Verandering van denken

image_pdf

uit de cursus ‘De wereld in verandering’ (hoofdstuk 9) – juni 1986

Verandering van denken.

Het zal u de laatste tijd duidelijk zijn geworden dat er allerlei, zeer omvangrijke volksbewegingen op gang zijn gekomen. Aan de ene kant zien wij bv. een toenemende aandacht voor allerlei praktijken die vroeger paramedisch of zelfs oplichterij e.d. werden genoemd. Aan de andere kant ontdekken wij ook dat er in de maatschappij steeds meer verzet is tegen bepaalde ontwikkelingen.

Nu kunt u wel zeggen. Dat komt dan misschien tot uitbarsting als er ergens een atoomcentrale in gevaar is gekomen en radioactieve neerslag produceert. Maar eigenlijk bestaat het al veel langer. Alleen op zo’n ogenblik komt het sterker naar buiten.

Wat zijn de veranderingen? Allereerst zien wij dat er veel minder respect is voor de autoriteiten. Dat is aan de ene kant goed, aan de andere kant voert dat toch wel tot een vorm van anarchisme die niet altijd even aanvaardbaar is.

Autoriteiten zijn feilbare mensen. Maar een hele tijd heeft men gedacht, een autoriteit is onfeilbaar. Er zijn nu nog mensen, die zich als autoriteit beschouwen en een soort onfeilbaarheid voor zichzelf proberen op te eisen. Het volk ziet wat er gebeurt en volgt degenen die leidinggeven, degenen die beslissingen moeten nemen, op zijn minst genomen zeer kritisch. Het is duidelijk dat als je zo denkt die kritiek niet alleen blijft stilstaan bij de burgerlijke autoriteiten of bij de uitspraken van wetenschappers.

Je gaat op dezelfde manier denken over kerkelijke zaken. Je gaat op dezelfde manier denken over allerlei uitspraken t.a.v. natuurwetten en wat u maar wilt. Als er geen autoriteit wordt erkend is de eerste neiging van de mens natuurlijk om kritisch en meestal afbrekend te werk te gaan.

Dat is ook duidelijk als we kijken naar het atoomvraagstuk, op het ogenblik nog steeds actueel. Je hoort iedereen zeggen: Het moet maar afgelopen zijn daarmee. Men begrijpt niet dat dat eigenlijk niet helemaal kan. Het gaat hier niet alleen maar om de energievoorziening. Het gaat om een hele politieke en economische ontwikkeling waar aan de ene kant zeer grote bedragen in zijn geïnvesteerd, maar aan de andere kant weer allerlei neveneffecten aan vastzitten.

Teruggaan naar kolenstook betekent ofwel het autoverkeer praktisch stilleggen, dan wel een steeds grotere luchtvervuiling met nog veel meer zure regen. Teruggaan naar oliestook maakt je tot slachtoffer van buitenlandse krachten want je kunt het binnenlands niet krijgen. Dus alweer voor heel veel landen onaanvaardbaar. De situatie zoals ze nu is, dwingt echter de mensen, vooral de gewone mensen, om internationaal te denken. Want als er een centrale staat in België, in Noord-Frankrijk in West-Duitsland of in Oost-Duitsland en daar gebeurt wat mee, dan kun je niet zeggen: hier is de grens van Nederland. De effecten gaan verder en komen tot in Engeland. Omgekeerd uit Engeland, waar ook nogal wat fouten zijn gebeurd de laatste tijd, waait het weer terug. Men moet dus internationaal gaan denken.

Op economisch terrein doet men dit maar zeer beperkt. Op politiek terrein is eveneens het begrip voor samenwerking op z’n minst genomen zeer gering. Dit houdt in dat regeringen genoopt zijn om naar zichzelf toe te redeneren, naar de onafhankelijkheid van hun land, naar de macht die ze denken uit te oefenen als ze bepaalde grondstoffen, bepaalde mogelijkheden meer hebben dan een ander. Eerst als de regeringen gaan begrijpen hoezeer ze van elkaar afhankelijk zijn kan dat veranderen.

Het gewone volk vraagt zich reeds nu af waarom het dan niet mogelijk is om, zoals in beperkte mate toch reeds gebeurt, via internationale krachtlijnen gewoon alle elektrische energie van Europa te poolen. Dus dat iedereen een beroep kan doen op alle krachtcentrales. Nu gebeurt dat alleen bilateraal en onder bepaalde handelsverdragen.

U realiseert zich waarschijnlijk niet dat een deel van de stroom die u ‘s nachts verbruikt van West-Duitsland komt, ze wordt door West-Duitsland geleverd. Omgekeerd wordt rond het middaguur uit Nederland nogal wat energie naar West-Duitsland overgebracht. Met België bestaat een dergelijk uitwisselingsverdrag eveneens, maar daar wordt in verhouding weinig gebruik van gemaakt. Ik noem maar een paar punten.

Als de gewone mensen zeggen: waarom dan niet helemaal? Dan begint het moeilijker te worden voor de politiek om nog steeds het eigen belang, de eigen werkgelegenheid, het eigen inkomen, de waardevastheid van de eigen munt als criterium te blijven beschouwen.

Wij hebben al eerder gezegd: Tenslotte komen we toch terecht op een soort continentale eenheden waardoor een continent als een eenheid functioneert en dan t.a.v. andere continenten nog concurrerend en eventueel beschermend voor de eigen industrie zal blijven optreden.

Het is duidelijk dat je daarmee en zeer punt raakt. Het verlies van autoriteit dat feitelijk is, resulteert in een noodzaak tot samenwerking. Steeds minder zal men zien dat in die samenwerking bepaalde stemmen de voorkeur krijgen. Om een bekende schimpscheut te herhalen: De kern van de NAVO wordt nog steeds gevormd door de infanterie. Misschien hebben ze gelijk, misschien niet.

Laten we eens kijken wat er gebeurt op geloofsgebied. Aan de ene kant willen de mensen graag geloven. Zeker in een tijd waarin veel angsten en noden zijn, zoekt men nu eenmaal bescherming bij de een of andere autoriteit die het voor hem hier, zij het in het hiernamaals goed kan maken. Aan de andere kant echter zegt men: als ik in die God geloof, dan moet een ander, mij niet vertellen hoe ik dat in de praktijk moet brengen.

Dat betekent dat kerken ook hun regels en daarmee hun greep op de gelovigen aan het verliezen zijn en gelijktijdig daarvoor een veel intensere geloofsbeleving zien opkomen die zich echter niet meer laat verleiden tot absolute onderwerping aan de autoriteit van de kerk.

