uit de cursus ‘De wet achter het mirakel‘ (hoofdstuk 6 ) – maart 1978
De a-logische Logos.
De totale geschiedenis van de schepping, zoals de mens die zich voorstelt, is allesbehalve logisch. Er is een God die alles kan scheppen. Wat doet hij? Schept hij de perfecte mens? Neen, hij schept de onvolmaakte mens. Er is een God die boden zendt, volgens het geloof, om vrede te brengen op aarde. Maar slaat God met zijn vuist op tafel wanneer de mensen weer ruzie maken? Vergeet het maar. Zo kan ik voortgaan.
Als we kijken naar de geschiedenis van de mensheid, dan is de Logos onlogisch. Maar aan de andere kant moeten wij toegeven dat de Logos een andere vorm van logica kan gebruiken dan wij. Het is ook mogelijk dat hij geen logica gebruikt, althans niet iets wat wij daaronder ooit zouden kunnen verstaan. Als wij nu zoeken naar de achtergrond van alle wetten en mirakelen, dan moeten wij beginnen bij dit punt: er is geen logica (althans als zodanig te beschouwen menselijke logica) die de samenhang van wetten en krachten kan bepalen. Het geheel heeft een samenhang, die in bepaalde opzichten ongetwijfeld ook logisch wel is uit te leggen, maar aan de andere kant zitten we vast. Wat is er eigenlijk aan de hand?
Wij leven in een wereld waarin wij heel veel dingen als normaal en logisch beschouwen. Wij denken, als de zon vandaag in het westen is ondergegaan – en dat is zoveel dagen en jaren gebeurd – dan zal dat morgen ook wel het geval zijn. Wij vergissen ons dan omdat we waarschijnlijkheid verwarren met wetmatigheid. Dat is iets wat we altijd hebben gedaan en zullen blijven doen wanneer wij mens zijn.
Wat zijn nu de grondwetten buiten de door ons reeds besproken wetten van kosmische aard, die dan toch wel enigszins logisch zijn? Ik zal proberen er een paar weer te geven.
Perfect zelfvertrouwen is perfecte beheersing en is gelijk aan perfecte macht. Onvolledig zelfvertrouwen is gelijk aan onvolledige beheersing en is gelijk aan machteloosheid.
Mens zijn betekent: driedimensionaal beseffen, tweedimensionaal handelen en vierdimensionaal leven. Dat is schijnbaar een strijdigheid. Laat mij proberen dat te verduidelijken.
Wanneer wij te maken hebben met een mirakel, dan kunnen wij ons b.v. voorstellen dat iemand een bal heeft. Aan de buitenkant is hij wit gespoten aan de binnenkant is hij rood. Als je nu één dimensie meer hebt, dan kun je de binnenkant naar buiten keren. Maar die ene dimensie bestaat niet, dus zeggen we dat het onmogelijk is. Die dimensie bestaat echter aan de andere kant wel. Een paranormaal gebruik van krachten kan gaan via een extra dimensie. Wat is die dimensie? Je kunt er menselijk over speculeren, je kunt er een aantal beschrijvingen voor geven maar geen daarvan is volledig. En wel, omdat elke dimensie een samenstelling is van al datgene wat wij vanuit ons huidig standpunt zien als eer extra waarde, onder een hoek van 90 graden staande op andere waarden. Daar zitten wij dan mee; wat wij één dimensie noemen, kan een oneindig aantal dimensies zijn. En dan zitten wij weer met een moeilijkheid. Wat is oneindig? Oneindig is onoverzienbaar. Wij kunnen verder tellen zonder dat wij ooit ophouden. Is daarmee de zaak op zichzelf onbegrensd? Zeer waarschijnlijk niet. Maar het is een voor ons niet te begrijpen begrenzing.
Als we nu spreken over al die krachten, over de straal waartoe je behoort – u weet het nog wel; hoe je kunt werken met bepaalde krachten van de sterren, hoe je je kunt instellen op bepaalde geestelijke sferen en verrichtingen – dan kom je ergens in contact met die extra dimensie, dit onoverzienbare samenstel van waarden dat zich aan ons voordoet als één enkele wereld of waarde.
Ik zal nu enkele stellingen geven. U moet daar maar eens over nadenken.
