14 september 1994
Allereerst moet ik u vertellen dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Denk zelf na. Daar ik de keuze van onderwerp heb en bepaalde ontwikkelingen erg interessant kunnen worden, wil ik met u spreken over Israël. Ik wil mij echter niet alleen beperken tot de moderne tijd. Om Israël goed te kunnen begrijpen, moet je iets weten van de wijze waarop het jodendom ontstaan is.
Het verhaal kan gevoeglijk beginnen bij Abraham, die wegtrok uit Ur omdat hij één God aanbad en zich wilde afwenden van de bijna verplichte verering van afgoden. Dit ofschoon zijn vader een priester van de maangodverering was.
Hier begint het verhaal van een onbekende God, die soms echter tot de mensen spreekt. Abraham wordt een soort sjeik, een krijgsvorst van een kleine stam, waaruit dan later een deel van de stammen voortkomt die men nu nog noemt. Denk echter aan hen niet als een eenheid. Het zijn verschillende kleinere zwervende nomaden, die onderling vaak twisten en strijd kennen. Onderweg neemt men vaak restanten van verslagen stammen en andere vreemdelingen in de stam op. Er zijn dan ook onder hen niet-afstammelingen van Abraham als bv. Syrische Arabieren en Hettieten.
Men komt tot het vereren van Jahwe, die in feite een soort oorlogsgod is en vele karakteristieken vertoont die wij ook bij de goden van andere volkeren uit die tijd aantreffen. Een god die enigszins zijn volk ook in eigenschappen weerspiegelt: hij is aan de ene kant goed en edelmoedig, aan de andere kant wraakzuchtig, toornig en zeker niet vies van een beetje geweld. Dit primitieve godsbeeld verandert enigszins nadat een of enkele stammen in Egypte zijn geweest. Van invloed is hier vermoedelijk de stam van Jozef.
Dit veranderende godsbeeld sluit aan bij hetgeen Mozes later verkondigt. Vergeet niet dat ook hij in Egypte werd opgevoed. Overigens was hij waarschijnlijk werkelijk een vondeling, al zullen de verhalen daarover, gezien vroegere parallel lopende verhalen in Mesopotamië, vermoedelijk niet juist zijn. Maar omgezet in Egyptisch spraakgebruik betekent Mozes in feite ‘jongen’ of ‘jongeling’.
Er komt een ander, minder ingrijpend beeld van de godheid. Dit wordt uitgebeeld door de lege ruimte tussen de Elohim op het deksel van de ark des verbonds. Naast de aanhangers van het oude godsbeeld, de jahwisten, ontstaan zo o.m. de elohisten. Er zijn een vijftal richtingen waaronder die van de priesters, toen nog geleid door een profeet. Zij allen hebben op de vorming van het Bijbelverhaal hun invloed gehad. De verhalen zijn vaak versierd, aangepast aan reeds bekende sagen, legenden en overleveringen van andere volkeren.
Om een voorbeeld te geven: De tocht door de woestijn die 40 jaren, symb0lisch getal, zou hebben geduurd, is niet alleen maar een voort zwerven, maar eerder een krijgsonderneming waarbij men steeds weer gedwongen is de gebieden van sterkere vorsten te ontwijken. Men valt soms ook kleine koninkrijkjes binnen, maar wordt verdreven. In die tijd heeft men dus heel wat strijd moeten voeren, wat de krijgshaftigheid verklaart die men later in Palestina ten toon spreidt.
Het binnengaan in Kanaän onder Josua wordt voorgesteld als een wonderbaarlijk, een oudige onderneming vol wonderen. De werkelijkheid is alweer anders; in feite trekt niet één leger binnen, maar infiltreren kleinere stammen als nomadengroepen het gebied van o.m. de Filistijnen die een groot en machtig volk zijn en nooit geheel verslagen worden.
Opvallend is dat deze indringende stammen zich aanpassen en een groot deel van de gebruiken van hun ‘gastheren’ overnemen. Wie zich de moeite getroost van enige studie op dit gebied, kan constateren dat de opzet van bepaalde Bijbelverhalen, ja, zelfs de inhoud van sommige psalmen en profetieën en zelfs de wetgeving een treffende overeenkomst vertonen met die van andere volkeren, waarbij het gaat om verhalen en zelfs wetten, die reeds vele honderden jaren bestaan hebben voor zij in de joodse geschriften en overleveringen opduiken.
Steeds weer blijkt echter 00k dat wij te maken hebben met een volk dat tegen zich verdeeld is en slechts in uitzonderlijke gevallen enige eenheid vertoont. Ik wil u niet de gehele ontwikkeling hier zelfs maar summier schilderen, daar dit te veel tijd zou vergen. Maar er ontstaan uiteindelijk twee joodse rijken: Israël en Juda.
Deze groepen zijn lange tijd voortdurend met elkander in strijd gewikkeld. De eerste die daaraan iets kan veranderen, is in feite Saul, de eerste koning. Hij is in feite een oorlogskoning die door de priesters wordt aangesteld. Hun doel is niet alleen een verdedigen van hun macht maar tevens het vormen van een religieuze eenheid die tot op dat ogenblik nog niet geheel ontstaat.
De eenheid die bereikt wordt, is echter maar betrekkelijk. Daarbij komt dat Saul een ondeugende man is. Om een voorbeeld te gevent: hij maakt tijdens een slag veel vee buit. De priesters, met een profeet als hoofd van een afvaardiging, eist dat men hen dit vee zal overdragen want deze zege, en dus ook het vee, stamt van Jahwe.
Saul echter stelt dat hij degene is die het veroverd heeft, houdt zelf een offerplechtigheid en geeft niets af. Daar hij het vee echter onder zijn soldaten verdeelt, is hij te populair om hem direct aan te vallen.
De luitspeler Daoud, later David, een jongen van filistijnse afkomst, wordt door een profeet in het geheim tot koning gewijd. Later zal men beweren dat hij van zuiver joodse origine is. De keuze is niet slecht: David is krijgshaftig en moedig, kent de koning Saul goed en is zeer eerzuchtig.
Overigens geen ideale held: het is een man die vooral van lekker eten en prettig leven houdt. Belangrijker is echter zijn aanleg voor politiek. Hij weet het de stammen en hun verschillende rijkjes op de duur bijna onmogelijk te maken om te intrigeren. Hij wist steeds weer op het juiste ogenblik iemand die als tegenstander belangrijk dreigde te worden, tot zich te trekken en tot zijn volgeling te maken. In zijn tijd was hij ongetwijfeld een groot man. Dat hij te veel van Wein, Weib und Gesang hield, moet men hem dan maar vergeven.
Bij de priesters was hij zeer gezien, mede dankzij het doen vernieuwen van het tenttabernakel en de plannen die hij op latere leeftijd maakt om een vaste tempel te doen bouwen. Hij laat zelfs een tempel ontwerpen die ruimschoots zou kunnen concurreren met alle tempels van de afgoden in de buurt. Tot de uitvoering komt hij echter niet; hij voelt zich vooral in latere jaren zeer zondig in verband met de wijze waarop hij Betsheba voor zich wist te winnen: Indirecte moord op de echtgenoot, die in de voorste linies van een slag wordt gezonden en mogelijk zelfs door de joodse soldaten op Davids bevel werd omgebracht. Daarbij kwam dat hij enige moeilijkheden had met zijn zonen.
De oudste van hen wilde niet wachten tot zijn vader stierf of de macht overdroeg, en begon een opstand. Tegen het verbod van David in werd hij daarop verslagen en gedood door Davids generaal Joab. Deze Joab heeft zich overigens ook een tijdlang tegen David gekeerd maar bleef ondanks dit zijn trouwste volgeling en vriend en keerde dan ook als krijgsheer terug tot zijn vorst. De tweede zoon acht zichzelf nu troonopvolger, meet zich een groot gevolg aan, maar kwetst meerdere malen de priesters door hun vermaan en gezag belachelijk te maken. Zij intrigeren en weten wanneer David reeds zwaar ziek op zijn sterfbed ligt, deze er toe te brengen om, mede op grond van een oude belofte aan Betseba, haar zoon Salomo steels tot koning te doen wijden.