Het betekent geestelijk ook een zeer belangrijke ontwikkeling. Er is een tijd geweest dat het niet denkbaar was dat iemand die katholiek was zich bezighield met spiritisme, of iemand die gereformeerd was kennis zou nemen van paranormale verschijnselen. Dat was des duivels. Nu wordt het nog wel gezegd, maar de gelovigen proberen nu te begrijpen hoe de oude verhalen waarop hun geloof en leer is gebaseerd, misschien verschijnselen vermelden die vandaag aan de dag nog bestaan. De kreet dat de tijd voor mirakelen voorbij is, wordt door velen alleen nog maar gehoord als een belijdenis van onmacht van de verkondigers. Want mensen, die op deze wijze zelf gaan zoeken naar iets waarop ze kunnen vertrouwen, zijn niet zo gemakkelijk meer te leiden en eigenlijk ook moeilijker te misleiden zeker in algemene zin.

We moeten verwachten dat het over een paar jaar al zeer grote invloed gaat krijgen op allerlei economische en politieke verhoudingen. Ook in de samenleving zullen de sociale machten t.a.v. elkaar een andere houding moeten gaan aannemen. De strijd van werkgevers werknemers bv. is iets dat normaal was in de jaren 1860 tot 1960. Op dit ogenblik is hetgeen zij t.a.v. elkaar proberen te doen vaak meer destructief dan opbouwend.

Een ander punt dat in het denken van de mens aan het veranderen is: men specialiseert zich en vaak sluit men zich van de wereld af. Menigeen denkt dat het alleen een modeverschijnsel is dat steeds meer vooral jongere mensen met een soort minikoptelefoon op het hoofd lopen te schokschouderen, omdat ze door elektrische stroom worden getrokken, terwijl naar de buitenwereld alleen nog maar een ritmisch gesis doorklinkt. Eigenlijk sluiten zij zich af voor de werkelijkheid.

Heel veel mensen denken dat je de wereld kunt buitensluiten. Nu zijn er steeds meer gebeurtenissen in deze tijd en in de zeer nabije toekomst waaruit duidelijk wordt dat je dat niet kunt doen. Je kunt niet zeggen: ik trek mij daar niets van aan, want dat gebeurt elders, ik heb daar weinig mee te maken. Je bent erbij betrokken of je wilt of niet. De zaken die plaatsvinden zullen weleens kunnen leiden tot allerlei, toch wel in vele landen betreffende verschijnselen.

Ik mag hierbij opmerken dat in een bepaald deel van de Atlantische Oceaan een toenemende onderzeese vulkanische activiteit is geregistreerd. Dat heeft natuurlijk niets te betekenen. Maar het zou kunnen betekenen dat er inderdaad aardbevingen zullen plaatsvinden. En dan werkt het naar twee kanten. Dus we moeten denken aan Midden-Amerika het zuiden van Noord-Amerika vooral de oostkust. Aan de andere kant Noord-Afrika, maar ook Italië, Spanje en iets doorlopend misschien tot Duitsland toe. Zelfs Nederland heeft kans op een klein aardbevinkje over een jaar of anderhalf.

Dan ga je denken: wij kunnen ons niet blijvend isoleren. Ofwel ik moet eruit stappen en dan houd ik niets meer over, danwel ik moet mij weer betrokken gaan achten bij al die anderen. Dan kun je zeggen: Het klinkt mooi, maar wat zal ervan terecht komen? De ervaring heeft geleerd dat als mensen in een noodsituatie komen te verkeren zij wel degelijk tot zelfopoffering, samenwerking over alle grenzen van denken, geloof en sociale standen heen in staat zijn.

Mag ik u herinneren aan wat er gebeurd is in de oorlogsjaren? Mag ik u herinneren aan wat er in Nederland op gang kwam toen de ramp in Zeeland was gebeurd? Elke keer weer, wanneer er iets werkelijk omvangrijks gebeurt, voelen allen zich daarbij betrokken. Dan zijn de kunstmatige scheidingen tussen allerlei mensen, ja zelfs de onverschilligheid die zeer velen voor zich hebben aangekweekt opeens verdwenen. Dat is in andere landen precies hetzelfde geweest. De reacties waren misschien een beetje anders dan in Nederland, maar die reacties zijn er geweest. Waarom zouden ze dan nu niet voorkomen?

Het is niet een kwestie van een prognose die een plotselinge en totale verandering veronderstelt. Het is eenvoudig het trekken van de conclusie. Er zijn een aantal ingrijpende gebeurtenissen en veranderingen de komende twee jaren op komst. Voor vele mensen zal het een situatie zijn waar ze alleen niet tegenop kunnen, maar ze zullen het samen proberen en dan niet vragen: Bij welke kerk hoor jij of bij welke politieke partij?

Ben jij vakbondsman of ben jij werknemer of werkgever? Ze zeggen eenvoudig: wij moeten het zien te klaren. Het is ons zelfbehoud.

Dit denken is al ergens doorgedrongen. Dan heb ik het niet over de vaak totaal verkeerd begrepen solidariteitsgedachte. Solidariteit is natuurlijk erg belangrijk maar in de eerste plaats moet ze vrijwillig zijn. In de tweede plaats moet ze voortkomen uit je eigen willen en niet uit je onmacht om je ertegen te verzetten. Saamhorigheid bestaat altijd.

Er is een bekend verhaal. Wanneer er een bosbrand of een vulkanische uitbarsting op komst is, dan zie je soms al uren of zelfs dagen tevoren de dieren wegtrekken. Maar hoe gebeurt dat? Ze trekken samen weg. Op dat ogenblik kunnen de leeuwen en de gazellen bij wijze van spreken naast elkaar vluchten. En als ze een veilige plaats hebben gevonden, dan vallen ze elkaar niet aan. Daarna gaat alles weer gewoon door. Dan is de leeuw weer de jager en de gazelle iemand die zich als prooi niet gezond voelt. Maar zolang ze in gevaar zijn, zitten ze allemaal op een hoopje. De gifslang dreigt maar bijt niet. De dieren die normaal elkaars grootste vijanden zijn, zitten rustig samen.

Wanneer de wereld op een gegeven ogenblik werkelijk gekweld wordt door angsten (ik hoop dat ze ten onrechte zijn en ik denk het ook) die tamelijk ver gaan, dan voorzie ik dat vijanden plotseling naast elkaar gaan dat ze samen proberen om zekerheid, veiligheid te vinden, zich te verdedigen tegen dat verschrikkelijke dat anders op hen af zou komen.

Ik heb het gevoel dat dit ook een vorm van solidariteit genoemd kan worden, maar nu niet meer van de ene groep tegenover de andere, maar van mensen onder elkaar. Dit moet wel leiden tot een herziening van de verhoudingen. Er zijn heel typische dingen gebeurd in de loop der tijd.