Als ik met een volledig zelfvertrouwen handel, dan handel ik met de volledigheid van mijn krachten en van mijn persoonlijkheid. Hierdoor zal ik elke wereld en elke dimensie, die essentieel deel is van mijn bestaan aanspreken. Dat houdt in dat, als u met volledig zelfvertrouwen zegt: “ik ga dit of dat veranderen met mijn wil”, u dat ook kunt. En dan kunt u ook zeggen: “ik kan een operatie uitvoeren ergens diep in het lichaam van een mens zonder dat ik door de tussenliggende ruimten behoef te gaan. Dat is niet nodig, want in mij is een dimensie waardoor ik onmiddellijk dit contact heb. De binnenkant zit a.h.w. aan de buitenkant. Ik kan dan daar ingrijpen.” Is dat onzin? Menselijk gezien wel. Is het onmogelijk? Indien we rekening houden met de verschijnselen, niet. Houden we rekening met de menselijke benadering en theorieën, dan is het onmogelijk.
Op dezelfde manier kan ik mijn persoonlijkheid projecteren. Dat heet dan uittreding. We treden uit, zeggen we dan heel deftig, en in gedachten zweven we met engelenvleugels door het hemelse rijk om te kijken of die oude appelboom in het paradijs er nog steeds staat. Maar in de praktijk doen we iets anders.
Wij zijn niet ruimtelijk beperkt in onze waarneming en belevingsvermogen. Deze zijn niet gebonden aan lichamelijke maatstaven. Dientengevolge kennen wij op het ogenblik dat wij de lichamelijke maatstaven vergeten, ons bewust worden op elk willekeurig punt van ons wezen; en dat is praktisch de voor ons kenbare en bekende kosmos. Het omvat ook alle geestelijke werelden waarmee wij – misschien niet menselijk bewust, maar dan toch wel geestelijk bewust – contact hebben opgenomen of waarvan wij iets weten. Wat ik doe tijdens een uittreding, heeft volledige betekenis, ook wanneer die betekenis menselijk niet onmiddellijk is te achterhalen. Dit houdt in dat een mens in uitgetreden toestand zeer veel dingen kan beleven en volbrengen die niets meer te maken hebben met de werkelijkheid zoals hij die op aarde beleeft, maar dat de veranderingen die hierdoor in zijn wezen of in anderen tot stand worden gebracht, blijvend zijn en betekenis blijven hebben. Op die manier bekeken is het mirakel natuurlijk iets anders geworden.
Het mirakel is niet meer alleen het onverwachte waarover wij verbaasd zijn. Neen, het is veel eerder een gebruik van de totaliteit van onze persoonlijkheid waarbij we ons niet bewust zijn van de resultaten die we daarmee kunnen bereiken.
Dan komt onwillekeurig de vraag: welke regel of wet is er dan in het Al te vinden waardoor dit alles weer aanvaardbaar wordt? Er is geen regel of wet te vinden die een logisch verband heeft met andere regels of wetten. In de praktijk kan echter worden gezegd: waar een bewustzijn bestaat, is dat in staat zich te vereenzelvigen met of in contact te komen met alle bewustzijn dat, waar dan ook, bestaat zodat elk bewustzijn altijd kan functioneren als het geheel van alle bewustzijn en voortdurend zijn uitingen uit het totaal van alle bewustzijn kan betrekken.
Het ‘ik’ beoordeelt zichzelf. Elke beoordeling, die een bewustzijn ten aanzien van zichzelf doet, betekent tevens een oriëntatie binnen het geheel van alle bewustzijn waardoor de ervaringen van het ‘ik’ in overeenstemming zullen zijn met hetgeen vanuit het bewustzijn geconcentreerd werd verondersteld (het oordeel), terwijl alle andere waarden weliswaar aanwezig zijn, maar door het ‘ik’’ niet meer worden gerealiseerd.
Is er een God? Ja, er is een God. Maar kunnen wij die God vinden? Neen; we kunnen die God niet vinden. Wat moeten wij dan doen? Heel eenvoudig, we moeten veronderstellen dat die God zich niet aan ons manifesteert op een manier die wij als goddelijk ervaren. Dat is weer logica. De Logos zelf is niet logisch want het totaal van de levende Kracht beantwoordt voortdurend aan de voorstelling die wij daarvan maken. Dat is als mens uit de veelheid van deze kracht misschien zonder meer te beseffen maar dan moeten we ook begrijpen wat alvermogend, alwetend, alziend is tot almachtig toe. Dit laatste zeggen we wel, maar we begrijpen het niet. Dus zullen wij ook dit niet kunnen begrijpen.
Gesteld: er is een mirakel. Het gevoel kan het mirakel verklaren, het verstand zal het niet kunnen. Als wij ons beroepen op het verstand, komen we niet verder omdat we dan werken met logica. Maar alle werkingen in de kosmos zijn in wezen a-logisch. Het trekt zich niets aan van redeneerkunst, van berekeningen of van de een of andere mathematische benadering.
