Het ego

image_pdf

8 juni 1972

Het ego in de ruimste betekenis van het woord.

Ego is een besef. Ego is gebaseerd op denken. Waar geen besef ‑ in welke zin dan ook ‑ en geen denken mogelijk is, daar kunnen wij dus niet van ego spreken.

De mens heeft een ego. Dat ego is opgebouwd uit een groot aantal laagjes. U zou van sommige mensen kunnen zeggen, dat zij ‑ gezien hun ego – gelamelleerde lammelingen zijn. Want elk laagje van het “ik” vertegenwoordigt een bepaalde sfeer, een bepaalde persoonlijkheidsinhoud, een zeker aantal geestelijke en stoffelijke capaciteiten. Dat wij hier lamellen als vergelijking gebruiken is te danken aan het feit, dat men bij bepaalde transformatoren de kernen pleegt op te bouwen uit verschillende dunne, voorgevormde laagjes metaal, die op elkaar worden gestapeld; daaromheen bevindt zich dan de spoel. De spoel, die ons ego bij elkaar houdt, kunnen wij goddelijke Kracht, Kosmos of al‑leven noemen. Dat betekent, dat elke lamel (dus elk deel van het ego) gelijktijdig door dezelfde kracht wordt gevoed en a.h.w. in stand gehouden. Maar als mens heb je daar weinig aan.

Sommige mensen houden ervan om in de eerste plaats naar het Superego te kijken. Zij hebben kennelijk het denkbeeld gevormd dat je met super sneller opschiet. Maar waarom zouden wij ons zo’n alomvattende voorstelling maken, indien wij nog niet eens in staat zijn om met het eenvoudige begrip “ik” en de facetten daarvan, zoals die in de materie naar voren komen, uit de voeten kunnen komen? U zult mij dus hopelijk vergeven, dat ik eerst een ogenblik aandacht wijd aan de stoffelijke aspecten, die mij indertijd dan ook wel het meest hebben gefascineerd.

Het “ik” is in de eerste plaats voor de mens een aantal stoffelijke mogelijkheden. Deze mogelijkheden zijn erfelijk bepaald. Men heeft dus een aantal karaktereigenschappen, die te danken zijn aan de zuiver materiële structuur van het lichaam, de functies daarvan, de wijze waarop het lichaam functioneert. Daarin bevindt zich het bewustzijn. Dat bewustzijn valt weer uiteen in onderbewustzijn, dagbewustzijn en bovenbewustzijn. In ons dagbewustzijn scheppen wij een beeld van ons “ik” dat niet aan de feiten pleegt te beantwoorden. Wij doen dit omdat wij ‑ beïnvloed door het onderbewustzijn en misschien ook door de erkenning van bepaalde bovenbewuste waarden ‑ voelen dat wij meer zijn dan wij schijnen te zijn. Wij doen alsof wij datgene zijn wat wij nog niet zijn in de hoop, dat een ieder ons ego zal respecteren. En dat gebeurt dan niet. Wij worden dan heel erg boos, en ons ego gaat ons parten spelen.

In het onderbewustzijn liggen een groot aantal ervaringen opgeslagen. Deze ervaringen bepalen de relatie tot de wereld. Maar aangezien de mens de wereld vanuit zich beoordeelt als een onveranderlijke waarde, waarin hijzelf het belangrijke middelpunt is, betekent dit dat alle spanningen, alle angsten, alle begeerten, alle erkenningen, die in het onderbewustzijn geregistreerd zijn een rol zullen spelen in het beeld dat wij ons stoffelijk van ons ego maken.

Ik heb vaak van mijzelf gedacht dat ik een heel knappe jongen was. Maar dat bewees juist dat ik bepaald nog niet knap genoeg was, anders had ik meer kunnen beseffen omtrent mijzelf. Velen van u lijden aan hetzelfde euvel. U beoordeelt uzelf aan de hand van hetgeen u graag wilt zijn in de ogen van anderen. Dit nu is nimmer uw ware “ik”. Het is hoogstens het masker dat u draagt, omdat u terugschrikt voor de werkelijkheid.

Dan hebben wij het bovenbewustzijn. Het bovenbewustzijn kan worden omschreven als het totaal der kosmische impressies en het totaal van het menselijk denken in ons afgedrukt voor zover wij daarmee harmonisch kunnen zijn. Dit zal voor sommigen veel, voor anderen weinig zijn. Het is in ieder geval weer een besef, een inhoud, een aantal voorstellingsmogelijkheden en ‑ omdat wij die niet redelijk kunnen uiten ‑ ook de aanleiding tot een groot aantal gevoelens. Deze kunnen wij dan weer verwerken als deel zijnde van het “ik”. Maar op het ogenblik, dat het ego zijn stoffelijk voertuig zou verlaten, verandert de relatie met de wereld en ook de “ik”‑voorstelling. Indien het bovenbewustzijn nu de juiste waarden heeft geregistreerd, ontstaat er vanuit het bovenbewustzijn wederom een “ik”‑omschrijving.

Stel: Ik is besef. Een besef waarmee ik mijzelf omschrijf in relatie tot mijn wereld. Dan volgt hieruit dat ik elke wereld die ik ontmoet zal erkennen volgens datgene wat ik weet te zijn of veronderstel te zijn. Mijn relatie tot de wereld zal gelukkig zijn, indien al datgene wat ik omtrent mijzelf veronderstel juist is. Veronderstel ik veel verkeerde dingen omtrent mijzelf, dan zal mijn wereld mij verkeerd voorkomen en voel ik mij voortdurend belaagd en in de knel. Een probleem, waarmee men vooral te maken krijgt, als men overgaat van een betrekkelijk lage sfeer naar een iets hogere. Ik hoop niet dat u beledigd bent, als ik eraan toevoeg dat dit ook een van de grote problemen is bij de overgang van de mens. Zomerland kent dus een relatiebesef ten aanzien van de wereld, dat als “ik” wordt omschreven.

Als wij verder gaan en vorm en wereld hun betekenis veranderen dan kunnen wij stellen, dat de voertuigen die wij hebben steeds zullen zijn aangepast aan de sfeer of wereld, waarin wij vertoeven. Maar dat neemt niet weg, dat het wederom ons besef van de relatie met onze wereld is, waardoor voor ons het “ik”‑begrip wordt gedefinieerd. En dit staat mij dan toe om reeds nu enkele conclusies over het ego te trekken:

1e Het “ik” zijnde een voorstelling is een begrips‑ of besefs­waarde, die wel van het leven afhankelijk is, maar daarvoor niet bepalend kan zijn.

2e Alle waarden, die ooit als “ik”‑besef in mij kunnen bestaan, vormen tezamen de werkelijkheid, die ik ben in het goddelijk Geheel. Daarmee komen we dan aan het probleem, dat ik zo‑even al enigszins heb aangesneden in mijn vergelijking van het “ik” van de mens als bestaan­ de uit vele lagen, die elk een afzonderlijk “ik” schijnt te zijn. Het is een wat filosofische opzet, maar ik geloof dat ze desalniettemin de over­weging toch waard is.

