister zijn. Duister is afwezigheid van Licht, schaduw een tempering van Licht. In de geest zijn er krachten, die niet zozeer gebonden blijken te zijn met het vormende principe, dat voor de menselijke ontwikkeling belangrijk is. Wanneer men op die krachten een beroep doet, zal men vanuit eigen standpunt werken met chaotische krachten, die een deel van het Goddelijk Licht wegnemen. Dan ontstaan duister. Toch kunnen die krachten evenzeer “goed” doen als “kwaad”. Schaduw is soms de redding van hen, die door te fel Licht bijna verteerd worden. Toch zal in de meeste gevallen hun werken, dat vanuit ons standpunt chaotisch is, niet aanvaardbaar blijken, omdat het gevolg in de menselijke wereld verdeeldheid of vernietiging betekent. Toch kan hun werken vanuit hun eigen standpunt gelijktijdig goed en opbouwend zijn. Deze krachten dragen in zich wel degelijk een besef van de Hoogste Kracht, doch voor ons openbaart zich niet hun eigen bewustzijn, maar hun werking op het voor ons nu werkelijk zijnde deel der Schepping, die voor ons alleen geopenbaard kan zijn in tegendelen of tegenstellingen. Het eigen standpunt te midden van de Schepping bepaalt de werking, die men voor andere delen der Schepping heeft en de wijze, waarop deze op eigen leven en wereld inwerken. Eigen standpunt en bewustzijn te midden van de Schepping, plus de door het Ik te volgen weg bepalen de verhoudingen, die binnen het geuite voor het Ik bestaan.
Als laatste: vanuit de mens gelden altijd de daad, de onmiddellijke toestand, maar vanuit het Goddelijke geldt iets anders: de instelling, het bewustzijn, plus de intentie. Dit betekent, dat wij een kracht kunnen afwijzen, of een daad kunnen veroordelen, als niet tot onze ontwikkeling en wereld behorende, maar gelijktijdig zullen moeten erkennen, dat deze kracht toch – ofschoon strijdig met ons wezen – in onze wereld en binnen het Al tevens het felle Goddelijke Licht zal kunnen openbaren. De moeilijkheid van dit alles ligt in de voor de mens klaarblijkelijk moeilijk aanvaardbare subjectiviteit van ervaring en beleving, waarbij alles een waan is, buiten hetgeen in jezelf wordt beseft, of wordt geopenbaard door het Goddelijke, dat de kern is van je wezen.
Als de katholieke kerk een banvloek uitspreekt over bepaalde dingen, is dit dan ook zwarte magie?
Volgens mij wel. Ik spreek hierbij uit een niet-rooms, ja, zelfs niet uit een christelijk standpunt. Vanuit het standpunt van een kerk is het verklaarbaar, dat zij door middel van de banvloek gezag, zekerheid, vastheid van invloed tracht te handhaven. Ik stel echter daar tegenover: Indien deze kerk een volledig vertrouwen in God zou stellen en zo dezelfde energie en kracht – nu gebruikt voor de banvloek – gebruikt, deze richtende op dezelfde personen, voorwerpen, toestanden en gebieden, zou zij de door haar gewenste veranderingen daarin ook zonder vloek tot stand kunnen brengen. Omdat een banvloek negatief is, is zij in mijn ogen zwart magisch, ongeacht het doel, waarmede zij wordt uitgesproken. Elke vervloeking, of daarmede verwante formule, die tot anderen wordt gericht – met of zonder haat – om deze te dwingen, is verder een vorm van afpersing. Een banvloek als bedoeld, door wetenden bewust uitgesproken, is in mijn ogen verder een kracht, die voor een groot deel van de mensheid negatieve krachten van demonische geaardheid ontketent.
Ik mag u er aan herinneren, dat men vroeger meende dat door eenvoudige formules mensen gedood konden worden, hun geslacht onvruchtbaar gemaakt, de velden van de mogelijkheid vruchten te dragen beroofd, huiselijk geluk onmogelijk gemaakt kon worden, goede handel, geestelijke bewustwording, vrede na de dood, konden worden aangetast. Ook meende men, dat door bepaalde formules bepaalde ziekten konden worden opgeroepen en aan anderen konden worden gezonden. Dit alles blijkt uit de toverformules uit het verleden, die nu nog uit oude inscripties en boeken bekend zijn. Daaruit blijkt ook, dat vervloekingen enz. gebruikt werden, om anderen te dwingen daden te stellen, rechten af te staan, gelden en goederen af te geven. Een vorm van magische afpersing, die vroeger wel zeer ernstig genomen werd, zoals blijkt uit het volgende.
