De heilige geest

image_pdf

17 januari 1969

Bij het begin van de bijeenkomst herinner ik u eraan, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Denk zelf na en probeer u zelf een oordeel te vormen. Vandaag wilde ik met u spreken over: De heilige geest.

De heilige geest is in het christendom van een latere datum dan de meeste gelovigen zich schijnen te realiseren. U zou zeggen: de heilige geest is er altijd geweest, want hij is deel van de Goddelijke Drievuldigheid. Dit zal ongetwijfeld wel waar zij, wanneer de Drievuldigheid, zoals de christelijke wereld zich die nu voorstelt, een realiteit is. Daartegenover staat echter, dat men zelfs nog rond 400 na Chr. grote richtingen in het christendom kende, die alleen spraken van de Vader, of de Vader en de zoon. De heilige geest is er eigenlijk maar langzaamaan bij gekomen.

Vermoedelijk is dit een kwestie van beïnvloeding vanuit de Griekse en Aziatische mythologie.

Daar kennen wij namelijk steeds weer onderling verbonden persoonlijkheden, die afzonderlijk op kunnen treden en toch een eenheid vormen. Het denkbeeld van de drie eenheid heeft ook in verschillende mysteriescholen een rol gespeeld en, naar ik meen, zal dit beeld door het christendom geabsorbeerd zijn, omdat het hierdoor eenvoudiger was om – vergeef mij de uitdrukking – de concurrentie te bestrijden. Het is, alsof men de anderen wilde verblinden met leuzen als: “Ook wij hebben een Drievuldigheid, maar wij hebben meer”. Ik stel dit voorop, om duidelijk te maken, dat het werkelijke wezen en bestaan van een heilige geest althans historisch niet al te zeker is.

Daarmede hebben wij echter nog niets gezegd over hetgeen er achter dit begrip “heilige geest” verborgen is. Ik meende echter, dat het goed was u allereerst even met de neus op de historische feiten te drukken. Want vele mensen menen: God bestaat nu eenmaal uit drie personen en is daarom niet anders denkbaar dan een wezen, bestaande uit de Vader, de Zoon en de heilige geest. Op het geloof aan de directe goddelijkheid van de zoon wil ik hier maar liever niet al te ver ingaan, want daarover bestonden en bestaan zelfs nu nog eveneens geschillen. In het verleden en zelfs nog in deze dagen kan men sekten vinden, die stellen Jezus was “zoon van God” in de zin van het dragen van een goddelijke waarde op aarde. Maar alle geloof aan de lijfelijk zoon van God zijn is natuurlijk onzin. Zelfs het beschouwen van Jezus als een eeuwig en zelfstandig deel van de goddelijke totaliteit acht men in sommige kringen nogal overdreven. De argumenten van de Arminianen (Remonstranten) kunnen de wijze, waarop men dergelijke strijdvragen enkele honderden jaren geleden behandelde, nog wel belichten, naar ik meen.

Wij zullen ons echter af moeten vragen: wat verschuilt zich achter die woorden: heilige geest?

In de eerste plaats geeft dit een inspirerende kracht weer, die van God uitgaat. Bij bepaalde sacramenten, als bv. de doop in het christendom, neemt men aan dat de Heilige Geest zijn werk ziet aan de mens. Men neemt verder aan, dat deze Geest leiding geeft aan de ontwikkelingen op aarde en zeker aan de godsdienstige ontwikkelingen. Zo luidt de formulering van de onfeilbaarheid van de paus bv., populair gezegd, dat de heilige geest in de paus werkt en zetelt, als hij een uitspraak ex cathedra doet. Een argument, dat, naar ik meen, eerst rond 1820 geheel zo werd omschreven door de roomse theologen.

Wanneer wij spreken over de heilige geest, denken wij aan God. Maar is dat nu wel redelijk? God als directe beïnvloeding, en daarmede het directe contact tussen mens en God maakt eerder deel uit van de joodse begrippen dan van de eerste christelijke denkwijzen. In het jodendom bestaat namelijk de directe dialoog tussen mens en God in het gebed. Daar kent men geen tussenpersonen, daar is geen priester, rabbi, wetgeleerde tussen mens en God, daar is de mens in het gebed alleen met zijn God. Vele van de denkbeelden over de directe inwerking van de heilige geest op de mens mogen wij wel als van Judaïsche oorsprong beschouwen. Misschien is het goed hier mede de vraag te stellen, hoe men aan dergelijke denkbeelden komt. Toen het christendom ontstond, bevond het zich in een wereld, die bevolkt was met goden en demonen.

Ik meen, dat in de tijd, dat Petrus als patriarch – oudste, wat later wordt vertaald als bisschop – van Rome optrad in de christengemeente in Rome, meer dan 300 goden erkend werden. De beelden van de meesten onder hen stonden in of rond het Capitool. De eerste christenen hebben dus, vooral in de z.g. heidense wereld, met een veelgodendom af te rekenen. Daarbij zijn zij radicaal: er is maar één God. Andere krachten kunnen wel bestaan, maar zij zijn ondergeschikt aan de Vader of, waarschijnlijker nog, dienaren van de heer der duisternis. Dat men meerdere invloeden wel wilde blijven aannemen, is begrijpelijk. Vele christenen uit de eerste tijd stamden immers uit een wereld, waarin zij van jongsaf aan geleefd hadden met een meergodendom. Het aannemen van een dergelijke houding is voor de christengemeenten dus wel noodzakelijk, wanneer het aantal “heidenen” in de gemeenschappen steeds toeneemt.

Wanneer je nu tracht de heilige geest te ontleden – niet zoals hij mogelijk als deel van God bestaat, maar zoals hij door de mensen wordt gekend en geuit, want al het andere zou m.i. een brutaliteit wezen – dan komen wij tot de volgende conclusie. De heilige geest treedt op als boodschapper. Hij geeft visioenen, en profeteert door mensen. Hij treedt verder op als bewerker van gebeuren in het leven van de mens. Hij is hierbij dus ongeveer zoiets als de bezielende god van de heidenen. De heilige geest treedt – vooral in het begin van het christendom – ook op als schenker van bepaalde voorrechten en gaven. Hij is hierbij a.h.w. de vervanger van sommige lagere en zelfs enkele van de hogere goden van de heidenen. Ook dezen konden immers, naar men dacht, kwaliteiten verlenen aan hun volgelingen. De heilige geest is lange tijd niets meer of minder dan een samenvatting van alles, wat men zich voor kan stellen als onmiddellijke beïnvloeding vanuit het goddelijke en wordt werkzaam geacht in elke werking, die vanuit het goddelijke direct of zelfs indirect bij de mens optreedt.