Gesteld: elke mens heeft kracht; verder gesteld: elke mens heeft een mate van bewustzijn. Dan moet worden gesteld: de mogelijkheid tot gebruik van krachten is in elke mens in overeenstemming met zijn mate van bewustzijn. Wij hebben echter geconstateerd dat logica niet identiek is met bewustzijn. Integendeel, logica is in vele gevallen een beperking van bewustzijn. Dan moet dus worden gezegd: het bewustzijn waardoor het gebruik van krachten mogelijk wordt, is op zichzelf a-logisch; het houdt geen rekening met bestaande mogelijkheden of wetten doch alleen met in het ‘ik’ bestaande erkenningen en gevoelens en de daaruit voortkomende projectie van kracht.
Dan moeten we ons gaan afvragen: wat voor mirakels hebben we tegenwoordig? Er zijn er niet veel meer. Waarom zijn er geen mirakels? Omdat het mirakel op zichzelf strijdig is met wat de mens voor zichzelf wil aanvaarden, nl. een geordende en logische wereld. Dientengevolge zal hij het wonder, wanneer het gebeurt, ontkennen en zal hij hoogstens het onverwachte als mirakel willen betitelen ofschoon het op zichzelf niet van miraculeuze aard behoeft te zijn. Een mirakel is b.v. een mens die geneest, terwijl de wetenschap zegt dat hij dood moet gaan. De wetenschap zal dan zeggen: dat is geen mirakel, wij hebben ons vergist. Hierdoor wordt het wonder terzijde geschoven. Het wonder blijft echter in zoverre bestaan dat wij zeggen: een mens, die een volledig en zelfverzekerd geloof in zichzelf en in zijn bestaan kan verwerven, bezit daardoor de levenskracht waardoor hij alle z.g. kwalen en feilen kan overwinnen daar hij deze immers niet erkent als behorend tot zijn wezen en ze dus afwijst, gelijktijdig in zich de krachtverhoudingen scheppend waardoor die afwijzing ook feitelijk wordt. Het ‘geneesheer, genees uzelf’ is niet onmogelijk. Het is alleen menselijk moeilijk aanvaardbaar. Voorbeeld: neem nu Jezus. Jezus hangt aan het kruis. “Kom daar nu maar eens af”, zeggen ze. Jezus doet het niet en blijft aan het kruis. Dan zeggen ze: ”hij kan het niet”. Is dat waar? Als Jezus alle wonderen heeft gedaan die aan hem werden toegeschreven en waardoor hij dan ook staatsgevaarlijk werd genoemd in zijn dagen, dan zou hij ook van dat kruis af kunnen komen. Dat is niet gebeurd. Waarom niet?
In het bewustzijn bestaan overwegende waarden welke bepaalde gebeurtenissen onmogelijk maken. Zelfs indien deze op menselijk vlak voor het ‘ik’ op dat moment begeerlijk zijn. Waarom kan zo’n wonder dan niet gebeuren wanneer wij het nodig hebben? Heel eenvoudig, op het ogenblik dat wij het wonder nodig hebben, denken wij in persoonlijke termen. En in persoonlijke termen denkend, zijn wij niet meer in harmonie met de totaliteit van bewustzijn en kracht waartoe wij behoren. Dus zullen wij het op eigen kracht moeten doen en dat kunnen wij niet.
Als wij deze factor (dit zelf erbij betrokken zijn) even uitschakelen, blijkt dat de genezing, maar net zo goed de verandering van materie en alle andere wondertjes die we voor een groot gedeelte al hebben aangestipt in deze serie, eigenlijk gebeuren op het moment dat we onverschillig zijn. Onverschilligheid is, menselijk gezien, niet aanvaardbaar. Een onverschillig mens, zegt men, kan niets tot stand brengen. Hij geeft er niet om. Aan de andere kant kan dat een onverschilligheid t.a.v. het uiterlijk zijn. Indien onverschilligheid t.a.v. uiting en uiterlijk gepaard gaat met gelijktijdig een innerlijke betrokkenheid (meestal voor een mens emotioneel) bij een bepaald punt, een bepaald gebeuren of zelfs een persoon of toestand, dan zal het daardoor verwezenlijkt kunnen worden. Op het ogenblik echter dat er een pressie of dwang is, gebeurt het niet. De grootste kracht ontstaat, wanneer niet met geweld maar met minieme middelen de totaliteit in werking wordt gesteld. Beheersbaarheid ontstaat op het ogenblik dat deze geleidelijkheid in het eigen besef nog voldoende aanwezig is om bij een wegvallen van de emotie ook een ommekeer van eigen instelling voor het ‘ik’ mogelijk te maken. Eenvoudig gezegd: je kunt een kraan hebben die moeilijk opengaat. Dan kun je nijdig worden. Je neemt een heel grote schroefsleutel en draait daarmee de kraan open. Ze gaat inderdaad open maar je krijgt haar met geen macht meer dicht. Dan heb je je zin, nietwaar. Als je krampachtig werkt, gebruik je te grote kracht. Als je echter onverschillig bent, gebruik je alleen de op dat moment noodzakelijke kracht. Dat is het verschil.
