Inwijding

image_pdf

Inwijding is in wezen niets anders dan een verruiming van bewustzijn. Inwijding bestaat niet uit geheimen die je worden medegedeeld. Het is een besef waardoor je de dingen anders ziet. Bepaalde overleveringen bij de inwijding zijn niets anders dan de termen die je kunt gebruiken om het nieuwe besef een beetje beter te omschrijven.

Een mens die wordt ingewijd zal ontdekken dat hij een hele tijd bezig is om denkbeelden te absorberen. Maar op het ogenblik dat hij in staat is om nieuwe denkbeelden daar aan toe te voegen (althans voor hem nieuwe), begint het eigenlijke proces pas. Dan zeggen de mensen: je moet het zus of zo zien. Dat is lang niet altijd juist.

Als je bv. in de maconnerie een bepaald punt bereikt, dan zeggen ze je: teken nu maar het juiste symbool. En wat tekenen ze dan? Zij tekenen bv. een steen of soms zelfs alleen maar een vierkantje, want de mens, zo luidt de stelling, moet worden als een welbehouwen steen. Maar ja, als dat in je hersens schiet, dan kom je ook niet verder. Dus wat heb je dan nodig?

Je hebt nodig een begrip van wat je werkelijk wilt zijn, wilt worden en kunt zijn en worden. Het gaat niet om het juiste symbool. Het gaat om het juiste denkbeeld. En dan kan iemand een piramide tekenen en volkomen gelijk hebben, ook al zullen de deskundigen misschien zeggen dat dat niet de oplossing is. Je kunt een paar gebogen lijnen gebruiken, een soort segment van een cirkel. Ook dat kan juist zijn.

De inwijding gaat echter uit van de welbehouwen steen. Een welbehouwen steen is een vierkante steen zeggen ze dan. Daar komen ze dan ook vier­kant voor uit, alleen komen ze daar niet veel verder mee. Ik geef dit maar als een enkel voorbeeld. Er zouden veel meer te geven zijn.

Mensen denken: inwijding is iets bijzonders. Als u groeit, dan is dat toch eigenlijk heel gewoon. U begint ook als een baby en voordat u het weet zit u in de puberteit en de familie in de moeilijkheden. Dat is dus een normaal proces. Inwijding is in wezen ook een normaal proces. Wij kunnen ons niet onttrekken aan de veranderingen die zich in ons afspelen. U kunt het wel proberen, maar het gaat eenvoudig niet. De enige mogelijkheid die we hebben om er enigszins aan te ontkomen is alles afschuiven. Dus: niets is mijn schuld, alles wordt mij aangedaan. Ik ben altijd een en dezelfde. Ik heb altijd gelijk. Als je dat maar lang volhoudt, kun je een in­wijding voorkomen. Maar als je denkt: ieder kan op zijn manier gelijk hebben en als er iets  gebeurt met mij, dan ben ik daar ook zelf bij betrokken hoe dan ook, dus moet het ergens ook met mij in verbinding staan, dan ga je sa­menhangen zien en voltrekt zich de inwijding wel. Alleen, ze noemen het niet zo. Ze noemen het bv. volwassen worden.

Volwassenheid is ook zo iets. Als je jong bent, dan heb je allerlei denkbeelden en dromen. Dan overschat je vaak je mogelijkheden en je onder­schat de waarden van datgene wat je om je heen constateert. Volwassen wor­den betekent bij de mensen je neerleggen bij het bestaande. Dat is natuur­lijk ook niet waar. Volwassen worden is geloof ik wel: ingroeien in datgene wat is en dan daarin jezelf worden. Dat is nu inwijding.

De mensen zeggen: als wij maar naar God toegroeien. Ik wil God ontmoe­ten. Als dat je werkelijk zou lukken, dan zou je nooit terugkeren, want dat kun je eenvoudig niet meer doorstaan, dan ben je een groot gedeelte of misschien wel alle voertuigen kwijt. Je kunt wel zeggen: ik wil proberen God te ervaren. Dat is dan iets verstan­diger. Als ik God ervaar, dan kom ik tot een beleving. Die beleving is na­tuurlijk niet meer omschrijfbaar. Ik ken het als een gevoel van enorme vreugde, vrede of geluk. Als ik dan terugkom houd ik daar kracht van over en misschien een zekere heimwee naar wat ik heb doorgemaakt. Maar daar blijft het bij.