Wanneer iemand een visioen heeft, dat aanvaard wordt, zo is dit een werking van de heilige geest, zeker in de eerste tijd. Later, bij het ontstaan van de z.g. Marialogie, wordt ook de H. maagd voor vele visioenen aansprakelijk geacht. Wanneer iemand mediteert en zo innerlijke verlichting verwerft, is dit volgens de christelijke terminologie een inwerking van de heilige geest. Dan is de heilige geest dus, althans in zijn verschijning op aarde, identiek met veel, wat eens aan andere goden werd toegeschreven en de bewegende kracht van vele werkingen, die eveneens van andere goden eens werden verwacht. Men zou zover kunnen gaan, dat men stelt: geest is een verzamelnaam voor alle fenomenen, die wij aan een direct of indirect goddelijk ingrijpen op aarde kunnen toeschrijven. En als je dit kunt aanvaarden als juist – wat eenieder voor zich moet weten natuurlijk – wordt het mogelijk je af te vragen, wat er met die heilige geest al zo te doen zou zijn. Ik wil hierbij geen recepten gaan geven, maar eenvoudig nagaan, wat de heilige geest voor de mens dan wel zoal zou zijn.

Allereerst ontdek ik dan, dat de heilige geest kracht is. Hij geeft bijzondere krachten aan de mensen. In de kringen, waartoe u behoort, spreekt men vaak over het Licht, en de Kracht van het Licht. Dat is dan in feite hetzelfde. Men preekt over het weten, dat de h. geest aan de mens kan verschaffen, maar in uw kringen spreekt men over inspiratie uit de werelden van de geest, de werking van Meesters uit de Geest en de werkingen van de Witte Broederschap. Bij nadere beschouwing vallen dezen in dezelfde grootorde van waarden, die men aan de H. Geest pleegt toe te schrijven. Vaak hoort men, dat de h. geest mensen in vreemde tongen – dus vreemde talen – doet spreken. Vele mediums zullen onder de invloed van de geest iets dergelijks tot stand brengen – ook al geldt dit zeker niet voor alle mediums. Mediamiciteit zou op grond hiervan, – al verwerpende christelijke gemeenschappen dit bijna unaniem – een inwerking van de h. geest kunnen zijn. Is dan de geest misschien – misschien! – de omschrijving van het gehele gebied van het paranormale en occulte, zover het behoort tot de door de mens als van God komende erkende sfeer en werkingen?

Ik voor mij ben geneigd hierop met ja te antwoorden, want een mens stelt zich in op God. Dat gebeurt wel eens, weet u, al is het op ogenblik niet zo erg in de mode. Hiermede stelt zo een  mens zich in op de bron van alle dingen, maar in feite gelijktijdig op de totaliteit van alle dingen.

Wat wij God noemen, is wel voorstelbaar als een persoonlijkheid vanuit een menselijk standpunt, maar dan toch als een persoonlijkheid, die in relatie staat tot alles wat bestaat, alles wat is. Het is dus een instelling op het scheppende, het in standhoudende aspect van de totaliteit. Hierbij kent de mens waarschijnlijk een zeer persoonlijke instelling ten aanzien van God, daar hij iets vraagt of erkent op een bepaalde wijze. Zo ontstaat in de mens inderdaad vaak een werking.

Nu kunnen wij natuurlijk zeggen, dat hier de h. geest heeft ingegrepen. Maar wij kunnen evenzeer stellen, dat er een harmonie in die mens ontstaat, waardoor hij zich tijdelijk bewust wordt van, of beïnvloed wordt door, invloeden, die buiten zijn normaal kenvermogen en buiten zijn normaal levenspatroon liggen, waarmede wij, naar ik meen, zeer dicht bij de waarheid zijn gekomen.

Wij kunnen nog verder gaan. Wanneer een mens opeens beschikt over een weten dat niet normaal hem eigen is, zal dit vaak voortkomen uit een bezield zijn door iets. Men kan dit de inwerking van de h. geest noemen maar zou even goed kunnen zeggen: zo iemand is geïnspireerd. Er zullen er onder u wel zijn, die zoiets mee hebben gemaakt. Je begint meestal te spreken over iets, waarvan je, naar je meent, wel iets afweet, maar je wordt, meegezogen in een mystieke stemming. Je vergeet, dat jouw geest moet overwegen, wat je zegt, en tot je grote verbazing spuit je opeens allerhande feiten op, waarvan je niet eens wist, dat je ze wist en zelfs wel feiten, die je volgens de gangbare normen van het menszijn onmogelijk zou kunnen weten.

Zoiets kan men natuurlijk een werking van de h. geest noemen, maar met hetzelfde recht kan men spreken over een beïnvloeding door een geest of vanuit een geestelijke sfeer.

Men kan zelfs nog veel dichter hij de mens een verklaring vinden, die alle feiten dekt. De mens straalt allerhande gedachten uit. De gemeenschappelijke uitstraling van alle gedachten vormt een soort schil, die rond de gehele wereld ligt. Iemand, die zichzelf zover verliest in een onderwerp, dat hij niet meer is staat is zichzelf een eigen redelijkheid van denken hierbij verder te betrekken, dus geheel opgaat in het onderwerp, zou hierdoor wel eens het gehele vermogen op dit bepaalde terrein, alle kennen en weten van het gehele ras kunnen aanvoelen en daarvan volgens eigen middelen iets tot uiting gaan brengen. Waarbij het dan geen wonder meer is, dat een mens beschikt over inzichten en zelfs feitenmateriaal, waarvan hij bewust nooit gehoord heeft, zoals het dan geen wonder meer mag heten, dat men verklaringen geeft voor allerhande dingen, die voor u zelf onbegrijpelijk waren, tot u de verklaring had uitgesproken. Toch zal een dergelijke uitleg door de meeste christenen verworpen worden en zal men blijven spreken over de h. geest. Er is dan ook veel voor te zeggen, om de h. geest dan maar te omschrijven als het totaal der werkingen, die wij bij gebrek aan beter aan God toeschrijven en waarvan wij niets weten, behalve dat zij geestelijk zijn.