Nu geldt in de gehele kosmos t.a.v. het paranormale, het wonder etc.: daar waar ik met een minimum aan kracht ageer t.a.v. het als noodzakelijk erkende, zal ik in een natuurlijke en harmonische gang van zaken het geheel der krachten op het erkende richten met als uitwerking een volledige vervulling ervan welke echter op elk ogenblik dat mijn instelling of erkenning verandert, door mij kan worden beëindigd. Meesterschap ligt in het niet krampachtig zijn, in de rust.
Er zijn zoveel wonderen. Ik denk b.v. aan het bloed van de H. Januarius. De man heeft een tijd in de vrieskou gestaan, dat zie je nog aan zijn bloed, maar zo tegen de lente begint dat opeens te borrelen. Dan zeggen de gelovigen: kijk, zijn geest is tot ons teruggekeerd. Waaruit men zou moeten opmaken dat de man een overkokende geest heeft. Zo’n wonder kan natuurlijk nagemaakt zijn. Er zijn chemische stoffen. Een druppeltje daarvan erin en na ongeveer 2 uur begint de zaak te bruisen en na ongeveer 4 uur heb je plotseling een schuimende massa. Dat kan, maar het hoeft niet eens. Op het ogenblik dat we allemaal denken: het zal nu wel gebeuren, gebeurt het. Maar als iedereen denkt: als het nu maar gebeurt, dan gebeurt het niet. Ik heb dat zo vaak gezien. Een mirakel gebeurt soms ook als de mensen er niet op letten. En wel eenvoudig omdat men de noodzaak ervan beseft zonder dat men gelijktijdig zichzelf gedreven voelt om met zijn gehele wezen daarop in te gaan.
Er zijn heel veel simpele methoden waardoor je geestelijke krachten het werk kunt laten doen van stoffelijke krachten. Wij hebben daarvan voorbeelden gegeven. Dan hoor je onmiddellijk iemand zeggen: ik kan het niet. Het is mogelijk dat u het niet kunt, want u heeft het waarschijnlijk met alle kracht willen doen. Wat u echter nodig had, was die zelfverzekerdheid waardoor u onverschillig werd. Als u zegt: nu ja, ik zal het wel even laten zien, dan gaat het wel.
Hoe zit dat in elkaar? Ik denk dat emoties de neiging hebben om zich tot een vernauwing te vormen. Ze zijn een soort kanaal waar van alles doorheen kan stromen.
Wanneer wij echter emotioneel geconcentreerd zijn en ons denken, onze emotie, onze wilspogingen tezamen daarheen brengen, dan krijgen we een vernauwing. Er kan dan veel minder kracht doorheen gaan. Wat meer is, gelijktijdig bouwt zich in ons nog een extra druk op door de kracht, die zich misschien wel zou willen ontladen maar het door onze concentratie niet kan. En als het ondanks alles toch een keer gebeurt, dan heeft het veel van een kortsluiting want dan wordt er zoveel kracht in een korte tijd zo fel ontladen dat de gebeurtenissen ook niet gunstig meer zijn. Als je een motor hebt die op 9 volt loopt, dan is dat goed. Maar als je probeert dat te verhogen, je zet er condensatoren tussen en je laadt de zaak net zolang op totdat de condensatoren doorslaan, dan krijg je geen stroom meer die door de motor verwerkt kan worden. Ofwel de spanning loopt op en de zaak verbrandt, dan wel de stroom wordt zo sterk dat het ding warm loopt en ook verbrandt. Waarom? Omdat het teveel is. In de gehele kosmos blijkt de wil noodzakelijk te zijn om het ‘ik’ te richten, de toestand van het ‘ik’ te bepalen in de ogenblikkelijk erkende werkelijkheid. Ook blijkt dat deze wil, zodra zij wordt gericht op andere zaken dan eigen gedrag, het een hinderpaal is voor de manifestatie van krachten. Juist daar waar de wil in wezen niet meer aanwezig is, kan een wonder het gemakkelijkst plaatsvinden.