Herinnert u zich het jodenvraagstuk in Duitsland. De Duitser had vaak vrienden, joden. De joden, achtervolgd door het Duitse volk hadden wel degelijk nog vertrouwen in sommige Duitsers. Waarom? Omdat een persoonlijke relatie kennelijk een deel van de effecten van het massale opheft.

Als je een situatie krijgt waarin de mensen moeten samengaan, dan ontstaat er een verandering in hun relatie. Die relatieverandering die een grote rol zal spelen, zal ongetwijfeld voortkomen uit noodsituaties. Maar mensen, die elkaar hebben leren kennen, die iets van elkaars gedrag hebben leren begrijpen, zullen daardoor niet plotseling totaal veranderen, maar ze zullen meer begrip voor elkaar krijgen. Dat is belangrijk.

Dan hebben we ook in de laatste tijd het paranormale steeds meer op de voorgrond zien komen. Nu noemen ze iemand nog gek als hij naar een waarzegger gaat. Toch wordt daarmee steeds meer rekening gehouden. Men zei Hitler was gek, daarom had hij een hofastroloog. Maar waarom worden er dan tegenwoordig horoscopen gebruikt in Parijs, in Londen, ook in het Witte Huis, vooral in het Pentagon.

In Rusland wordt er op een andere manier gewerkt. Maar zelfs daar heeft men een soort astrologische programmering voor een van de computers en wordt het wel degelijk erbij bekeken. Het paranormale wordt eigenlijk, al is het openbaar, nog niet acceptabel wel steeds belangrijker geacht.

De mens begint te denken dat er naast de wetenschap, die je zeker niet moet uitvlakken en naast de logica die de mens werkelijk nodig heeft, nog iets anders is. Iets wat aanvullend is, iets wat dan niet bewijsbaar is, maar dat bestaat en waarvan wij gebruik kunnen maken.

Dan is daar ook nog de parapsychologie. Die probeert dan op haar manier vast te stellen of er bepaalde gaven zijn en eventueel waar ze vandaan zouden kunnen komen. Maar in het denken van zeer veel mensen is datgene wat paranormaal wordt genoemd nu al wat anders aan het worden. Het is een onbewust aanvaard deel van het bestaan. Dat betekent dat de nadruk anders gaat vallen.

Ik denk dat het ertoe zou kunnen leiden dat mensen eindelijk werkelijk overtuigd zijn van een voortbestaan na de dood. En dat ze, hoe summier dan ook, enkele gegevens daaromtrent menen te bezitten die onbetwistbaar zijn, niet op grond van geloof, maar op grond van in deze tijd geconstateerde fenomena. Dat verandert ook het leven en de levenshouding van de mens.

Als je weet of denkt het te weten wat het voor het bestaan inhoudt, dan ga je daar onwillekeurig rekening mee houden. Zoals er in de Middeleeuwen mensen waren die alles opofferden om de hemel te verdienen zo zullen nu heel veel mensen toch wel een stapje terug doen zo hier en daar, al is het alleen maar omdat ze een oorzaak en gevolg begrip hebben voor een hiernamaals of eventueel voor een volgend leven.

Alweer een verandering. Want als mensen zo gaan denken, zo gaan geloven, dan zal hun relatie met de medemensen daardoor direct of indirect toch worden beïnvloed. Ik meen met enige zekerheid te kunnen stellen dat de veranderingen, die zich op dit moment al in de wereld voltrekken, zich zeker tot de eerste eeuw van het nieuwe millennium zo sterk zullen versnellen dat wat eens 50 jaar duurde nu misschien 5 jaar duurt en dat wat eens in 10 jaar kon gebeuren zich nu misschien zelfs in 10 maanden kan afspelen. Een enorme versnelling van ontwikkeling en dus ook van verandering.

Dit voert tot een betrekkelijk snelle vernieuwing in de menselijke samenhang. Gelijktijdig voert het tot een vernieuwing van de benadering van de mens t.a.v. de wereld en indirect waarschijnlijk zelfs t.a.v de kosmos. Laten wij eens zien wat dat betekent voor een wereld in verandering.

Het betekent zeker niet dat de mensheid alle techniek zal vergeten in een Rousseau-achtige kreet van: terug naar de natuur. Je kunt niet verwachten dat een bankdirecteur geitenmelker wordt. Maar het kan wel zo zijn dat je zegt: in hoeverre schaad ik de natuur? In hoeverre begrijp ik de natuur? En dan is het niet een kwestie van respect.

Heel veel mensen zeggen: je moet respect hebben voor het leven van het dier. Dat is grotendeels sentimentele onzin waardoor het dier onbewust wordt vermenselijkt, de plant allerlei kwaliteiten worden toegedicht die ze gezien haar bewustzijn en bezieling zeker niet kan bezitten. De mens gaat echter begrijpen: er is een samenhang, er is een samenwerking. Hij gaat begrijpen dat de dood in feite ook een belangrijke factor is van het leven en dat het voortleven mede wordt bepaald door de dood. Hierdoor zal er een beter begrip zijn voor ecologische samenhangen. Men zal proberen die te wijzigen in overeenstemming met datgene wat de mens voor zichzelf noodzakelijk acht. Maar men zal daarbij uitgaan van datgene wat in de natuur mogelijk is en niet alleen van wat menselijk wenselijk is.

Dan hebben we daarmee eigenlijk wel een redelijk afgerond beeld gekregen van een wereld waarin de veranderingen steeds sneller gaan en waarin de mens bewust of onbewust grote veranderingen ondergaat die ten slotte zullen leiden tot een totaal veranderde vorm van menselijke samenleving.

Ik zou hiermee kunnen volstaan zonder in herhalingen het weer opsommen van al deze factoren, als er ook geestelijk niet bepaalde werkingen zijn waarmee we eveneens rekening moeten houden.

Wij spreken over Goeroes, Meesters en dergelijken. Er zijn inderdaad meer figuren op aarde die elk op hun eigen manier proberen de mensen iets te leren over innerlijke waarden, over samenhangen. Er zijn op het ogenblik sprekers die gewoon op de t.v. te zien zijn en die, als je hen volgt, eigenlijk een totaal nieuw filosofisch systeem staan te verkondigen en niet alleen maar iets over het verleden of over samenhangen.

Er zijn daarnaast meer verborgen Meesters, ingewijden. Ook dezen proberen mensen te helpen en zullen naarmate ze meer worden aanvaard weer grijpen naar het paranormale. Het wonder gaat terugkomen. Maar daar gaat het nu niet om. Het gaat erom dat een veel verdergaand besef van leven van samenhang en van geestelijke mogelijkheden in toenemende mate merkbaar wordt. Dan moeten we niet denken op een industriële manier, een soort methode waarmee je via een microvoltmeter kunt af­lezen of je hersens het nog doen. Dat moet je merken door gewoon te denken. Als je erover kunt denken dan functioneren je hersens nog.