Nu hoop ik maar, dat ik zover niemand te erg op de tenen heb getrapt. Want ik weet wel, dat velen meteen, misschien zonder dit te beseffen, zeer sterk hangen aan het beeld van de Drie-eenheid volgens de gangbare uitleg. Ik wil echter trachten ook voor hen mijn standpunt zo aanvaardbaar mogelijk te maken. De mens heeft de neiging alles te personifiëren. Hij geeft voor zich daaraan een in feite persoonlijke uitdrukking, die ontleend wordt aan het eigen denken en eigen voorstellingsvermogen. Het is reeds zo bij uw hondje en katje, meneer, mevrouw. Dat beest heeft een eigen karakter, dat beest denkt. Waar. Maar u meent, dat u precies weet, wat het denkt. In feite denkt en reageert het dier wel heel anders, dan u meent te mogen aannemen, maar het dier kan dit toch niet duidelijk maken, zodat het niet schaadt. U geeft in wezen aan uw lievelingsdieren vaak menselijke eigenschappen. Maar ook uw planten reageren – volgens uw denken – vaak op een menselijke manier, met iets van menselijke genegenheid bv. Voor een plant is dit niet mogelijk. De plant kan misschien iets erkennen van harmonische werkingen en disharmonische werkingen, maar dit heeft niets met genegenheid te maken en is zeker geen liefde. Toch beweren sommige mensen, dat hun planten aan hen gehecht zijn en met liefde reageren op hen.

Zo zijn er ook mensen, die beweren, dat voorwerpen hen geluk of ongeluk brengen. Zij nemen daarbij aan, dat die voorwerpen een eigen persoonlijkheid hebben, goedig of kwaadaardig, die in menselijke termen van denken en voelen omschreven kunnen worden. En wanneer u wel eens mee hebt gemaakt, hoe bv. een Javaan een peosakakris – een heilige kris – behandelt als een zeer menselijke en hoge, machtige persoonlijkheid, hoeft u dit niet te verwonderen: de mens legt immers eigen denken als een soort persoonlijkheid op aan alle voorwerpen, waarin hij werkingen bespeurt of meent te bespeuren, waarvoor hij geen normale verklaring kan geven, of als mogelijk vermoedt, of soms zelfs zou willen vinden.

Hieruit blijkt wel, dat de mens geneigd zal zijn en weinig moeite zal hebben om een gezicht te geven aan elke werking, die optreedt. Soms noemen wij het dan God, soms de Christus, soms de h. geest, of men geeft er een van de vele namen aan, die eveneens daarvoor gebruikelijk kunnen zijn. Die naam en die persoonlijkheid zijn dus illusie. De h. geest als een afzonderlijke persoonlijkheid is dan ook m.i. een illusie. Als een deel van God is de h. geest denkbaar. Maar God als persoonlijkheid, zoals wij als mens deze kennen en beschouwen, is weer een illusie. Een onbekend deel van het onbekende, zou men de h. geest dan dus mogen noemen. Overigens is, dit wel een geluk. Stel je voor, dat de h. geest inderdaad een duif zou zijn met eigenschappen, die de mens aan duiven zowel als aan deze goddelijke werking meent toe te moeten schrijven. Er zou menige verwarring kunnen ontstaan.

Misschien lijkt het u spotten, wanneer ik zeg: stel dat die geest op een staatsman neer moet dalen en iets laat vallen. Wat zou dat treurig zijn voor alle deftige aanwezigen. Maar ik meen, dat wij eigenlijk wat meer zouden moeten durven spotten met deze voorstellingen van het Hogere. Niet, om daarmede God te beledigen of tegen Gods wil in te gaan, maar eenvoudig om eens even met twee benen op de grond te staan en niet alle vreemde voorstellingen en claims zonder kritiek te aanvaarden. Pas wanneer wij de moed hebben de onmogelijkheden en de bespottelijke mogelijkheden van onze voorstellingen te zien, zullen wij de werkelijkheid meer durven, kunnen benaderen.

Ik kan een kracht oproepen als vanuit de ruimte. Waar die kracht vandaan komt, weet niemand. Ik kan voor mij zeggen, dat het een vorm van harmonie is, een straling, die wordt opgebouwd enz, maar waar het uiteindelijk vandaan komt, weet niemand, ook ik niet. Wij hebben er wel een verklaring voor, maar wanneer wij dergelijke verklaringen nader durven bezien blijken zij zo vol gaten te zitten, dat het wel kippengaas lijkt, in plaats van het gepatenteerde muurtje van rede en begrip, dat alle feiten nauwkeurig en onaantastbaar omsluit. Waar komt die kracht vandaan? Uit God natuurlijk. Ik richt mij op God, dus komt die kracht uit God. Maar God is alle kracht. Wanneer ik mij nu eens tot het z.g. kwaad zou richten en daaruit zou een dergelijke kracht tevoorschijn komen, dan zou deze ook uit God moeten stammen, wanneer wij t.m. aannemen, dat er maar één God is, die Schepper is van alle dingen. Dat kan eenvoudig niet anders. Maar hoe moet ik de zaak dan verklaren? Is God misschien een soort Janus, een God met twee gezichten? Neen. God is de essentiële kracht.

Akkoord, maar alles, wat wij daarvan believen te maken, mensen, is net zo reëel als alle aanbevelingen die u op de reclame – tv hoort. U vindt het mogelijk vervelend, dat ik dit alles zeg. Want orthodoxie is, helaas, voor velen nog “in”. Maar laat ons dan eens stellen, dat God zou zijn als een mens. Dat zou dan wel een vervelende God zijn, weet u dat? Een mens is iemand, die bv. praat over vrede, maar de strijdvraag, aan wat voor tafel men daarover zal spreken, rustig laat prevaleren boven het leven van 10.000 mensen. Een mens is een wezen dat spreekt over eerlijkheid maar ondertussen anderen niet vertelt, waarom hij in feite wordt beroofd van gelden, die hij zelf anders en misschien zelfs voor een beter doel had willen gebruiken, om zo verzet van anderen te voorkomen. Een mens is een wezen, dat voor alles een verklaring heeft, overal in meevoelt en overal door bewogen wordt, maar uiteindelijk in hoofdzaak alleen aan zichzelf denkt.

Een God, die een beeld van een mens, een menselijk wezen zou zijn, zou ook een God zijn, die oorlog zou doen voeren vanwege zijn prestige, die bereid zou zijn anderen op te offeren aan zijn egoïstische belangen. Dat zou een God zijn, die inquisitie bv. zou loven en prijzen, zou stellen, dat het zelfs noodzakelijk is mensen te kwellen en te doden, onder het mom van: Zelfs wanneer hun zielen daarbij te loor gaan, kunnen wij niet toelaten, dat door het verkeerde voorbeeld andere zielen teloorgaan. Je moogt alles doen wat je wilt, zolang je mij maar als voornaamste en enige heerser erkent. Een dergelijke eigenwijze mens – God zou eenvoudig de moeite niet waard zijn. De mens kiest altijd de verklaringen, die hem zelf het beste passen. Een egoïstische God keurt immers het menselijke egoïsme goed? Een Christus, een Zoon van God komt niet op de wereld als voorbeeld, maar eerder als iets, dat bestemd is om de lasten van de menselijke zonden te dragen. Wanneer je de orthodoxen hoort en hun verklaringen vereenvoudigt, komt het erop neer, dat je de verhalen hoort over een Jezus, die is geboren, heeft geleefd, is gestorven en herrezen uit de doden alleen om een paar mensen de hemel te verzekeren en zich op allen, die hem niet hebben aanvaard, te wreken. Waarbij het verhaal eindigt met een Jezus, die ergens aan de rechterhand des Vaders zit te wachten om te mogen oordelen over de levenden en de doden en zo de rekening voor alle orthodoxen te vereffenen. Maar iemand, die komt om de wereld te verlossen en dan terugkomt om eenieder te veroordelen die niet zonder meer die vorm van verlossing heeft aanvaard, is nu niet direct een goede en edelmoedige bevrijder. Dat is eerder een soort godsdienstige Fidel Castro die zegt: ik wil jullie het beste geven, ik zal jullie vrij maken, maar wanneer je het niet niet met mij eens bent, kun je beter naar een ander rijk gaan of in een concentratiekamp gaan zitten. Dat is echter niet de verlosser, de Jezus die wij van node hebben.