Ofschoon bij de hindoes een der heilige boeken bijna geheel bestaat uit incantaties en toverformules, is het alleen aan brahmanen toegestaan, dit boek te hanteren. Zelfs dan geldt nog de conditie, dat de inhoud niet gebruikt zal worden om anderen te schaden. In wetten der oudheid, o.m. uitgevaardigd door Hamanurubi, Nebukadnezar en Seti wordt het uitspreken van vervloekingen strafbaar gesteld, zelfs wanneer dezen geen uitwerking blijken te hebben. In Egypte werd dit beboet met de waarde van 20 kruiken bier. In de meeste wetten van dergelijke strekking wordt verder gesteld, dat, zo de vervloekte schade ondervindt van de vloek, degene, die de vloek heeft uitgesproken, aansprakelijk zal worden gesteld en zal worden gestraft, alsof hij in eigen persoon schuldig zou zijn aan al het gebeurde. Dit betekende in Egypte dat, zo iemand na het opleggen van een vloek zou sterven, de vervloeker als moordenaar werd beschouwd, onder martelingen gedood en zijn lichaam prijsgegeven aan wilde dieren, of op andere wijze verminkt, zodat de schuldige niet in het rijk der doden binnen kon treden. Hieruit blijkt wel, dat de oude beschavingen, waarin de magie een grote rol speelde, aan vervloekingen, banvloeken e.d. een zeer grote aandacht wijdden. Dit was zeker niet alleen bijgeloof. Alleen reeds de wetenschap, dat men onder een vloek leeft, kan ernstige gevolgen hebben voor het gedachte- en zielenleven van de mens, waardoor tevens de stoffelijke gezondheid en welvaart bedreigd worden. Zeker wanneer de vervloekte gelooft in de macht van degene die de vloek of ban uitspreekt – en dus van overwicht sprake is – zijn deze gevolgen zelfs waarschijnlijk. Mede om deze redenen kan ik niet anders stellen dan: elk voorwaardelijk of onvoorwaardelijk opleggen van een ban of vervloeking is zwart magisch. Niet alleen acht ik deze handelwijze dus zwart magisch, maar bij de christelijke kerken acht ik haar bovendien in strijd met hun leer. Want een vervloeking past niet in de leer en het wezen van Jezus, Die, naar leven en werken bedreigd en in zijn laatste ogenblikken nog zeggen kon: “Heer, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen”. Het lijkt mij dan ook, dat bedoelde banvloek als een dubbel duistere zaak kan worden beschouwd, strijdig met de belangen van kerk en mensheid, onchristelijk en uiting gevende aan een machtsbewustzijn, dat helemaal niet past in een leer, waarin de naastenliefde een zo belangrijke rol speelt.
Kunt u nog iets zeggen over verdere zwart magische praktijken in de christelijke kerken?
Op deze vraag kan ik geen eerlijk antwoord geven. Ofschoon er in uw dagen vele praktijken bestaan, die zwart magisch genoemd kunnen worden, is geen daarvan geheel voorbehouden aan- of kenmerkend voor de christelijke kerken in het bijzonder. Indien u mij een uiteenzetting vraagt van de in uw dagen gebruikte methoden, die zwart magisch zijn in wezen, ben ik bereid u die te geven.
Zoals u weet, is elke gedachte tevens een kracht. Wanneer ik, door het uitoefenen van pressie, een banvloek, valse voorlichting, het doen bidden op onjuiste wijze enz., de suggestie geef – en zo de gedachte schep – dat de mensen of een deel daarvan minderwaardig zijn, demonisch strevend, gehaat dienen te worden, bestreden moeten worden of zelfs geen mensen meer zijn in de ware zin van dit woord, wordt hierdoor op de wereld een demonische, negatieve gedachtestroming gewekt. Indien men zich daarvan bewust is, zal men gerekend moeten worden onder de grootste en meest demonische zwartmagiërs van alle tijden. Want de gedachten van een grote menigte mensen heeft een zeer grote invloed op alle leven en alle gebeuren op aarde.
Wanneer men anderen doet bidden, opdat God bepaalde machten zal vernietigen, ofschoon men beseft, dat in die andere machten wel degelijk ook meer positieve waarden aanwezig zijn, is dit zwarte magie. Wanneer men offers brengt, of rituele offerdiensten houdt met de intentie, daardoor de rechten, wetten of mogelijkheden van een bepaald volk, een staat of gemeenschap aan te tasten, kunnen offeren, dient zonder meer worden beschouwd als een zwart magisch ritueel.