Heel veel mensen lopen in deze tijd nog vast in details. Ze zijn in wezen bezig met zoveel kleinigheden dat ze de belangrijke dingen aan zich voorbij laten gaan.

Als je kijkt naar de ingewijden de adepten dan dringt er iets tot je door van een samenhang. Het is alsof alle details eigenlijk alleen maar een barokke versiering zijn van een op zichzelf monumentale maar eenvoudige werkelijkheid. De feiten ontdaan van alle details, blijken plotseling beter te volgen, beter te begrijpen. Als je die eenvoudige band vindt, dan is het eenvoudiger om voor jezelf een houding te bepalen en die eventueel te volgen. Er is dus ook sprake van een geestelijke omwenteling.

Die geestelijke omwenteling zal natuurlijk gepaard gaan met nevenverschijnselen. Om u een enkel voorbeeld te geven. De interesse voor vroegere incarnaties is de laatste tijd bij heel veel mensen sterk toegenomen. Eigenlijk zijn ze onbelangrijk, want wat ze hebben opgeleverd dat heb je in dit leven erbij. Alleen als er in dit leven iets niet klopt, kun je dat misschien in het verleden terugvinden. Wat je in een volgende incarnatie zal doen of zal worden, is ook niet van belang. Want wat je nu bent en nu beleeft, bepaalt dat dan wel. Die belangstelling is nu nog gericht op uiterlijkheden. Bijvoorbeeld:

Ik heb geloof ik, een incarnatie gehad in de Franse Revolutie. Het is toch belangrijk te weten of je onthoofd bent geworden of dat je onthoofd hebt. Ik zou zeggen: dat zijn details. Maar als je je afvraagt: Was ik in de Franse Revolutie iemand die dacht, of iemand die meeleefde, dan ben je dichter bij de hoofdzaak onverschillig aan welke kant je stond. De Franse Revolutie was namelijk verandering van levensconcept. Het was een andere benadering van kennis mede dankzij de Encyclopedisten en de boekdrukkunst. Dat is interessant.

Het gaat er niet om: wat bereikt u vandaag? Wat bereikt u niet? Hoe groot is uw bankrekening? Het gaat erom: wat bent u voor anderen? Wat bent u voor uzelf? Wat is de essentie daarvan? Wat zijn de eenvoudige lijnen? Die brengen je namelijk dichter bij de waarheid omtrent jezelf, maar ook omtrent het leven en de wereld.

De Meesters brengen u in de richting van een vereenvoudiging. Zij maken u aan de ene kant vrij van heel veel schuldgevoelens die absoluut overbodig zijn. Zij maken u zelfs vrij van het denkbeeld dat u aan uw lichaam helemaal bent overgeleverd. Zij leren u dat de geest veel kan doen voor het lichaam, ook de eigen geest. Wanneer zij dit brengen, dan moet dit vooral in de komende generaties meer invloed hebben op het onbewuste. Men zal steeds meer de neiging hebben naar de hoofdzaken te kijken. Men zal bovendien daardoor, daarvan ben ik overtuigd, geestelijk veel meer mogelijkheden en waarden vinden dan iemand die altijd weer in details verstrikt raakt. Ook in dit opzicht is de wereld aan het veranderen.

Ik neem aan dat ze een meer verlichte vorm van geesten veel grotere uitings- en belevingsmogelijkheden zal geven dan in het verleden algemeen het geval was. Ik geloof dat heel veel geheimen van allerlei aard geopenbaard zullen worden, niet omdat het zo belangrijk is om die geheimen te kennen, maar omdat het belangrijk is hun waarheid te weten en daarop je begrip te bouwen. Dat zou ook een hele verandering zijn.

Stel u voor: elke Kabinetsvergadering wordt door het volk, volledig bekend met de inhoud, besproken en bekritiseerd. Dat is nu ondenkbaar. De ministers zouden al dood zijn van ergernis voordat ze uit hun woorden waren gekomen. En als het dan moet worden neergeschreven, moet het nieuwe weer gecorrigeerd worden, zodat het er een beetje netjes uitziet.

Realiseer u hoezeer ook dit de mensheid verandert. De benadering van allerlei zeer mundane problemen, zoals die van verkeer en vervoer, handel, verdeling van goederen, van inkomsten e.d. zoals ze nu bestaan gaat langzamerhand verwazen.

Als ik nu kijk naar bv. de belasting, dan heeft u niet te maken met een heffing waarin alle factoren zitten. Het lijkt dat u een heffing heeft van naargelang uw inkomen tussen de 30 en de 70 %. In feite echter heeft u ook nog een heffing van ongeveer 15 % gemiddeld op al datgene wat u koopt en verbruikt, zelfs op de diensten waarvan u gebruik maakt. Daarnaast betaalt u nog eens extra voor openbare faciliteiten, voor reiniging, voor waterzuivering, voor licht, gas, water en wat er allemaal bij te pas komt. Ik noem nu maar een paar dingen. In al deze zaken zit namelijk een verkapte belasting. En dan heb ik het niet over de BTW die er nog bovendien over berekend wordt. Dan zal men zeggen: Waarom?

Laten we gewoon eens kijken: wat is noodzakelijk? Kunnen wij het daar allemaal over eens zijn, dan betalen we dat percentage van ons inkomen. Dan zijn er geen sluikwegen meer nodig, geen regulering door verbruik, door accijnzen en wat nog meer voor smoesjes. Het is op het ogenblik niet aanvaardbaar te maken. Het heet politiek niet haalbaar te zijn. Maar als iemand terugkeert naar de essentie, dan zal hij ook dergelijke waarheden zien en dat betekent dat zelfs het gouvernement in zeer korte tijd zeer grote veranderingen zal ondergaan.

Het is niet alleen een wereld in beweging, in verandering. Het is een mensheid die op weg is naar een totaal nieuwe vorm van samenleving en daarnaast een totaal nieuwe vorm van ik-beleving, die vele geestelijke factoren bevat die tot op heden hoogstens onbewust of versluierd werden beleefd.

Dat is het punt dat ik u wilde voorleggen vanavond.

  • Kunt u nog wat zeggen over verandering in het onderwijs.