Misschien heeft u zich wel eens afgevraagd hoe het komt dat er in deze tijd wel wonderen gebeuren maar dat ze heel zelden kerkelijk zijn. Dat is heel begrijpelijk. In de kerk zouden ze het erg graag willen maar dan moet het een kerkelijk wonder zijn. Dat wil zeggen dat ze met zoveel voorwaarden bezig zijn dat zelfs, als ze daarvoor met alle kracht bidden, het nooit waar kan worden. Terwijl mensen, die eigenlijk helemaal niet gebonden zijn, die alleen maar emotioneel openstaan voor iets, zonder zelfs te wéten voor wat, enorme krachten door zich kunnen laten stromen en het beetje besef, dat dan bewaard blijft, gebruiken om die kracht te richten. We zouden dit kunnen herleiden tot een aantal gedragsregels – we zitten dan wel in de menselijke wereld – die zouden kunnen bijdragen tot het tot stand brengen van en het erkennen van een mirakel. Het zijn er heel wat. Ik heb daaruit enkele hoofdregels genomen.
- Het erkennen van een mirakel.
Niet uitgaan van alle mogelijke uitleggingen die na rijp beraad worden gevonden, maar uitgaan van de ogenblikkelijke beleving. Wanneer in de ogenblikkelijke beleving voor u duidelijk wordt dat het onmogelijke waar wordt, aanvaard dit als mirakel en behandel het voorlopig als zodanig. Op deze manier zult u veel meer wonderen in uw omgeving zien gebeuren. U zult bovendien gemakkelijker een verklaring vinden voor alle wispelturigheden die uw wereld soms schijnen te regeren en zelfs uw persoonlijk leven schijnen te frustreren.
- Een mirakel gaat altijd gepaard met een ontlading van kracht.
Dat wil zeggen dat niet alleen het fenomeen op zichzelf maar ook de aanwezige spanning u zal beroeren. Wanneer u aanwezig bent bij een wonderbaarlijke gebeurtenis, onverschillig of daarvan de tekenen wel of niet onmiddellijk kenbaar worden, dan zult u in de aura een grote spanning ondergaan en daarnaast heel vaak prikkelingen voelen bij de ontwikkelde chakra’s. Voor de meeste mensen zal het liggen ter hoogte van het borstchakra of het middenrif. Voor degenen die wat verder zijn gekomen is dat ook de kruin, het topchakra. Daar zult u eigenaardige trillingen voelen. Warmte en koude gevoelens hebben echter heel weinig daarmee te maken. Dit moet u goed onthouden. Een mirakel kondigt zich niet aan door warmte of koude, dat is hoogstens een nevenverschijnsel. De aanwezigheid van andere bewustzijnsvormen die in een andere dimensie dan de uwe ageren, kunnen voor u wel gevoelens van warmte of koude veroorzaken omdat u dan te maken krijgt met verandering van trillingsverhoudingen, hetzij in uw persoon hetzij in uw omgeving, wat weer resulteert in het voelen van warmte of koude.
- Een regel om het mirakel gemakkelijker aan te voelen, indien het tot de mogelijkheden van het ogenblik behoort.
Op het ogenblik dat ik innerlijk een geladenheid voel die ik niet rationeel kan verklaren en tevens voor mij een emotionele stimulans betekent, is het wel zeker dat ik op dat moment krachten in de omgeving heb waardoor het wonder mogelijk wordt. Kan ik een dergelijke kracht beroeren op welke wijze dan ook en daaraan een zekere impuls geven, dan zal daardoor het ongelooflijke kunnen gebeuren.
Dit zijn drie hoofdpunten voor het erkennen van een wonder.
Het tot stand brengen van een mirakel is wat moeilijker.
- Al datgene wat onmogelijk of onwaarschijnlijk wordt geacht, zal niet kunnen worden verwezenlijkt zolang de persoonlijkheid zich met die onmogelijkheid of onwaarschijnlijkheid bezighoudt.
- Elke persoonlijkheid ka²n bij het aanvaarden van mogelijkheid of waarschijnlijkheid alleen handelen vanuit zijn eigen wezen, zijn eigen innerlijke structuur. Dit betekent dat alle handelingen, instellingen, gedachte-uitstralingen enz. tot de persoonlijkheid zelf zullen moeten behoren en voor deze persoonlijkheid zelf een uiting zullen zijn van wil of kracht. Alleen op die manier is het mogelijk een paranormale kracht of manifestatie zonder meer tot stand te brengen.