En de h. geest, die ons wordt voorgesteld als persoon, is iets, wat wij ook wel kunnen missen: een soort van ptt-er van God bestemd om allerhande mensen gezag en volmacht te geven in dingen die hen eigenlijk geen p…. aan gaan. Neen. Wanneer wij realisten willen zijn, – waarmede ik niet een realisme bedoel, dat zegt: het bestaan van God is niet bewezen, dus wijs ik het bestaan van God af, maar een aanvaarden van realisme zelfs t.a.v. hetgeen wij geloven – dan moeten wij zeggen: Onze God is een totaliteit, iets, waarvan wij geen werkelijk begrip hebben.

Wanneer God alle dingen is, is God ook in alle vreemde rassen, die er zijn. En wanneer wij spreken over de Christus, moeten wij niet spreken over een apart mannetje, dat alleen voor de mensen op aarde kwam, maar over een deel van die totale Godheid, een kracht die eveneens altijd en overal bestaat. Dus een Christus, die niet alleen maar op aarde voor de mensen aan een kruis is komen sterven, of de mensheid kwam uitverkiezen boven alle anderen en te verlossen, maar een kracht, die in de gehele kosmos als een mogelijkheid aanwezig is en overal verlossing mogelijk maakt, ja, zelfs daar, waar geen verlossing van node is toch aanwezig zal zijn. Zoals de h. geest geen boodschappenjongen is, maar de uitdrukking van iets, wat ons verenigt met alle leven. Vormloos, maar werkelijk.

Alles, wat u werelden noemt, alles, wat u sferen noemt, wanneer het zich tot u richt, zal een facet omvatten van deze h. geest. Wanneer het u helpt, wanneer het tracht u vrij te maken, is het een facet van de Christus en wanneer het helpt een ontwikkeling op te bouwen, het creatieve aspect van het Zijn, dat wij vooral zien bij het ontstaan van planeten, maar wel degelijk ook elders, dan hebben wij te maken met het scheppende facet van het goddelijke, met de Vader, ziet u al, waar ik naar toe wil? Door de h. geest een soort aparte functie te geven en deze dan nog tot de mensheid te beperken, maken zelfs wij, vanuit ons standpunt, dit alles tot een kaarsenvlammetje, bestemd voor mensen met een geestelijke verlichtingsbehoefte, een soort extra essence, toegevoegd aan doopwater e.d.

Zetten wij dit beeld van de h. geest eens van ons af als onwerkelijk en onaanvaardbaar. Wanneer wij de term h. geest nu eens zouden beschouwen als een term, die alle sferen en wezens omschrijft, die ons zouden kunnen helpen, op ons in zouden kunnen werken, delen van onszelf eveneens, die alle werkingen van goedheid, Licht en Kracht weergeven, zover zij voor ons voorstelbaar zijn en in ons leven op kunnen treden, waar wij ook zijn, dan wordt de h. geest opeens iets anders dan een wezen met een door mensen bepaald aangezicht. Dan wordt de geest een deel van God, van het leven, ja, van ons eigen wezen zelfs, waarop wij wel degelijk een beroep kunnen doen, zonder onszelf te misleiden. Dan is het een kracht geworden waarmede wij zelfs werken kunnen in plaats van iets, waarop je maar hebt te wachten tot het iets doet. Er zijn mensen, die bidden: “Kom o heilige geest, daal op ons neder.” Dan wachten zij vijf minuten en zeggen nu is hij er, of, wanneer zij wat meer werkelijkheidszin hebben, zeggen: wij bemerken niets, dus zal de geest wel niet thuis zijn geweest, toen wij hem riepen.

Maar dergelijke mensen zouden eigenlijk los moeten staan van deze voorstelling en zo beseffen, dat de h. geest niet iets is, wat alleen buiten hen kan bestaan en op hen neder zou moeten dalen, maar zouden moeten erkennen, dat de h. geest iets is, dat ook in hen sluimert, iets wat niet hoeft neer te dalen, maar dat alleen in hen wakker moet worden.

Zodra men dit kan aanvaarden, kan men meer praktisch gaan denken. In mij, zoals in elk schepsel, is een verwantschap met mijn bron. Deze verwantschap zal kunnen worden uitgedrukt op elk terrein, waarop ik besta. Deze verwantschap bestaat niet alleen tussen mij en de bron, maar ook, krachtens de bron, tussen mij en alles, wat er rond mij bestaat. Elke scheiding, die ik maak tussen mijzelf en het andere, of de anderen, is eerder een zaak van onvolmaaktheid, beperktheid van begrip, dan van Godserkenning of waarheidserkenning in God. Indien ik in mijzelf besef, dat ik een beroep kan en mag doen op het totaal, God, maar ook alles in de schepping, kan ik mij richten op één enkel beeld en kan ik uit dit beeld alle kracht wekken.

Door mijn concentratie op die enkele voorstelling zal ik immers een harmonie bereiken met alle aspecten in de kosmos, die in mij, met mij, door mij willen werken! Elke bepaling van de geaardheid van de werking, die ik verlang, bewust of onbewust gegeven, is daarbij een mogelijkheid tot verdere afstemming. Hierdoor wordt alles één en toch blijft elk aspect afzonderlijk hanteerbaar en bereikbaar, mits het in mij maar leeft.