Het onderwijs is langzaam maar zeker een luxe apparaat geworden. Onderwijs is er niet om de kinderen bezig te houden en hen nevenbij mis­schien maatschappelijk bruikbare waarden bij te brengen. Onderwijs is in feite niets anders dan het werk dat het kind moet doen om later in de maatschappij zijn weg te kunnen vinden. Dat betekent dat zowel de leer­ling als de onderwijzer het onderwijs heel anders zullen moeten benaderen. En dat betekent zeer waarschijnlijk dat tenslotte en nu ga ik iets ver­der dan ik redelijk verantwoord kan doen, wij tot een vorm van onderwijs komen waarbij de leerling zijn leerplan bepaalt, maar gelijktijdig gebonden is aan een bepaald programma dat moet worden volbracht. Hoe hij het vol­brengt, is zijn zaak. Geen lesrooster meer, maar eerder een werken met voor­beelden, eventueel met elektronica en daarbij ook iemand die je helpt als je niet verder kunt.

Hier krijgt iedereen de kans om zijn aanleg optimaal te ontwikkelen en gelijktijdig door het vaststaande raam van kennis waarmee hij zich heeft bezig te houden toch ook de zekerheid heeft dat iedereen de noodzakelijke basiskennis van het maatschappelijke verkeer in zich meedraagt. Dat wil dus heel eenvoudig zeggen: niet alle kinderen behoeven te leren hoe zij een computer moeten bedienen, tenzij ze het zelf leuk vinden. Maar ze zullen moeten kunnen lezen, schrijven en rekenen. Ze hoeven niet te weten wie Karel de Kale en Willem de Zwijger waren, tenzij ze zich in hen interesseren. Maar ze zullen wel moeten weten wat bv. zwaartekracht is, wat de zon is en doet, wat de aarde is en doet. Dat zijn dingen die wel belangrijk blijven.

Opvoeding in de nieuwe tijd.

Opvoeding in de nieuwe tijd is een kwestie die eigenlijk vanuit de ouders zal moeten plaatsvinden. Er is de laatste tijd de neiging om het gehele opvoedingssysteem steeds meer over te hevelen naar de gemeenschap en daarmede indirect naar de overheid.

Het is duidelijk dat daardoor het kind in vele opzichten iets tekortkomt. Dat is geen ouderwets gevoel mijnerzijds, het is doodgewoon begrip voor de diepmenselijke relatie met hun ouders die alle jonge wezens nodig hebben. Dat kunt u ook zien bij jonge hondjes en jonge katjes.

Er is een bepaalde periode dat u inderdaad de scholing moet overlaten aan de ouders. Ik denk dat je bij de gemiddelde mens kunt zeggen dat die periode loopt tot 10 á 12 jaar. In deze tijd zal dus het onderwijs in wezen weinig aan de opvoeding doen. Het zijn de ouders die daarvoor verantwoordelijk zijn.

Tevens zullen we zien dat de diversiteit van opvoedingsmogelijkheden veel groter moet zijn dan ze op het ogenblik is. Tegenwoordig heb je een opvoedkundige eenheidsworst die naargelang er meer of minder met spek wordt geschoten, wordt verdeeld in een aantal met indrukwekkende letters aangeduide afzonderlijke onderwijsinrichtingen, die in de praktijk echter voor een groot gedeelte parallel lopen.

Ik denk dat je in de toekomst de opvoeding zult zien als iets dat vanaf 10 á 12-jarige leeftijd zal moeten gebeuren in groepen van de jeugdigen zelf. Hun eigen verantwoordelijkheid wordt daardoor het best ontwikkeld. Dat houdt ook in dat ze dan mee mogen oordelen over het al of niet juist functioneren van hun medeleerlingen. Voor de leerlingen misschien niet erg prettig, maar in ieder geval voor de gemeenschap erg goed. Kinderen zijn veel harder dan volwassenen tegenover kinderen durven zijn.

Een volgend deel van de opvoeding is dan een socialiseringsproces waarbij kennis verwerven wel een rol speelt, maar gelijktijdig een sociaal aanpassen aan het verwerven van een sociaal aanvaardbaar gedrag een hoofdrol speelt. In deze periode zullen we over het algemeen te maken krijgen met een afnemende invloed van de ouders en een toenemende invloed van de jeugd zelf, de groepen waarin ze dan bijna spontaan toch voortdurend zichzelf schijnen te ontplooien.

Specialisaties kunnen in deze tijd een heel belangrijke rol spelen omdat kinderen vaak de neiging hebben om vooral die groepen op te zoeken die ze ofwel bewonderen, danwel die mogelijkheden of bezigheden hebben waarin ze zelf uitermate geïnteresseerd zijn. Dat zal waarschijnlijk duren tot ongeveer de 18-jarige leeftijd.

Het 18e levensjaar zal over het algemeen het kind of het ex kind een volgende fase van opvoeding doen ingaan.

Dan zullen ze met 18 jaar in dienst van de gemeenschap moeten gaan. Ik denk dat het op den duur niet zoiets zal zijn als militaire dienst nu, maar eerder het vervullen van de bedienende functies die noodzakelijk zijn. Dus informatie geven, het bedienen, het schoon houden en al die andere dingen waardoor ze voortdurend met vele verschillende facetten van de maatschappij worden geconfronteerd. Een dergelijke periode zal 6 jaar duren.

Daarna krijgen we pas de feitelijke beroepskeuze. Ze hebben dan al veel ervaring opgedaan. Ze hebben ook arbeidsdiscipline geleerd en ze hebben ondertussen waarschijnlijk in een vrijetijdsploeg nog kennis vervolledigd in de richting die voor hen op dat ogenblik tenminste aanvaardbaar is. Ik weet dat het voor het begin van een universitaire studie misschien een beetje laat is, maar daartegenover staat dat een universitaire studie veel meer doelgericht is en daardoor in kortere tijd de nodige bekwaamheden en kennis weet over te brengen. De algemene ondergrond is dan ook al in de voorgaand periode voor een groot gedeelte opgedaan.

Dan krijgen we een periode van beroepsuitoefening. Dat zal waarschijnlijk lopen tot het 50e jaar, In deze tijd is men volledig voor zichzelf verantwoordelijk binnen de gemeenschap en tevens wat zijn taak betreft ook tegenover anderen. In deze periode zal ook gezinsvorming geschieden en zal men weer eigen verantwoordelijkheden dragen. Na het 50e jaar wordt natuurlijk niet gezegd: nu hoef je niet meer te werken maar zal de functie van toeziend werk naast de eventueel eigen activiteiten sociaal worden bevorderd.

Ik heb het gevoel dat grootouders anders tegenover hun kleinkinderen staan dan ouders tegenover hun kinderen. En dat in vele gevallen de grootouders in feite een balans vormen met de ouders, zodat ze daardoor gelijktijdig de ontplooiing van het kind bevorderen en waarden overbrengen die de ouders misschien in hun ijver om in hun jeugd wat te bereiken over het hoofd zien. Je zou kunnen zeggen dat de oude moderator langzaam maar zeker een soort grootouderfunctie t.a.v. de maatschappij gaat vervullen. Geen sociale coaches van 18 jaar maar wel van 50 of 60 jaar.