- Krachten verzamelen, is iets anders dan krachten manifesteren. Heeft u kracht nodig en kunt u niet zonder meer aannemen dat ze aanwezig is, dan zult u uzelf moeten overtuigen dat die kracht wel aanwezig is. In dit geval houden we ons bezig op welke wijze dan ook met het opwekken van spanningen en krachten. Zodra wij het gevoel hebben dat deze krachten aanwezig zijn, niet eerder en niet later, moeten wij ons instellen op de zekerheid van het gebeuren. Op het ogenblik dat een feit innerlijk als zekerheid wordt erkend terwijl er voldoende kracht aanwezig is, wordt het waar.
- Alle methoden, waarmee men voor zichzelf spanningen kan wekken, zijn een middel om wonderen te verrichten. Alle erkenningen in het ‘ik’ van krachten zonder meer zullen eveneens wonderen tot stand kunnen brengen. Wilt u vanuit uzelf specifiek en omschreven iets tot stand brengen, dan is dit alleen mogelijk indien u een volledige voorstelling heeft van hetgeen gebeurt. Deze voorstelling behoefte niet identiek te zijn met de stoffelijk kenbare feiten. Ze moeten wel voor uw gevoel geheel overeenstemmen met de situatie die u benadert. Voorbeeld: iemand is ziek. U zegt: die mens is bezeten. Ik ga de duivel bij hem uitdrijven. In feite heeft die mens last van een virus, niet van een duivel. Als u met uw instelling die duivel uitdrijft, dan activeert u hiermee inderdaad een kracht die het virus een groot gedeelte van zijn mogelijkheden ontneemt en daardoor waarschijnlijk slapend maakt. In ieder geval, de verschijnselen die het veroorzaakt, heeft u zeer sterk doen afnemen. U heeft geen duivel uitgedreven, maar in uw verbeelding was de ziekte een duivel. U heeft zich dus, in het beeld van de duivel die u wilde verdrijven, in feite gericht op het gehele ziektebeeld plus alle energieverstoringen die daaraan inherent zijn. Het resultaat is dat u inderdaad het evenwicht heeft hersteld en genezing daaruit voortkomt.
- Wat voor wonderen kun je doen? Je kunt alleen die wonderen volbrengen waarin je, al is het maar voor een ogenblik, volledig kunt geloven zonder jezelf daarvan uitdrukkelijk te overtuigen. Een typisch voorbeeld: als u graag een wonder wilt doen, dan houdt u zich bezig met incantatie, het u instellen op iets, een magische handeling. U houdt zich bezig met het feit: is het nu werkelijk gebeurd? Zodra u gaat kijken of het werkelijk is gebeurd, is de kans dat het gebeurt veel kleiner. Maar als u zegt: nu is het gebeurd en u wacht rustig tot iemand u komt vertellen dat het inderdaad zo is, dan heeft u een veel grotere kans. Ik zal proberen u uit te leggen waarom. Het is ingewikkelder dan u denkt.
Ik heb al gezegd, uw wezen omvat meer dimensies, meer afmetingen, meer vlakken van energie, van leven en mogelijkheden. Wanneer u dus geconcentreerd bezig bent met “is het waar?”, dan beperkt u zich automatisch tot uw eigen wereld. Maar op het ogenblik dat u zegt: “het gebeurt nu”, dan heeft u de zekerheid, die in de andere werkelijkheid bestaat, aanvaard. Dientengevolge zal alle kracht van die werkelijkheid doorwerken in de uwe. Het is misschien eenvoudiger aan de ene kant maar moeilijker aan de andere kant.
Nu moeten we nog het een en ander zeggen over dimensies, want die hebben heel veel te maken met de z.g. mirakelen.
Elke relatie tussen willekeurige punten op aarde kan tot stand worden gebracht via een extra dimensie. Dat wil zeggen dat elke overdracht eveneens middels deze dimensie mogelijk zal zijn. Om dit echter mogelijk te maken, moeten we tot een erkenning komen van de gelijkwaardigheid.