Deze moet hem wel beloven de tempel die hij, David, heeft ontworpen, te doen bouwen. Wat hij ook doet, maar dan op de bergtop Sion, gelegen tegenover de oude stad Urusalem. Hierdoor vermijdt hij de strijd tussen verschillende stammen om de eer en schept voor zich een mogelijkheid om, z.g. als compensatie, een indeling te maken waarbij voorrechten en taken van stammen worden verdeeld. Van wijsheid getuigt het ook de kleine stam van Levi voor de tempeldienst te kiezen: hierdoor worden intriges vanuit de tempel tegen hem bijna onmogelijk.
In deze tijd is er voor het eerst een verdergaande eenheid tussen de stammen en kunnen wij waarlijk van een volk spreken. Alleen verzwijgt men liever dat in die dagen tussen al die joodse stammen ook, zoals vroeger, Arabische en Syrische stammen leven die het joodse geloof niet aanhangen.
Verschillende goden, vooral de verschillende Baals worden dan ook in het land al die tijd vereerd, en Salomo neemt aan bepaalde plechtigheden van deze ‘heidenen’ deel, zo zich 00k van hun trouw en gunst verzekerende.
Dit heeft invloed op de joodse geschriften. Er zijn verschillende lofprijzingen en gezangen, die bijna letterlijk de vertaling schijnen te zijn van soortgelijke gezangen en overleveringen die bij de Baals-dienst een rol speelden.
Zo is het volk deels nog heden. Zoals steeds is men voor bepaalde zaken nogal afhankelijk van huurlingen. Davids lijfwacht bv. bestond voor meer dan de helft uit heidense huurlingen. Bij Salomo bestond de lijfwacht zelfs voor 90% uit Nubische huurlingen. Ook bij de uitbreiding van zijn rijk en macht maakt Salomo voornamelijk gebruik van hetgeen men hem aan manschappen , strijders en vaklieden doet toekomen uit Egypte.
De joden voelden zich na de voltooiing van de tempel meer één dan ooit tevoren: er was nu een heilige plaats waar het merendeel van de geschillen op religieus gebied pratend kon worden uitgevochten en er waren zo’n strenge wetten, dat men voor andere geschillen daarop een beroep kon doen via de priesters of middels een verzoek aan de vorst.
De joden van heden hebben geen tempel meer. Wel is er een Knesset, maar dit is geen heilige plaats, waar men kan debatteren en uiteindelijk alles aan de priesters en de wet van God overlaten. Men dient nu zelf beslissingen te treffen.
Ook in deze dagen zien wij tegenstellingen en een splitsing optreden in het volk der joden. Laat ons niet vergeten, dat dergelijke ‘fracties’ in het verleden meerdere malen aan leiding zijn geweest tot zeer bloedige en verbeten burgeroorlogen.
Wanneer wij iets beseffen van de verdeeldheid in het moderne Israël, doen wij er goed aan ons te herinneren, dat een dergelijke verdeeldheid mede aansprakelijk is geweest voor het meerdere malen wegvoeren van een groot deel van het volk in slavernij, zoals onderlinge verdeeldheid en belangenstrijd in feite ook de oorzaak zijn geweest van het uiteindelijk vernietigende optreden van de Romeinen in dit gebied. Het grootste gedeelte van de ellende van het jodendom is te danken geweest aan de onderlinge verdeeldheid, waarbij priesters tegen krijslieden streden en wederkerig elkander een doelmatig optreden onmogelijk maakten. Zoals groepen of stammen elkander het leven eveneens steeds weer zuur maakten.
Kijk in het heden, en wij mogen wel niet meer spreken over stammen maar over bevolkingsgroepen die bv. uit Rusland komen, uit de Oosterse diaspora terugkeerden, Amerikanen, Europeanen. Maar ook deze groepen intrigeren steeds weer tegen elkander, proberen elkander een vliegje af te snoepen enz.
Ik stel dat de verdeeldheid in het heden, ondanks alle uiterlijke tekenen van eenheid in deze dagen, even groot is als in het verleden. Wonderlijke zaken spelen mee: groepen, die ik jahwisten wil noemen, aanbidden een god van macht en geweld. Zij willen een rijk stichten zoals in de bijbel vermeld, maar vergeten dat het hierbij grotendeels om een visie van een profeet ging die nooit een feit is geworden. Kortom, het Israël dat zij zich voor ogen stellen op grond van hun uitleggingen van de bijbel, heeft in feite nooit zo bestaan. In tegendeel, in een groot deel van de nu als eens ‘zuiver joods’ aangemerkte gebieden was men in die dagen afhankelijk van heidense vorsten en satrapen om er althans nog enigszins invloed uit te kunnen oefenen, wegen open te houden en mijnbouw te kunnen bedrijven.
Vergeet niet dat in die tijd van Salomo de Egyptenaren, na het in verval geraken van hun macht, in feite de joodse macht hielpen handhaven om zo o.m. de wegen naar bepaalde zeehavens voor zich toegankelijk te houden.
In deze dagen is het Amerika dat om politieke redenen en uit oogpunt van machtsevenwicht een dergelijke steun pleegt te geven. Wat de vraag doet rijzen of een regering zoals nu is gevormd, een bestuur dat zich nationaal noemt, dit in dit land ook inderdaad zal kunnen zijn.
Een leider zou, om dit mogelijk te maken, moeten beschikken oven de moed van David, gepaard gaande met de wijsheid van Salomo. Het is nu eenmaal niet voldoende om te spreken over veiligheid en uit te roepen dat je uitverkoren bent. Al is het maar omdat, historisch gezien, de rechten die men zich wil aanmatigen, nooit vast hebben gestaan.
Je kunt niet zeggen dat de Arabieren maar heen moeten gaan omdat dit het land van de joden is. Want lang voor de joden hier kwamen, leefden hier al Arabische stammen. En nu doel ik niet allereerst op de Filistijnen, die waren wel eerder in Kanaän, maar waren zelf gekomen van o.m. Kreta. Zij waren uiteindelijk ook indringers. Maar er waren stammen Arabieren die in dit land reeds leefden 2000 jaren voor Josua’s soldaten hier binnenvielen. Dit feit kun je niet door een verklaring of zelfs een heilig boek zonder meer ongedaan maken. Ik vraag mij af waarop het recht dan moet berusten om tot anderen te zeggen: wij weten wat juist is en jullie hebben je maar te voegen.
Het is deze toch wel wat eigendunkelijke houding waardoor Israël vele van de moeilijkheden waarin het nu verkeert, zelf heeft opgeroepen. En de gevolgen spelen nog steeds een grote rol, ook al worden bepaalde aspecten hiervan tijdelijk door andere zaken als de oorlog tussen Iran en Irak verbloemd. Want al spelen onderlinge verdeeldheid en gelijkhebberij hierin ook een grote rol, het belangrijkste is toch bij dit alles de verhouding tussen de joodse houding tegenover de relatie tussen heidenen en joden
Deze houding maakt Israël ondanks alles tot het kruitvat van het Midden-Oosten. De grote vraag bij dit alles is vooral of de Israëlieten bereid zullen zijn eindelijk te beseffen wat zij in het verleden feitelijk geweest zijn.
Misschien zal het hen goed doen er aan te denken dat bv. Flavius Josephus, zelf jood, nooit over hen spreekt als een afzonderlijk volk met geheel eigen invloed en gebied, maar hen aanduidt als een Syrische stam. Ook andere historici uit die dagen zien hen als een stam, behorende tot het woongebied van Syrië, een sekte desnoods, maar geen zelfstandig volk.
Hoe pijnlijk het ook moge zijn, men zal moeten nagaan wat in verschillende hervonden citaten in spijkerschrift, Egyptisch schrift e.d. over de joden wordt gezegd. Slechts rond 100 jaren telden zij mee. Voor- en nadien waren zij in de ogen van anderen een eigenaardige stam, niet een groot en belangrijk volk.