Het klinkt raar en de jeugd zal in het begin niet veel vertrouwen daarin hebben neem ik aan, maar het is toch datgene wat je nodig hebt, namelijk levenservaring, overzicht, een zekere mildheid die over het algemeen wordt verkregen als de opvoeding in de voorgaande fase zich juist heeft voltrokken,

Dan krijgen wij de ouderen die in wezen van de werkfunctie meer en meer overgaan naar de zuiver sociale functie. Ook dat heeft zijn voordelen. De jongeren, die in hun dienstperiode zijn zullen voor de ouderen vaak veel werk moeten verzetten, vooral als we aannemen dat de gemiddelde leeftijd zal oplopen tot 80 jaar en dat is in de eerstkomende periode denkbaar. Die verzorging wordt voor een deel gecompenseerd door het contact dat ze met die anderen hebben. Zo krijgen de ouderen een mildere indruk. Zij voorkomen aan de ene kant de eenzijdige wat snelle uitbarstingen die nu eenmaal aan de strevende mens eigen zijn. Aan de andere kant echter vormen ze een schakel tussen alle verschillende fasen van de opvoeding en het individu. Het is duidelijk, dit is niet iets wat wettelijk geregeld kan worden.

Ik heb trouwens de indruk in de laatste tijd dat de overheid ten aanzien van het onderwijs vooral ontregelend optreedt, namelijk door voortdurend nieuwe systemen te bedenken voordat de oude goed kunnen functioneren. Maar dat is misschien een persoonlijke visie.

Opvoeding is een kwestie waar altijd de gehele gemeenschap bij betrokken moet zijn. In de westerse maatschappij hebben we op het ogenblik te maken met een gezin waarvan beide ouders werken. Dat betekent dat de gemiddelde aandacht die een kind krijgt te weinig is en dat de huiselijke discipline van het kind ofwel overdreven scherp wordt doorgevoerd danwel niet bestaat. Het houdt in dat er geen normen zijn.

Elk kind heeft, dat is al vanaf het 3e levensjaar zeker aanwezig, behoefte aan vaste normen. Die vaste normen zijn alleen aanvaardbaar, indien ze in de wereld om je heen eveneens gelden. Een kind in de periode tussen de 3 en de 10 jaar kan het heus best verwerken dat het thuis een beetje anders is dan bij de vriendjes en vriendinnetjes ook al zal er weleens tegen geprotesteerd worden. Maar wat het kind niet kan verwerken is dat de een alles mag en de ander niets. Zelfs als zij het zijn die alles mogen, voelen zij zich onbehaaglijk omdat anderen dan toch steeds weer die rem krijgen. Het omgekeerde is eveneens het geval.

Wij moeten dus terug naar gezinsopbouw. Niet dat voor het gezin in de huidige versie die vaak wordt verkondigd, de monogame, de eeuwigdurende binding van belang is, maar het is de betrokkenheid van beide ouders met het kind. Dan behoeven dat niet eens de natuurlijke ouders te zijn. Het zijn degenen die van het eerste levensjaar zich met het kind bezighouden, het kind de geborgenheid geven die het nodig heeft en ook de genegenheid die het eveneens nodig heeft. De ouders zouden de verplichting moeten hebben om gezamenlijk voor het kind te zorgen zonder allerlei touwtrekkerij e.d. erbij tot het de leeftijd van 12 à 14 jaar heeft bereikt. Zelfs dan zou een wegvallen van de ouderlijke bescherming nog onaangenaam zijn. Maar als we de jeugdgroepen hebben, dan nemen die voor een deel de bescherming, het behoren bij, toch voldoende over.

Ik meen dat ik hiermee een redelijke algemene schets heb gegeven van de opvoeding zoals die in de toekomst zal verlopen.

Nu zult u zich afvragen of scholingsproblemen en systemen daarbij een grote rol spelen. Als de ouders zich werkelijk met het kind bezighouden, dan zal dat kind de bekwaamheden verwerven die bij de ouders dominerend zijn. Dat wil zeggen: er zijn kleuters die al heel aardig kunnen lezen zonder dat ze het eerst in een kleuterklas moeten hebben geleerd. Dat hangt samen met de interesse van de ouders. Op deze manier wordt het kind dus ingevoerd in bepaalde vormen van kennis.

U weet dat in het verleden heel vaak de neiging bestond om de kin­deren, vooral de zoon (de vrouw had nog niet veel in brengen in die tijd, ze had alleen maar voort te brengen), het beroep van de vader te la­ten overnemen en voortzetten. Dat is in deze tijd een beetje aan het ver­anderen omdat werk te sterk gescheiden wordt van leven. Maar in de toe­komst zal de sociale betrokkenheid van de mens groter zijn. Dat wil dus zeggen dat daarmee ook het kind in zijn vroegste jaren al mede wordt be­trokken in de beroepssfeer van de ouders. Dat lijkt mij een zeer belang­rijk iets.

Dan krijgen we als vanzelf dus ook al een specialisatie die vóór het beginonderwijs aanwezig is. En dan geloof ik niet erg in crèches, kleuterklasjes die in de ogen van de ouders eigenlijk meer een parkeergelegenheid voor lastige kinderen worden. Ik geloof wel in de mogelijkheid van gezamenlijke speelplaatsen onder leiding, waarbij ook leerspelen een rol spelen. Ik geloof niet in een lagere school die al begint op 4 of 5 jarige leeftijd. Ik geloof wel in een scholing die dermate ingaat op het denken van het kind, op de neigingen ook van het kind, zodat in zeer vrij verband het leren mogelijk is.

Dat alles is vanuit het huidige standpunt nog een beetje onaanvaardbaar, want ik heb ze vaak zien vechten in de klas; maar zolang er geen doden vallen, moet het onderwijzend personeel ze maar in veiligheid brengen. Tegen de tijd dat een ingrijpen nodig wordt, zal het onderwijzend persoon juist het gezag kunnen uitoefenen dat op dat ogenblik denkbaar is in een schoolvorm waarbij de onderwijzers proberen toch enigszins op te gaan in de mentaliteit van de klas waar ze voor staan.