Het totaal van mijn wezen reageert op de goddelijke Kracht. Het is niet mogelijk dat één deel van mijn “ik” anders reageert of meer reageert dan de andere delen. Indien goddelijke Kracht optreedt, zo is die ‑ voor mij althans ‑ een gelijktijdige kracht die elk deel omvat, waaruit het “ik” opgebouwd blijkt te zijn. Dan zijn dus alle voertuigen, mogelijkheden en middelen van het “ik” gelijktijdig en volledig aanwezig in elke beleving van het Goddelijke, ofschoon het besef van de beperkte mens of de beperkte geest zich zal uitdrukken (ook ten aanzien van de totale ervaring) in de termen van die wereld, die hij nu als zijn wereld beschouwt en daarmee het ook toepassend op zijn betrekkelijk en beperkt “ik”‑begrip. Misschien wat moeilijk als je het zo zegt, maar op zich lijkt mij de zaak nogal eenvoudig.

Dat wij allemaal illusies koesteren omtrent onszelf zal voor u zeker geen nieuwe tijding zijn. Dat wij daarnaast weten ‑ ook al geven wij het niet graag toe ‑ dat wij over onszelf nogal eens misvattingen koesteren, is eveneens naar ik meen een uitgemaakte zaak. Maar als een bepaald deel van het ego in één wereld wordt gedragen door een voorstelling, welke niet aan die wereld beantwoordt, dan betekent dit nog niet dat de eigenschappen van dat deel van het ego, die worden verondersteld en niet feitelijk bruikbaar blijken, niet in andere delen van het ego aanwezig zullen zijn.

Nu kom ik met een heel gemeen trucje. Wij weten dat indien wij uitgaan van het voorbeeld van de transformator, de aanwezigheid van een magnetisch veld, ontstaan door de loop van de stroom in de wikkeling in één lamel, tevens betekent het ontstaan van een gelijkvormig en ge­lijksoortig magnetisch verschijnsel in alle andere lamellen. Hetgeen ver­taald betekent: indien in één deel van het totale “ik” de goddelijke Kracht een werking tot stand brengt, zo zal deze merkbaar en kenbaar zijn in alle verschillende afdelingen, waarin het “ik” voor ons kenne­lijk nog verdeeld is. Dan kan op grond van het totale “ik” al wat wij over onszelf denken in bv. de stoffelijk wereld volledig juist zijn, maar wij kunnen dit niet tot uiting brengen, omdat wij onze relaties stellen met de materiële wereld en niet met de kosmische wereld, waar­in die eigenschappen een werkelijkheid zijn.

Ik geloof, dat dit een ogenblik is om even adem te scheppen en te zeggen: ik ben toch niet zo slecht als ik dacht, want dat volgt hieruit; Wanneer wij goddelijke Kracht ontvangen, dan ontvangen wij die voor alle voertuigen. De mogelijkheden voor die Kracht, die in het “ik” zijn gelegen, bestaan echter in elk voertuig op een andere wijze. Want de manier waarop wij die Kracht gebruiken, wordt bepaald door het begrip dat wij hebben van onze wereld en daarmee ook van onszelf. Op het ogenblik, dat het begrip van ons eigen “ik” kosmisch wordt en dus het totaal van alle denkbare sferen en werelden omvat, kunnen wij gelijktijdig op elk niveau elke kracht uiten, die door het Goddelijke in ons wordt geïnduceerd. De kwestie is dus niet, dat het “ik” zich zoveel dingen voorstelt die er niet zijn. De moeilijkheid is eerder, dat het “ik” in zich waarden beseft die kosmisch bestaan, maar die het door zijn beperkt begrip van eigen “ik” en wereld niet kan hanteren; waarvan dus de waarde, de mogelijkheid en de betekenis ervan niet door het “ik” beseft wordt. Ik meen, dat dit een troost kan zijn. Indien wij dus komen tot een juister besef van wat wij zijn, dan zullen wij ook alle krachten, die voor het “ik” maar mogelijk of denkbaar zijn (en dat is meestal nog veel meer dan wij aan onszelf plegen toe te schrijven) daadwerkelijk kunnen gebruiken. Het is onze innerlijke groei, die bepaalt wat er gebeurt.

Nu wij even ademgehaald hebben en ontdekt dat wij niet zo slecht zijn als wij dachten, moeten wij gauw weer terug naar de voor velen vaak wat droevige stoffelijke werkelijkheid. Als anderen een voorstelling van u hebben, die niet met de feiten strookt ‑ en dat komt nogal eens voor ‑ dan voelt menigeen zich daardoor beledigd. Waarom? Omdat men niet zeker is van zichzelf anders zou men zich niet beledigd voelen. Men heeft eens gezegd, dat zij die het best kunnen vechten het traagst zullen zijn, indien het erom gaat een gevecht te beginnen. Zo kan men zeggen dat de mens, die zeker is van het leven, de kracht en de waarden die in hem bestaan, niet de behoefte heeft om dat “ik” erkend te krijgen; hij weet dat het er is.

Besef dus eerst maar eens wat u bent. En als u dan ontdekt dat anderen misbruik van u maken (dat is ook iets wat regelmatig gebeurt), dan moet u wel onthouden dat niemand misbruik van u kan maken, zonder dat u zelf eraan meewerkt. Heel veel mensen zeggen: Ik ben veel te goed. Nu, dat komt zelden voor. U bent namelijk niet te goed. U bent te lui, te schuchter of te weinig overtuigd van uw inzichten om uw houding definitief te bepalen. Maar dat is door uw eigen schuld; daar kan toch niemand iets aan doen.

Natuurlijk is het ook wel zo, dat u vaak dingen wilt in de wereld, die u juist niet kunt krijgen. Het is als met een spelletje poker. U heeft drie heren in handen. U wacht op de vierde heer en die komt niet. Er wil misschien nog een vrouw komen of een klaveraas, maar geen heer. En dan krijgt u zo het gevoel dat het niet loopt zoals het moet. Maar dat komt, omdat u dan denkt in termen van vier azen, vier heren, vier vrouwen, vier boeren. Maar u kunt toch gewoon een flush hebben (5 kaarten van dezelfde kleur), als u tenminste weet wat poker is. Een ideaal spel om veel erbij te verliezen. Als u gewoon een twee, een drie, een vier, een vijf en een zes heeft, wie doet u wat? Daar kunnen al die viertallen niet tegenop.

Het gaat er dus niet om, dat wij alle hoge waarden bij elkaar krijgen of dat de wereld alle hoge waarden erkent en ze ons toeschuift. Het gaat er doodgewoon om dat wij een samenhangende reeks krijgen, die harmonisch is, die tot hetzelfde beeld, tot hetzelfde teken, tot dezelfde trilling behoort. Misschien is het wel goed, als degenen die bezig zijn zich te beklagen over al wat van hun in de wereld wordt miskend, zich realiseren dat het vaak komt, omdat zij hun eisen verkeerd stellen. U moet gewoon beginnen met kleinigheden. Maar wel zorgen, dat die kleinigheden bij elkaar passen, dat zij op elkaar aansluiten. Dan komt u tenslotte tot iets wat voor het “ik” het best bereikbaar is. En wat meer is: omdat u harmonisch bent, bent u een ieder de baas. Want een ego is niet alleen maar het centrum van waaruit u de wereld beschouwt of datgene wat bepaalt wat u in de wereld kunt zijn. Een ego geeft vooral de mogelijkheid om een volledige harmonie op te bouwen met een bepaalde wereld. Maar een harmonie met één wereld betekent (denk aan wat ik u heb verteld over die inductie van de goddelijke Kracht) een harmonie met alle werelden.