Misschien is het eenvoudiger dit alles te aanvaarden wanneer men naar de Israëli’s van heden ziet en ontdekt dat ze wezenlijk een groot volk vormen. Misschien zullen nu vijanden willen aanvoeren dat zij dan toch maar voor meer dan de helft afhankelijk zijn van hetgeen anderen buiten Israël hen willen lenen of zelfs geven.
Maar zij hebben in betrekkelijk korte tijd zeer veel bereikt. Zij hebben de woestijn weer laten bloeien, zij hebben nieuwe producten voor de wereldmarkt geschapen, nieuwe industrieën ontwikkeld. Kortom, zij hebben een gebied dat in feite niet veel betekende, buiten enkele steden, wat landbouw en rondtrekkende herders, gemaakt tot een land dat industrieel, cultureel en anderszins op een zeer hoog peil staat.
Maar zij kunnen dit niet alleen volbrengen, niet alles alleen regeren en beheersen. Gaan zij verder met hun politiek die voert tot het 0ntrechten, land ontnemen en verdrijven van elke Arabier die 00k nog graag zichzelf wil zijn, zo staat het vast dat Israël in een alles omvattende strijd zal worden gewikkeld binnen 10 jaren.
Het grote gevaar van het ogenblik is nu dat de leiding wordt gedeeld door twee toch wel zeer tegenstrijdige figuren. Men kan niet lang zichzelf getrouw blijven en deze samenwerking voortzetten, zo min als het mogelijk zal zijn partijen met zo tegengestelde idealen tot een werkelijke en blijvende samenwerking te bewegen.
Toch ligt het grootste gevaar op het ogenblik niet in dc dreiging van een plotselinge aanval van buitenaf. Er zijn wel vele tegenstanders, maar die tellen voorlopig niet zo zwaar. Wanneer dit land het innerlijk evenwicht dank zij compromissen weet te handhaven, zal reeds binnen 4 jaren een nieuwe mogelijkheid opdoemen waardoor men tot reële en redelijk vriendelijke contacten kan komen met de Saoedi’s, de Syriërs en uiteindelijk zelfs met de Palestijnen.
Raakt dit volk echter te sterk intern verdeeld door groepen die ten koste van alles hun gelijk willen krijgen, dan komt er een dubbel proces op gang. Vergeet hierbij niet dat een ‘en toch heb alleen ik gelijk’, tegen desnoods alle redenen in, een Jiddische eigenschap is, vooral bij onderlinge contacten.
Het eerste proces is in feite al op gang gekomen. Er is reeds nu een toenemende golf van mensen die uit Israël naar hun land van herkomst willen terugkeren. En zij zijn niet de domsten en de armsten. Nu is het even wat rustiger op dit front, maar wanneer er werkelijk geen einde komt aan de verdeeldheid en eigenzinnigheid ,van bepaalde groepen en regerenden, zal dit proces weer op gang komen – ik wijs er op, dat men een deel van het officieel nog joodse kapitaal reeds middels banken feitelijk naar het buitenland overbracht. Kapitaalvlucht plus verlies van denkvermogen en technisch vernuft zou Israël aan de rand van de afgrond kunnen brengen en de economie reddeloos verstoren.
Het tweede deel van het dubbelproces komt ook steeds meer op gang; juist de in praktisch opzicht onderontwikkelde groepen in de massa zullen steeds meer met alle middelen gaan strijden om hun gelijk: te krijgen en hun zin door te zetten. Een interne strijd van enige omvang zal het volgende met zich brengen:
a) Syrië rukt Libanon binnen in de richting van het beloofde land en bezet de grenzen van Israël. Het zet een eigen regering in in Libanon en krijgt zo een zeer grote invloed op verdere ontwikkelingen in het Midden-Oosten. De dreiging voor Israël is dan zo groot dat men daar mogelijk weer tot een tijdelijke samenwerking komt. Maar ik vrees dat het dan voor enig werkelijk succes al veel te laat zal zijn.
b) De Palestijnen infiltreren, hun Arabische medestanders komen tot gewapende opstand. Mogelijk zullen zij zich daarbij in vele opzichten medestanders tonen van de ruimer denkende socialistische groepen in Israël. Maar hoe dan ook, dit luidt het einde in van Israël als een zuiver joodse staat.
Let wel, al vergt het gehele verloop langer, in eerste aanzet is dit alles binnen vier jaren en mogelijk zelfs nog eerder beslist.Maar over tien jaren zal men met zekerheid kunnen zeggen wat voor de eerstvolgende 40 tot 50 jaren de relatie zal zijn tussen Israël en de andere staten van Zuid-Azië en Noord-Afrika. Voor de wereldvrede is een ook voor Israël gunstige ontwikkeling van het hoogste belang. Daarom heb ik dit actuele onderwerp aangesneden. Mogelijk vraagt u zich af waarom ik dan zoveel historische gegevens heb gespuid.
Ik deed dit om u duidelijk te naken, dat het joodse volk in feite altijd in en tegen zichzelf verdeeld is geweest. Ik wilde u er onmiskenbaar mee confronteren, dat eenheid voor dit volk alleen in tijden van de hoogste nood, en dan nog slechts in beperkte mate, mogelijk is geweest. En nu bevinden wij ons op een punt in de tijd waarin, zelfs met grote gevaren, rondom die eenheid niet langer meer te handhaven lijkt. Ik geef een dergelijke samenwerking niet meer dan ten hoogste 2 jaren, tenzij men een samenwerking kan vinden vanuit het standpunt dat het belangrijker is als staat voort te bestaan dan alle wetten en religieuze denkbeelden onverkort te handhaven.
Als de een zich wat minder nauwkeurig aan de voorschriften voor de sabbat wil houden, wat maakt dat dan nog uit? Wij samen zijn één volk en geloven in één God. Wanneer wij bepaalde voorschriften dan wel eens wat anders uitleggen, dingen wat anders beschouwen, doet daarbij niet ter zake. Alleen allen samen, ondanks alle verschillen van inzicht en werkwijze kunnen dit land, dit volk werkelijk doen bestaan.
Uit de voorgeschiedenis van het joodse volk blijkt, dat er maar heel weinig grote mannen zijn geweest die een dergelijke eenheid, zij het tijdelijk, tot stand wisten te brengen. Ik noemde enkelen onder hen: een oorlogsvorst, een vorst die de eerste ambtenarij instelde, David, en de grootste handelsman en diplomaat onder hen uit het verleden, de man die ook wel de bouwer wordt genoemd: Salomo.
In het heden bestaat een grote behoefte aan een dergelijke man, die alle tegenstellingen tijdelijk weet op te heffen. In het verleden van de nieuwe staat kan ik u er slechts één noemen, die althans dicht bij de belangrijkheid van een Saul kwam: Ben Goerion.
Maar sinds hij heenging, zijn er alleen naar kleinere regerenden, steeds weer voornamelijk kleinere belangen of inzichten van zeer bepaalde groepjes dienende leiders geweest. Zij hebben de regels gemaakt en al te vaak de belangrijkste beslissingen vermeden.
Bij dit alles dient u één ding te onthouden: in het verleden was van overwegend belang dat bv. David een aantal mijnen buit wist te maken zodat handwerk, welvaart en een mate van bewapening in het verleden tot stand kwamen.
Nu heeft men ongetwijfeld meer mogelijkheden dan in die dagen. Maar men verkeert in de onmogelijkheid nogmaals een dergelijke vele belangen dienende grondstoffen buit te maken daar een dergelijke gebiedsuitbreiding in deze dagen onmogelijk is geworden. De enige weg is in feite de handel: de wijze waarop Salomo zijn macht opbouwde en het land rijkdommen verschafte.
Israël is sterk gebonden aan de goodwill van de USA, 00k al doet men vaak of men zich daarvan niets aantrekt. Maar zo niet in eigen 0gen, dan toch in de ogen van de rest van de wereld is men wel degelijk een representant van de Amerikaanse invloed in dit deel van de wereld.