Een eenvoudig voorbeeld: u wilt een waterleiding in uw zak hebben. Dat kan natuurlijk niet, maar u heeft wel een doosje en u kunt zich voorstellen dat de ruimte daarin deel is van een zuivere beek die ergens stroomt. Indien u die verbinding voldoende als een zekerheid kunt ervaren, dan behoeft u alleen, wanneer u dorstig bent, het doosje uit uw zak te halen, deksel eraf en het water komt eruit. Dan is het deel van die andere werkelijkheid. De verbinding is dan gemaakt doordat aan een stoffelijk iets een extra waarde is toegekend. Het is in feite dus ook een richting, het is een extra kracht, maar vooral ook een andere plaatsing in de totaliteit. Elk voorwerp kan op deze manier worden voorzien van een gerichtheid. Maar het ‘Ik’ moet het voorwerp in zijn eigen kracht opnemen, de gerichtheid als een zekerheid beschouwen en pas in geval van noodzaak kijken of die zekerheid waar is geworden. Hier heeft u de mogelijkheid om heel veel te doen.
Hoe kan ik nu dit dimensionaal gebeuren voorstellen? Een mens heeft nu eenmaal een voorstelling nodig, want de Logos is dan wel a-logisch, maar de mens doet slechts moeizaam van zijn vertrouwde logica afstand. Het is heel eenvoudig. Je kunt een beeld in jezelf oproepen. Je kunt je b.v. een persoon voorstellen maar je kunt je ook een beek voorstellen en een doosje. Je kunt je voorstellen dat het doosje in de beek ligt, dat het water er voortdurend in stroomt. Zodra je dit als zekerheid hebt geconstateerd, terwijl het doosje zich in je eigen krachtveld bevindt, wordt het daarop georiënteerd. Wat er dus is gebeurd, gezien vanuit een menselijk redelijk standpunt: het water wordt op de erkende plaats gedematerialiseerd en gematerialiseerd in het doosje. In de werking van de Logos zelf bestaat afstand niet. Er bestaat ook geen tijd. Het enige dat bestaat, is besef. Zolang het besef er is, zal deze eigenschap van de Logos op elk punt tot uiting komen.
Als ik behoor tot een andere dimensie, dan zal ik in een soort droom (mijn uitsluiting van de huidige werkelijkheid) die andere dimensie misschien kunnen beleven. Nu weer het wonderlijke: waar mijn besef de enig bepalende factor is, zal bij een verandering van besef en uitsluiting van de z.g. materiele werkelijkheid elke andere werkelijkheid volledig realiseerbaar zijn. Maar ik zou alleen datgene daaruit naar mijn eigen werkelijkheid kunnen overbrengen als gebeuren, werking of kracht, wat volgens mijn stoffelijk besef harmoniseert met mijn stoffelijke wereld, dus klopt met de toestand waarin ik mij meen te bevinden.
A-logische Logos betekent: de kracht, die het geheel tot stand brengt en in zich bevat, is een kracht die niet beredeneerbaar is omdat een procedure van opeenvolgende elementen daarin niet kan bestaan. De Logos is gelijktijdig. In die gelijktijdigheid is de samenhang van de verschillende trappen die aanwezig zijn, niet meer van betekenis. De trappen kunnen afzonderlijk worden beschouwd en kunnen optreden zonder dat de tussenliggende stadia daarbij worden betrokken.
Ons persoonlijk bestaan wordt elke keer gelimiteerd doordat we een wereldbewustzijn hebben. Maar we behoeven ons niet slechts van één wereld bewust te zijn; we kunnen daarnaast meer werelden beleven. Elke wereld die wij beleven, is in haar geheel mogelijk voor ons. Maar waarom zouden we dan een scheiding blijven maken tussen die werelden omdat de logica zegt dat in onze wereld iets niet bestaat? Als ik zeg: dit innerlijk beleefde deel van de werkelijkheid geldt voor mijn hele persoonlijkheid, dan zal dit alleen voor mijn persoonlijkheid gelden (onthoudt u dit goed). Het zal volledig waardevol en van betekenis zijn en het zal door mij altijd waar worden gemaakt.
Ik kan niets vernietigen. Als ik mij met dimensies bezighoud, lijkt het misschien wel of ik iets vernietig maar ik kan het alleen verschuiven. Ik kan het voor mij niet zonder meer geheel teniet doen. Je kunt iemand vermoorden (herinnert u zich dat, toen we het hadden over het schieten met een pijl?) op afstand maar dat komt omdat de ander de gedachte van de dood aanvaardt. Op het ogenblik dat hij dat niet doet, ontstaat er een heel andere situatie. Ofwel ik stel dat die stoffelijke dood noodzakelijk is, en dan ben ik degene die dood gaat, dan wel – en dat is misschien veel eenvoudiger – ik stel gewoon dat het gebeurd is. Ik zal die ander niet meer ontmoeten en de inwerkingen en feiten van die ander spelen voor mij, met betrekking tot het geheel waarin ik werk, geen enkele rol meer. Hij is er voor mij niet meer. Dit laatste is belangrijk.