Een tegenwerping, die hier vaak wordt gemaakt (ik zal die van tevoren maar beantwoorden, dat is gemakkelijker voor u) luidt dan: Maar wij weten niets van die andere werelden!

Mijn antwoord is: Dat haal je de drommel! Als je dat wist, zou je niet zijn wat je nu bent! Maar of je de dingen nu bewust of onbewust doet, ze zijn er toch. Als er een stofje naar uw oog toe komt, dan ziet u dat niet bewust, maar u knippert. Daardoor voorkomt u vaak dat het vuiltje uw oog bereikt. Als er iets in het oog is gekomen, produceert u traanvocht en u zit met de ogen te knipperen, of u een signaal aan de gehele wereld zou willen geven. Doet u dat bewust? Zegt u: Ik heb een vuiltje in mijn oog, dus moet er traanvocht komen en dus moet ik knipperen? Wel neen, U doet het vanzelf. Dat gebeurt gewoon op een niveau waarop u het zich niet realiseert totdat u denkt: hé, mijn oog traant; ik heb een vuiltje in mijn oog. Zo gaat het nu met het “ik” ook. Er gebeuren zoveel dingen, die u helemaal niet beseft en eigenlijk ook niet eens behoeft te beseffen. Ze zijn gewoon functioneel. Als u de functionaliteit nu maar voorop stelt en aanvaardt, dan kunnen al die onbekende waarden van de tota­liteit, die “ik” genoemd kan worden, rustig in uw leven tot uiting komen.

U moet niet denken dat u een ego ‑ zeker niet in al zijn aspec­ten ‑ kunt omschrijven. Als je een poging zou doen om de zaak in hoofd­stukken in te delen, dan krijg je zoiets als een ouderwetse roman be­staande uit 744 delen, elk deel van tachtig bladzijden en verdeeld in vier hoofdstukken met tintelende titels als: “Hoe zij door het leeuwen­park de graaf bereikte.” En dan krijgen wij:

1e hoofdstuk: Hoe het kosmisch “ik” deel is van de goddelijke Kracht. Daarover kun je veel zeggen. Maar als je een waarheid zegt, begrijpt niemand die, tenzij hij zichzelf heeft leren kennen; en dan behoef je het hem niet meer te vertellen want dan weet hij het.

2e hoofdstuk: Hoe het “ik” in harmonie met verschillende werel­den tot een beeld van zichzelf komt. Nu, dat wij allemaal verbeelding hebben, vooral als het ons­zelf betreft, weet iedereen. Over de andere werelden weet men bij de mens weinig. Ik geloof dus, dat wij ook dit rustig kunnen overslaan.

3e hoofdstuk: Hoe wij tot vormbesef ontwaakt, trachten af te dalen in de werelden met gekristalliseerde vormen. Een heel mooie titel, die niets anders zegt dan: Als je hebt geleerd dat er kan worden gedacht in verschillen en in vor­men, krijg je de behoefte te leven in een wereld, waarin je die dingen als vaste waarden kunt hanteren en ze niet door jezelf kunnen worden veranderd. En dan kom je in de stof.

4e hoofdstuk: Op het ogenblik, dat een wereld als werkelijkheid wordt aanvaard, aanvaardt ook het “ik” zichzelf als een wer­kelijkheid naar de eigen voorstelling en tracht de wereld daaraan te onderwerpen. Nu, dat kent ook iedereen.

5e hoofdstuk. Dit zou misschien kunnen heten: Het gaat mis. Het “ik” gaat de mist in, en de wereld gaat niet mee. Dat is ook een heel duidelijk hoofdstuk. Want wij denken, dat wij door ons bestaan de wereld beheersen, omdat wij in de ont­wikkelingsgang, dat hebben doorgemaakt. Nu komen wij in een wereld waarin dat niet gaat en dan worden we ontzettend nij­dig op de wereld. Wij begrijpen niet, dat het onze eigen schuld is; dat wij ons aan die wereld moeten aanpassen. En áls wij ons aanpassen, dan rekenen wij ons dat als een verdienste aan en zien wij het niet als een logisch uitvloeisel van ons bestaan. Ik zou zeggen: deze hoofdstukken omschrijven al voldoende waar het om gaat.

Dan kun je zeggen: Maar hoe zit dat menselijk “ik” dan in elkaar? Er zijn toch relaties tussen mensen. Inderdaad, relatiegeschenken worden ook gegeven. Ze zijn als vo­gels die hun uitverkorenen een steentje komen brengen.

De relaties tussen mensen zijn gebaseerd op de erkenning van delen van het eigen “ik” in anderen. Dit klinkt natuurlijk erg hatelijk. Maar het is zo, dat wij in ons denken omtrent wat wij zijn, wat wij zouden kunnen zijn, zouden moeten zijn, onze gevoelens omtrent onszelf, dingen ervaren die wij bij een ander herkennen. Op grond daarvan ontstaat er wat men noemt harmonie of contact, dat van de meest grofstoffelijke vorm tot de meest fijngeestelijke contacten kan leiden. In die contac­ten verrijken wij de inhoud van het “ik”. Wij komen dus tot een betere definitie van het ego, maar wij benaderen niet ‑ zoals men wel eens denkt ‑ de werkelijkheid van het ego van een ander. Dat is alleen mo­gelijk voor zover er gelijkvormigheid bestaat. Van daaruit krijg je dan de opgang, zoals dat heet.

Als ik mijn “ik” voldoende besef om het bestaan van een “ik”, verschillend van het mijne, harmonisch te kunnen aanvaarden, dan komt er een ogenblik,waarin naar buiten toe die tweeheid als eenheid functioneert. Dat betekent dat vanaf dat moment elke relatie met de buitenwereld voor beide delen dezelfde is. Zo ontstaat er een aantal referentiemogelijkheden, erkenningsmogelijkheden voor beide delen, die identiek zijn. Op grond daarvan komen zij er langzamerhand toe hun verschillen te definiëren. Zijn die verschillen gedefinieerd, dan bevat het ego dus een bewuste erkenning, waarbij de delen elkaar volledig hebben geaccepteerd en een werkelijke versmelting daardoor een feit is. Dat is iets wat de mensen zich moeilijk kunnen voorstellen, vooral omdat op aarde die dingen meestal op een emotioneel vlak geschieden. Maar het is toch werkelijk waar.

Dan moeten wij ons natuurlijk afvragen: Wat gebeurt er als zo’n twee‑eenheid is ontstaan? Naar buiten toe is het één “ik”. Binnen zijn het twee “ik-jes”, die langzaam maar zeker zo gelijk worden, dat ze geen verschil meer maken tussen zichzelf en de ander. Zij gebruiken elkaars krachten en specialiteiten als deel van zichzelf. Van een wat wonderlijke geestelijke siamese tweeling begint het langzaam te vergroeien tot een paar cellen in eenzelfde organisme. Vandaaruit is dan ook de mogelijkheid om te reageren groter.