Een gewoon mens zal in zijn leven ook vaak een dergelijke ervaring doormaken. Het ingewijd zijn verschilt daarvan alleen maar door het feit dat je die ervaring bewust kan bereiken, als je die nodig hebt. Het betekent niet dat je de totale God ervaart. Het betekent zelfs niet dat je weet wat God is. Het betekent alleen dat je op een gegeven ogenblik een toestand kunt bereiken waardoor je vervreemd raakt van alle grenzen en alle begrippen die je normaal in het menselijke en in bepaalde fasen van het geestelijk bestaan beheersen.

Zo’n ingewijde kan op aarde komen. Hij wil de mensen dan wat geven. Hij wil hen de waarheid vertellen, maar die kunnen ze niet begrijpen. Bovendien is de essentie van de waarheid niet eens uitdrukbaar; er zijn geen termen voor. Dus wat doet die man? Hij vertelt verhaaltjes. Hij geeft gelijkenissen. Hij probeert allerlei parallellen op te bouwen zodat u zou kunnen aanvoelen wat hij bedoelt. De gewone mensen zijn meestal te stom om te zeggen: dat heeft hij bedoeld. En als zij het letterlijk gaan nemen dan is de waarheid ervan weg. Het is alleen bedoeld als een aansporing om iets te ervaren aan de hand van een verhaal.

Dan zien wij dat de ingewijde altijd wordt vervolgd door de mensheid, want deze heeft haar zekerheden nodig. Als die zekerheden worden aangetast weten ze niet meer wat doen.

Iedereen heeft het over Gods goedheid, maar iedereen is bang om te gaan. Dus de ingewijde moet op een of andere manier onschadelijk gemaakt worden. Vandaar dat sommige profeten gedood zijn door de mensen, eigenlijk alleen maar om zich zeker te stellen.

Andere profeten daarentegen zijn zelfs krijgsheer geworden of hebben zich misschien buiten de samenleving geplaatst met wat volgelingen, zonder zich verder met de samenleving teveel te bemoeien.

Ik geef drie verschillende termen. U kunt zelf recente namen erbij vinden. Jezus, degene die moest sterven omdat hij de zekerheden van een geloof, een wijze van leven, zou hebben aangetast. Mohammed, die een waarheid besefte maar geen kans zag om haar uit te dra­gen, zonder gelijktijdig zijn tegenstander te vuur en te zwaard te vernietigen. De Boeddha, die in wezen een waarheid leerde beseffen maar tevens zei: “Ik ga die niet aan de mensen brengen. Ik verkondig haar alleen daar waar de mensen kunnen komen, als ze daar zin in hebben. Ik ga nooit proberen ande­ren die waarheid op te leggen.” Dat zijn drie voorbeelden.

Als je zelf bent ingewijd kom je voor hetzelfde te staan. Natuurlijk, je kunt de waarheid inzien. Je kunt proberen andere mensen met geweld ertoe te brengen die waarheid te aanvaarden, maar dat helpt niet. Misschien maken ze je tegenwoordig daarvoor niet meer dood door kruisiging, maar je komt in het gekkenhuis terecht.

Je kunt ook zeggen: ik verkondig die waarheid overal en zonder meer, zonder mij zelfs af te vragen of de mensen die waarheid zullen beseffen voor wat ze is.

Je kunt ook zeggen: ik blijf er buiten. Maar dan word je alleen maar de stichter van een soort sekte of een systeem. Je volgelingen maken er dan over het algemeen toch weer iets anders van dan je hebt bedoeld.

Dus, ik wil maar zeggen: de ingewijde kan misschien iets van zijn licht overdragen, iets van zijn kracht aan een ander geven, maar als de ander daar niet op de juiste manier mee werkt, kan hij er niets aan doen.

Er zijn op het ogenblik nogal wat ingewijden op aarde. Als we de grote adepten samentellen, dan is het misschien op de hele mensheid niet veel, maar het is toch een getal dichtbij de honderd. Dan hebben we ook nog de kleine adepten. Dat zijn er wat meer.

Zo’n adept of ingewijde kan eigenlijk niets doen. Hij beseft een grotere waarheid, hij kent geheimen, maar hij kan die geheimen de mensen niet in handen geven, dat is nog gevaarlijker dan hun te vertellen hoe je een atoombom maakt. Hij kan de mensen ook niet helpen om ziekten te genezen als ze zelf niet rijp zijn daarvoor. Hij kan hun een tip geven, maar hij kan hen niet helpen om de zaak tot stand te brengen.