Dan is het dus niet meer nodig om, zoals bepaalde magiërs menen, 10.000 namen te kennen van alle geesten, die ziekten genezen, of, indien u iets moderner maar toch nogal ouderwets denkt, de namen en eigenschappen van alle heiligen, die in aanmerking komen voor het genezen van bepaalde ziekten, zoals b.v. Easius voor keelziekten enz. Je gaat dan begrijpen, dat men voor al deze verschillende waarden en werkingen in het totaal kan volstaan met één enkel symbool. In het Christendom is dit symbool voor de geest, de voorstelling van een duif. Een letterlijke duif, geen werkelijke duif, maar een duif, die nog minder duif is dan de duif van Picasso bij wijze van spreken. Een symbool, meer niet. Maar een symbool vertegenwoordigt voor mij een wereld. Wanneer ik de wereld, die achter het symbool gelegen is, werkelijk ken, beleef, als werkelijkheid voel, dan zal het symbool voor mij in feite niet meer de weergave vormen van iets, maar eerder een sleutel zijn in totaal hetgeen voor mij door het symbool wordt aangeduid.

Nu heeft men in deze dagen naar ik meen, nogal eens behoefte aan wat meer wijsheid, dan men gewoonlijk bezit, aan wat meer veerkracht, wat meer energie, meer mogelijkheden. Nu kan men, om deze waarden te ontvangen natuurlijk de broeders uit de geest aanroepen. Je kunt vele verschillende methoden volgen, die soms werken en soms ook niet, maar vaak kiest men verkeerd. Wanneer je dorst hebt, moet je niet naar een benzinepomp gaan om daaruit te drinken. Dat smaakt niet en is ongezond. Het kan zelfs het tegendeel veroorzaken van hetgeen u tracht te bereiken, namelijk het overwinnen van dorst en het herkrijgen van veerkracht.

Wanneer u behoefte hebt aan Licht, hulp, kracht, weten enz. en u gaat bv. met die behoefte aan feitelijke kennis een geest aanroepen, die op aarde eens dominee geweest is, dan is de kans groot, dat u als antwoord geen feiten, maar schitterende spreuken krijgt, met misschien een opsomming van alle spreuken en woorden uit de Bijbel, die betrekking zouden kunnen hebben op uw behoefte, maar niet hetgeen u werkelijk van node hebt. Wanneer u begrip nodig hebt voor eigen grote nood, voor eigen onevenwichtigheid, dan moet u niet naar een paragon van weten gaan, want een dergelijke entiteit kan misschien niet eens uitdrukken, wat er in de mens aan gevoel om kan gaan. Kortom, hoe weet u nu eigenlijk, welke geest u wel en welke geest u niet moet hebben, om een zo groot mogelijk resultaat te bereiken in verband met uw behoeven?

U weet niet, wie daarvoor wel of niet geschikt is. Wel weet u, dat er een sleutel is, die past op de totale wereld en op alle geestelijke mogelijkheden. In een christelijke wereld zeggen wij dan: de sleutel tot deze totale wereld, waarin altijd een juist antwoord mogelijk is op onze behoeften, is binnen het christendom de h. geest. De h. geest is de sleutel tot een rijk, dat wij verstandelijk als mens niet geheel bewust kunnen betreden, een rijk, dat wij als mens zelfs niet bewust zouden durven erkennen als werkelijk, maar toch een rijk, waaruit wij steeds weer veel van node hebben, een rijk dat in ons zowel als buiten ons bestaat.

En nu zal ik u eerst de mogelijkheid geven duidelijk te maken, wat onduidelijk was in mijn betoog en waarmee u het niet eens was.

Vragen.

  • Waarom je nog richten tot een geest. Je kunt je toch het beste richten tot de Ene?

Dat is inderdaad waar. Maar omdat het begrip van de h. geest dus van een bepaald aspect van de godheid, voor velen gelijktijdig een ontsluiting inhoudt van erkende mogelijkheden en daardoor een vinden van harmonische wegen en mogelijkheden voor de christenen pleegt te bevorderden, verdient dit vaak de voorkeur. Het is dus niet, dat men zich niet tot God richt, maar eerder, dat men zich in het bijzonder richt tot een bepaald aspect van de Godheid, dat enigszins omschrijfbaar, kenbaar en voorstelbaar is. Misschien kan ik het zo duidelijk maken: Wie wil bedelen, doet er goed aan, dit niet te doen in jacquet en met een hoge hoed op. Zoals men een vorst niet moet gaan huldigen in een kostuum, dat aaneenhangt van vetvlekken en rafels.

Wie zich tot God richt als totaliteit, zal in vele gevallen zijn eigen verhouding tot die God niet nader bepalen. Kiest men echter een aspect van het totaal, dan zal men de harmonische mogelijkheid met God voor zich begroten, men kleedt zich a.h.w. volgens het doel, waarmede men God benadert. Wie zich richt op hetgeen achter de h. geest verborgen ligt, richt zich in wezen evenzeer tot God, tot al het zijnde, ook het zichtbare zowel als het onzichtbare.

U kunt natuurlijk u tot God richten, zonder daarbij een verdere bepaling te gebruiken, die u, niet God, betreft. Maar het zal in vele gevallen voor de mens nuttig en zelfs aangenamer zijn in een symbool zijn bijzondere of de door hem gewenste relatie tot God uit te drukken. Het symbool is geen persoonlijkheid, maar een bepaalde aanduiding van een aspect van het geheel. Zelfs in de Oudheid heeft men dit gedaan. Zelfs in een zuiver monotheïstische structuur als het jodendom heeft men uiteindelijk verschillende namen, verschillende schermen, waarachter de werkelijke God zich verschuilt, gebruikt. Verbale schermen waarbij de juiste term bepaald wordt door de wijze, waarop men God benadert, een symbolische weergave dus weer van de wijze, waarop men God benadert of van datgene, wat men van God verlangt. Het komt erop neer, dat mensen door alle tijden gebruik hebben gemaakt van aanduidingen, die hun relatie tot de totaliteit mede moesten weergeven en bepalen. h. geest is in feite een door het christendom gebruikte naam voor de gehele God, een symbool dus, dat echter in overeenstemming is met het eigen standpunt en daardoor ook in overeenstemming met eigen behoeften.

  •  Er is de drie-eenheid, vader, zoon en moeder ….

Daarover heb ik niet gesproken. Overigens is deze aanduiding van de drie-eenheid niet christelijk, maar voorchristelijk en waarschijnlijk in de eerste plaats Egyptisch van oorsprong. Deze formulering is overigens in een kleine groep van de Abessinische kopten enige tijd gebruikelijk geweest. Maar zelfs daar is de invloed van deze drieëenheidsformulering in de strijd van de kerkvaders rond 300 na Chr. grotendeels tenietgedaan.

  • Maar voor gelijkgezindheid is dus de h. geest de moeder?