De USSR beschouwt echter dominante invloed in deze delen van de wereld als van groot belang. Men zal zelfs in tijden van ontspanning — zoals er nu weer een van kortere duur op komst is — toch altijd blijven proberen deze nieuwe joodse natie los te weken van de Amerikaanse invloedssfeer en, zo dit niet gelukt, haar ten gronde te richten.
Vergeet niet, dat het hier wel degelijk gaat om grote strategische belangen die 0.m. te maken hebben met de beheersing van een groot deel van de wereld: olievoorraad, en daarnaast met enkele zeldzamere elementen zoals de mogelijkheid tot het opgraven en van titanium.
Men mag dan ook wel aannemen, dat het verloop van zaken in en rond Israël voor de gehele wereld van groot belang is en blijft. De USA zal wel terughoudend optreden, maar kan uiteindelijk niet toelaten dat een zo belangrijk steunpunt wordt weggehaald.
Zou het land ten onder gaan door innerlijke geschillen, dan zal men dit nog enigszins kunnen verwerken. Maar zolang er ook maar sprake is van enig geweld van buitenaf, zal men zich genoopt achten direct of heimelijk dit land te ondersteunen.
Komt het tot het ergste, dan zal de USA wel in moeten grijpen. Maar dit betekent dat het voor de USSR eveneens onvermijdelijk is in te grijpen in de gang van zaken, desnoods met de allerzwaarste middelen.
Vergeet niet, dat men met veel moeite invloed in Afrika heeft verworven en zich met de trouw van volgelingen als Abessinië en bv. Algerije voor ogen eenvoudig niet kan veroorloven toe te laten dat de Amerikanen tot een meer direct ingrijpen in de gang van zaken overgaan. Daarmee zou het werk van vele jaren ongedaan gemaakt zijn.
Wie meent, dat de USA dit beseft en haar houding daarnaar zal bepalen, kan zich wel eens vergissen. Ik wil u er aan herinneren, dat ook t.a.v. buitenlandse politiek de interne politieke verhoudingen vaak bepalend werken en dat de joodse lobby in Washington een van de meest doelmatige, machtige en rijkste is. Anders gezegd: de joodse Amerikanen staan achter Israël en hebben een zeer grote invloed op de senaat, op de president en bovendien een zekere macht op ambtelijk vlak.
Bedenk, dat er nog steeds meer joden wonen in de USA dan in Israël. Juist de jood die nog in de diaspora leeft, voelt zich in vele opzichten meer en minder kritisch verbonden met het wel en wee van Israël dan zelfs menige sabra, al is het maar omdat velen zich ergens wat schuldig gevoelen omdat zij hun rijkdom en positie elders de voorkeur geven boven een veel harder en moeilijker leven in het land dat nu weer ‘hun eigen volk’ toebehoort.
Beste vrienden, de gehele geschiedenis tot op heden wijst uit dat de joden een volk zijn, dat zich voortdurend weer tegen zichzelf pleegt te keren. Zou men dit syndroom nu kunnen overwinnen? Dat dit onder de huidige regering van ‘nationale eenheid’ zou kunnen gelukken, betwijfel ik ten zeerste.
De kans zit er in, dat de huidige moeilijkheden iemand op de voorgrond brengen die iets meer is dan een ijveraar en politicus zonder meer. Daar in de komende 2 tot 2,5 jaar de opkomst van een dergelijke figuur in dit land en volgens mij zelfs waarschijnlijk is, wilde ik u dit alles voorleggen.
U zult dan de gang van zaken beter kunnen begrijpen en beoordelen en ondanks alle historische verwijzingen is het geheel van actueel belang. Wij spraken niet alleen over de belangen en afkomst van een klein landje, maar indirect over de vrede op de gehele wereld.
Indirect spraken wij over de mogelijkheid van een naar elkaar toegroeien van volkeren en landen. Want van overwegend belang in dit gehele probleem zijn de tegenstellingen tussen grote mogendheden die elkander niet slechts wantrouwen, maar ook vrezen. Hebt u commentaar of vragen, ga uw gang.
Vragen.
Is de god die de joden hadden in deze periode ook aan een evolutie onderhevig geweest?
Moeilijk duidelijk te te antwoorden. Zou u gezegd hebben: de stamgeest, zo zou ik u geantwoord hebben, dat deze ongeveer dezelfde evolutie doormaakt als degenen met wie hij verbonden is. Ik hoop dat ik niemand voor het hoofd stoot wanneer ik hier zeg dat de god van Israël volgens mij altijd een stamgod is geweest.
Hij is wel tot het symbool geworden voor velen van de kosmische en totale godheid, maar in zijn omschrijving en wezen blijft hij toch allereerst een stamgod, een groepsgeest. Als zodanig omschrijft men hem nog steeds in termen en kent men hem eigenschappen toe, die toch kenmerkend zijn voor het volk der 12 stammen.
Ik aarzel echter om te stellen dat deze god een evolutie heeft doorgemaakt. Wel meen ik te kunnen zeggen dat een dergelijke entiteit altijd proberen zal het volk te behouden, de groep te doen voortbestaan en vooral alle positieve waarden daarin te doen voortleven.
In dit opzicht zal de god van Israël een weldoende invloed uitoefenen. Maar hij zal niet, zoals bepaalde groepen in Israël misschien hopen, hemelse heerscharen doen aanrukken om dit land te verdedigen wanneer eigen moed, kanonnen en tanks dit niet meer aan kunnen.
Is deze stamgod altijd de gelijke van … (onverstaanbaar)?
Ja, dat is hij. Indien ik nog even uit mag wijden: Een groepsgeest kan zo sterk en groot zijn, dat deze een natie of zelfs een groter aantal afzonderlijke groepen omspant. Mits dezen dan in geloof en beleven een zekere mate van eenheid bezitten.
Een dergelijke entiteit verandert in zekere zin niet. Zij heeft met haar werken een zekere bedoeling. Gemeenlijk is deze: het verder ontwikkelen van de groep zowel in fysiek opzicht als ook in psychische kwaliteiten. Waar het maar mogelijk is, worden de omstandigheden geschapen die voor een dergelijke ontwikkeling het meest gunstig zullen zijn.
De werkelijk geestelijke achtergronden grijpen echter verder dan een dergelijke groepsgeest of stamgod kan overzien en bepalen. Dit behoort tot een innerlijke evolutie en die gaat op den duur een harmonie, een resonantie ook, vertonen met zo hoge geestelijke niveaus dat de groepsgeest met de uitvloeiselen daarvan geen bemoeiing meer heeft.
Wanneer men zich bezighoudt met de vraag wat een dergelijke groepsgeest, een dergelijke god in feite bewerkt en nastreeft, zo is het enig mogelijke antwoord: Hij probeert zijn bindingen met de groep te handhaven tot op het ogenblik waarop hij moet concluderen dat iets, geestelijke ontwikkeling of meer stoffelijke gebeurtenissen, de band met het geheel onhoudbaar maken. Daarna trekt de groepsgeest zich totaal terug.
Het gevolg is gemeenlijk het ontstaan van een mate van chaos in de betrokken groep of natie. Dit is meerdere malen, bij mijn weten, voorgekomen, en in enkele gevallen werd zelfs duidelijk dat na de chaos een andere entiteit de taak van groepsgeest overnam.
Je kunt dit dan o.a. constateren aan in zeer korte tijd plaatsvindende veranderingen die in mentaliteit optreden, denken en doelgerichtheid bij de betreffende groep.
U zult hieruit begrijpen dat uw vragen voor mij niet zo gemakkelijk te beantwoorden zijn. Algemeen stel ik echter als zeker, dat de groepsgeest altijd weer met alle middelen het behoud en de ontwikkeling tot stand zal trachten te brengen van zijn groep.
Besef dat deze echter niet alleen is: hij maakt deel uit van een groter aantal van dergelijke entiteiten die elk op deze wijze voor hun eigen groep opkomen. Hierdoor zijn de groepen vaak elkanders vijanden.
Neem als voorbeeld de Palestijnen; door hun denken en streven is duidelijk, dat wij ook hier te maken hebben met een groepsgeest.