Een samengesteld “ik” kan op verscheidene niveaus gelijktijdig bestaan, omdat het ene “ik” bv. Zomerland-bewust kan zijn, terwijl het andere “ik” gewoon stofwereld‑bewust is. Dan vloeien de bewustzijnsvormen niet door elkaar heen, maar zij bestaan naast elkaar in een volledige sequentie van beleving. Dan krijg je iemand, die in twee werelden gelijktijdig actief is. Hij zal op aarde vaak iets doen, omdat dit vanuit het Zomerland‑besef noodzakelijk is. Omgekeerd zal hij in Zomerland vaak ingrijpen of iets doen, omdat dat vanuit stoffelijk besef belangrijk of noodzakelijk is. Er zijn meer van die “ik-jes” dan men zich gewoonlijk voorstelt.

Een ego, dat de absolute top bereikt (de eeuwigheid), zal volgens mijn bescheiden mening – ik ben natuurlijk wat dat betreft nog lang niet een expert ‑ niet een enkelvoudig “ik” zijn. Het zal waarschijnlijk een meervoudige “ik-heid” zijn, die zich in de eeuwigheid als eenheid gedraagt. Het is een harmonie.

Er is eens iemand geweest, die heeft gezegd, dat het grote ik, waarvan wij allen deel zijn, God is. Zodra wij in die God tot een bewuste aanvaarding zijn gekomen van alle anderen die er bestaan worden wij vanzelf één geheel. Hij zei dus, om het vrij te vertalen, dat de som van alle bestaande “ik-heden” tezamen werkend in harmonie God is; ofwel dat God identiek is met de harmonische uitdrukking van alle “ik-heden” die denkbaar zijn in het bestaan. Dit is iets wat mij soms wat te ver gaat. Ik vind het wel mooi om te versmelten en opgelost te worden in de eeuwigheid, maar voordat ik in dat goddelijke kopje thee verdwijn, zou ik toch willen verzoeken het roeren even te staken, want ik vind mij nog interessant. Misschien overkomt ook u dat. Laten we ons maar niet teveel bezighouden met dergelijke theorieën.

Een andere vraag is: Hoe zit het nu, als in je persoonlijkheid verschillende delen van het ego tot een harmonie komen. Dat is ook mogelijk. Dan beginnen wij maar weer met een heel eenvoudige kwestie.

Als een daad vergeleken kan worden met een kiezelsteen en ik laat die kiezelsteen vanaf een hoogte van één centimeter vallen, dan doet hij niets. Als ik daarentegen hoog in een toren klim en ik laat hem vallen van een hoogte van honderd meter, dan zou hij voor iemand, die daaronder door loopt een behoorlijke buil of een schedelkwetsuur kunnen betekenen. Anders gezegd: als ik een kracht in mij heb, terwijl er een besef is van een hoger deel van het ego, dan zal ik vanuit dit hoger ego met dezelfde substantiële kracht een veel groter resultaat kunnen bereiken op het laagste niveau waarop ik bewust besta.

Daaruit volgt weer het een en ander. Het is voor een mens misschien wel interessant om daar rekening mee te houden.

  1. In mij heb ik, ofschoon vaag omschreven vaak, gevoelens en gedachten, die ik toch erken als een deel van mijzelf. Hoe hoger (voor de materie is dat praktisch identiek met hoe abstracter) en toch emotioneel ervaren deze gedachten en gevoelens zijn, des te gemakkelijker het voor mij moet zijn daarin kracht te zoeken en van daaruit voornamelijk actief te zijn. Dan zal ik met dezelfde inspanning veel grotere resultaten behalen dan met een onmiddellijke stoffelijke poging in dezelfde richting.
  2. Een “ik” is natuurlijk, omdat het is samengesteld uit zovele delen die als voertuigen worden beschouwd, gevoelig voor al­le krachten in de kosmos. Hoe komt het dan, dat een mens zo on­gevoelig is? Voor een groot gedeelte is dat, omdat hij niet in staat is bepaalde delen van zijn totale “ik” te laten meespreken in zijn bewustzijn. Dan is het antwoord alweer heel eenvoudig. Naarmate wij een grotere eenheid bereiken met al datgene waarin wij willen opgaan of waarmee wij ons identificeren, zullen ook stoffelijk de mogelijkheden aanmerkelijk worden vergroot ten aanzien van datgene wat als normaal geldt.

Ik heb dit natuurlijk ook op mijn wijze wel geprobeerd en ik moet zeggen, dat mij het volgende is opgevallen:

Als ik met zuiver stoffelijke belangstelling een schone nakeek en al starende dacht “kijk nu eens om”, dan liep ze meestal door en als zij omkeek was het meestal niet naar mij. Maar als ik in een vlaag van verrukking iemand nastaarde ‑ misschien niet eens met enige bijbedoeling, mogelijk dat ze mij aantrok omdat ik er iets in beleefde op dat ogenblik ‑ dan dacht ik niet eens “kijk om”, maar dan keek ze om. Dan was er een resonans.

Op grond daarvan ben ik persoonlijk tot de conclusie gekomen ‑ zij het na mijn dood, dat wil ik nog erbij voegen ‑ dat wij op het ogen­blik, dat er een resonantie bestaat tussen hetgeen wij innerlijk bele­ven en hetgeen er in een ander bestaat, hetzij als deel van een “ik”­-voorstelling, een verlangen of iets dergelijks, er een resonantie op­treedt waardoor een tijdelijke overdracht van geestelijke waarden, van denkbeelden en zelfs van stoffelijke impulsen mogelijk is. Er zijn natuurlijk mensen, die denken: dat laatste is het leukst. Achteraf bezien echter valt het toch wel tegen. De geestelijke aspecten zijn hierbij wel de meest belangrijke.

Als ik verder zo denk over mijn persoonlijke ervaringen, dan ontdek ik dat het voor mij toch wel heel gemakkelijk is geweest om geestelijk snel te stijgen (nu ja, wat je dan snel noemt). Hoe kwam dat? Omdat mijn voorstelling van mijzelf op bepaalde punten volledig vorm had gekregen. Ik kende wat waarheden over mijzelf. En wat ik niet zeker wist, daar hield ik mij ook niet al te veel mee bezig. Ik was bereid op basis van wat ik in mijzelf zag te aanvaarden wat er rond mij was en daarmee een relatie aan te gaan. Ik denk, dat dit ook voor u in uw wereld en ook later van belang zou kunnen zijn. Er zijn dingen omtrent uzelf, die u zeker weet. Op het ogenblik, dat u bereid bent om op grond van die zekerheden uw actie in de wereld te bepalen en de reactie van de wereld ‑ voor zover ze niet onmiddellijk volgt op uw eigen actie ‑ eenvoudig te accepteren, beperkt u uw activiteit, uw handelen, uw reageren tot een gebied, waarover u meesterschap bezit, waarin u werkelijk betekenis heeft. Door het aanvaarden van de bijkomstigheden voorkomt u dat u in strijd komt met de wereld, zoals u die ziet. Dat is erg belangrijk en het geeft u de mogelijkheid om u ook bij een wisseling van werelden van uzelf bewust te blijven.