God zegt niet: opbouw en vernietiging. Hij zegt: scheiding van besef. Dit is natuurlijk onlogisch want dan zou alles blijven voortbestaan. Het bestaat ook wel vandaag. Het enige dat hierbij telt, is wat voor u bestaat. Op het ogenblik dat uw besef van het bestaande wordt veranderd, en dan wel volledig, zal daarmee de werking van het bestaande voor u eveneens worden gewijzigd. De Logos redeneert niet: “als je dit doet, gebeurt dat”. De Logos zegt: “indien dit voor u bestaat (deze zijnstoestand), is dat een realisatie”. Dan vloeit daaruit automatisch voort een bepaalde relatie in de kosmos. Er verdwijnt niets en er ontstaat niets maar de verbindingen worden anders. Door het hergroeperen van die verbindingen, krijgt u inderdaad een voor u nieuwe toestand, nieuwe belevingsmogelijkheden en u zult uw logica daaraan moeten aanpassen. Voor de Logos echter kan elke toestand automatisch weer door een volgende worden vervangen zonder dat er voor anderen redenen zijn of invloeden werkzaam zijn dan alleen uw eigen besef waardoor uw deelgenootschap aan de totaliteit voor u verandert.
Ik hoop dat ik u daarmee toch een beetje inzicht heb gegeven in hetgeen er achter het mirakel ligt.
Mirakel is verschijnsel, niet werking. Het mirakel is niets anders dan het onverwachte dat echter door ons wordt aanvaard als deel van ons bestaan. Op het ogenblik dat wij het uit ons bestaan bannen, bestaat het voor ons niet. Op het ogenblik dat wij ons bestaan daarop baseren, zal het een voortdurende en normale functie hebben in elk bestaan en in elke bestaansrealisatie die voor ons mogelijk is, inclusief onze relatie tot de wereld zoals wij die kennen, de mensen zoals wij die kennen enz. Het is juist op dit punt dat ‘oorzaak en gevolg’ alleen gelden binnen een bepaalde voorstellingswereld maar niet als een onafwendbaar deel van de totaliteit. Dat brengt mij ertoe te spreken over een a-logische Logos.
Houdt a-logica chaos in? Dat is niet het geval. De menselijke logica veronderstelt dat, wanneer de logica ophoudt, de chaos ontstaat. Maar dat komt omdat in de logica vorming tegenover chaos wordt gesteld. Maar a-logisch gezien is chaos en vorming hetzelfde. Dan zit u met de moeilijkheden omdat u waarschijnlijk denkt dat het allemaal zo eenvoudig is, maar dat is het niet. Kijk maar naar het Nederland van vandaag. Nederland regelt alles steeds beter, steeds verfijnder. Daardoor worden de menselijke verhoudingen en de maatschappelijke ontwikkelingen steeds chaotischer. Kennelijk is dus indeling en regeling in dit geval identiek met chaos. Toch is het heel logisch om alles te regelen. Dientengevolge is werken met logica gelijktijdig het veroorzaken van chaos.
In hoeverre zijn stoffelijke werelden deel van een bewustzijn? Als we heel ver gaan in de filosofie, kunnen we zeggen: een stoffelijke wereld is een door zovelen gedeeld besef dat het geheel van de wetmatigheden die aan dit besef verbonden zijn, allen die dit besef aanvaarden, gelijktijdig gaan beheersen. Een voorbeeld: als u de mensen heel erg bang gaat maken voor kanker, dan zal er steeds meer kanker voorkomen. Spreekt u de mensen over de dreiging van oorlog, dan zullen ze misschien alles doen om de vrede te bewaren maar in feite zullen ze door hun denken de oorlog onvermijdelijk maken. Mag ik hieraan nog één waarschuwing vastknopen dat speciaal voor de aanwezigen bestemd is. Je kunt met deze dingen experimenteren. Maar je kunt er alleen mee experimenteren als je eerst een zekerheid hebt gekregen. Je zou eigenlijk met je gedachten en je rede een beetje moeten werken totdat je denkt: het is ergens aanvaardbaar. Pas op grond van die aanvaardbaarheid kun je verdergaan. Maar zeg je: ik geloof het niet maar ik zal het proberen, dan bereik je niets. Dus eerst met de gedachten de achterliggende filosofie verwerken en dan pas verdergaan.