Door het fanatisme dat zovelen onder hen tonen wordt duidelijk dat deze groepsgeest geladen zal zijn met zeer grote psychische energieën die een ingrijpen op aarde vergemakkelijken. Deze zal dus zeer veel tot stand. kunnen brengen. De vraag is echter wat en hoe.
Je kunt dergelijke gevallen dus geen definitief oordeel geven en zeggen dat de groepsgeesten, of goden, dit en dat zekerlijk zullen beslissen en zullen proberen uit te voeren. Er bestaat, zover ik weet, in de kosmos slechts één Kracht die in staat zou zijn alles geheel te overvleugelen en geheel te bepalen. Maar dit is een wetgevende kracht. Wat wil zeggen dat zij de perken van alle mogelijkheden uit zich bepaalt, maar gelijktijdig kennelijk niet geneigd is tot het nemen van of bevorderen van een bepaalde beslissing. Daarom is er op uw vraag geen antwoord te geven dat reëel genoeg is om u tevreden te stellen.
Kun u nog zeggen of Salomo inderdaad magische kennis bezat en of de sleutels van Salomo uit de Middeleeuwen stammen of van hem?
De sleutels van rabbi Salomo stammen uit de vroege Middeleeuwen en zijn als geschrift waarschijnlijk ontstaan rond 1190 n.C. Het is waarschijnlijk voltooid en in omloop gekomen als handschrift rond 1400 en het werd algemeen toegankelijk in licht gewijzigde vorm voor het eerst rond 1620.
Koning Salomo was geen magiër. Maar in zijn dagen waren wijsheid en magie in de ogen van velen bijna hetzelfde. Bovendien was hij een koning en bestond er reeds in zijn dagen, maar tot in de late Middeleeuwen bijna overal, een geloof aan de magische machten die het koningschap met zich bracht. Dit omvatte o.m. bijzondere gaven bij rechtspraak en het vermogen om bepaalde ziekten te genezen, bijzondere kennis bezitten omtrent verborgen gebeurtenissen e.d.
Denk niet, dat dit in het verre verleden alleen gold; in de tijd van de Lodewijken in Frankrijk geloofde men algemeen, dat de vorst door het spreken van een enkel woord en het aanraken van de patiënt bv. scrofuleus kon genezen,
In Engeland heeft tot 1700 een zelfde gebruik bestaan en genas de vorst bepaalde ziekten door handoplegging. Daar patiënten in deze gevallen meestal alleen na voorsorteren werden toegelaten en bovendien enkele sous of pence ontvingen, werd nooit gehoord dat dergelijke genezingen mislukten.
In Nederland heeft dit gebruik zover mij bekend niet bestaan, maar vorsten kwamen hier weinig en toen men eenmaal een eigen vorstenhuis kreeg, was men al lang hervormd.
Om kort te gaan, het betreft hier een oud bijgeloof, dat al bestond in de tijden van Akkad, de Sumeriërs. Dit is waarschijnlijk de bron van het geloof in de magische begaafdheid van Salomo. De rest is, zoals veel van hetgeen men over hem vertelt – het verhaal van het kind en de twee moeders bv. – legendevorming. De anekdoten zijn zelden origineel en lijken mij van andere volkeren als Egypte, Babylon e.d. te zijn overgenomen.
Overigens week Salomo’s gedrag nogal af van hetgeen de priesters juist achtten: zijn lijfwacht bestond grotendeels uit Nubiërs, Egyptenaren dus, en Edomieten. In zijn harem bevonden zich vele vrouwen die ‘heidense goden’ aanbaden, als gevolg van zijn bevestigen van bepaalde overeenkomsten van staatkundige aard door het huwen van een dochter van de partner in het verdrag, wat toen gebruikelijk was.
Hij bouwde kleine heiligdommen waarin deze niet-joden hun eigen goden konden vereren. Hij schijnt aan een aantal van deze niet-joodse plechtigheden deel te hebben genomen en tijdens het bezoek van de koningin van Sheba, op haar verzoek, deel te hebben genomen aan een aantal bezweringen.
Zeker is, dat Salomo een kennis bezat die het merendeel van zijn volk niet had. Daarbij zullen ook bepaalde ‘magisch genoemde kunsten’ zijn geweest als kruidenkunde en kennis van smeden en gieten van metalen.
Men moet Salomo zeker niet overschatten, maar hij was en blijft een zeer intelligent mens. Een voorbeeld van zijn wijsheid dat wel historisch is, treffen wij aan vlak na zijn kroning: Toen men langs sluipwegen Salomo buiten de stad bracht en hem daar met alle plechtigheid tot koning wijdde op verzoek van David, was een oudere zoon van David al bezig een groot feest te vieren met vele genodigden om zijn aanstaand koningschap te vieren.
Toen echter hem het bericht bereikte dat niet alleen Salomo gekroond was door de priesters, maar ook onder bescherming van het leger, dat hem onmiddellijk daarna trouw beloofde, vluchtten allen heen. De jonge pretendent voelde dat zijn leven verbeurd was door zijn voortijdig zich vorst noemen. Hij vluchtte weg naar de tempel en greep twee van de horens die daaraan zaten vast; anderen zeggen dat het hier het reukofferaltaar betrof.
Dit was een heilige vrijplaats. Alleen een moordenaar mocht hier met geweld worden weggehaald. De jongeman weigerde met een kapitein die hem kwam halen, mee te gaan met de woorden: Ik zal hier niet wijken aleer mijn broeder mij vrijdom van alle vervolging heeft beloofd.
Salomo, wetende dat de priesters en het volk het hem euvel zouden duiden wanneer hij toch geweld liet gebruiken of later een gegeven belofte ongedaan zou maken, sprak daarop: ik zal hem niet deren tenzij hij zich tegen mij richt. Wat dus betekende dat hij de jongen niet zou vervolgen, maar in de toekomst in de gaten zou houden.
De prins kwam daarop inderdaad naar het hof en deed de gebruikelijke voetval. Salomo richtte hem vriendelijk op en sprak: Maak u geen zorgen meer, broeder. Ga maar naar huis. Waarmee hij in feite de pretendent van zijn hof verbande.
Toen later deze broer bij een samenzwering betrokken werd en op dezelfde wijze veiligheid meende te vinden, beschuldigde Salomo hem echter van de dood van twee officieren, liet hem met geweld uit het heiligdom verwijderen en ter dood brengen.
Het is duidelijk: Salomo was een diplomaat. Hij had ook kennis opgedaan dank zij de priestersch0len van David en in diens omgeving veel geleerd omtrent o.m. architectuur, kunst en strategie.
David had reeds door vreemde architecten bouwplannen voor de te bouwen tempel doen maken, en zelfs beeldhouwwerken als rozetten en ranken doen ontwerpen. Salomo kon de tekeningen lezen, had enig begrip voor de verwerking van verschillende materialen en had veel oude wijsheden van andere volkeren aangehoord en soms zelfs gelezen.
Hij was dus zeer veelzijdig en volgens de normen van zijn tijd een geleerde. Ook dit heeft ongetwijfeld bijgedragen tot zijn reputatie. Hij was inderdaad een goed ‘krijgsman, een groot diplomaat, een geslepen handelaar en zeer kunstlievend.
Al was zijn rijk dan niet zo groot en onafhankelijk als in de bijbel wordt aan geduid, hij was wel degelijk een van de grootste vorsten uit zijn periode. Vandaar dat men graag allerhande verhalen over hem vertelde en legenden van elders voordroeg als feiten omtrent deze vorst.
Het verhaal omtrent de worm Sjahmir die, versteend, door hem in een ring werd gedragen bv., is een aanpassing van een Indiaas verhaal. Ik zou meer voorbeelden kunnen geven, maar meen uw vraag hiermee al zeer uitvoerig en duidelijk te hebben beantwoord.
Daarmee ga ik afsluiten. Wij hebben veel gezegd over Salomo en over het jodendom. Ik beweer zeker niet alle wijsheid in pacht te hebben. Alle gegevens die ik u verstrekte, summier in vorm als zij dan ook waren, zijn juist en grotendeels controleerbaar.