Ga je een stap verder, dan komt natuurlijk ook de vraag op: Zijn dit nu werkelijk alle aspecten van een ego? De aspecten van een ego kunt u in eigenschappen omschrijven, natuurlijk. En dan zijn er zeer vele, die ik niet heb genoemd. U kunt ook uitgaan van het begrip “ego” zelf; dan heb ik bijna alle aspecten genoemd die van belang kunnen zijn. Ik meen, dat het voor een mens bijzonder belangrijk is dat hij ook ten aanzien van dit ego praktisch blijft. Het is gemakkelijk genoeg weg te dromen in innerlijke hoogheid; het ontwaken komt dan meestal door de laagheden van anderen en dan ben je je hoogheid kwijt.

Ik meen, dat je verstandiger doet om alles wat met het “ik” samenhangt te zien als een theorie; Iets waardoor een verklaring wordt gegeven voor bepaalde innerlijke verschijnselen en krachten, maar dat je met dit “ik” moet werken in de wereld die je kent en niet moet proberen te werken in een wereld die je niet kent. Het is zoiets als mensen die zeggen: Wij gaan in trance om de arme geesten te helpen. Maar die dan in hun omgeving mensen laten omkomen van honger en dorst, omdat zij zo druk werken aan de geest. Kijk, dat past niet. Dat voel je zelf ook wel aan. Dat kun je eenvoudig niet doen. Blijf dus in de eerste plaats bij je eigen wereld.

Dan is er in het “ik” één ding waarvoor ik ook mede door persoonlijke ervaringen ‑ een zekere angst – koester, namelijk schuld en schuldbesef.

Ik ben mijzelf. Daar kan niemand iets aan veranderen. Als ik op aarde leef, heb ik een lichaam. Daar kun je uiterlijk misschien wat aan veranderen met plastische chirurgie, maar je kunt de innerlijke samenhangen niet werkelijk wijzigen. Het beeld, dat ik van mijzelf heb, heeft een aantal kernwaarden, die eveneens niet te wijzigen zijn. Zou men die willen veranderen, dan zou men het gehele stoffelijke bestaan teniet moeten doen. Die eigenschappen, daarmee moet ik leven. Maar zij maken niet uit wat ik ben. Zij maken niet uit wat de rechten zijn voor de wereld. Ik heb in mij dromen, die in de wereld misschien niet waargemaakt kunnen worden. Die dromen kunnen echter wel bepalen hoe ik de kwaliteiten die ik bezit zal gebruiken en in welke richting. Je zult, als je in de stof leeft, met alle pretenties die er te dien aanzien bestaan, heus niet de wereld van het tijdloze kunnen betreden en daaruit werkelijk gegevens volledig naar de stof kunnen terugbrengen. Dat gaat niet. Doe het dan met de gegevens, die a.h.w. doorsijpelen, met de krachten die doorsijpelen. Sta dit deeltje “ik” toe te groeien, totdat het zover harmonisch is met de andere delen van het “ik” dat er voldoende gelijkvormigheid ontstaat en dat kracht uit steeds grotere delen van het totale ego bruikbaar worden op het niveau, waarop het staat.

In de materie leef je met een lichaam; je leeft met een bewustzijn. Dat bewustzijn is ook niet opgebouwd alleen door jezelf. Het is de relatie, die je hebt gehad met de wereld: het feit dat vuur kan branden, dat water koud kan zijn, dat de zon prettiger is dan de sneeuw en dat soort dingen. Als je die ervaringen bij elkaar neemt, dan is het een wereldbeeld. Het wereldbeeld bepaalt wel je neigingen, maar het bepaalt helemaal niet waarvoor je die neigingen gebruikt. Nu is datgene waarvoor je een neiging hebt bepalend voor wat je bent; niet het feit, dat die neiging bestaat.

Alles wat denkbaar is bestaat. Ik vind dat buitengewoon interessant om te horen. Maar voor mij bestaat alleen datgene wat voor mij beleefbaar is. Dan bestaat voor mij bewust alleen nog datgene uit het beleefbare, wat ik voor mijzelf kan omschrijven en kwalificeren. Ik moet uitgaan van mijzelf. Als iemand vertelt dat u 10.000 jaar oud kunt worden, dan kan dat heel erg mooi zijn. Maar als ik nog niet weet waar de fontein van de eeuwige jeugd ligt, dan zal ik er rekening mee moeten houden, dat ik gewoon jaarlijks verouder en dat ik niet kan zeggen: Ach, wat is een eeuw. Ik ben nog in mijn jeugd. Dat is voor een mens natuurlijk wel vervelend. Hij zou graag 10.000 of meer jaren oud worden, maar te denken dat het belangrijk is, is dwaas. De dingen zijn alleen belangrijk, indien ze mogelijk zijn. Want wat ik beleef, is niet gebaseerd op wat ik zou willen, maar op datgene wat ik ben en wat de wereld voor mij is. Mijn werkelijke waarde en betekenis komen niet voort uit wat ik zou willen zijn, maar uit wat ik feitelijk ben; en dan nog alleen indien ik besef dit te zijn.

Er zijn mensen, die zichzelf grote schoften vinden en toch voor de wereld buitengewoon goed zijn. Er zijn ook mensen, die denken dat zij voor de gehele wereld goed zijn, grotere schoften zie je nergens! Dan is wat zij denken plus wat zij doen datgene wat bepalend is. Als daar geen harmonie, geen overeenstemming tussen bestaat, schrap ze dan maar rustig weg. Zo is het ook voor u.

Wat in u bestaat, moet u tot uiting brengen. U kunt niet bepalen wat op dit moment en in deze wereld in u is. U kunt uw lichamelijke noodzaken, neigingen, vorm en dergelijke niet zelf bepalen en veranderen. U kunt het totaal van uw levenservaring eveneens niet bepalen en veranderen. U bent geen meester van de wereld. De wereld beïnvloedt u; u kunt haar niet beheersen. Neem dan genoegen met wat u bent en werk met datgene wat u in aanvaarding van wat u bent ziet als juiste gerichtheid.

Kies voor stuwkracht, niet voor uiterlijk ideaal. Kies voor het waarmaken van wat u ziet als werkelijkheid in uzelf, maar zeg niet dat de vorm waarin het tot uiting komt belangrijk is. Het feit, dat u zich waarmaakt is belangrijk. Alleen op deze manier is een harmonie bereikbaar, waardoor op den duur al die schijnbaar gescheiden delen van het totale “ik” een eenheid worden en ten aanzien van de goddelijke Kracht als eenheid worden beseft, waardoor ze in stand worden gehouden en waardoor ze tot bestaan zijn gekomen.

Vragen.

  • De buitenwereld treedt corrigerend op op een verkeerde voorstel­ling in ons dagbewustzijn. Maar die buitenwereld is ook opgebouwd uit dagbewustzijntjes die hun droombeelden hebben. Is de reactie op onze schijnvoorstelling alleen corrigerend of ook bepalend? Zo niet, welke waarde moet ik er dan aan hechten?