Ben je eenmaal bezig met leren, dan is in deze tijd de neiging aanwezig om op 12 à 14-jarige leeftijd het uitsplitsen van beroepen mogelijk te maken. In een vrije vorm van onderwijs, zoals die door mij hier wordt voorgestaan en die ik ook in de toekomst voorzie, zal de specialisatie natuurlijk veel vroeger plaatsvinden. Je kunt wel zeggen dat er soms een wisseling van specialisatie optreedt, vooral bij de 8-jarigen is dat denkbaar. Maar er wordt zelf in een bepaalde richting gestudeerd. Er wordt zelf gewerkt. Er wordt de nadruk gelegd. Dit houdt in dat als een verder onderwijs nodig wordt (dat zal dan op 12-jarige leeftijd zijn, wanneer je met jeugdgroepen te maken krijgt, je dan eigenlijk vanzelf en zonder dwang deze specialisatie zodanig ziet ontstaan dat de begeleiding van de studie in die richting gespecialiseerd kan worden. Aangezien dat doorgaat tot ongeveer 18-jarige leeftijd kan worden aangenomen dat er dus een redelijke, theoretische en ook practische kennis is opgedaan.

Daarna in de periode van werken voor anderen, waarbij de arbeidsdiscipline erg belangrijk is, zullen we als vanzelf zien dat er rijpheid ontstaat die ook mentale studiediscipline, lichaamsdiscipline met zich meebrengt. Dat heeft dan voor eventuele zg. hogere studies weer het grote voordeel dat er geconcentreerd kan worden gewerkt, dat er grotere mogelijkheden zijn voor specialisatie nadien. Men heeft a.h.w. het grondwerk voordien al gedaan. En dat houdt weer in dat wanneer de opvoeding is voltooid het individu opgaat in het werken voor de gemeenschap binnen de gemeenschap, wij dan te maken hebben met iemand die volgens zijn eigen capaciteiten en behoeften een beroep uitoefent die het daardoor met overtuiging en ijver kan doen, die voor zichzelf heeft geleerd dat in arbeid een mate van discipline noodzakelijk is, maar gelijktijdig de vrijheid blijft behouden om zijn eigen varianten aan te brengen. Ik geloof dat dat een systeem is, zij het pas in het jaar 2000 of daarna, dat een grote vooruitgang zal betekenen t.a.v. onderwijsopvattingen, opvoedingsopvattingen zoals die tegenwoordig zijn.

Dan wil ik er nog een paar dingen bij zeggen:

Een lange tijd is men ontzettend bang geweest om op de tere kinderziel te trappen. Onthoudt u één ding: De kinderziel is taai als kweekgras. Als een olifant daarop trapt, staat het binnen 2 uur weer overeind. De kinderziel is niet zo teer als men aanneemt. Dat wil zeggen dat het kind wel degelijk van jongs af aan met problemen mag worden geconfronteerd en dat pogingen om zich te onttrekken aan noodzaken in het begin ook gerust door de ouders mogen worden afgestraft. Je moet geen kind doodslaan. Dat is onzin. Maar je moet een kind ook niet de kans geven om met een huilend dreintoontje zichzelf voortdurend door te zetten, omdat je bang bent, anders kun je hen problemen veroorzaken.

De psychische problemen veroorzaken ze voor zichzelf wel. Die komen heus niet voort uit de hardhandige streling van een zitdeel, als het nodig is om een bepaalde verplichting erin te slaan.

Laten wij alstublieft reëel blijven. Opvoeding is iets dat alleen kan geschieden in een gemeenschap. Hoe kleiner het kind, hoe kleiner de gemeenschap moet zijn, maar gelijktijdig hoe strikter zij moet zijn in alle liefde voor de benadering met haar regels. Zij moet niet alleen het kind, maar ook zichzelf daaraan binden. Als kinderen een dergelijke opvoeding krijgen, dan hebben we eindelijk te maken met ware wereldburgers die geestelijk zowel als stoffelijk kunnen beantwoorden aan de eisen die aan het mens-zijn voortdurend worden gesteld. Dan hebben we niet meer te maken met mensen die zich op hun mens-zijn beroepen, terwijl ze de beest uithangen. Dat is een van de meest opvallende kenmerken die het huidige opvoedingssysteem teweeg heeft gebracht.

Vragen.

  • De fraaie school van Steiner is die niet verouderd of is die in de toekomst nog actueel?

Het is een vooruitgang t.a.v. het vroegere klassikaal onderwijst zo­als u weet. Maar een werkelijk vrije school maakt de kinderen ook hun ei­gen opvoeders. Dat systeem zal voorlopig niet zo graag worden aanvaard door de maatschappij die van buitenaf en van bovenaf alles wil regelen. Maar het is wel de meest juiste methode. Ik geloof dat in een periode dat men de beschikking heeft over vol­doende opvoedkundig personen, men ook wel over de krachten kan beschik­ken die in staat zijn om onder de juiste leiding (er moet altijd wel iemand zijn met veel ervaring die de leiding aangeeft) dergelijke klassen in een zekere mate van orde hun eigen wanordelijke benadering van het leerproces te laten beleven.

Ik denk dat Steiners opzet niet volledig waar kan worden en zal worden in de toekomst. Ik geloof echter wel dat veel van de facetten die hij eens heeft aangehaald, wel degelijk een rol zullen spelen in deze nieuwe opvoe­dingsmethode inclusief het nieuwe onderwijs.

  • In het centrum van dit interessante onderwerp staat de rol van de ouders. In dat verband vraag ik mij af. Hoe moet het dan verder met de emancipatie van de man?

De man zou wel degelijk ook geëmancipeerd moeten zijn want hij is tot op dit ogenblik te sterk aan een manbeeld gebonden zoals de vrouw aan een vrouwbeeld. Men zou moeten komen tot een grotere persoonlijke bele­ving. Maar de natuur heeft nu eenmaal in man en in vrouw bepaalde trek­ken ingelegd die op het ogenblik in de emancipatieneiging aan eventuele pogingen de eigen meerderheid te behouden daar nogal eens onderdoor gaan, namelijk een gevoel van aansprakelijkheid tegenover, maar ook van grote ge­negenheid voor datgene wat men samen heeft voortgebracht. Ik geloof dat dat een heel belangrijk punt is.

Er zijn zuiver dierlijk natuurlijk zelfs kwaliteiten de mens ingelegd die zeker in de eerste periode deze zorg in gezinsverband zo spontaan mogelijk blijven maken. En juist zoals in een maatschappij dit als meer algemeen goed wordt aanvaard, krijgen wij als vanzelf ook een gemakkelijker beleven van deze innerlijk mentaliteiten. Het kind is daar niet meer de hinderpaal tot het uitleven van jezelf of tot het jezelf bevrijden van de afwas. Emancipatie is een innerlijke kwestie niet een uiterlijke. De waarde van een man of een vrouw wordt niet bepaald door de functie die de per­soon in de wereld heeft maar door datgene wat hij/zij zelf is en zelf daardoor kan betekenen.