Denk er eens over na. Misschien komt u er dan toe uw eigen gedachten eens wat meer te richten op de nu zo belangrijke en hier en daar al bijna kritieke ontwikkelingen in Israël om zo hierin enige verbetering te brengen. Want de wereldvrede is ook voor u van belang en bovendien betreft het hier een gebied, waarin ook voor de christenen vele heilige plaatsen zijn.
Ik dank U voor uw aandacht.
Tweede deel.
In dit tweede deel van de bijeenkomst wil ik u, zo u dit althans wenst, de gelegenheid geven zelf een onderwerp te stellen. Hebt u enige voorkeur?
Karma versus dharma.
Met de nadruk op karma? Dit is een onderwerp dat wij helaas al vele malen hebben besproken. Voornamelijk naar ik aanneem omdat het begrip dat velen hiervan hebben, op zijn minst enigszins verward is. Wil je het wezen van karma goed formuleren, dan kun je het beste als volgt spreken: alle ervaringen tijdens levens opgedaan, vormen te samen een basis waarmede je een nieuw leven begint. Je bent dus in zekere mate geconditioneerd door al datgene wat je voorgaand beleefd en gedaan hebt. Er is zeker geen absolute waarde te noemen waardoor karma als een noodlot voor de mens diens leven grotendeels, of zelfs in alle details regelt.
De vaak gehoorde uitdrukking als ‘het is mijn noodlot, fatum’ of ‘het is nu eenmaal mijn, of jouw, karma’ zijn dus zeker niet juist. Fatum kan nog gebruikt worden in de zin van onvoorzienbaar toeval. Maar noodlot betekent reeds toevalligheden waaraan je niet weet te ontkomen.
Karma heeft daarmee echter weinig van doen. Het is de feitelijke basis van kernwaarden in het ik, vaak onderbewust blijvende, waarmee je je leven begint.
Kom je geestelijk zover dat je je innerlijk niet meer door het gebeuren op aarde wezenlijk laat beroeren, zo kom je in een toestand waarop een volgende incarnatie op aarde nog wel denkbaar is, maar je bent niet meer gebonden aan je voorgaande persoonlijkheden. Je besef is anders, omdat je nu niet alleen maar op vroegere stoffelijke ervaringen teruggrijpt, maar ook alle geestelijk beseffen en erkennen dat nadien werd bereikt. Je komt dan tot een grotendeels beheersen van je lichaam en je omgeving. Kortom, je bent niet meer stofgebonden en beschikt over inzichten waardoor je dingen kunt doen die in de ogen van je omgeving wonderbaarlijk zijn.
Stelt men echter de vraag of er toch een zekere vaste lijn in elk leven bestaat, zo moet ik hier bevestigend op antwoorden. Wanneer je incarneert, word je bepaald door de voorkeuren die je hebt. Laat mij u een voorbeeld geven: U bent gek geweest in een vorig leven op muziek, mogelijk nog van een bepaalde soort ook. U zult dan een omgeving zoeken om te incarneren waarin enkele van de voor u belangrijke melodische elementen aanwezig zijn. U komt dan gemeenlijk terecht bij ouders die musiceren of enige begaafdheid op dit gebied bezitten.
Dit maakt het dan meer dan waarschijnlijk. dat u al vroeg met muziek wordt geconfronteerd en zelfs ook reeds vroeg met enige vorm van muziekbeoefening begint. U gaat dan uw oude liefhebberij weer opnemen, maar de kans is groot dat u toch een andere soort muziek zult kiezen. Was u in een vorige incarnatie dol op à la Vivaldi, dan is het toch waarschijnlijk, dat u in deze dagen rock, bebop of dergelijke muziekmakerijen apprecieert en mogelijk ook zelf voornamelijk beoefent. Want u bent in de stof altijd weer een wezen dat mede gevormd wordt door zijn omgeving en zijn wereld.
Je kunt dus niet zeggen: ik ben in een vorig leven een Wagneriaans liefhebber geweest en zal dit nu ook zijn. Trouwens geen mooie woordvorm, dit ‘Wagneriaans liefhebber’. Ik verviel in de fout omdat Wagner mij nog steeds herinnert aan een oudere diva met groot bovenbalkon die met een te hoge stem gil krijst tegen een tonvormige bas, die er vanuit de diepten een melodisch contrapunt tegen zingt. Associaties spelen mij kennelijk hier parten.
Maar goed, ik wil alleen maar zeggen dat je zaken, die je in een vorig leven aanvaardbaar vond, zeker niet altijd ook de volgende incarnatie zult kunnen appreciëren. Wel is er een verlangen naar de vaardigheid, een behoefte ook aan een uitingsmogelijkheid die in muziek te vinden is. Er zijn heel wat mensen die voorgaande kunstzinnige incarnaties hebben gekend. De kans dat zij in hun huidige incarnatie kunstenaars worden, is dan betrekkelijk groot, indien zij maar bereid zijn de moeiten te doen die noodzakelijk zijn om zich kunstzinnige vaardigheden eigen te maken.
Dergelijke zaken zijn dus niet onbelangrijk en alles wat je in vorige levens hebt doorgemaakt, bepaalt dus wel in zekere zin de mogelijkheden die je in een nieuwe incarnatie zult hebben. Je kiest voor een milieu, vaak zelfs voor een bepaald ouderpaar. Dit alles zal bij je latere menselijke ontwikkeling een zeer grote rol spelen.
Dat een geest maar zelden alle consequenties van een dergelijke incarnatiekeuze zal kunnen overzien, is naar ik meen u wel duidelijk. Slechts de meest bewuste geest is in staat in de tijd althans de hoofdlijnen van een leven dat hij aanvaardt, te overzien en zelfs dan zijn er altijd nog weer verrassingen.
Het denkbeeld dat alles in je leven reeds is vastgelegd, is natuurlijk wel gemakkelijker. Ik kan mij dit zo voorstellen: vroeger sprak men immers ‘god wil het’ en trok vervolgens zonder enig voorbehoud of schuldbesef naar een gebied van heidenen om hen daar zo goed mogelijk te plunderen om daar, als het even kon tussen al het doden en plunderen door, nog enige zielen te redden ook.
Ook in uw dagen hoort men vaak: het is onontkoombaar, liet is nu eenmaal mijn karma, mijn noodlot en daarom moet ik er vrede mee hebben.
Maar het is de mens niet eigen overal vrede mee te hebben. Hij heeft bepaalde mogelijkheden — deels geestelijk, deels psychisch, deels fysiek. Elke mens heeft daarbij een eigen levensritme. Wat dan betekent, dat je op het ene ogenblik meer kunt dan op het andere, dat er tijden zijn waar je met je brein beter dan normaal kunt werken en dat er zelfs ogenblikken in je leven komen waarop je je meer dan normaal bewust bent van en openstaat voor geestelijke inhouden. Je kan dit echter niet zonder meer aanvaarden, maar dient daar naar best vermogen gebruik van te maken. Dat is wel duidelijk.
Je wordt door dit ritme niet bepaald. De mogelijkheden die je hierdoor soms vindt, bepalen echter wel wat je kunt bereiken en wat voor jou niet mogelijk zal blijken. Het staat echter nooit en zonder enige andere mogelijkheid vast dat een bepaalde gebeurtenis jou dient te overkomen. Redeneer dus niet als de eenvoudige zielen die stellen: ik moet mij er maar bij neerleggen dat ik in dit leven d0or anderen steeds weer geplaagd wordt. Het is mijn karma, dus ik zal vroeger anderen wel erg geplaagd hebben.
Trouwens, denk even na over de onder mensen normale condities. Indien dit waar zou zijn, zouden de meeste mensen geen leven hebben, geen vreugde, geen meevallertjes. Ten hoogste zou je kunnen zeggen: door vroegere daden en belevingen is de inhoud van mijn onderbewustzijn zodanig dat ik overal door mijn eigen gedrag tegenstellingen oproep terwijl mijn bovenbewust contact met het denken van de mensheid voor mij invloeden betekent die ik eveneens geheel zelf moet verwerken; dan zit je dichter bij de werkelijkheid.