Voor een eenling kan dit zeker het geval zijn, zoals elke interpretatie een zuiver persoonlijke zal kunnen zijn. Maar vergeet dan niet, dat de drie-eenheid vader- zoon- moeder in feite een oud heidense is, welke andere associaties in de mens pleegt te wekken. Volgens de oude betekenissen is de vader dan de hemel, de moeder de aarde en de zoon de macht, het resultaat van beider samenwerking. In enkele gevallen is de zoon ook nog het leven van eens, als gevolg van een samenwerking tussen vader en moeder.

  • Kunt u geen lijstje geven van drie-eenheden, want ik ben bang, dat er anders een verwarring ontstaat tussen de verschillende op aarde gevolgde stelsels……….

Ik ben uitgegaan van de christelijke versie van de drie-eenheid en de daarin optredende h. geest om iets duidelijk te maken. Bij nalezen zal u blijken, dat dit niet alleen juist, maar zoveel mogelijk ook logisch is gebeurd. Ik heb getracht duidelijk te maken, dat de h. geest in wezen een symbool is voor een bepaalde functie van de Godheid. U zult begrijpen, dat het weinig zin heeft de afzonderlijke drie-eenheden te gaan opsommen en ontledend als afzonderlijke waarden, wanneer het in wezen gaat om symbolen. Zou men uitgaan van de verschillende in de mythologie optredende drie-eenheden plus de verschillende versies, die ook nu bij kleinere groepen bestaan, dan zouden wij rond 960 versies moeten bespreken. De eindconclusie zou dan moeten luiden, dat elke tijd en elke groep van de mensheid op zijn wijze uitdrukking geeft aan de eerste scheppende kracht en het levengevend aspect daarvan, het de mens helpende aspect en het verborgene – dat vaak in verband staat met de dood. Ik zou dan duidelijk moeten maken, waarom alle associaties, mede in naam en omschrijving tot uitdrukking gebracht, als spiegel van tijd en cultuur toch in wezen slechts een symbool zijn voor de ene God, die boven alles staat – ook in heidense mythologieën en zo met veel moeite toch tot dezelfde eindconclusie moeten komen, die ik reeds nu heb neergelegd. Gezien het doel van mijn betoog zou ik u allen dan ook voor willen stellen niet te debatteren over de verschillend interpretatiemogelijkheden, namen, aanduidingen enz. voor hetgeen in het christendom wordt samengevat onder de term “de heilige geest”, maar dat wij ons bezighouden met hetgeen dit begrip in wezen representeert: niet een wezen, niet een bepaald aspect, maar vooral een sleutelbegrip, waardoor wij persoonlijk kunnen komen tot een oriëntatie t.a.v. de totaliteit. Want dit is de kern van mijn betoog tot zover.

  • Wordt de werking van de h. geest voor eenieder persoonlijk niet beperkt door gebrek aan zelfkennis?

U pleit voor volledige zelfkennis. Ik vraag mij wel af, of iemand, die als mens een volledige zelfkennis heeft verworven, nog de moed zou hebben, zich open te stellen voor de totaliteit. Maar goed. Indien u aanneemt, dat u uzelf geheel moet kennen om iets te kunnen kennen van hetgeen de h. geest in wezen betekent, heeft u gelijk. Evenzeer, wanneer u alle werkingen, die verborgen liggen achter de term h. geest bewust zou willen ervaren. Ik meen echter, dat wij onszelf wel degelijk kennen, ook al zijn wij ons van deze kennis niet bewust.

Totaliteit van ons wezen is iets anders, dan het redelijk besef van de mens daaromtrent. Wanneer ons wezen zich richt met inzet van het gehele wezen volgens eigen besef, zal dit volgens de waarheid, waarin het wezen werkelijk in het totaal bestaat en dus ook met alle zelfkennis, die voor het bewustzijn nog ergens verborgen ligt, geschieden. De uitwerkingen zullen weliswaar geconstateerd worden met een veel beperkter begrip, omdat zij weer tot een z.g. redelijk vlak zullen worden herleid, maar zij zijn op zich volledig, en omvatten het geheel van het wezen, ongeacht de daarin niet bewust gerealiseerde werkingen. U zou dus alleen als  volgt mogen formuleren: Wil ik mij volledig bewust zijn van de werkingen in en tot mij, die ik omschrijf met het begrip h. geest, dan zal ik mij zelf volledig moeten kennen, zodat ik in en aan mij zelf erkennende, ook een algehele uitdrukking kan vinden voor hetgeen er in feite aan mij geschiedt.

  • Alle zonden zullen vergeven worden, maar zonden tegen de h. geest zullen niet vergeven worden.

U citeert de bijbel, maar hoe staat het en waar staat het? U weet de context niet, toch is dit belangrijk voor een juiste interpretatie. Je kunt er veel maken, fouten en vergissingen, die vergeven worden. Maar een ding kun je niet ontgaan en moet je verwerken: elke bewuste ontvluchting aan- of verwerping van – de totale waarheid. De h. geest wordt hier dus beschouwd als openbaring, werking van God, die niet te niet gedaan kan worden, omdat deze niet ergens buiten u geschiedt, maar iets is, wat u in uzelf weet en ervaart, of u dit nu toe wilt geven of niet.

In feite dus het kenbaar worden van God in uzelf. Waar je tegenover de schepping en de wetten daarvan ingaat, zal nog sprake kunnen zijn van een misverstand, daar zijn correcties mogelijk, waarbij het ik niet geheel betrokken is. Maar waar men ingaat tegenover een bewust in het ik erkende waarheid en deze dus uit het eigen leven wil uitsluiten, daar moet men eerst zelf tot de aanvaarding komen van alles, wat je eens verworpen hebt, voor er verder mogelijkheden voor je zijn. En dat is een pijnlijk proces. Zoekt u het maar eens op. U zult dan zien, dat de zaken wat anders liggen, gezien de context, dan het spreukje zelf zou doen vermoeden. En wanneer u niet verblind wordt door de uitleggingen, die al vele eeuwen aan deze spreuk is gegeven, zult u zelf tot de ontdekking komen, dat een definiëren van de h. geest op de wijze, waarop ik dit hedenavond heb gedaan, mogelijk, ja, zelfs zeer aanvaardbaar is. Ook de sleutel komt dan weer naar voren, wanneer u er rekening mee houdt, dat voor de doorsnee mens God een associatie van afhankelijkheid inhoudt, terwijl de h. geest meer associaties van bewustzijn inhoudt.