Zo’n ingewijde is alleen maar iemand die zoekt naar personen die har­monisch genoeg met hem zijn. Bij die harmonische personen probeert hij dan een werking te induceren zodat die mens iets voelt of iets beleeft waar­door hij net boven zijn normale norm van bewustzijn komt. Dat kan hij dan ont­houden en hij kan ernaar streven, want dan ontstaat er bewustwording. Dan kunnen we zeggen: dat is een inwijding. Het is maar welke naam je er ­aan geeft.

Inwijdingen zijn eigenlijk tot stand gekomen doordat er groepen mensen waren die rangen en standen, ook in het geestelijk bewustzijn, nodig vonden. Daarom hebben ze allerlei graden van inwijding ingesteld. U zou misschien denken dat een hogere graad beter is, maar dat is helemaal niet waar. Er zijn zelfs bepaalde groepen waarin een hogere graad door zijn getalsaan­duiding alleen maar betekent dat men zich in een bepaalde richting specialiseert.

Nu moet je je daarvan niet al teveel aantrekken. Als je werkelijk ingewijd wilt worden, leef dan maar gewoon zoals je bent, maar probeer over alles iets beter na te denken. Probeer de zaak eens iets intenser te bele­ven. Probeer vooral voor jezelf te ervaren wat voor jou werkelijk belangrijk is en wat niet. Want dat is het gewone proces, de rest is een normale groei.

Laat u ook niet overdonderen door mensen die bij u komen en u vertellen dat ze grote ingewijden zijn. Als ze dat vertellen, dan bewijzen ze daarmee al dat ze dat niet zijn. De grote ingewijde zegt namelijk niet dat hij dat is, maar hij geeft u de krachten waardoor u aanvoelt dat hij het zou kunnen zijn. En dan moet u ook niet denken dat u onmiddellijk als leerling wordt aanvaard. De ingewijde gaat verder. Alleen als hij voelt, ik kan mijn werk niet meer onbeperkt voortzetten en ik vind hier iemand die volledig harmonisch met mij is, dan kan hij proberen zijn wezensinhoud met de ander te delen en hem daar­door in staat stellen eventueel in dezelfde richting verder te groeien. Zelfs dan mag hij hem nooit belemmeren.

Dan is er nog iets. Wij leven allemaal in een wereld die we kennen. Wij hebben een beeld van onszelf dat natuurlijk niet helemaal juist is, maar waar we toch ook nog wel mee inzitten. Wij hebben begeerten waarvoor we bang zijn. Wij hebben angsten waarmee wij geen raad weten. Maar als je een grotere werkelijkheid betreedt, dan is daar geen plaats voor die angst. Dan is ook dat begeertepatroon niet goed meer. Daarom zeggen ze dat wij de angsten en begeerten moeten overwinnen om tot een inwijding te komen. Je leert dan de dingen anders te beschouwen.

Kijk, je kunt wel instinctief bang zijn voor een spin of een muis, maar dat wil nog niet zeggen dat je je daardoor laat domineren. Als je dat namelijk wel doet, dan reageer je instinctief. Als je zegt: ik vind het niet leuk, maar ik zal mij daarover heen zetten, ik kan optreden, dan is er niets aan de hand. Dat is nu de bewustwording die je voor een inwijding nodig hebt.

Er zijn mensen die zeggen: o, ik heb zo’n ontzettende zin in een borrel, een sigaret of wat anders. Dan kun je zeggen: het is op dit moment niet gewenst, dus kan ik verdergaan zonder. Dat wil niet zeggen dat het ver­langen er niet meer is. Het wil wel zeggen dat de belangrijkheid niet meer albeheersend is. Als angsten en begeerten niet meer albeheersend zijn, maar eigenlijk alleen een functie van het bestaan vormen in de wereld waarin je nu bent, dan kun je altijd een grotere wereld betreden. Dan kun je een groter bewustzijn accepteren waarin de zaken heel anders liggen, waarin je mogelijkheden anders zijn. Dan zul je wel weer terugkeren tot die kleine wereld, want een mens moet als mens leven, en zul je weer dezelfde angsten hebben en dezelfde verlangens. Alleen, ze zijn niet meer overheersend, je wordt er niet door gedomineerd. Misschien dat inwijding in haar eerste fase niet meer betekent dan niet meer beheerst worden door je angsten en begeerten. Dat is dan wel niet de grote zelfoverwinning die ze prediken.