Kom je tot een hogere geestelijke toestand van bewustzijn, dan blijkt dit alles in feite heel onbelangrijk te zijn. Ik heb u reeds gezegd dat een hoger bewuste geest incarneert met een redelijke voorwetenschap, althans t.a.v. de hoofdlijnen van het volgende leven en kennis heeft omtrent de mogelijkheden die daarin schuilen. Dit maakt het mogelijk alles te aanvaarden en desondanks zelf actief te blijven streven zonder je ooit geheel en zonder meer bij niet aanvaardbare ontwikkelingen of feiten neer te leggen.
Komt men geestelijk nog verder, dan is normalerwijze een incarneren op aarde overbodig geworden. Alleen om een bepaalde taak te verrichten, keert men dan terug en wel met voorwetenschap van alle belangrijke zaken zowel voor eigen persoon als voor de omgeving.
Leven op aarde is een leerproces. Het is opgebouwd uit een aantal ervaringen en beslissingsmogelijkheden, die elkander dienen aan te vullen tot er een evenwichtig geheel ontstaat dat gelijktijdig kan reageren op alle harmonische mogelijkheden in de kosmos.
Zolang de reactiemogelijkheden die je in de geest ervaart en de harmonieën die voor jou voldoende zijn, blijven bestaan voor je, behoef je niet terug te komen op aarde of op een andere wijze bindingen met de stof aan te gaan. Het is juist de onevenwichtigheid, het gebrek aan begrip en kennis van de betekenis omtrent opgedane ervaringen waardoor je terug moet komen. De incarnatie is een deel van het wordingsproces van iets dat zich nu nog mens heet, maar later een bewust deel zal uitmaken van een lichtende kracht.
Dus wanneer u bij mij komt met de opdracht iets te zeggen over karma, en dan nog versus dharma, zo kan ik alleen maar zeggen dat het verdacht klinkt naar een rechtszaak, een soort Kruger contra Kruger.
Bij mij rijst de vraag waarom u hier versus gebruikt, alsof er een tegenstelling bestaat. Dharma is een deel van je ontwikkeling. De verschijningsvorm van die ontwikkeling op aarde noemt men dan kennelijk karma.
Ik zal niet ontkennen dat er zelfs voor de mens op aarde geestelijke waarden bestaan die hoger en omvattender zijn dan alles wat je op aarde menselijk kunt beleven of uiten, maar toch krachten zijn die in je kunnen leven, waardoor je deel-zijn van een geheel op een andere dan zuiver menselijke wijze beleefbaar maar niet omschrijfbaar wordt. Dat kan voor je innerlijk en je wereldaanvaarding van groot belang zijn.
Maar men kan niet stellen dat je door het aanvaarden van deze innerlijke waarden nu opeens ontrukt wordt aan keuzen die je eenmaal hebt gemaakt, zo min als zij een verandering zullen inhouden van de wereld waarin en de omstandigheden waaronder je leeft.
Laat mij een wat vreemde vergelijking hanteren ter verduidelijking van mijn standpunt: Iemand houdt ontzettend veel van orde. Mogelijk is het op aarde een huisvrouw geweest die als in de prehistorie achter haar man aansjokte met stoffer en blik.
Stel dat zo iemand meer dan 45 jaar geleden op aarde moest incarneren. Het is dan meer dan waarschijnlijk dat zo iemand geboren wordt in Duitsland, een nazi-opvoeding krijgt en desnoods, indien langer geleden geïncarneerd, een overtuigd nationaal-socialist wordt.
Let wel: daarom behoeft het nog geen kwaad mens te zijn. Zo iemand kan voor velen zelfs een hoop goeds tot stand brengen. Maar in dit geheel van ‘orde’ ondergaat zo iemand dan ook de consequenties van een te algehele onderwerping aan regels voor het persoonlijke leven en voor de wereld als geheel.
Zo iemand zal in een volgende incarnatie niet al te veel meer voelen voor een absolute rangorde en ordening, waarin je maar hebt te gehoorzamen en zelf probeert te bevelen, zover je dit maar mogelijk is.
Want zo iemand sterft ook, hetzij in de oorlog of mogelijk vele jaren daarna. Misschien kan men zelfs de onjuistheid van eigen daden en denkbeelden voor zich en anderen nog steeds niet toegeven.
Ik garandeer u echter dat, na een geestelijk herbeleven en verwerken van de levenswaarden, zo iemand nimmer meer bereid zal zijn enige vorm van absolute orde die onderwerping vergt, zal kunnen aanvaarden. Een volgende incarnatie zal een steeds groeiende drang naar geestelijke vrijheid en mogelijk 00k stoffelijk grotere zelfbeslissingsrechten te zien geven. De kans bestaat zelfs, dat men in keuze van geboortemilieu en eigen dadendrang zelfs overslaat naar het tegendeel, zodat men overtuigd en volledig anarchistisch te werk gaat om alle ordening en macht die op dwang berust, te vernietigen. Men wordt dan een mens die stelt: iedereen moet het voor zich maar weten, ik weet wat goed is voor mij en ik houd mij daaraan.
Maar dat betekent chaotische ontwikkelingen, waardoor men ook weer de nodige ervaringen opdoet. Zodra nu de ervaring van dc orde en de absolute vrijheid en chaos elkaar in evenwicht houden, zal een andere uiting nog noodzakelijk kunnen worden om nog verder te gaan, maar zullen de harmonische mogelijkheden reeds zo groot zijn dat men meer bewust zijn incarnatie kiest en althans delen van haar mogelijkheden en ontwikkelingen vooraf kan beseffen. Waarmee ik hopelijk de hoofdzaken van reïncarnatie en karma u duidelijk kon maken. Wat de toestand betreft die men dharma noemt, wil ik opmerken dat dit het deel van de kosmische structuur is waarvan wij ons eens bewust zullen moeten worden tot wij er a..h.w. bewust deel van gaan maken.
Maar u kunt nooit stellen dat het uw karma is dat u een toestand van dharma zult bereiken. Er zijn andere wegen en mogelijkheden om tot eenheid met het geheel te geraken.
In feite hebben beide begrippen weinig direct met elkaar te maken. Wanneer je deze toch tegenover elkaar probeert te stellen, kom je volgens mij in moeilijkheden. Er zijn wel mensen die dharma of een soort werkende kracht maken in hun denken tot een soort hoger geestelijk principe waardoor ze dus nooit werkelijk karmisch bepaald zouden kunnen zijn.
Maar dat klinkt voor mij onzin, is even dwaas als iemand die beweert dat men niet naar een lagere school behoeft te gaan om te leren lezen en schrijven daar je later toch naar het gymnasium wil gaan.
Wat de resultaten. van dit laatste betreft, gezien dc bereiking van sommigen in het hoger onderwijs zou dit nog mogelijk kunnen zijn, maar niet in de levenspraktijk.
Ik weet niet, of er verder nog veel meer over dit onderwerp gezegd moet worden, maar indien er nog punten zijn die u niet begrijpt of erg belangrijk vindt, kunt u die nu aansnijden.
Vragen.
Is het ook een vorm van karma wanneer mensen als zielentweelingen geboren worden?
Over dit punt circuleren ook nogal romantische opvattingen. Men denkt zoiets als: in den beginne zijn wij samengekomen en wij zullen elkander in elke incarnatie weer ontmoeten. Een situatie die wel mogelijk blijft ofschoon zij maar zeer zeldzaam voor zal komen. Maar bovendien heeft zoiets met een werkelijk zielentweelingschap maar heel weinig te maken.
Een zielentweeling kun je het beste als volgt omschrijven: het zijn twee persoonlijkheden met differente inhouden die t.a.v. elkander een zodanige overdracht en beïnvloedings-mogelijkheid tot stand weten te brengen, dat fungeren als een twee-eenheid hen grotere mogelijkheden biedt dan elk voor zich zou kunnen bereiken.