Ik geef u een voorbeeld: wanneer een gebedsbijeenkomst wordt gehouden, waarin men bidt met de intentie, dat God het onmogelijk zal maken de heersende wetten tegen de godsdienst en de gebruiken ter bevordering van het atheïsme verder voort te zetten, is dit zwart-magisch, omdat hierdoor via gedachten en een beroep op goddelijke machten een ander in zijn vrijheid van streven kan worden belemmerd. Het geheel is negatief. Wanneer in die zelfde bijeenkomst de gebedsintentie echter luidt dat men in Rusland een zuiverder inzicht omtrent de waarde en de betekenis van de godsdienst zal mogen verwerven, is het geheel wit magisch.
Het zal u opvallen, dat hierbij dus de wijze, waarop men in Rusland optreedt, van geen enkel belang is. Of men daar nu de mensen alle vrijheid ontneemt of niet, of men dwang uitoefent op anderen of niet, is van geen enkel belang. Slechts de vraag, of positief dan wel negatief ingestelde gedachten enz. worden gebruikt, zal het verschil tussen zwarte en witte magie bepalen. Elke mens is vrij een bepaalde denk – of handelwijze te aanvaarden of af te wijzen. Op het ogenblik, dat men echter door gedachtekracht, magische middelen enz. anderen tracht tot een zelfde houding te dwingen, ontstaat een negatieve werking. Zelfs indien geen magie wordt uitgeoefend, of geen bewust beroep wordt gedaan op bovenzinnelijke krachten, zal elke poging om anderen te schaden, door anderen te doen haten of minachten enz. de mens meer vatbaar maken voor demonische krachten en moeten daarom gevaarlijk worden gedacht voor de mensheid, de menselijke ziel. Voorbeelden van in het heden bestaande beïnvloedingen en werkingen, die gebaseerd zijn op oude magische wetten en leringen.
Oude leer: Een afbeelding van een god, een persoon enz. kan – evenals zijn taak – onder omstandigheden op kunnen treden als vervanging van diens werkelijke wezen. De invloeden die de afbeeldingen beroeren, de behandeling die door de afbeelding wordt ondergaan, wordt overgebracht op de werkelijke persoonlijkheid, die alle gevolgen daarvan geheel – ook lijfelijk – ondergaat.
Gebruik in het heden: Wanneer ik afbeeldingen aanbreng van een bepaalde persoon en daarvoor een zo kritiekloos mogelijke verering weet aan te kweken, zullen alle gedachten, daaraan gewijd, tevens werkelijke krachten worden in de afgebeelde persoon. Hierdoor wordt hij, in vergelijk met gewone mensen, die niet over deze additionele krachten kunnen beschikken, tot een soort halfgod. Of deze persoon nu Groumoulka Chroesjtsjov, Kennedy, Castro, Kroema, of Soekarno heet, is verder van geen enkel belang. De persoon in kwestie heeft een invloed, waardoor hij dingen kan doorzetten en volbrengen, die voor anderen niet mogelijk zouden zijn. Want door de voortdurende gedachten van verering, vrees of aanhankelijkheid, worden krachten geput, die het mogelijk maken meer dan normaal te presteren; men staat vrijer van toevalligheden en de daaruit voortkomende dreigingen, terwijl eigen daden een grote invloed en verder reikende werkingssfeer verwerven, dan normaal mogelijk zou zijn. Stelt men daarnaast nog het beeld van een ander, die men als een demon of dwaas voorstelt, dan zal deze alle haat, verachting en afkeer tot zich trekken; daardoor zullen alle acties tegen die ander nogmaals versterkt worden. In deze dagen concentreert men de haat van de menigte op bepaalde personen, een bepaalde groep, een bepaald land. Door deze concentratie vinden de zwakken overgang, maar verwerven de sterken een demonische macht.
Men bevordert zo vooral de verdeeldheid onder de mensen, een toenemende onevenwichtigheid in de wereld. De compensatie van deze onevenwichtigheden wordt door de huidige zwart- magiërs echter niet voldoende beheerst. Men noemt de gevolgen van een natuurlijke compensatie dan ook onbeheersbare natuurverschijnselen, rampen, de driften van de massa enz. Deze benamingen nemen echter de waarheid niet weg, nl. dat door het aanmoedigen van haat, verheerlijking van personen enz. onevenwichtigheden ontstaan, die door de natuur worden hersteld en veel onnodig lijden betekenen voor vele onbewusten. Ik meen hiermee te kunnen volstaan, omdat men de verdere inwerkingen uit het gestelde plus de gegeven verklaringen zelf af kan leiden. Massapubliciteit, misleidende verklaringen enz. komen immers steeds weer voor en kunnen, mits men daarop voorbereid is, door een ieder worden erkend voor wat zij zijn: de zwarte magie van uw dagen.