Wel, er is een werkelijke wereld, die niet wordt vertekend door bewustzijntjes. Het is een feit, dat een pond veren en een pond lood even zwaar zijn, maar je tenen denken daar anders over als het daarop valt. Dat blijkt dus een ervaringsfeit te zijn dat afwijkt van de men­tale voorstellingen en meer abstracte rekenwijzen van de mens. Zo gaat het met een groot gedeelte van het gebeuren in de wereld. De werkelijkheid, die u ontmoet, is opgebouwd uit feiten. Niet al die feiten zijn echter zonder meer vastgelegd in een werkelijkheid. Er kunnen in uw wereld feiten bestaan, die voor u een realiteit zijn en die toch bij een meer concrete beschouwing menige veer moeten la­ten. Maar daar gaat het niet om. Uw wereld heeft voor u een beteke­nis en die wordt bepaald door uw besef en de reactie van de wereld daarop. Of die wereld is opgebouwd uit dagbewustzijntjes of niet, doet ‑ althans voor de invloed die u ervan ondergaat ‑ nu niet bepaald veel verandering ontstaan. Ik zou dus willen zeggen: Vele denkbeelden in de wereld zijn opgebouwd door de mens. Zij kunnen het gedrag van de mens bepalen en zij kunnen mede bepalend zijn voor uw visie op de wereld. Maar al zegt men honderdmaal dat alle leven heilig is, daar trekt de dood zich toch niets van aan. En de leeuw jaagt ook verder op zijn avondmaal, of u nu beweert dat die zebra zo lief is of niet. U kunt de feiten dus niet veranderen, ook al verandert u een denkwijze. Met die feiten leeft u. Nu moet u alleen proberen ervoor te zorgen dat u niet wordt over­spoeld door de denkwijzen van buitenaf. Als iemand u iets zegt over bv. eeuwige vrede, dan moet u begrijpen dat wat men daaronder pleegt te ver­staan een onmogelijkheid is. Zelfs twee mensen kunnen niet eeuwig in vrede met elkaar leven, laat staan een gehele wereld. Hier spreek ik wat twee mensen betreft althans uit eigen ervaring. Ik kan u verzeke­ren dat de werkelijkheid, zoals ze buiten u bestaat, altijd reageert op wat u bent en doet en de feitelijke resultaten bepaalt.

Ik heb u in mijn inleiding reeds gezegd, dat de resultaten wat on­berekenbaar zijn. Resultaten hangen voor een deel af van zaken, die je niet overziet en niet beseft. In andere gevallen zijn de resultaten die je behaalt onredelijk, gezien vanuit je eigen besef. Vraag je daarom af in hoeverre je beantwoordt aan datgene wat je zeker weet omtrent jezelf. Indien uw wereld een andere visie heeft dan u, dan is dat jam­mer voor die wereld, mits uw visie niet een rationalisatie is voor dingen, die u eigenlijk ook verwerpelijk acht. Er zijn veel mensen, die zaken die in feite verkeerd zijn en die door hen als zodanig worden beschouwd eenvoudig goed praten door er een ander tintje aan te geven. Daar moet u natuurlijk wel voor uitkijken! Trek u dus van de wereld zo­veel aan als door de feiten voortdurend blijkt. Houd rekening met dat­ gene wat u als een onveranderlijk deel van het “ik” beschouwt ‑ onver­schillig op welk terrein ‑ en tracht op die punten naar harmonie te streven. U zult dan ontdekken, dat de vraag: hoeveel dagbewustzijntjes tezamen hebben gewerkt aan bv. de illusie, dat Nederland nog steeds welvaart kent, onbelangrijk is. Wat Nederland kent is geen welvaart; het is ook niet de tegenstelling daarvan. Uw land verkeert doodgewoon in een periode van absolute verwarring omtrent alle waarden. Dat wordt door de feiten voortdurend duidelijk gemaakt. Maar die feiten worden dan weer weggedrukt door de illusie, dat je meer belasting kunt heffen, ofschoon je er steeds minder mee doet. Dit laatste politieke commentaar gelieve u te beschouwen als mijn persoonlijke visie.

  • Als er contact is met Zomerland, is men zich dan hiervan altijd duidelijk bewust?

Dat is sterk afhankelijk van de persoonlijkheid. Ik heb duidelijk gesteld in mijn inleiding, dat een z.g. dubbel “ik” kan bestaan; dus een tweeheid die naar buiten toe handelt als een eenheid. In dit ge­val is het mogelijk, dat de partners elk voor zich een andere wereld als kern van hun ogenblikkelijk besef hebben gekozen. In zo’n geval is er dus een bewuste en volledige erkenning van Zomerland met gelijktij­dig een bewuste en volledige erkenning van de mensenwereld. Deze waarnemingen lopen niet dooreen of wisselen elkaar ook niet af; zij lopen parallel. Maar het besef van het gebeuren in beide werelden bestaat voor beide delen van dit samengestelde “ik” gelijktijdig en volledig.

In dit geval kun je dus zeggen: ik ben mij volkomen bewust van al wat er gebeurt. Elk contact met Zomerland is daarbij inbegrepen. Voor de doorsneemens is het zo, dat hij zich baseert op een waar­nemings‑ en denksysteem dat door zijn eigen wereld wordt gevormd. Hij is a.h.w. “geconditioneerd” tot een materialistische benadering van alle verschijnselen. In dat geval zal hij zich maar zelden ‑ en dan nog slechts zeer ten dele ‑ bewust kunnen zijn van contacten met Zomer­land. Het is zelfs zeer waarschijnlijk, dat bij een dergelijke persoon het merendeel van die contacten zich zal afspelen in een periode, waarin het stoffelijk bestaan tot een minimum is gereduceerd: slaap, bewuste­ loosheid, verdoving en wat dies meer zij. Dit houdt dan ook in, dat soms een enkele indruk kan worden teruggebracht, maar dat van een bewust contact met Zomerland in feite geen sprake zal zijn. Stel echter, dat iemand een z.g. hoger geestelijk besef heeft ont­wikkeld. Dit betekent dan niet dat hij meer is dan een ander, maar wel dat hij meer beseft omtrent zijn eigen wezen en capaciteiten en daardoor openstaat voor meer facetten van de werkelijkheid waarin hij bestaat. In dat geval zullen er ogenblikken zijn dat Zomerland voor zo iemand een realiteit is. Deze realiteit zal dan ‑ afwisselend met momenten van normaal stoffelijke realiteit ‑ een bewust beleefd geheel vormen, waar­ van over het algemeen zelfs tamelijk concrete herinneringen in het dag­bewustzijn achterblijven.

  • Kun je dat ook onder woorden brengen?