Ik geloof dat een vrouw die eerlijk is, moet toegeven dat kinderen wel erg lastig zijn en dat vrouw zijn met kinderen wel een zeer zwaar beroep is, maar dat het toch vele compensaties heeft die je niet meer kunt vinden als je de huisman met de kinderen opscheept en zelf op kantoor zit, terwijl je je afvraagt of Pietje nu wel of niet roodvonk heeft. Dat is het punt waarover je werkelijk eens moet nadenken.

De huidige gezinsvorm is natuurlijk niet de meest ideale. Ik kan mij communale gezinsvormen voorstellen die waarschijnlijk vanuit het huidige standpunt seksueel nogal libertijns zijn, maar waarbij de ouderbinding wel degelijk erg belangrijk is en waarbij desnoods een groter aantal leden van een dergelijke gemeenschap het vader- moederpatroon t.a.v. het kind blijven handhaven. Het gaat hier om het kind en niet om de vrijere samenleving.

Bovendien wil ik hierbij nog zeggen dat de vrouw, die kiest voor de vrijheid om een eigen carrière te hebben, daarmee de slavernij aanvaardt, die de man vaak als frustrerend heeft ervaren, maar die de vrouw hem schijnbaar benijd heeft.

Ja, ik noem het de revolutie omdat het alleen maar een omwenteling is. Emancipatie is dus een revolutie waarin de mannelijke dictator door de vrouwelijke vervangen moet worden. Een vriend van mij heeft eens gezegd dat de emancipatiebeweging heel vaak naar buiten toe wordt geleid door vrouwelijke figuren die zich innerlijk zozeer man voelen dat ze jaloers zijn op de aandacht die mannen van de vrouwen krijgen. Dat is in vele gevallen waar.

Je moet begrijpen dat er vele vormen van menselijk contact bestaan dat er vele verschillende vormen van samenleving mogelijk zijn, maar dat waar een kind ontstaat het altijd de bindende factor kan en behoort te zijn tussen de beiden die aan de voortbrenging hebben meegewerkt, om niet te zeggen daarvoor aansprakelijk zijn.

Ik wil graag, nu wij toch daarmee bezig zijn, ook spreken over de emancipatie van het kind al lijkt dat in deze tijd vaak overbodig.

Kinderen krijgen vaak te horen dat ze hun vader en hun moeder dienen te eren, te respecteren en lief te hebben, want zij hebben hen voortgebracht. Kijk, daar hebben die kinderen niet om gevraagd. Een kind moet zijn ouders liefhebben, gehoorzamen en eren niet door het feit, dat het door hen tot stand is gekomen, maar door de wijze waarop die ouders als mens betekenis hebben voor het kind. Neemt u mij niet kwalijk dat ik dat laatste erbij heb gevoegd, maar dat wordt nogal eens over het hoofd gezien.

  • U heeft dit nu beschreven. Geldt dit nu voor de westelijke wereld of doen andere landen, zoals Zuid-Amerika enz. daar ook aan mee?

Wat ik heb beschreven is de algemene ontwikkeling. Ik mag daarbij op­merken dat op het ogenblik in China de neiging bestaat om reeds in de richting van dit patroon terug te gaan dat er heel veel landen zijn waar de emancipatie van de vrouw eigenlijk pas goed begint en dat daar nog enige tijd verwarring zal heersen. Maar als we het bekijken op een periode van 50 jaar, dan kunnen we zeggen Dat is wel wereldomvattend. Ik wil hier nog aan toevoegen: Hetgeen ik heb gezegd is gebaseerd op nu bestaande mogelijkheden, feiten en constateringen. Het is dus niet een toe­komstbeeld dat in de lucht hangt. Wij hebben aan onze kant, van sommige ex beroepsmensen zelfs in het bijzonder, veel kritiek op de wijze waarop in deze dagen problemen als op­voeding en onderwijs worden benaderd. Wij geloven dat het kind centraal stellen gelijktijdig betekent dat het kind in zijn ontwikkeling centraal moet staan en niet alleen maar in de bevrijding van zijn persoonlijkheid van allerlei banden die het in wezen erg nodig heeft.

Ik heb geprobeerd u een beeld te geven van toekomstige ontwikkelingen. Wie goed heeft geluisterd, heeft opgemerkt dat ik niet al te veel details heb genoemd. Details worden namelijk altijd bepaald door de structuur van de gemeenschap. De sociale samenhangen, de landelijk bestaande gewoonten, benaderingen en inzichten, Maar algemeen genomen is dit werkelijk reëel mogelijk en zal het ook reëel worden bereikt. Juist omdat ik een overzicht heb gegeven, kan ik dat zeggen.

Rest mij nog u te zeggen dat een mens die bewust is van zijn eigen wezen voortdurend bezig is zichzelf op te voeden en dat hij daarmee tot het einde van dagen doorgaat, tenzij hij op een gegeven ogenblik door de onzalige behoefte wordt bezeten om anderen te gaan opvoeden zonder zelf verder te gaan.

Spelevaren.

Wanneer je spelevaart tezamen in de boot genomen bent en dan el­kander zo goed kent dat je vreugdig samen waart, zegt men wel terecht. Het is ondanks alles een spelevaart.

Leven is eigenlijk spelen. Zonder spel kan het menselijk leven niet bestaan. De ernst des levens is een waan door mensen aan zichzelf aangemeten, omdat zij innerlijk niet weten van de noodzaak om vreugdig door het leven te gaan.

Wilt u in waarheid spelevaren, wees dan uzelf. Heb dan anderen met uzelf lief. Durf het eigen ik, voortdurend erkennen zoals het is. Zeg niet: Dit zijn de deugden die ik mis. Dat is de last die ik moet dragen. Het is voldoende je af te vragen: ben ik zoals ik mijzelf ken? Hoe zegt de wereld dat ik ben?

Kan ik dan met vreugde toch met heel de wereld samengaan, dan zit ik mogelijk in de boot, dan zijn mijn zorgen mogelijk groot, maar toch is het spel belangrijk en spelevaren mijn bestaan.

Ik hoop u daarmee duidelijk te hebben gemaakt dat ernst en spel elkaar voortdurend moeten afwisselen. Dat tranen zonder lachen even schadelijk zijn als lachen zonder tranen.

De totale mens moet leven. In de totale mens bestaat de neiging tot het spel en de neiging tot arbeid en ernst. Wanneer deze versmelten, ontstaat de bewuste mens die in en vanuit zich licht ervaart, licht geeft en daardoor kosmisch gezien als volledige mens zijn waarde heeft die niemand op de wereld voldoende kan inschatten.

image_pdf