Er zijn mensen die zeggen: begeerte dat is seksualiteit, dus nooit meer seks. Dat is hetzelfde als honger is het gevolg van gebrek aan eten, dan voel je je daar niet prettig bij. Eten heeft honger ten gevolge, dus moet je helemaal niet meer eten. Dat is een kolderieke redenering. Alles heeft zijn tijd, alles heeft zijn plaats, alles heeft zijn zin, maar niets mag je beheersen. Als je dat onthoudt, dan kom je vanzelf in een grotere wereld. Want als je angsten je niet meer besturen, als je begeerten niet meer bepalen waar je precies naar kijkt of niet naar kijkt, dan kom je vanzelf verder.

Begeerte is bv. (dit is een mannenvoorbeeld): een dame met een diep uitgesneden decolleté. Daar staat een heer en hij zou eigenlijk moeten kijken naar welk paard er op de races wint, want hij heeft gewed. Maar hij kijkt naar de dame en daardoor verscheurt hij zijn papiertjes terwijl ze geld waard zijn. Dit is nu een typisch voorbeeld ervan.

Er zijn ook mensen die een minderwaardigheidscomplex hebben. Zij zeggen: ik ben maar een domme man of domme vrouw. Dan is dat een poging om de waarde van je persoonlijkheid te meten met de standaard van je wereld.

Inwijding wil zeggen dat je een grotere wereld betreedt. Dingen die hier erg belangrijk zijn, zijn daar misschien van geen betekenis. In dit leven kan de slag bij Nieuwpoort misschien nog ergens van belang zijn, maar als je in een hogere wereld komt, dan is eigenlijk elke slag belangrijk. Het enige dat je dan nog overhoudt als nuttig dat is het antwoord als iemand over strijd spreekt: nuts.

Realiseer je dus gewoon: het is niet de kennis die je hebt die bepalend is voor inwijding. Kennis kan gemakkelijk zijn, maar ze is nooit bepalend. Maar je hebt wel een bepaald niveau van weten. Dat heb je gewoon nodig om te leven. Als je op dat niveau de samenhangen kunt aanvoelen (wat men dan wijsheid noemt), kun je inwijding vinden. Maar als je probeert je door anderen te laten domineren en niet zelf te beleven en te proberen door de dingen heen die je weet de wereld zuiverder te zien, vind je geen inwijding. Dan blijft er eigenlijk niet veel over.

Wat moet je nu zeggen van de mensen die op inwijdingsscholen zitten? Het kan erg goed zijn. Als je wilt leren chaufferen bv. dan moet je inderdaad naar een autorijschool gaan en niet naar een skischool. Er zijn mensen die naar een manege gaan omdat die zo mooi is en dan denken ze dat ze daar kunnen leren autorijden.

De een of andere leerschool (esoterische of anderszins) die inwijdingen brengt, kan toch alleen zin hebben indien ze u helpt datgene wat u innerlijk als noodzakelijk ervaart te bereiken. Waarvoor zoudt u anders naar school gaan? Dat betekent dat u wel degelijk moet beseffen dat elke inwijdingsschool, hoe goed of hoe slecht die ook moge zijn, wel enige mogelijkheden biedt, maar nooit alle. Het houdt ook in dat het niet mag worden tot een godsdienst, dat het niet het kader van uw leven mag worden. Het betekent gewoon dat u probeert om daar bepaalde dingen te leren beseffen, bepaalde gedachten op te nemen en als dat geen betekenis meer heeft, ga dan verder, desnoods naar een ander. U zegt toch ook niet: de juffrouw in de eerste klas is zo lief, daarom blijf ik maar zitten. Integendeel, iedereen wil naar de universiteit in de hoop dat hij dan later kan trekken zonder zich te verheffen. Dat is de moderne vorm van inwijding: wordt maatschappelijk werker, voorlich­ter…. Je kunt dan goochelen met inkomens van anderen en op grond daar­van eisen stellen die niet gerechtvaardigd worden door eigen prestatie. Als je die dingen nastreeft, dan moet je kennis hebben. Misschien niet alleen kennis, maar bovenal het belangrijke en kostbare papiertje en dan mag je later alles vergeten wat je hebt geweten.