Ik wil van hieruit nu meteen verder gaan. Wanneer u weet, wat juist is in uzelf, ook al kunt u dit niet geheel redelijk verklaren en het toch niet doet, hebt u dus iets gedaan tegen beter weten, neen, zelfs tegen het Hogere in. U hebt eenvoudig geweigerd te erkennen, dat er in u een bepaalde mogelijkheid bestaat, die ook buiten u tot uitdrukking kan komen. Zonde tegen de h. geest is dus niet alleen maar het verstandelijke steekspelletje, waarmede je delen van een z.g. openbaring zou kunnen ontmaskeren. Ik weet wel, dat men dit maar al te graag doet. Men zegt maar al te vaak, wanneer je twijfelt aan hetgeen geopenbaard is door de h. geest, of zelfs dit gaat onderzoeken en betwijfelen, dat je zondigt tegen de h. geest. Een gemakkelijke redenering natuurlijk, die eerder dient tot bescherming van het dogma, dat menselijk van origine pleegt te zijn. Het is een zich zeker stellen voor onderzoek. Wanneer ik u zou gaan zeggen: “wanneer u twijfelt aan de juistheid van hetgeen ik u hier zeg, dan zult u de gevolgen daarvan in de geest moeten ondergaan”, dan doe ik iets dergelijks: een soort afpersing plegen door het scheppen van een al dan niet reële dreiging.

Wanneer je het op de keper beschouwt, dan zie je, dat maar al te vaak dergelijke termen worden gebruikt door mensen, die ten koste van alles “Gods waarheid” zich als reden van hun macht, uitverkiezing, het beter zijn dan anderen en en daarom het onderzoek naar een mogelijke waarheid van het gestelde, ja, zelfs een vrijelijk denken daarover niet plegen te gedogen. Ik echter stel dat juist degene, die alles durft en wil onderzoeken, de waarheid beter en juister zal leren kennen dan de stupide woordgelovige, die zegt: zo staat het geschreven, daarom is het zo. Zo iemand zal m.i. veel verder van God en de werkelijkheid verwijderd zijn dan degene, die zegt: “het staat er nu wel, maar geef mij een bewijs.” Ik voel meer voor iemand, die na wil gaan, wat er historisch nu wel juist is van de bijbel en tracht na te gaan, wat ethisch gezien juist en onjuist is in de verhalen van een bijbel. Zo iemand zal veel meer beseffen omtrent de schepping, de werkelijkheid en zelfs het gehele proces, dat wij samenvatten onder het ‘scheppen’, dan anderen.

Voor ons geldt eigenlijk altijd weer, dat wij stil kunnen blijven staan hij bepaalde verklaringen, deze kunnen aanvaarden zonder kritiek, alleen maar om er verder niet meer aan te hoeven denken. Wij kunnen boos worden, wanneer anderen menen, dat andere verklaringen den de onze mogelijk zijn. Maar verder komen wij zo niet. Wat wij wel moeten vinden en beleven, is de werkelijkheid Gods. Wij zijn niet op de wereld of in een sfeer, om te dromen over een Koninkrijk Gods, dat bestaat en waarvan wij wel eens deel zullen zijn. Wij zijn er om bewust te beleven, hoe wij deel zijn van het geheel, hoe wij, ook nu, deel zijn van het koninkrijk Gods. En dit kunnen wij weten, want hier spreekt in ons datgene, wat men wel H. Geest noemt. Wij zijn niet in het bestaan om te dromen, dat er ergens wel een god zal zijn, die anderen later zal straffen en ons later zal belonen, wij zijn er om in onszelf te leren beseffen om bewust te weten, dat er een God leeft. Wat niet bereikt kan worden met preken en argumenteren.

Je moet voor alles praktisch zijn en praktisch denken. Neem mij niet kwalijk, wanneer ik juist aan de hand van uw vragen, die medeaansprakelijk zijn voor dit deel van mijn betoog, nog een stapje verder tracht te gaan.

Ik zeg dan ook, dat het m.i. zondig is tegenover God, zo er al sprake mag zijn van zonde volgens de algemene opvatting van het woord – om aan te nemen, dat God de bescherming van de mens van node heeft. God kan zichzelf wel waarmaken. Wij moeten dan natuurlijk wel bereid zijn om die God in zijn waarheid te aanvaarden, zoals Hij ook in ons tot uiting komt. Wij moeten bereid zijn afstand te doen van al die gezellige gemeenschapspraatjes, waarin je de werkelijke God kunt wegmoffelen en een vredesboodschap als die van Jezus, die in feite een boodschap van liefde en geweldloosheid is, terzijde kunt schuiven door te zeggen, dat je de christelijke samenleving en de kerk eerst moet verdedigen en desnoods met geweld en ten koste ven vele onschuldigen. Wanneer je God wilt aanvaarden, zoals Hij zich in de mens steeds weer openbaart, dan kun je niet meer ontkennen, dat God Licht is en van de mens niet vergt, dat hij bezit heeft of beschermt, maar in de eerste plaats van de mens eist, dat hij zal leven.

Indien je God, of de Christus, of de h. geest, zoals deze waarden van God in jezelf duidelijk worden, niet verwerpt, kun je ook niet meer stellen, dat bezit eigenlijk meer bescherming verdient dan het leven, dat vaak hoger zal moeten worden gewaardeerd, zoals ze bv. in het geval van Beiroet (noot red.: verwijzing raid Israëlisch commando op luchthaven waarbij enkel vliegtuigen vernield werden en levens gespaard, op 29 dec.) deden. Dan ga je leren wat de werkelijke waarde van het leven is. Dan blijkt, dat het niet belangrijk is, wat je naaste wel over je denkt, maar dat het alleen belangrijk is, wat je voor de medemens bent. Wie waarheid zoekt, kan die vinden, wanneer hij bereid is de communicatie van God tot ons te realiseren. Maar dan moeten wij ook begrijpen, dat de h. geest niet een soort gemoderniseerde Hermes is, die komt aansnellen van de een of andere Olympus met een boodschap van Zeus, wanneer wij God gevraagd hebben iets voor ons te doen. Wel dat de h. geest het aspect is van de totaliteit van God, dat met God in alle aspecten en waarden van de totaliteit gelijkelijk aanwezig is, ook in ons bestaande.

De sleutel tot de beleving en het besef is, in de christelijke versie, een duif. Maar geen werkelijke duif. Zelfs de duif, die voor eenieder zichtbaar boven Jezus gezweefd zou hebben tijdens de doop in de Jordaan, was niet goddelijk en werkelijk, maar alleen een symbool, waardoor men het gewijd zijn wilde aangeven. – Denk aan de duivenoffers in de tempel -. De schilders hebben meer schuld aan de lijfelijke werkelijkheid van die duif dan God, dat kunt u wel van mij aannemen

Wanneer wij ons richten op het symbool, dan richten wij ons bewust op dat deel van ons eigen wezen en van de totaliteit, waarin de relatie ‘mens – God’ en ‘God – mens’ een bewuste is, waarin deze niet de vaagheid en leegheid omvat van een “later”, maar de actuele kracht vormt van het heden.