Tot besluit wil ik nog enkele woorden van mijzelf aan het gesprokene toevoegen.
De aarde heeft reeds in korte tijd grote krachten uit de geest en uit de kosmos ontvangen. Meerdere uitstortingen van soortgelijke krachten kunnen nog verwacht worden. De uitwerking van deze krachten zelf is positief noch negatief. Wel versterken zij deze factoren in de mens, en wel gelijkelijk. Het resultaat is, dat zowel de wit magiërs als de zwartmagiërs in deze dagen over grotere krachten dan voorheen kunnen beschikken. Ook de mens, die zich van dit alles minder bewust is, zal door zijn daden en gedachten een grotere invloed uitoefenen dan voorheen. Tracht daarom steeds weer het juiste innerlijk besef, het juiste evenwicht, met wereld en kosmos te bereiken. Op deze wijze zal men, de krachten van het hogere en grote in zich erkennende, vrij kunnen komen van de kleine en onbelangrijke remmingen en beïnvloedingen in de wereld, die zowel de bewustwording, als het vinden van een juiste taak in het Al belemmeren.
Ofschoon in uw wereld wit en zwart elkanders onvermijdelijke tegendelen en componenten zijn, ook magisch, kan men door het scheppen van een juiste en niet zelfzuchtige band met het Al, een ware harmonie met God en de mensen, de invloed van het duistere weren en dit onmachtig maken. U kunt, door een volledig vertrouwen in de Lichtende krachten en een voortdurend uiten van deze krachten door uw eigen wezen, bereiken, dat – zover het de mensheid betreft – de disharmonische en begoochelende banden van het duister wegvallen en plaats maken voor de vrije ordening die men wel de ‘Kosmische Harmonie’ noemt. Deze bergt in zich de perfecte naastenliefde en brengt de mens tot het erkennen van de absolute schoonheid van de schepping, de rechtvaardigheid van de Schepper, zover dit de eigen plaats in de kosmos betreft.
In deze dagen bepaalt u zelf de waarde, de invloed, die zwart-magische en demonische krachten in uw leven zullen innemen. Hoe meer u voor uzelf eist, hoe meer u meent anderen te moeten regeren en voor hen te moeten beslissen, hoe groter de mogelijkheid is, dat u in steeds sterkere mate het slachtoffer zult worden van de krachten, die wij het duister noemen. Hoe groter echter uw bereidheid is om in leven en werken, in lijden en vreugde, de harmonie met anderen te zoeken, hoe meer u tracht de juiste samenwerking in geest en stof met anderen te bevorderen, hoe sterker het Licht voor u en anderen werkzaam zal zijn.
Het is de taak van de bewuste het lijden van anderen te delgen, zover dit mogelijk is zonder hun eigen bewustwording daardoor aan te tasten, of aanmerkelijk te vertragen.
Eveneens behoort het tot de taak van de bewuste, voor anderen steeds weer een juist inzicht in de werkelijke situatie mogelijk te maken, zonder daarbij voor zichzelf maar de eer van bewustzijn en weten op te eisen.
Het is de taak van de bewuste op aarde de vreugde te bevorderen en de goddelijke krachten door eigen leven en werken steeds dichter tot de mensheid te brengen, zonder daarbij ooit hieraan enig eigen recht te ontlenen.
Het is eveneens de taak van de bewuste, de dwang van dogma en vooroordeel te breken, zonder daarbij de vrijheid van denken en leven van anderen aan te tasten.
Het is de taak van de bewuste voor allen een steeds inniger samenwerking van stof en geest mogelijk te maken, opdat allen in waarheid harmonisch kunnen zijn, niet verdeeld tussen de vreugden van een geestelijke hemel en een noodzaak tot stoffelijk lijden, maar God belevende en dienende in stof en geest gelijkelijk.
Wanneer u meewerkt aan deze taken, helpt u de zwarte magie machteloos te maken door een schild van goddelijk Licht en zult u zelf ook persoonlijk en bewust deel hebben aan de Lichtende en vormende werkingen van deze tijd.