Nu, dat ligt eraan. Het is zeer moeilijk iets onder woorden te brengen. Laten wij bv. eens nemen: Kunt u ook onder woorden brengen wat u dient te zeggen, als op een soiree de zeer gedecolleteerde gast­vrouw onbewust een groter deel van de epidermis laat zien dan waarvoor het Haut‑Couture kleed geschikt was? Wat doet u dan? Roept u: Sara, je rok zakt af? Gaat u dichterbij staan en mompelt u wat? Of kijkt u van een afstand toe, of een ander de situatie zal redden? Als ik u nu zo’n gewone situatie voorleg (ik kan u ook andere voorbeel­den uit het dagelijks leven geven), dan moet u ook begrijpen dat het onder woorden brengen van een situatie iets anders is dan het beseffen daarvan. Als u een Zomerland‑beleving heeft, dan zou u ‑ theoretisch althans ‑ een zeer groot gedeelte daarvan in stoffelijke termen kunnen uitdruk­ken. Er zijn echter een paar dingen, die je in stoffelijke termen niet ge­makkelijk kunt omschrijven, omdat zij eenvoudig niet bestaan. Neem bv. de kleurgevoeligheid van de doorsnee‑entiteit in Zomerland. Deze gevoe­ligheid omvat een zo grote verscheidenheid van tinten, dat zelfs deskun­digen, naar ik meen, niet in staat zouden zijn om elke tint afzonderlijk te benoemen. Het is duidelijk, dat je dan alleen benadert. Maar ik geloof toch wel, dat je die ervaring volledig kunt weergeven, reke­ning houdend met het feit, dat je haar door het grove raster van de stoffelijke indeling en vorm heen moet weergeven. Maar het ligt er natuurlijk ook aan hoe woordenrijk u bent. Als u iemand vraagt; Hoe voel je je? dan komt er een relaas, waarin alle ziektegevallen van de laatste twintig jaren zijn verwerkt plus de bezoekingen, die de familie aan de persoon in kwestie heeft toegedacht, waarna tenslotte de conclusie komt: maar op het ogenblik sta ik er goed voor. Zo’n mens beantwoordt dus uw vraag met een betrekkelijk uitvoerige lezing van ongeveer drie kwartier. Het zijn vaak ook mensen, die bovendien zeer vloeiend spreken. Een ander is misschien erg karig met woorden en zal op dezelfde vraag antwoorden: Tof. Hij heeft echter in feite precies hetzelfde gezegd: ik voel mij best, het gaat mij goed. Ik geloof dus, dat je een waarheid met weinig woorden kunt weergeven, ofschoon daaraan de details natuurlijk ontbreken, die iemand met een grotere woorden­ rijkdom en een groter gemak van uitdrukking zal hanteren. Zo ziet u, met veel woorden kunt u aan een verdere vraagstel­ling ontkomen. Dat is ook een politiek gebruik. Ik weet niet of dat bij u zo is, maar in mijn vroeger vaderland bestond de gewoonte om in een veelheid van woorden de mogelijkheid tot opmerkingen en vragen voortdurend te verdrinken. Dat had dan weer ten gevolge dat degenen die niet aan het woord konden komen, op zeer slagvaardige wijze lijfelijk probeerden hun gelijk te krijgen en dan viel er weer een Kabinet. Een zeer interessant spel!

  • Is er één werkelijkheid waar een ieder naartoe worstelt?

Dat is een overtuiging, die door de meesten aan onze zijde in­derdaad wordt gekoesterd. Mijn eigen vorderingen maken het mij niet mogelijk te stellen, dat dit absoluut en volledig is, maar mijn ervaringen neigen mij er toch wel toe dit als juist aan te nemen. Er schijnt een vergroeiing met een werkelijkheid te zijn, die alle an­dere bevat. Het wegvallen van bv. de maskerade naar buiten toe die in Zomerland vaak een heel grote rol speelt, brengt je al dichter bij een gedeelde werkelijkheid. Als je boven Zomerland komt, blijkt daar bovendien een soort delen van besef mogelijk te zijn, waardoor de wer­kelijkheid nog meer gemeenschappelijk en meer gelijk wordt. Ik neem dus op grond daarvan aan, dat er een ogenblik komt, waarin wij allen de totale werkelijkheid kennen en allen daarvan bewust deel zijn en dat dat voor alle anderen eveneens volledig kenbaar is. Ik neem dit aan! Velen aan onze zijde stellen met zekerheid dat het zo is. Ik ben zo vrij om met enig voorbehoud t.a.v. dergelijke defini­tieve verklaringen slechts te stellen, dat ik tot nu toe niets heb ontdekt dat met deze thesis in strijd is en dat ik vele ervaringen heb gehad, die althans een gedeeltelijke werkelijkheidsbenadering door allen in dezelfde zin en vorm onvermijdelijk doet schijnen.

  • Dus het individualiteitsbesef wordt minder?

Daar komt een van de grote raadselen! Als u in een koor zingt (dat heb ik in mijn onschuldige jaren ook nog eens gedaan), dan kunt u unisono zingen. Er is dan één stem, één geluid, één woord, alles in dezelfde cadens. Maar bent u daarom minder persoonlijk aan het zingen? Ik stel mij zo voor, dat de behoefte om individualiteit uit te drukken in tegenstellingen dan zou wegvallen. Maar persoonlijk heb ik toch wel het gevoel, dat de individualiteit en ook het besef daarvan zullen blijven bestaan, ook aan het einde der tijden bij wijze van spreken. Wij zullen weten wat wij zijn, wie wij zijn. Wij zullen beseffen te ervaren. Er is dus een persoonlijke reactie. Maar er is geen behoefte om tegen­stelling te zoeken t.a.v. hetgeen we niet zijn, zodat het “ik”‑begrip een veel grotere scala van mogelijkheden en persoonlijkheden gaat be­vatten, waarbij de kern ervan nog steeds het oude ego blijft. Althans, dit dunkt mij. Maar als je dat nog niet hebt doorgemaakt, dan kun je dat niet met zekerheid zeggen. Ik geloof, dat ik daarom enig voorbehoud bij dit antwoord wel nodig heb. Het is mijn visie. Een andere kan evengoed of beter zijn, zodat u hier dan een keuze uit zult moe­ten maken. Maar denkt u, dat dat nu al belangrijk is? Er zijn mensen (ik heb er één gekend) als een zekere juffrouw Amalie St. Denis. Het was een oude vrijster. Zij had God op haar tong, de duivel in haar hart en reumatiek in haar knieën. Deze dame was voortdurend druk bezig na te gaan hoe het in de hemel zou zijn. Had zij dat maar niet gedaan, dan had zij voor haar buren minder de hel op aarde veroorzaakt. Ik geloof, dat het belangrijker is om nu niet voor anderen de hel te veroorzaken dan om nu reeds de hemel, die wij later toch wel vinden, volledig te kennen. Ten aanzien van het door u gestelde, bestormen mij soortgelijke gevoelens, ofschoon ik u zeker niet met Amalie de St. Denis wil vergelijken.

  • Is het in het leven van belang dat de intentie, waarmee iets wordt gedaan, geldt en niet altijd de resultaten, die worden behaald?

De intentie bepaalt voor jezelf de mogelijkheid tot lering en tot harmonie. Maar de intentie verandert de resultaten niet. Als ik met de juiste intentie de verkeerde resultaten krijg, heb ik kennelijk volgens mijn intentie op verkeerde wijze gereageerd. Ik zal dus mijn gedrag moeten wijzigen om in overeenstemming met mijn besef en intentie de juiste resultaten te verkrijgen. Dat vergeten de meeste mensen er dan wel bij te zeggen. Men denkt: ach, mijn intentie is goed en wat er verder gebeurt dat gaat mij niet aan. Maar je kunt de weer­slag van de gevolgen van hetgeen je zelf veroorzaakt niet geheel ont­lopen. Alleen, indien je het met de beste intentie hebt gedaan, be­hoef je je niet schuldig te gevoelen en kun je dus rustig zeggen: Ik heb verkeerd gehandeld; ik moet nu anders handelen. Ik zal een volgende maal deze fout vermijden, zodat bewustwording en een zeker gevoel van innerlijke vrede dan hand in hand gaan.