Wat mij brengt tot de laatste stap verder. Ik zeg, wanneer u zich beroept op die h. geest, bewust en geconcentreerd, dan hebt u hierdoor toegang tot alle werelden en sferen. Want God is voor ons de sleutel tot het geheel van de schepping en de tijd. Voor ons tellen dan niet meer vragen als: zijn er engelen en andere wezens? Dan telt voor ons nog alleen de vraag, hoe God antwoordt, zodat wij een harmonie kunnen vinden, waarin wij bewust deel van God worden en ons bewust zijn van God, zoals deze in ons werkzaam is. Dan kan ik zeggen: dit ene symbool, deze h. geest die eigenlijk niet eens zo vaststaand en zeker een werkelijk deel is van het oude christendom, is voor de mens van heden, die christelijke achtergrond heeft, een van de machtigste sleutels, – en van de grootste krachten -, wanneer hij zich bewust wil worden van Gods kracht en Gods werking in hemzelf. Misschien lijkt het u heel verwaand, wanneer ik stel op deze wijze, dat God zich in ons moet uitdrukken. Maar zijn wij dan geen deel van zijn Wezen en zijn schepping? Heeft God ons ergens buiten zich geschapen? Waar is dan die ruimte, die zo groot is, dat zij God en zijn schepping zal kunnen omvatten? Wat houdt dan die ruimte in stand? Wat maakt dan die ruimte?

Neen. Zo kunnen wij niet redeneren. Wanneer wij in God geloven, is God de essentie van alle dingen, niet alleen een alomtegenwoordig en van alle andere eigenschappen, voorafgegaan door het woord, al voorzien Wezen, – God is alle dingen. Niet, dat alle dingen God zijn. Dat is weer iets anders. Maar God is alle dingen. Er is geen atoom, geen kleinste partikel, dat niet representeert: God. Laten wij dan een beroep doen op datgene, wat in onszelf is uit God. Laten wij de harmonische krachten en werkingen, het besef en de mogelijkheid in onszelf laten spreken omtrent de totaliteit waartoe wij behoren. Een symbool kan dus de sleutel zijn tot een werkelijkheid. Een voorstelling kan voor ons een werkelijkheid ontsluiten, wanneer wij leren de voorstelling niet in de plaats van die werkelijkheid te gebruiken. Wanneer ik een kerkelijke h. geest ga gebruiken als een apart wezen, als iets afzonderlijks, dan maak ik het mij daardoor vaak onmogelijk tot de totale Godheid door te dringen, die in dit symbool – juist middels bepaalde aspecten van het geheel – voor ons kenbaar wordt.

Zo moeten er duizenden symbolen te vinden zijn. Elke mens gebruikt veelal eigen symbolen, de een misschien een kasteel met vele poorten, een ander de vele trappen, weer een ander misschien de reis naar het doel. Eenieder heeft van streven en bereiken een eigen voorstelling. Zolang wij het symbool echter zien als de werkelijkheid, als iets wat buiten ons bestaat en onze wereld zonder meer beheerst, zal hetgeen daardoor wordt uitgedrukt ons overmeesteren, zonder dat wij de feiten leren beseffen. Dan is het symbool voor ons de rem geworden, de keten waardoor wij geboeid worden in onze eigen beperktheid. Zodra wij begrijpen, dat de voorstelling slechts het middel is waardoor wij ons op een onbekende wereld kunnen richten, zullen wij alleen hierdoor reeds voor die onbekende wereld openstaan.

Ik heb reeds getracht duidelijk te maken, dat men nooit enkel met een deel van zijn wezen tot God kan gaan. Ik heb getracht duidelijk te maken, dat het geen kwestie is van hetgeen je weet omtrent jezelf, maar eerder van de vraag of je aanvaardt, wat je bent, wetend of niet. Het  symbool maakt het mogelijk de totaliteit van het Goddelijke in uzelf te leren kennen. Dat is een der redenen, dat de h. geest, waarover overigens heel wat op te werpen is, zelfs indien men hem zou willen beschouwen als authentiek deel van het Christendom, een zo uitermate machtig symbool is, een zo uitermate machtige kracht voor de bewustwording en de beheersing van ik en wereld volgens het Wezen Gods, dat daarin zich uitdrukt. Dit is een der redenen, die mij er toe brachten dit onderwerp heden voor u aan te snijden.

Want vrienden, in deze tijd hebt u behoefte aan veel meer dan u bewust kunt uiten of weergeven.

U voelt dat u te zeer tekortschiet, dat anderen te zeer tekortschieten, zonder dat u precies kunt zeggen, waar het zere punt nu eigenlijk ligt. Maar u hebt een sleutel tot de werkelijkheid.

Noem deze dan de h. geest of anders, zodra er voor u een erkenning nodig is, die verder gaat dan hetgeen u nu bewust weet, zodat voor u een wisselwerking van node is, die verder gaat dan eigen bewust denken en de eigen besefte emoties, is dit de sleutel. Zo u deze sleutel misschien in een andere vorm ziet dan ik ze u voorstelde, gebruik haar dan op uw eigen wijze. Want de vorm van de sleutel is uiteindelijk niet belangrijk, wel de weg tot de werkelijkheid, die zij u opent. Staar u niet dood op uitleggingen omtrent dit alles over wat het eigenlijk is of zou kunnen zijn. Zie het symbool nimmer als de weergave van een werkelijkheid zonder meer, maar als een middel om in de werkelijkheid verder te kunnen gaan.

Indien u meent, dat ik met dit alles te boud gesproken heb, zo wil ik u herinneren aan Jezus, die niet van zich zegt: ik ben een persoonlijkheid, uw persoonlijke verlosser, maar: “Ik ben u de weg, de waarheid en het leven”. Wie Jezus allereerst als persoonlijkheid wil zien, zal de weg niet vinden, de waarheid niet erkennen en het leven langzaam zien uitdoven door de egoïstische begrenzing, die men zo aan het Hogere oplegt. Wie Jezus echter ziet als symbool van de totale, goddelijke liefde, en leert de weg te gaan door die te volgen, vindt de waarheid door de erkenning van zijn bestaan en het werkelijke leven door het overschrijden der grenzen, die de mensen stellen. T.a.v. de h. geest kan men iets dergelijks zeggen. Wie zich te zeer met de menselijke beperkte feitelijkheid bezig wil houden, zal aan de kracht en waarde daarvan niets hebben. Ik hoop u hiermede een pleidooi te hebben voorgelegd, dat bij kan dragen tot een beëindigen van de steeds groter wordende verwarring tussen symbolen en menselijke werkelijkheid.

image_pdf