Hierdoor ontstaat een wederkerige afhankelijkheid, die weer resulteert in een mogelijk steeds in elkanders nabijheid herboren worden, maar veel vaker voert tot een versmelting, waarbij de twee persoonlijkheden naar buiten toe verder als een enkele entiteit optreden, ook bij eventuele incarnaties.
Is het mogelijk dat na een dergelijke incarnatie deelpersoonlijkheden uit het geheel afvallen?
Het is niet onmogelijk, maar uiterst onwaarschijnlijk. U ziet iets dergelijks kennelijk als een soort verenigingsleven in de geest. Maar dat is het natuurlijk niet. U moet dit beseffen: wanneer een deel zich uit het geheel los zou willen maken, betekent dit teruggaan naar een toestand waarin je weer a.h.w. doof, blind en stom bent in vergelijking tot de mogelijkheden die je binnen het geheel hebt. Voor het geheel kan de schade groot zijn, indien slechts enkelen versmolten zijn, maar bij aantallen die versmolten zijn, valt het wegvallen van een deel feitelijk niet eens zo erg op.
Kortom: de mogelijkheid is aanwezig. Maar waarom zou je het doen? De rijkdom aan mogelijkheden, belevingen en de mogelijkheden tot harmonie en begrijpen spelen in het geestelijk zijn de voornaamste rol.
De eenheid wordt onverbrekelijk juist door de veelheid van mogelijkheden die voor elk deel daarvan ontstaat, terwijl de persoonlijke ervaringsvrijheid, zover men dit wenst, gehandhaafd kan worden. Bovendien leert men elkander in een dergelijke band zo goed kennen dat men op de duur zelfs de herinneringen van de anderen als deel van eigen beleven gaat ervaren. Dit om een voorbeeld te geven. Daar de reactie op de kosmos ook binnen een dergelijk verband grotendeels persoonlijk van aard blijft, heb je ook veel meer mogelijkheden tot beseffen e.d.
Kun je dit zien als een ontwikkeling die alsmaar doorgaat zodat steeds meer entiteiten tot een soort eenheid en uiteindelijke harmonie worden gevoerd?
Zolang er nog een stoffelijke mensheid bestaat, zal een dergelijke versmelting wel op kleinere schaal blijven. Maar er is bij ons een geloof. Zoals u weet is geloof de wetenschap van het hart en niet van de rede. Wij geloven inderdaad, dat wij eens allen een zodanige onderlinge verbondenheid en harmonie zullen kennen, dat wij gezamenlijk het perfecte spiegelbeeld vormen van de bron waaruit wij zijn voortgekomen.
Ik meen dat juist altijd naar voren is gekomen dat de mens uniek is. Is de versmelting van zielen daarmee dan niet in strijd?
Waarom? Stel dat 10 mensen samen een machine goed kunnen bedienen. Zij werken altijd samen, vormen een team, worden vrienden. Naar buiten toe vormen zij een werkende eenheid, waarvan je niet zo een deel kunt wegnemen of vervangen. Toch zijn zij allen binnen dit verband zichzelf.
Het unieke van de mens is, geestelijk bezien, het voor die mens geheel eigen beleven, de eigen visie, het geheel eigen beleven ook van anderen, het op geheel eigen wijze interpreteren en ondergaan van gegevens en feiten.
Binnen een versmelting blijft je nog steeds alles wat je ontvangt, op geheel eigen wijze verwerken. Je geeft er a.h.w. een geheel eigen kleur aan. Maar het voordeel is, dat je deze kleur nu aan anderen terug kunt geven Je zult de anderen in hun besef van mogelijke kleuren, van betekenissen en belevingsmogelijkheden zo sterk verrijken. Zoals de anderen op hun beurt dank zij hun eigen interpretaties ook jou een beter besef geven van mogelijkheden en betekenissen. Maar je blijft nog steeds ergens jezelf, een uniek deel van een geheel, dat ergens elders juist zo en met die inhoud zal voorkomen. Ik zie dan ook niet in, dat beide feiten met elkander in strijd zouden zijn.
Onder de vele alternatieve geneesmethoden is de regressie de laatste tijd erg in de mode. Is het eigenlijk wel nuttig om je vorige levens kunstmatig op te roepen?
N0rmalerwijs acht ik dit niet aan te raden. Maar er zijn nu eenmaal gevallen waarin wij, om de bron van een afwijking in gedrag of voelen en denken te vinden, vooral bij het bestrijden van angsten en dergelijke syndromen, de regressie kan gebruiken. Zij verklaart dan de reden voor het bestaan van een bepaalde schijnbaar onredelijke angst, de oorzaak van een fobie e.d. Hierdoor worden onbewuste drangprocessen nu overgebracht naar het bewuste.
Zij houden niet onmiddellijk op te bestaan, maar worden meer beheersbaar. De patiënt begrijpt zichzelf beter en kan zichzelf dus ook beter hanteren. Psychologisch kan regressie dus waardevol en belangrijk zijn in dergelijke gevallen. Voor de rest geloof ik echter, dat je het verleden beter met rust kunt laten, daar je altijd weer in elk leven toch het eindproduct vormt van al datgene wat je voorgaand geweest bent en beleefd hebt.
Ik dacht dat indien zoiets werkelijk noodzakelijk is voor een genezingsproces, alles wel spontaan naar boven zou komen.
Incarnatieherinneringen treden vooral dan spontaan op, wanneer er analogieën zijn tussen een vorig en het huidige bestaan. De beelden die men zich dan opeens herinnert, vormen in feite een soort c0mmentaar op het heden. Bij angst en dergelijke verschijnselen echter hebben wij juist te maken met iets, wat in het onderbewustzijn werd verdrongen. Het onthouden van en begrijpen van bv. incarnatieherinneringen die hierop betrekking hebben, komt dan ook vaak niet tot zijn recht.
Zoals u weet, moeten er grote weerstanden overwonnen worden voor het bewustzijn bepaalde associaties en verdrongen herinneringen weer aanvaardt. Bij regressie ontstaat bij het teruggaan naar de vorige incarnatie voor de patiënt mentaal een soort vervreemding. Het geheel wordt wel intens beleefd, maar op de achtergrond speelt de wetenschap dat dit alles met het ik dat men nu is, toch maar heel weinig te maken heeft.
Hierdoor is de overdracht van onbewust beleefde invloeden naar het bewustzijn eenvoudiger. In genoemde gevallen kan dit echter voor een prettiger en juister leven van belang zijn. Vandaar dat ik in bepaalde gevallen regressie niet zonder meer afwijs.
En daarmee hebben wij het ogenblik bereikt waarop een Amsterdamse conducteur zou uitroepen “karre maar!” Ik mag mijn betoogje dus gaan afsluiten. Spreken over karma kun je op vele verschillende wijzen doen. De orde heeft dit trouwens ook wel gedaan, want ik meen dat het aantal lezingen en uitvoerige beantwoordingen in het Nederlandse taalgebied betreffende dit onderwerp de 3000 benadert.
Maar waarom zou u zich zo druk maken over karma? Het is het onvermijdelijke, datgene wat in u woont. Onderwerp u niet aan het gebeuren. Worstel om meester te blijven van het gebeuren, zo goed u maar kunt. Die worsteling zelf heeft, ook wanneer u niet slaagt, grote betekenis voor uw geestelijke vorming en daarmee eventueel ook voor volgende incarnaties. Gebruik termen als karma e.d. ook niet als verontschuldiging voor eigen daadloosheid of het aanvaarden van situaties die u innerlijk als onjuist ervaart. Het is voor een mens belangrijk dat hij zoveel mogelijk vrede kent met zichzelf. Zonder dit kun je geen vrede in de wereld brengen, zonder dit kun je voor je medemens geen werkelijke betekenis verwerven.
Je zult door je neer te leggen bij feiten die nog niet voor jou werkelijk werden, alleen maar een gevaar voor eigen ontwikkeling en de wereld om je heen betekenen. Leef jezelf. Karma bestaat, maar de mens dient zijn eigen ik meester te blijven.