Inwijding is echter heel iets anders. Inwijding is iets wat alleen van binnenuit komt. Niemand kan u een papiertje geven waarop staat: ik verklaar dat die en die is ingewijd in de groep, dat en dat met die en die rang. Ze kunnen het wel schrijven natuurlijk en u kunt ervoor betalen, maar het is geen cent waard; u heeft er niets aan.

Elke inwijding is een persoonlijke verruiming van besef. Onthoud ook een ding waaraan menigeen voorbij gaat. Verruiming van besef betekent niet dat je het alleen maar lichter krijgt. Hoe meer licht je leert zien, hoe zuiverder en intenser je ook het duister leert beseffen. Je kunt niet al­leen verder kijken naar rechts en toch nog dezelfde grens behouden naar links. Als het bewustzijn zich uitbreidt, dan breidt het geheel van de we­reld zich uit en u blijft zelf nog steeds het middelpunt. Als u het middel­punt wilt blijven, dan kunt u ook niets verwerpen; dat doen heel veel mensen.

‘Ik word ingewijd, dus ik ga ergens naar boven toe. Boven op de een of andere alp ga ik zeer bewust zitten jodelen en de wereld beneden bestaat voor mij niet meer.’ Als u dat doet, dan tuimelt u ook gauw naar beneden. Het betekent gewoon dat u licht en duister, goed en kwaad, al die tegenstel­lingen aanvaardt en daarbij niet goed en niet kwaad, niet licht en niet duis­ter, maar uzelf wilt zijn in overeenstemming met al wat u erkent. Dan vloeien de waarden in u samen, dan wordt de hele wereld opeens voor u één en het­zelfde. Dan weet u: licht en duister, goed en kwaad zijn dingen die in mij bestaan.

De wereld is echter niet goed of kwaad, ze is niet licht of duister. De demon is geen tegenstander van God en God is niet de bestrijder van de duisternis. Licht en duister zijn delen van God. Het goede en het kwade ko­men voort uit dezelfde bron. Ik moet leren dat geheel te beseffen en te beleven, want alleen daardoor kan ik de werkelijkheid die buiten de tijd bestaat ooit benaderen en eindelijk daarin leven.

  • Mensen trachten dingen duidelijk te maken door verhalen. Hoe staat u in dit verband tegenover het epos van de Mahabha­rata?

Als u de Mahabharata leest, alsook de andere veda’s, kunt u een aan­leiding vinden om te denken, maar u vindt geen waarheid die onveranderlijk is. Hetzelfde is het als u leest wat Jezus gezegd zou hebben. Lees al die gelijkenissen. Ik kan ze ook gaan vertellen. Als ik het over groeiend bewust­zijn heb, ben ik geneigd tegen de mensen te zeggen: denk erom, het bewustzijn is als een plant, enige bemesting is noodzakelijk. Maar als je overbemest, dan schiet de plant wel omhoog, maar de aren blijven leeg. Nu heb ik iets ge­zegd dat volkomen duidelijk is, hoop ik. Ik heb echter in die gelijkenis niets anders gedaan dan u een gedachte voorgelegd. De waardering voor die gedachte, de relatie van de denkwijze met uzelf is iets dat u zelf moet be­slissen. Dat is ook zo als u zich bezighoudt met de grote verhalen van de oudheid, o.a. de Mahabharata en met de leefregels en consequenties die daar­uit getrokken kunnen worden. Ze zijn waardevol, maar alleen als u weet wat u ermee moet doen. Als ik u zeg (dit kunt u uit de Mahabharata trekken): “De mens is de bron van de wereld rond hem. Hij zendt zijn gedachten uit en ze keren tot hem terug als het gebeuren van die wereld”, dan is dat volgens het verhaal verantwoord. Maar ik maak u gelijktijdig de schepper en de instandhouder van uw wereld; en dat bent u niet.Als u dus die waarheden alleen zo beleeft, komt u er niet. Als u in die gelijkenis beseft dat uw interpre­tatie van de werkelijkheid de betekenis van de werkelijkheid voor u bepaalt, dan komt u al dichter bij de waarheid. U zult voor uzelf moeten uitmaken wat u als het meest ware daarbij aanvoelt. Dat is met gelijkenissen overal het geval.

image_pdf