  • Het tweedelig ego, komt dat veel voor en kun je je dan daarvan bewust zijn in het stoffelijk leven?

Het zogenaamde twee‑ of meerdelig ego komt inderdaad nogal vaak voor. Laten wij zeggen, dat de kans dat zoiets op aarde optreedt, ligt zo rond de 1 op 150.000. Dus er komen er nogal wat voor. Wanneer dat in een perfecte harmonie is, dan behoef je je er niet van bewust te worden. Dan ben je je ervan bewust en zul je alleen (dat is bij een leven in de materie de enige moeilijkheid) een methode moeten vinden om deze parallelle ervaring van twee werelden uit te drukken op een wijze, die ook in de stoffelijke wereld aanvaardbaar en hanteerbaar is. Als je dit besef dus niet hebt, dan is de kans niet erg groot dat je werkelijk een samengesteld ego bezit: verscheidene ego’s in één vorm als eenheid optredend. Daarom zou ik mij maar ook niet afvragen, of het mogelijk is om je daarvan bewust te worden, want elk streven om zich daarvan bewust te worden zou ofwel kunnen leiden tot zelfmislei­ding ‑ en dat lijkt mij nog niet zo gewenst op dit terrein ‑ dan wel bij een bestaande disharmonie (die moet er zijn) tussen de delen van het samengesteld ego een nog groter aantal misverstanden wekken. We moeten gewoon proberen te leven zoals wij zijn, zo goed als wij zijn, ons bewust te zijn van de hoofdeigenschappen die wij wel en die wij niet bezitten en dan zal, indien het een samengesteld ego is, ongetwijfeld ook een harmonie ontstaan; dat komt dan als vanzelf. De meeste mensen denken, dat je die dingen moet bevechten. Je moet jezelf bevechten om niet de illusies omtrent jezelf in de plaats van de werkelijkheid te stellen. Maar om de éénwording van je “ik” te bereiken – hetzij met een ander “ik”, hetzij met bepaalde fasen en werelden waartoe dat “ik” ook behoort ‑ behoef je alleen maar jezelf te zijn. Want waar een harmonie in het “ik” ontstaat, daar ontstaat als vanzelf ook de noodzakelijke resonantie, waardoor de overdracht van waarden tussen werelden of “ik”‑heden mogelijk is.

  • Bevat het begrip “ego” eigenlijk niet meer dimensies dan de drie die ons als mensen op aarde bewust zijn?

Om het heel eenvoudig te zeggen: De mens leeft op grond van zijn niet voldoende gebruikte zintuiglijkheden in de illusie dat bij in een driedimensionale wereld bestaat. Deze illusie zal natuurlijk worden verbroken, zodra men wakker wordt voor een werkelijkheid, die meer bevat dan de algemeen erkende materiële feiten. Dat impliceert, dat zelfs de stofmens in meer dimensies leeft. Hoeveel te meer zal dat dan niet gelden voor een groter totaal “IK”, dat immers alles van oneindigheid, sferen, tijd en wereld omvat en dat soms vele levens (fasen van bestaan) in de verschillende werelden ook in zich draagt. Het is duidelijk, dat hier het begrip “meerdimensionaal” zonder meer kan worden toegepast.

Als u over dimensies wilt praten, ik ben zelf niet zo mathematisch aangelegd: een collega van mij in de sferen heeft geprobeerd mij uit te leggen dat dimensies niet werkelijk bestaande waarden zijn maar slechts de richtingen waarin wij ons oriënteren bij ons besef van een wereld. Hij ging dan verder en vertelde mij dat bv. het verschijnsel “tijd” voor de mensen een dimensie zou kunnen heten, indien de verschijnselen die de tijd vormen niet weer zouden zijn samengesteld uit verschillende richtingen van besef, die dus gezamenlijk weer een dimensionale wereld bevatten. Zo kun je doorgaan tot het bittere einde. Maar ik geloof, dat voor de mens de vele dimensies iets zijn wat meestal zit in een fles met voldoende sterke inhoud. Ik weet dat ik enkele malen het gevoel heb gehad dat ik in een achtvoudige wereld leefde.

Het denken over dergelijke op zich theoretische zaken heeft ongetwijfeld zijn verdiensten, indien je theoretisch blijft. Maar maakt het praktisch verschil uit, of er nu 39 dimensies of 3 dimensies bestaan, als je in het hanteren en werken ermee praktisch toch alleen kunt rekenen in 3 dimensies? Ik zou zeggen: reken maar goed met de afmetingen, die je nu kunt erkennen en sta ervoor open, dat andere afmetingen kunnen bestaan. Ontdek je er dan een, houd daar dan normaal rekening mee.

Nawoord.

Wij hebben getracht iets te zeggen omtrent het ego in al zijn verschillende vormen en toestanden. Het is me een hele toestand geworden! Wij kunnen immers niet méér zeggen dan zeer algemene zaken, want ieder van ons heeft een eigen “ik”, daarin zit een eigen werkelijkheid, een eigen ontwikkeling. Je hebt een eigen weg, je hebt eigen gaven en mogelijkheden. Het geheel zal eens ‑ daarvan ben ik overtuigd ‑ een afgerond geheel worden, waarbij er geen verschillen meer bestaan tussen stof zijn, geest zijn en dergelijke dingen. Maar voorlopig zit u nog altijd met een in mootjes gehakt ego en zult u, geloof ik, het beste moeten maken uit de mootjes, die voor u toegankelijk zijn.

Stel u niet teveel voor van uw “ik”. Over het algemeen doen anderen dat ook niet en het is voor u gezelliger, als u zich desillusies op dat terrein bespaart.

Werk met de mogelijkheden die u bezit.

Houd rekening met de eigenschappen, reacties en gevoelens, die u altijd heeft gehad en die u altijd weer in uzelf erkent. Deze zijn een redelijke basis om een harmonie te scheppen tussen uzelf en de wereld, tussen uzelf en andere delen van het “ik”.

Maak u niet te druk over al die veranderlijke denkwijzen en verschijnselen, die u gemeenlijk overspoelen. Het is een soort modeverschijnsel. Het denkbeeld van dit jaar ligt het volgend jaar toch in de kast of in de prullenmand. Daarmee behoeven wij ons niet te zeer bezig te houden. Laten wij alleen proberen onszelf beter te begrijpen en met de denkbeelden, die wij in ons vinden en als harmonisch bevestigen ten aanzien van de wereld, te werken volgens de essentiële waarden, die in ons “ik” geestelijk en stoffelijk tot uiting komen.

Een mens, die zichzelf weet te zijn en daarbij de innerlijke rust enigszins weet te handhaven, is mijns inziens al iemand, die op weg is naar de hemel, voordat hij het weet; en dit zonder ingrijpen van het verkeer of dergelijke ongevallen. In tegendeel, hij kan leven en zich bewust zijn van werelden, die normaal eerst na de dood worden betreden.

Ik hoop voor u, dat u allen dat stadium zult bereiken, al is het alleen maar, omdat de voortdurende zonnigheid, die ik ken uit de geestelijke werelden, mij een goede compensatie lijkt voor de slechte zomer, waaronder u ‑ gezien de vele klachten die wij hier hebben ontvangen ‑ schijnt te lijden

image_pdf